Beginnen bij het begin

Page 1

kijken met de gedachte: “Ik weet iets van jou wat jij niet weet”.’

We hebben allemaal het recht om onze ontstaansgeschiedenis te kennen. Als we weten hoe we zijn verwekt, helpt dat ons om te begrijpen wie we zijn. Maar hoe en wanneer informeer je je kind over donorconceptie? Wanneer is het een goed moment om erover te beginnen? Hoe sluit je aan bij de leeftijd en de ontwikkeling van je kind? En hoe kan je kind reageren? Dit boek laat zien hoe je met deze vragen kunt omgaan, met aparte hoofdstukken voor verschillende leeftijdsgroepen en met ervaringen van ouders, kinderen en donoren. Behalve voor ouders is dit boek ook zinvol voor donorkinderen en donoren. Daarnaast is het informatief voor professionals, zodat zij weten welke vragen ouders van donorkinderen kunnen hebben en hoe ouders donorconceptie met hun kinderen kunnen bespreken.

Beginnen bij het begin Ouders en kinderen in gesprek over donorconceptie

‘Ik wil mijn kind niet in de ogen

Specialist bij ongewenste zwangerschap en afstammingsvragen

Beginnen bij het begin

Ouders en kinderen in gesprek over donorconceptie


Inhoud Voorwoord

6

Inleiding

9

1 Vertellen over afstamming 1.1 Ervaringen van ouders 1.2 Ervaringen van kinderen 1.3 Ervaringen van donoren 1.4 Ervaringen van hulpverleners en onderzoekers

9 Kinderen van alleenstaande en lesbische ouders

13

2 Voorbereiding 2.1 Ouders en hun verhaal 2.2 De ontwikkeling van kinderen 2.3 De beste leeftijd om het afstammingsverhaal te vertellen 2.4 Angsten overwinnen 2.5 Spanning is normaal

23

3 Taalgebruik 3.1 Donor 3.2 Lichaamsdelen benoemen 3.3 Fasen in taalgebruik 3.4 Speciaal zijn

33

4 Vertellen over afstamming 0-7 jaar 4.1 Baby’s en zuigelingen 4.2 Kinderen van 2 jaar 4.3 Kinderen van 3 tot 4 4.4 Kinderen van 4 tot 7 jaar 4.5 Beginnen met vertellen met 6 of 7 jaar

41

5 Vertellen over afstamming 8-11 jaar 5.1 Kinderen van 8 en 9 jaar 5.2 Kinderen van 10 en 11 jaar 5.3 Voor het eerst vertellen met 8-11 jaar

53

6 Vertellen over afstamming 12-16 jaar 6.1 Donorconceptie en vroege adolescentie 6.2 Houdingsverandering bij jong geïnformeerde adolescenten

61

7 Vertellen over afstamming 17+

65

8 In gesprek met anderen 8.1 Familie en vrienden 8.2 School 8.3 Overige betrokkenen

69

10 Bekende donoren

85

11 Identificeerbare en anonieme donoren 11.1 Donorconceptie in het buitenland 11.2 Leren van adoptie

91

12 Genetische verwantschap 12.1 Niet genetisch verwante ouders 12.2 Genetisch verwante ouders

97

13 Vertellen, samen of alleen

103

14 Tips die helpen

107

15 Reacties op de informatie 15.1 De kracht van geheimen 15.2 Wie ben ik? 15.3 Broers en zussen 15.4 Omgaan met verschillen tussen broers en zussen 15.5 De donor

113

16 Zoeken naar genetische banden

123

17 Zoeken? Fiom helpt 17.1 Fiom KID-DNA databank 17.2 Begeleiding bij matching

127

18 Slotopmerkingen 18.1 Officiële erkenning voor openheid over afstamming 18.2 Kinderen zijn uniek 18.3 Gemengde gevoelens zijn oké 18.4 Slotwoorden van ouders

133

Boeken voor kinderen

4

81

5

139

Noten

142

Literatuur

144


Inhoud Voorwoord

6

9 Kinderen van alleenstaande en lesbische ouders

81

Inleiding

9

10 Bekende donoren

85

11 Identificeerbare en anonieme donoren 11.1 Donorconceptie in het buitenland 11.2 Leren van adoptie

91

12 Genetische verwantschap 12.1 Niet genetisch verwante ouders 12.2 Genetisch verwante ouders

97

1

Vertellen over afstamming 1.1 Ervaringen van ouders 1.2 Ervaringen van kinderen 1.3 Ervaringen van donoren 1.4 Ervaringen van hulpverleners en onderzoekers

