HANS TER HEEGE
Het dorp Rossum en haar openbare school Twee eeuwen schoolgeschiedenis
Hans ter Heege
Het dorp Rossum en haar openbare school twee eeuwen schoolgeschiedenis
Foxy Design
Deze publicatie is mede tot stand kunnen komen door bijdragen van: - Het Manhuisfonds, Rossum - Van Voordenstichting, Zaltbommel - Historische Kring Bommelerwaard
ISBN: 978 90 815412 7 5 NUR 693 © 2011 Hans ter Heege - Rossum Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen of enige andere manier, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Voorzover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan op grond van artikel 16b Auteurswet 1912 juncto het Besluit van 20 juni 1974, Stb. 351 zoals gewijzigd bij Besluit van 23 augustus 1985, Stb. 471 artikel 17 Auteurswet 1912 dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoedingen te voldoen aan de uitgever. Voor het overnemen van gedeelte(n) uit deze uitgave in bloemlezingen, readers en andere compilatiewerken (artikel 16 Auteurswet 1912) dient men zich tot de uitgever te wenden. Zoveel mogelijk is getracht de eventuele rechthebbenden van de afbeeldingen te achterhalen. Zij die in dit verband niet konden worden benaderd kunnen zich met de uitgever in verbinding stellen.
Foxy Design Boschstraat 61a 5301 AC Zaltbommel Tel.: 0418-513543 www.foxy-design.nl info@foxy-design.nl
Inhoud
Voorwoord
6
De historie van de plattelandsschool in Rossum een inleiding
11
1. De school in Rossum in de achttiende eeuw de aanloop tot het plaatselijke onderwijs
16
2. De eeuw van de onderwijsfamilie Van Hoften onderwijs in Rossum in de eerste helft van de 19e eeuw
29
3. Uitbouw van het onderwijs de school van Rossum in het tweede deel van de 19e eeuw
50
4. Didactische ontwikkelingen de school van Rossum in de eerste helft van de 20e eeuw
94
5. Een turbulente tijd voor het onderwijs de openbare school in de Tweede Wereldoorlog en daarna
125
6. Basisschool De Groene Linde aan de Maasdijk integratie van lager onderwijs en kleuteronderwijs
175
7. Terugblik op 200 jaar openbaar lager onderwijs in Rossum afsluitende opmerkingen en conclusies Literatuur, verantwoording en noten
206
218
Voorwoord
Toen ik van de middelbare school afkwam, was het de vraag welke vervolgopleiding ik zou kiezen. Zou ik een technische richting op gaan? Ik had per slot van rekening eindexamen in alle exacte vakken – wiskunde, natuurkunde, scheikunde – gedaan. Mijn diploma bood me in ieder geval de gelegenheid een opleiding te volgen in een technische richting. Maar ik besloot dit niet te doen en koos voor een opleiding tot onderwijzer. Nadat ik daarvoor mijn dipoma’s had behaald, viel ik als tijdelijke onderwijzer in op enkele scholen in Amsterdam en Alkmaar. Tegelijkertijd solliciteerde ik naar vacatures in verschillende delen van het land. In februari 1964 had ik in een vakblad voor onderwijzers een advertentie van de gemeente Rossum zien staan, waarin men onderwijzers opriep te solliciteren naar een vacante positie aan de openbare lagere school in Rossum. Daar solliciteerde ik op. Kort daarna kreeg ik een uitnodiging om voor een gesprek naar Rossum te komen. Op een mooie dag in de late winter van 1964 nam ik de trein naar Zaltbommel om naar Rossum te gaan en er te praten over mijn sollicitatie. Ik werd op het station door een heer opgewacht, die zich voorstelde als ‘Van Maanen, gemeentesecretaris’. We namen plaats in zijn auto, een Daffodil, en wachtten op de volgende trein waarmee een tweede sollicitant zou arriveren. Maar ons wachten was tevergeefs. Er stapte geen andere sollicitant uit. Daarop vertrokken we oostwaarts, in de richting van
6
| HANS TER HEEGE
Rossum. Tijdens de rit werd ik nader geïnformeerd over de situatie aan de school die ik later op de dag zou gaan bezoeken. Toen we bij de afslag van de H.C. de Jonghweg waren gekomen, onderbrak de gemeentesecretaris ons gesprek en zei: ‘Ik neem een andere weg. Dan kunt u de school zien liggen.’ Daarom reden we over de Van Heemstraweg en sloegen de Maasweg in. Daar lag de school in alle pracht en praal, in het winterzonnetje. Zo maakte ik voor de eerste keer kennis met het dorp en haar openbare school. We reden naar het gemeentehuis, gevestigd in een prachtig gebouw, gelegen in een rustieke omgeving. In het gemeentehuis zaten burgemeester Sloots en wethouder Van Heel al klaar. Het gesprek dat ik met hen had was zakelijk en vriendelijk. Ik kreeg zo een sympathieke indruk van het bestuur van de school. In het gesprek werd me tevens duidelijk gemaakt dat de vacature het gevolg was van het plotselinge overlijden in januari van de onderwijzer van de 3-4 klas van de school. Na afloop gingen we gedrieën, lopend door de Manhuisstraat, naar de school aan de dijk. Op school maakte ik kennis met twee collega’s, de heer Dijkstra, het hoofd der school, en mevrouw Van Nimmerdor, de onderwijzeres van de 1-2 combinatieklas en met de onderwijs-inspecteur, de heer De Jong. Het gesprek met hen verliep plezierig en zij stelden mij op m’n gemak. Want er zou nog een wellicht spannende proefles volgen. Mij werd gevraagd een les te geven aan de leerlingen van de klas die ik eventueel zou krijgen, een combinatieklas 3-4.
