1 Schiphol Thijs kijkt door het raampje van het vliegtuig naar buiten. Langzaam worden kleine huizen groter. ‘Wat zijn die dunne, grijze strepen, pap?’ Papa buigt zich over Thijs heen. ‘Dat zijn sloten tussen de weilanden. Zie je daar die gele streep? Dat zijn duinen. Daarachter is de Noordzee. We vliegen vlak bij Schiphol!’
9
Thijs voelt een kriebel in zijn buik. Hij vliegt boven Nederland. Twee jaar geleden is hij er ook geweest. Maar toen was hij nog maar zes. Dat is al zo lang geleden, daar weet hij niet veel meer van. ‘Ben je moe?’ vraagt papa gapend. Zijn mond past maar net achter zijn hand. Thijs knikt. ‘Een beetje.’ ‘Ik ook’, zegt papa, ‘maar dat is niet zo gek. In een vliegtuig slaap je lang niet zo lekker als in je eigen bed. Hoewel … ik hoorde jou steeds snurken.’ ‘Echt?’ vraagt Thijs. ‘Grapje’, zegt papa. Hij woelt door Thijs’ donkere, warrige haar. Thijs kijkt opzij. ‘Ha! Uw haar staat aan de achterkant rechtop.’ Papa probeert het glad te strijken. ‘Mijn haar zit nu net zo mooi als het jouwe.’ Mama knipoogt naar Thijs. ‘Net zo mooi? Of net zo slordig? Ik zou het voortaan maar zo dragen. Dan hoef je niet meer elke morgen op zoek naar een kam.’ Papa geeft mama een por. ‘Ben ik die zo vaak kwijt dan?’ ‘Ja!’ knikt Iris. Haar blauwe ogen kijken lachend tussen de stoelen door. Iris is Thijs’ zus. Zij is elf. Samen met Bas zit Iris in de rij voor papa en mama. Bas is Thijs’ broer. Hij is al zestien. 10
Bas mompelt wat tegen Iris, maar Thijs luistert al niet meer. Hij kijkt weer naar buiten. Wat ziet Nederland er groen en plat uit. Heel anders dan Malawi. En wat rijden er veel auto’s! Ineens ziet hij lange rijen gebouwen van glas. ‘Pap! Wat zijn dat?’ wijst Thijs. ‘O, dat zijn kassen’, vertelt papa. ‘In Nederland is het ’s winters veel kouder dan in Malawi. Soms ligt er zelfs sneeuw. Daarom hebben ze er glazen schuren gebouwd. In die schuren is het altijd warm en licht. Daardoor kunnen de groenten en het fruit toch groeien.’ ‘Ook bananen?’ vraagt Thijs. Papa schudt zijn hoofd. ‘Nee, die groeien in Afrika en in Zuid-Amerika. Zij komen met een boot naar Nederland.’ ‘Dus geen bananen meer uit eigen tuin. Jammer hoor!’ zucht Thijs. ‘Tja, dat zal wel even wennen zijn dat je die niet zomaar kan plukken.’ Thijs knikt langzaam. In gedachten ziet hij de grote tros bananen aan de boom in hun tuin voor zich. Met op het grasveld voor de boom de twee honden Laika en Storm. Hun huis lag op een berg. Vanuit zijn slaapkamerraam kon hij in de verte nog hogere bergen zien. Papa was vaak weg. Hij gaf les aan de mensen in Malawi. Hij vertelde hoe ze goed voor hun maïs moesten 11
zorgen. Papa wilde graag nog langer in Afrika blijven. Maar zijn werk daar was klaar. ‘Wat zit je te dromen?’ Papa geeft Thijs een duwtje. ‘Dacht je soms aan Afrika?’ Thijs knikt. Papa legt even zijn hand op Thijs’ knie en fluistert: ‘Geeft niks, hoor. Dat doe ik ook.’ ‘Dames en heren!’ Thijs gaat rechtop zitten. De piloot praat door de microfoon. ‘Over enkele minuten landen we op Schiphol.’ Thijs haalt diep adem. Nu is hij er echt bijna!
12