13

2 Voorbereiding 2.1 Ouders en hun verhaal 2.2 De ontwikkeling van kinderen 2.3 De beste leeftijd om het afstammingsverhaal te vertellen 2.4 Angsten overwinnen 2.5 Spanning is normaal

23

3 Taalgebruik 3.1 Donor 3.2 Lichaamsdelen benoemen 3.3 Fasen in taalgebruik 3.4 Speciaal zijn

33

4

Vertellen over afstamming 0-7 jaar 4.1 Baby’s en zuigelingen 4.2 Kinderen van 2 jaar 4.3 Kinderen van 3 tot 4 4.4 Kinderen van 4 tot 7 jaar 4.5 Beginnen met vertellen met 6 of 7 jaar

41

5

Vertellen over afstamming 8-11 jaar 5.1 Kinderen van 8 en 9 jaar 5.2 Kinderen van 10 en 11 jaar 5.3 Voor het eerst vertellen met 8-11 jaar

53

6 Vertellen over afstamming 12-16 jaar 6.1 Donorconceptie en vroege adolescentie 6.2 Houdingsverandering bij jong geïnformeerde adolescenten

61

7 Vertellen over afstamming 17+

65

8 In gesprek met anderen 8.1 Familie en vrienden 8.2 School 8.3 Overige betrokkenen

69

4

13 Vertellen, samen of alleen

103

14 Tips die helpen

107

15

113

Reacties op de informatie 15.1 De kracht van geheimen 15.2 Wie ben ik? 15.3 Broers en zussen 15.4 Omgaan met verschillen tussen broers en zussen 15.5 De donor

16 Zoeken naar genetische banden

123

17 Zoeken? Fiom helpt 17.1 Fiom KID-DNA databank 17.2 Begeleiding bij matching

127

18

133

Slotopmerkingen 18.1 Officiële erkenning voor openheid over afstamming 18.2 Kinderen zijn uniek 18.3 Gemengde gevoelens zijn oké 18.4 Slotwoorden van ouders

Boeken voor kinderen

139

Noten

142

Literatuur

144

5


4

Vertellen

over afstamming 0-7 jaar

Kinderen ontwikkelen zich op fysiek, cognitief en emotioneel-sociaal gebied. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo waarbij de ontwikkeling op de genoemde gebieden niet per se gelijk loopt. Een voorbeeld daarvan is de frustratie die kleuters ervaren als ze een taak proberen te volbrengen die ze nog niet onder de knie hebben, zoals hun veters strikken. De fysieke ontwikkeling gaat door, tenzij die gehinderd wordt door een dramatische gebeurtenis zoals gebrek aan voedsel. Cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling treden op als gevolg van ervaringen. Deze ervaringen beĂŻnvloeden de onzichtbare ontwikkeling van de hersenen. De hersenen van een baby wegen 25% van die van een volwassene. Ze bevatten miljarden cellen, waarvan de meeste nog niet met elkaar zijn verbonden. Via vroege ervaringen, zoals vasthouden, voeden, praten en troosten worden de noodzakelijke verbindingen tussen de cellen gevormd. Hoewel de hersenen van een baby een voortdurend ‘werk in uitvoering’ zijn, wordt de basis van het leren en onthouden gelegd tijdens de vorming van deze verbindingen. Hoe vaker een ervaring wordt herhaald, des te sterker

40

41


4

Vertellen

over afstamming 0-7 jaar

Kinderen ontwikkelen zich op fysiek, cognitief en emotioneel-sociaal gebied. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo waarbij de ontwikkeling op de genoemde gebieden niet per se gelijk loopt. Een voorbeeld daarvan is de frustratie die kleuters ervaren als ze een taak proberen te volbrengen die ze nog niet onder de knie hebben, zoals hun veters strikken. De fysieke ontwikkeling gaat door, tenzij die gehinderd wordt door een dramatische gebeurtenis zoals gebrek aan voedsel. Cognitieve, sociale en emotionele ontwikkeling treden op als gevolg van ervaringen. Deze ervaringen beĂŻnvloeden de onzichtbare ontwikkeling van de hersenen. De hersenen van een baby wegen 25% van die van een volwassene. Ze bevatten miljarden cellen, waarvan de meeste nog niet met elkaar zijn verbonden. Via vroege ervaringen, zoals vasthouden, voeden, praten en troosten worden de noodzakelijke verbindingen tussen de cellen gevormd. Hoewel de hersenen van een baby een voortdurend ‘werk in uitvoering’ zijn, wordt de basis van het leren en onthouden gelegd tijdens de vorming van deze verbindingen. Hoe vaker een ervaring wordt herhaald, des te sterker