Zij zaten in het lokaal naast de vooringang, met uitzicht op de oude lindeboom in de schooltuin. Om de les te kunnen volgen en mijn optreden te kunnen beoordelen, hadden de burgemeester, de wethouder, de inspecteur en het hoofd der school achter in de klas plaats genomen. Al is het ruim 45 jaar geleden, ik weet nog goed waar de les over ging. Ik had me erop voorbereid en een onderwerp gekozen waar de leerlingen, naar ik verwachtte, belangstelling voor zouden hebben. Ik behandelde in de les verschillende aspecten van de rivier de Waal. Ik herinner me de les nog goed, ook na al die jaren, omdat er iets gebeurde dat me is bij gebleven. Het was een gevolg van een ongelukkige, eigenlijk slechte vraag die ik aan de kinderen stelde: ‘Weten jullie wat de Waal een keer in het jaar doet?’ Ik wilde er het ‘buiten zijn oevers treden’ mee aan de orde stellen, maar een van de kinderen antwoordde met een stralend gezicht: ‘Stinken, meneer!’ Een antwoord dat de hoge heren achterin de klas in een schaterlach deed uitbarsten. Ik was even van m’n stuk, maar ik kon tegen dit antwoord niets anders inbrengen dan ‘Ook goed!’. Mijn indruk van de klas tijdens de proefles was zeer positief; het bleek een gezellige klas met ongeveer 30 kinderen. Daarop toog ‘de delegatie’ weer naar het gemeentehuis om te beraadslagen over mijn toekomst, of die al of niet in Rossum zou liggen. Ik was er inmiddels van doordrongen dat ik de enige gegadigde voor de positie was. De onderwijzer die in de klas het onderwijs verzorgde, was er tijdelijk en ambieerde de positie niet. Ik zou dus nog even moeten wachten op de resultaten van de discussie tussen schoolbestuur en inspecteur en dan weten of men mij de baan aanbood. De secretaris had inmiddels een ingeving gekregen om mijn wachten te bekorten. Hij vroeg een van de ambtenaren, de heer Van de Water, mij het dorp te laten zien, hetgeen deze op
geheel eigen wijze, niet zonder humor, deed. Hij pakte zijn fiets en nodigde mij uit om plaats te nemen op de bagagedrager voor een kort ritje door het mooiste deel van het dorp. Zo reden we – ik achterop de fiets bij de ambtenaar – door de Slotselaan en sloegen linksaf de Waaldijk op, langs De Gouden Molen, en verder, langs het Slingerbos. Ik had zo vanaf de dijk een goed uitzicht op de Waal, wat ik heel bijzonder vond, zeker gezien de les die ik kort daarvoor aan de Rossumse kinderen had gegeven. Van de Water besloot nadat we het Slingerbos gepasseerd waren, terug te keren naar het gemeentehuis en wilde met de fiets de dijk af, met mij achterop. Dat was me echter wat te gortig en we gingen op mijn aandringen te voet naar beneden, om het laatste stukje naar het gemeentehuis weer fietsend af te leggen. Zo kwam ik voor het eerst van mijn leven in aanraking met het mooiste gedeelte van Rossum, dat wel eens als ‘de Parel van de Bommelerwaard’ wordt aangeduid. In het gemeentehuis bleek de beslissing inmiddels te zijn gevallen. Het schoolbestuur bood mij de positie als onderwijzer aan de school aan. Dit lag natuurlijk in de lijn van de verwachtingen die ik gedurende die dag tijdens mijn bezoek aan het gemeentehuis en de school had gekregen. Er was echter nog wel een probleem. Ik zou me namelijk op 1 april 1964 moeten melden om de militaire dienstplicht te vervullen. Het gemeentebestuur was van dit feit op de hoogte en ook van mijn intentie om, door een positie als onderwijzer te aanvaarden, vrijstelling van dienstplicht aan te vragen. Het was de enige voorwaarde van mijn kant. Maar het was duidelijk dat de gemeente Rossum natuurlijk ook niets had aan een onderwijzer die anderhalve maand aan de slag ging, om vervolgens voor een jaar of twee onder de wapenen te moeten. De burgemeester zag een mogelijkheid het probleem op te lossen, wat ook gebeurde. Daar-
Het dorp rossum en haar openbare school
| 7