40

41


de verbindingen in de hersenen zijn. Er zijn perioden in het leven van een kind waarop sommige van de verbindingen die het minst gebruikt worden, vervagen en diegene die het meest gebruikt worden, overblijven. De eerste drie levensjaren zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling. Er zijn wel nieuwe kansen voor het inhalen van ervaringen die gemist zijn in de vroege jaren, inclusief het vertellen van het afstammingsverhaal. Als de situatie niet gunstig is om te beginnen met ‘het vertellen’, dan is het niet erg om het op een later moment te doen. Het is simpelweg een eerste kans om te beginnen met het proces van het vertellen. Informatie over de ontwikkeling van de hersenen is relevant voor gezinnen die hun kinderen vertellen over donorconceptie, omdat de taal die de ouders regelmatig gebruiken in de vroege kinderjaren, ‘onthouden’ zal worden in de verbindingen in de hersenen. Dit kan dan weer bijdragen aan de zeer positieve doelstelling dat een kind ‘nooit zal weten wanneer het dit nog niet wist’.

4.1 Baby’s en zuigelingen Baby’s begrijpen de wereld door de relaties die ze vormen met hun meest nabije verzorgers, meestal hun ouders. Verliefd worden op je baby gebeurt niet noodzakelijkerwijze direct. Het is soms een proces dat geleidelijk aan over verschillende dagen of weken plaatsvindt door nauw contact en toenemende vertrouwdheid met het herkennen van en reageren op wat je baby nodig heeft. Dit geldt voor alle ouders, niet alleen voor ouders met een kind dat is verwekt via donorconceptie. Baby’s houden van het kijken naar en imiteren van de gezichten van hun ouders terwijl ze luisteren naar het speciale babytaaltje dat ouders ont­ wikkelen. Het wassen van je baby, of wanneer je naar hen kijkt terwijl ze op de commode liggen bij het luiers verwisselen, kan een ideaal moment zijn om te beginnen met praten over hoeveel er van hen gehouden wordt en hoe hun komst jullie tot een gezin heeft gemaakt. Je kunt ook gebruik

42

maken van intieme momenten, tijdens het voeden, knuffelen of voor het in bed leggen en dan op rustige wijze zeggen hoe graag je ouder wilde worden, hoe gelukkig je jezelf voelt dat, dankzij de vrijgevigheid van een donor, je kinderen deel zijn gaan uitmaken van je leven, hoe schattig ze zijn en hoeveel je van hen houdt. Een baby zal de betekenis van de woorden niet begrijpen, maar zal ervan genieten dat er tegen hem gesproken wordt en daarnaast draagt dit praten uiteraard bij tot het maken van verbindingen in zijn hersenen. Wat minstens zo belangrijk is: het geeft de ideale kans om te oefenen in het vertellen van het afstammingsverhaal door het gebruiken van taal om over de donorconceptie te praten en er zo vertrouwd mee te raken. Baby’s zullen er niet over vallen wanneer hun ouders stotteren en struikelen over hun woorden, zolang de toon van hun stem over het algemeen rustig, warm en liefdevol is. Je kunt je hart uitstorten bij een baby op een manier die niet geschikt zou zijn voor een kleuter van 5 jaar! Een echte bonus van het op deze manier praten met je baby is dat je bevrijd bent van de zorgen en keuzestress over het eerste moment van vertellen: je bent er immers al mee begonnen. Het is niet af, maar staat zeker op de gezinsagenda en zal op een natuurlijke wijze deel gaan uitmaken van de familiegeschiedenis. Naarmate je kind zich verder ontwikkelt, kun je het verhaal aanvullen.

4.2 Kinderen van 2 jaar Op de leeftijd van 2 jaar zijn de ouders nog steeds het centrum van de wereld, al beginnen hun kinderen de ‘grotere wereld’ en mensen en dingen rondom hen te ontdekken. Rond de 2-jarige leeftijd beginnen kinderen van homoseksuele ouders en alleenstaande moeders te ontdekken dat hun gezin anders is dan een gezin waar er een vader is ook al woont hij niet bij de kinderen. Ryan Kramer, samen met zijn moeder Wendy stichter van het Donor Sibling Network in de Verenigde Staten laat weten dat vanaf deze leeftijd kinderen op elk

43


de verbindingen in de hersenen zijn. Er zijn perioden in het leven van een kind waarop sommige van de verbindingen die het minst gebruikt worden, vervagen en diegene die het meest gebruikt worden, overblijven. De eerste drie levensjaren zijn heel belangrijk voor de ontwikkeling. Er zijn wel nieuwe kansen voor het inhalen van ervaringen die gemist zijn in de vroege jaren, inclusief het vertellen van het afstammingsverhaal. Als de situatie niet gunstig is om te beginnen met ‘het vertellen’, dan is het niet erg om het op een later moment te doen. Het is simpelweg een eerste kans om te beginnen met het proces van het vertellen. Informatie over de ontwikkeling van de hersenen is relevant voor gezinnen die hun kinderen vertellen over donorconceptie, omdat de taal die de ouders regelmatig gebruiken in de vroege kinderjaren, ‘onthouden’ zal worden in de verbindingen in de hersenen. Dit kan dan weer bijdragen aan de zeer positieve doelstelling dat een kind ‘nooit zal weten wanneer het dit nog niet wist’.

4.1 Baby’s en zuigelingen Baby’s begrijpen de wereld door de relaties die ze vormen met hun meest nabije verzorgers, meestal hun ouders. Verliefd worden op je baby gebeurt niet noodzakelijkerwijze direct. Het is soms een proces dat geleidelijk aan over verschillende dagen of weken plaatsvindt door nauw contact en toenemende vertrouwdheid met het herkennen van en reageren op wat je baby nodig heeft. Dit geldt voor alle ouders, niet alleen voor ouders met een kind dat is verwekt via donorconceptie. Baby’s houden van het kijken naar en imiteren van de gezichten van hun ouders terwijl ze luisteren naar het speciale babytaaltje dat ouders ont­ wikkelen. Het wassen van je baby, of wanneer je naar hen kijkt terwijl ze op de commode liggen bij het luiers verwisselen, kan een ideaal moment zijn om te beginnen met praten over hoeveel er van hen gehouden wordt en hoe hun komst jullie tot een gezin heeft gemaakt. Je kunt ook gebruik

42

maken van intieme momenten, tijdens het voeden, knuffelen of voor het in bed leggen en dan op rustige wijze zeggen hoe graag je ouder wilde worden, hoe gelukkig je jezelf voelt dat, dankzij de vrijgevigheid van een donor, je kinderen deel zijn gaan uitmaken van je leven, hoe schattig ze zijn en hoeveel je van hen houdt. Een baby zal de betekenis van de woorden niet begrijpen, maar zal ervan genieten dat er tegen hem gesproken wordt en daarnaast draagt dit praten uiteraard bij tot het maken van verbindingen in zijn hersenen. Wat minstens zo belangrijk is: het geeft de ideale kans om te oefenen in het vertellen van het afstammingsverhaal door het gebruiken van taal om over de donorconceptie te praten en er zo vertrouwd mee te raken. Baby’s zullen er niet over vallen wanneer hun ouders stotteren en struikelen over hun woorden, zolang de toon van hun stem over het algemeen rustig, warm en liefdevol is. Je kunt je hart uitstorten bij een baby op een manier die niet geschikt zou zijn voor een kleuter van 5 jaar! Een echte bonus van het op deze manier praten met je baby is dat je bevrijd bent van de zorgen en keuzestress over het eerste moment van vertellen: je bent er immers al mee begonnen. Het is niet af, maar staat zeker op de gezinsagenda en zal op een natuurlijke wijze deel gaan uitmaken van de familiegeschiedenis. Naarmate je kind zich verder ontwikkelt, kun je het verhaal aanvullen.