op deelde ik het gemeentebestuur mee de benoeming te aanvaarden en werd ik onderwijzer aan de openbare school van Rossum. Er was wel een speciale voorwaarde aan die benoeming verbonden: ik zou niet voor de dienstplicht worden opgeroepen als ik gedurende 5 jaar aan de school verbonden bleef. Ik bleef meer dan 5 jaar, ruim 7 jaar, tot 1 augustus 1971. Daarna begon ik als vakinhoudelijk medewerker bij het Instituut voor Ontwikkeling van het Reken-wiskundeonderwijs in Utrecht. Dit Instituut was ondergebracht bij de Universiteit. Na de opheffing van dit instituut in 1981 heb ik nog jarenlang bij de Stichting voor de Leerplanontwikkeling SLO in Enschede gewerkt, in een vergelijkbare positie en met vergelijkbare taken. Aan het eind van m’n loopbaan was ik nog enige jaren als docent voor het vakgebied rekenen-wiskunde aan verschillende pabo’s verbonden en tenslotte werd ik ook nog enige jaren medewerker in deeltijd van het Freudenthal instituut van de Universiteit Utrecht. Het beviel me aan de school in Rossum uitstekend. Ik had prettige collega’s en een fijne klas met kinderen. Ik moest weliswaar even wennen aan de speciale didactiek die een combinatie-klas vereist, maar na verloop van tijd liep dit ook op rolletjes. Ik ondervond steun van collega’s en schoolbestuur en het vertrouwen dat ik van veel ouders kreeg, groeide met de jaren ook. Ik had veel plezier in het werk en genoot ook voldoende vrijheid om af en toe wat te proberen met vernieuwende didactische aanpakken. Het waren, kortom, jaren waar ik met plezier op terug kijk. Er zijn veel aardige herinneringen aan leerlingen en aan het onderwijs op de school. Mijn verjaardag was altijd een wel heel bijzondere gebeurtenis. Dan namen de leerlingen echt het heft in handen, werden de tafeltjes en stoeltjes aan de kant gezet en werd er in de
8
| HANS TER HEEGE
versierde klas feest gevierd. Alles wat de kinderen wilden, werd gedaan, vooral getekend en gezongen. De dag begon vaak met een ‘spel der ontkenning’. Hoewel ik natuurlijk wel wist dat de kinderen allerlei speciale verrassingen voor mij in petto hadden, deed ik aan het begin van de ochtend alsof het een normale dag zou worden. Maar ik viel al spoedig door de mand. Zo herinner ik me de vele kleine cadeautjes die ik van de kinderen ontving. Sommige zijn nu nog in mijn bezit. Ik herinner me ook dat ik als jarig feestvarken van een van de kinderen een sigaar kreeg – in die tijd was roken nog niet ongebruikelijk. Het was een bijzonder grootte bolknak. Ik speelde alsof ik niet zag dat de sigaar een klein sneetje in het puntje had en bedankte de leerling uitbundig voor zijn lekkere presentje. Maar ik legde, tot grote teleurstelling van de leerling en enkele ‘ingewijde medeleerlingen’ de sigaar opzij, ‘om hem later op te roken en er dubbel van te genieten’, zoals ik hen voorspiegelde. Maar in de top van de sigaar zaten enkele luciferkoppen verstopt, die onmiddellijk tot een steekvlammetje zouden zijn ontbrand als ik de sigaar had opgestoken. Omdat ik het niet vertrouwde, deed ik dat niet. Maar de kinderen konden het niet voor zich houden: ‘Steek ‘m maar op, meester’, werd me met klem geadviseerd. Ik deed alsof ik daartoe zou overgaan, maar ik bedacht me. Zo verliep het spel met de klas. Tot enige kinderen het niet langer konden houden en mij hardop toevertrouwden dat het een klapsigaar was. Ik was natuurlijk uiterst verbaasd; ik speelde het althans zo. En zo nam de hilariteit in de klas steeds verder toe. En daarmee ook de feeststemming. Door mijn werk in Utrecht en Enschede was het onderwijsgebeuren in Rossum enigszins uit mijn gezichtsveld geraakt. Maar ik vergat de school, haar kinderen en de ouders niet. Ik ben eens nagegaan hoeveel Rossumse kinderen ik die ruim 7 jaar dat ik in Rossum werkzaam