4.2 Kinderen van 2 jaar Op de leeftijd van 2 jaar zijn de ouders nog steeds het centrum van de wereld, al beginnen hun kinderen de ‘grotere wereld’ en mensen en dingen rondom hen te ontdekken. Rond de 2-jarige leeftijd beginnen kinderen van homoseksuele ouders en alleenstaande moeders te ontdekken dat hun gezin anders is dan een gezin waar er een vader is ook al woont hij niet bij de kinderen. Ryan Kramer, samen met zijn moeder Wendy stichter van het Donor Sibling Network in de Verenigde Staten laat weten dat vanaf deze leeftijd kinderen op elk

43


5

Vertellen

over afstamming 8-11 jaar

Kinderen ontwikkelen zich op fysiek, cognitief en emotioneel-sociaal gebied. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, waarbij de ontwikkeling op de genoemde gebieden niet per se gelijk loopt. Zo rond 8-jarige leeftijd maken kinderen een sprong in hun hersen­ont­wik­ keling, vaak zichtbaar doordat het begrip van de wereld om hen heen toeneemt. Ook het vermogen om zichzelf en hun leven in het algemeen, aan te kunnen op een steeds onafhankelijker en competentere wijze, hoort daarbij. Je mag verwachten dat ze in staat zijn om meer gedetailleerde informatie over donorconceptie en genetische verwantschap te begrijpen. Seksuele voorlichting van ouders en via school vergroot deze kennis. Echter, het denkvermogen, in het bijzonder van preadolescente jongens, lijkt vrij ongecompliceerd en letterlijk te functioneren. Hieruit volgt dat ze vaak denken dat, omdat ze de genen hebben geërfd van hun donor, deze hun ‘echte’ vader of moeder moet zijn. Het gebruik van het woord ‘echt’ lijkt niet verbonden te zijn aan de emotionele relatie met hun ouders. Ze denken er niet over om de mensen die zo veel van hen houden en dag in dag uit verzorgen, af te wijzen ten gunste van de donor. Het woord ‘echt’ wordt

52

53


5

Vertellen

over afstamming 8-11 jaar

Kinderen ontwikkelen zich op fysiek, cognitief en emotioneel-sociaal gebied. Elk kind ontwikkelt zich in zijn eigen tempo, waarbij de ontwikkeling op de genoemde gebieden niet per se gelijk loopt. Zo rond 8-jarige leeftijd maken kinderen een sprong in hun hersen­ont­wik­ keling, vaak zichtbaar doordat het begrip van de wereld om hen heen toeneemt. Ook het vermogen om zichzelf en hun leven in het algemeen, aan te kunnen op een steeds onafhankelijker en competentere wijze, hoort daarbij. Je mag verwachten dat ze in staat zijn om meer gedetailleerde informatie over donorconceptie en genetische verwantschap te begrijpen. Seksuele voorlichting van ouders en via school vergroot deze kennis. Echter, het denkvermogen, in het bijzonder van preadolescente jongens, lijkt vrij ongecompliceerd en letterlijk te functioneren. Hieruit volgt dat ze vaak denken dat, omdat ze de genen hebben geërfd van hun donor, deze hun ‘echte’ vader of moeder moet zijn. Het gebruik van het woord ‘echt’ lijkt niet verbonden te zijn aan de emotionele relatie met hun ouders. Ze denken er niet over om de mensen die zo veel van hen houden en dag in dag uit verzorgen, af te wijzen ten gunste van de donor. Het woord ‘echt’ wordt

52

53


gebruikt omdat er geen ander woord is dat past bij het gebruikelijke verband tussen genen en familierelaties. Dit kan veranderen als ze vol­wassener worden en meer in staat zijn tot complexere denkpatronen die karakteristiek zijn voor de tweede helft van de tienerjaren. Sommige ouders, in het bijzonder diegenen die niet genetisch verwant zijn aan het kind, kunnen zich kwetsbaar voelen in hun status en autoriteit als ze worden uitgedaagd via het begrip ‘echte’ ouder. De uitspraak die sommige ouders lijkt te achtervolgen, of die ze vrezen, is: ‘Jij bent niet mijn echte moeder [of: vader], je hebt niks over mij te zeggen’ Ondanks de ervaring van ouders dat alleen een minderheid van de kinderen en jongeren hun ouders op deze manier hiermee confronteren: iets in deze trant komt zeker voor in sommige gezinnen en dan meestal vóór de tiener­ jaren. Soms is het omdat frustratie en boosheid op een specifiek moment ertoe leiden dat een kind elk wapen om de ouder pijn te doen aangrijpt. Op andere momenten kan het, zeker in dit stadium, een reactie van verdriet zijn als het kind beseft dat een zeer geliefde ouder niet genetisch verwant is met hen. Jon, de vader van Ben (8) vertelt zijn verhaal: ‘Op een nacht, ongeveer drie jaar geleden, was ik Ben een verhaaltje aan het voorlezen voor het slapengaan. Ik was moe en nadat ik twee korte hoofdstukken – vast op een nogal haastige manier – had voor­ gelezen, deed ik het boek op besliste wijze dicht. Hij wilde doorgaan. Ik weigerde, zei welterusten en verliet de slaapkamer. Hij schreeuwde me na: “Jij bent niet mijn vader, hoor.” Ik ging terug en zei: “Oh, nee, wie is dat dan wel?” Hij mompelde: “Iemand anders, ergens anders.” Ik zei: “Oké” en liep weer weg. Hij riep me onmiddellijk terug “Sorry pap, ik wou dat jij mijn spermavader was”.’ Besef dat dit gedrag geen persoonlijke aanval is op jou, maar het resultaat is van de informatie die je kind heeft gekregen. Als je reageert op een manier die noch emotioneel noch verdedigend is, kan dat helpen.

54

5.1 Kinderen van 8 en 9 jaar Als het leven van een individueel kind en zijn familie over het algemeen goed gaat dan is de periode rond 8 en 9 jaar echt heerlijk. Ze willen vaak bij vriendjes van dezelfde leeftijd zijn, maar worden meestal ook blij van het deelnemen aan familie-uitstapjes. Ze kunnen geweldig goed meedoen, leergierig en vol enthousiasme over bijna alle activiteiten. Aan de andere kant zullen ze waarschijnlijk ook vaker de verschillen opmerken – en je hier luid en duidelijk op wijzen – tussen wat je zegt en wat je doet. En ze kunnen zich heel oordelend of veroordelend uitlaten over je gewoonten, zoals roken, waarvan ze op school hebben geleerd dat het slecht is voor de gezondheid. Vóór het begin van de potentieel onstuimige periode van de preadolescentie is dit een geweldige tijd om de ouder-kindrelatie te verstevigen. In gezinnen waar het vertellen veel eerder is begonnen, kan dit het moment zijn waarop ‘het kwartje valt’. De kinderen verbinden de informatie die ze geleidelijk over verschillende jaren hebben gekregen en begrijpen dat donor­conceptie betekent dat ze niet genetisch verwant zijn aan een of beide ouders. Dit kan leiden tot een golf van vragen of, zoals in het eerdere voorbeeld van Jon, tot gevoelens van verdriet omdat de ouder niet gene­ tisch verwant blijkt te zijn aan hen. Het nieuws is echter geen grote schok omdat het vanaf jonge leeftijd een zorgvuldige en langzame opbouw heeft gekend. Kinderen van deze leeftijd zijn meestal vrij open. Als donor­ conceptie al enige tijd een normaal onderdeel is geweest van de gezins­ agenda, zullen ze zich waarschijnlijk vrij voelen om vragen te stellen die voor hen belangrijk zijn. Soms kunnen ouders te veel invullen als ze kun kinderen iets horen zeggen. Rachel, moeder van drie kinderen die zijn verwekt via eiceldonatie, belandde in zo’n situatie met haar dochter Imogen van 8 jaar: ‘Imogen vroeg: “Waarom kun je niet een goede moeder zijn voor mij?” Onmiddellijk een afwijzing vrezend en met een brok in de keel vroeg ik wat ze bedoelde. Mijn dochter reageerde kwaad: “Waarom snap je niet wat ik wil!” ’

55


gebruikt omdat er geen ander woord is dat past bij het gebruikelijke verband tussen genen en familierelaties. Dit kan veranderen als ze vol­wassener worden en meer in staat zijn tot complexere denkpatronen die karakteristiek zijn voor de tweede helft van de tienerjaren. Sommige ouders, in het bijzonder diegenen die niet genetisch verwant zijn aan het kind, kunnen zich kwetsbaar voelen in hun status en autoriteit als ze worden uitgedaagd via het begrip ‘echte’ ouder. De uitspraak die sommige ouders lijkt te achtervolgen, of die ze vrezen, is: ‘Jij bent niet mijn echte moeder [of: vader], je hebt niks over mij te zeggen’ Ondanks de ervaring van ouders dat alleen een minderheid van de kinderen en jongeren hun ouders op deze manier hiermee confronteren: iets in deze trant komt zeker voor in sommige gezinnen en dan meestal vóór de tiener­ jaren. Soms is het omdat frustratie en boosheid op een specifiek moment ertoe leiden dat een kind elk wapen om de ouder pijn te doen aangrijpt. Op andere momenten kan het, zeker in dit stadium, een reactie van verdriet zijn als het kind beseft dat een zeer geliefde ouder niet genetisch verwant is met hen. Jon, de vader van Ben (8) vertelt zijn verhaal: ‘Op een nacht, ongeveer drie jaar geleden, was ik Ben een verhaaltje aan het voorlezen voor het slapengaan. Ik was moe en nadat ik twee korte hoofdstukken – vast op een nogal haastige manier – had voor­ gelezen, deed ik het boek op besliste wijze dicht. Hij wilde doorgaan. Ik weigerde, zei welterusten en verliet de slaapkamer. Hij schreeuwde me na: “Jij bent niet mijn vader, hoor.” Ik ging terug en zei: “Oh, nee, wie is dat dan wel?” Hij mompelde: “Iemand anders, ergens anders.” Ik zei: “Oké” en liep weer weg. Hij riep me onmiddellijk terug “Sorry pap, ik wou dat jij mijn spermavader was”.’ Besef dat dit gedrag geen persoonlijke aanval is op jou, maar het resultaat is van de informatie die je kind heeft gekregen. Als je reageert op een manier die noch emotioneel noch verdedigend is, kan dat helpen.

54

5.1 Kinderen van 8 en 9 jaar Als het leven van een individueel kind en zijn familie over het algemeen goed gaat dan is de periode rond 8 en 9 jaar echt heerlijk. Ze willen vaak bij vriendjes van dezelfde leeftijd zijn, maar worden meestal ook blij van het deelnemen aan familie-uitstapjes. Ze kunnen geweldig goed meedoen, leergierig en vol enthousiasme over bijna alle activiteiten. Aan de andere kant zullen ze waarschijnlijk ook vaker de verschillen opmerken – en je hier luid en duidelijk op wijzen – tussen wat je zegt en wat je doet. En ze kunnen zich heel oordelend of veroordelend uitlaten over je gewoonten, zoals roken, waarvan ze op school hebben geleerd dat het slecht is voor de gezondheid. Vóór het begin van de potentieel onstuimige periode van de preadolescentie is dit een geweldige tijd om de ouder-kindrelatie te verstevigen. In gezinnen waar het vertellen veel eerder is begonnen, kan dit het moment zijn waarop ‘het kwartje valt’. De kinderen verbinden de informatie die ze geleidelijk over verschillende jaren hebben gekregen en begrijpen dat donor­conceptie betekent dat ze niet genetisch verwant zijn aan een of beide ouders. Dit kan leiden tot een golf van vragen of, zoals in het eerdere voorbeeld van Jon, tot gevoelens van verdriet omdat de ouder niet gene­ tisch verwant blijkt te zijn aan hen. Het nieuws is echter geen grote schok omdat het vanaf jonge leeftijd een zorgvuldige en langzame opbouw heeft gekend. Kinderen van deze leeftijd zijn meestal vrij open. Als donor­ conceptie al enige tijd een normaal onderdeel is geweest van de gezins­ agenda, zullen ze zich waarschijnlijk vrij voelen om vragen te stellen die voor hen belangrijk zijn. Soms kunnen ouders te veel invullen als ze kun kinderen iets horen zeggen. Rachel, moeder van drie kinderen die zijn verwekt via eiceldonatie, belandde in zo’n situatie met haar dochter Imogen van 8 jaar: ‘Imogen vroeg: “Waarom kun je niet een goede moeder zijn voor mij?” Onmiddellijk een afwijzing vrezend en met een brok in de keel vroeg ik wat ze bedoelde. Mijn dochter reageerde kwaad: “Waarom snap je niet wat ik wil!” ’

55


8

In gesprek

met anderen

8.1 Familie en vrienden Op wie een kind lijkt, is een van de allereerste vragen van vrienden en vreemden na de geboorte van een baby. Het is goed om je hierop voor te bereiden en al voor de geboorte van je kind over de donorconceptie te vertellen aan familie en goede vrienden. Je kind vertellen over donor­ conceptie houdt automatisch in dat ook sommige andere mensen het moeten weten. Het in een vroeg stadium vertellen betekent dat je niet verstrikt raakt in een onontwarbaar web van ontwijken en leugens. Claire vond het belangrijk dat alle leden van de familie dezelfde informatie kregen: ‘We wilden niet dat onze kinderen opgroeiden in een samenzwering van geheimen of dat er een hiërarchie ontstond van mensen die allemaal verschillende stukjes informatie hadden op verschillende tijdstippen. We beseffen dat het open zijn betekent dat we compromissen moeten sluiten in het delen van intieme aspecten van ons leven en dat van onze kinderen. We vertrouwen er op dat we het goede doen.’

68

69


8

In gesprek

met anderen

8.1 Familie en vrienden Op wie een kind lijkt, is een van de allereerste vragen van vrienden en vreemden na de geboorte van een baby. Het is goed om je hierop voor te bereiden en al voor de geboorte van je kind over de donorconceptie te vertellen aan familie en goede vrienden. Je kind vertellen over donor­ conceptie houdt automatisch in dat ook sommige andere mensen het moeten weten. Het in een vroeg stadium vertellen betekent dat je niet verstrikt raakt in een onontwarbaar web van ontwijken en leugens. Claire vond het belangrijk dat alle leden van de familie dezelfde informatie kregen: ‘We wilden niet dat onze kinderen opgroeiden in een samenzwering van geheimen of dat er een hiërarchie ontstond van mensen die allemaal verschillende stukjes informatie hadden op verschillende tijdstippen. We beseffen dat het open zijn betekent dat we compromissen moeten sluiten in het delen van intieme aspecten van ons leven en dat van onze kinderen. We vertrouwen er op dat we het goede doen.’

68

69


9

Kinderen van

alleenstaande en lesbische ouders

Kinderen van alleenstaande of lesbische ouders zullen geneigd zijn op heel jonge leeftijd te vragen naar ‘waar hun vader is’. De ouders moeten hun antwoorden hierop hebben voorbereid: ‘Wij hebben geen papa in ons gezin.’ Dit is een antwoord dat volstaat om mee te beginnen als jonge kinderen en anderen ernaar vragen. Wanneer kinderen beginnen te begrijpen hoe mannen en vrouwen een baby maken, zullen schoolvriendjes erop staan dat het kind toch ergens een vader moet hebben. Gwyneth, een alleenstaande moeder, legt uit hoe zij dit heeft besproken met haar 6-jarige dochter Helen: ‘Ik vertelde haar dat iedereen een biologische vader heeft die hen gemaakt heeft, maar dat niet bij iedereen een papa woont. Dit gaf me de mogelijkheid om donorconceptie in detail uit te leggen. Ik had haar al kleine beetjes informatie gegeven sinds ze ongeveer 2 jaar oud was.’ Helen had op school last gehad van een bepaald kind dat erop aandrong dat ze toch echt ergens een vader moest hebben. Ze had de donor­

80

81


9

Kinderen van

alleenstaande en lesbische ouders

Kinderen van alleenstaande of lesbische ouders zullen geneigd zijn op heel jonge leeftijd te vragen naar ‘waar hun vader is’. De ouders moeten hun antwoorden hierop hebben voorbereid: ‘Wij hebben geen papa in ons gezin.’ Dit is een antwoord dat volstaat om mee te beginnen als jonge kinderen en anderen ernaar vragen. Wanneer kinderen beginnen te begrijpen hoe mannen en vrouwen een baby maken, zullen schoolvriendjes erop staan dat het kind toch ergens een vader moet hebben. Gwyneth, een alleenstaande moeder, legt uit hoe zij dit heeft besproken met haar 6-jarige dochter Helen: ‘Ik vertelde haar dat iedereen een biologische vader heeft die hen gemaakt heeft, maar dat niet bij iedereen een papa woont. Dit gaf me de mogelijkheid om donorconceptie in detail uit te leggen. Ik had haar al kleine beetjes informatie gegeven sinds ze ongeveer 2 jaar oud was.’ Helen had op school last gehad van een bepaald kind dat erop aandrong dat ze toch echt ergens een vader moest hebben. Ze had de donor­

80

81


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.