was onderwijs heb gegeven. Het blijken er meer dan 130 te zijn geweest! Ik weet ze nog allemaal bij naam. Soms moet ik daarvoor overigens mijn geheugen helpen door foto’s uit die tijd te bekijken. Zo’n jaar of 10 geleden stelde ik me de vraag hoe het de school in al die jaren is vergaan. Dat kon ik gelukkig aan mijn vrouw en kinderen vragen. Mijn kinderen hebben alle op de openbare school van Rossum, later De Groene Linde genaamd, gezeten. En ook zij blijken zich de school en het onderwijs dat zij daar ontvingen achteraf merendeels positief te herinneren. Maar, zo vroeg ik me tevens af, hoe was het de school in vroegere jaren vergaan? In het begin van de vorige eeuw bijvoorbeeld. Daar wist ik weinig van. Wie waren ‘mijn’ voorgangers aan de openbare lagere school van Rossum? Waar was de school gevestigd? Hoe dachten de kinderen van vroeger over hun school? Door met oudere Rossummers daarover te praten, kreeg ik er enig idee van. Maar het bracht me ertoe ook in archieven te gaan kijken om daar het een en ander over te vinden. Archieven die zich met name in Zaltbommel, maar ook in Arnhem en Den Haag bevinden. Ongeveer 10 jaar geleden stuurden vrienden uit de Kop van Noord Holland ons een foto toe van een klas uit de jaren ’50. De foto stond in een regionale krant en de vraag die men erbij stelde, luidde: ‘Wie zijn de jongens en meisjes op deze foto?’ Het bleek een schoolfoto van de ulo-klas van mijn vrouw te zijn. Samen met haar vriendin konden zij de meeste namen van de leerlingen op de foto achterhalen. Maar er was meer aan de hand. De foto bracht hen als het ware terug in de tijd. Zij haalden herinneringen op uit hun gezamenlijke schooltijd, roddelden over de leraren van toen en herinnerden zich verliefde paartjes uit de klas. Er werden plakboeken van schoolreisjes tevoorschijn gehaald en de herinneringen
werden steeds levendiger. Oude schoolfoto’s blijken dus een goede aanleiding te zijn om terug te gaan naar de eigen schooltijd. Zo ontstond het idee om een serie te starten met schoolfoto’s in het toenmalige Nieuwsblad dat wekelijks in Rossum werd verspreid. In dit blad zijn ruim 40 schoolfoto’s uit verschillende jaren voor en na de Tweede Wereldoorlog verschenen, de meeste van kinderen en onderwijzers van de openbare school van Rossum. De rubriek werd een succes, vooral onder oudere Rossummers. Ik kon voor de serie putten uit de foto’s die veel Rossumse leerlingen nog in hun bezit hadden. Met name de schoolfoto’s uit de eerste helft van de 20e eeuw van Broer Cretier, boden me de gelegenheid voor velen een interessante historie te laten zien, vooral omdat Broer mij ook kon vertellen welke kinderen er op de foto’s stonden. Ik kende geen van de afgebeelde leerlingen natuurlijk zelf. Maar ook ‘uit het dorp’ werden me foto’s aangeleverd, zodat er een hele serie kon worden gepubliceerd. Men kan ze nog steeds zien via de website van het Nieuwsblad (www.regiobommel.nl/nieuwsblad, doorklikken naar schoolfoto’s). Nu ik hier over schoolfoto’s schrijf, lijkt het me een goede gelegenheid om degenen te bedanken die mij foto’s van kinderen ter beschikking stelden om ze te publiceren in het Nieuwsblad of in dit boek. Ook zij die me foto’s over de geschiedenis van het dorp leverden, bedank ik hiervoor Bij alle foto’s in dit boek is getracht de herkomst aan te geven. Soms lukte dit, soms ook niet. Vanzelfsprekend is geprobeerd eventuele rechthebbenden van foto’s en van andere, in dit boek opgenomen af beeldingen te achterhalen. Degenen die mij ter aanvulling nog meer informatie of fotomateriaal willen verstrekken, zouden mij daarmee overigens een groot plezier doen. De ervaringen met de schoolfoto’s stimuleerden mij nog
Het dorp rossum en haar openbare school
| 9
meer om het verleden van de openbare lagere school van Rossum te bestuderen. Ik bezocht daarvoor archieven en kreeg door het inzien van archiefstukken allengs meer inzicht in dit verleden, met alle aardige en onaardige aspecten van dien. In dit verband wil ik met genoegen de steun vermelden die ik van medewerkers van het Streekarchief Bommelerwaard in Zaltbommel ontving. Ook hen dank ik hiervoor. Over hetgeen ik in de archieven aantrof, vertelde ik wel eens iets aan kennissen, met als gevolg dat mij werd gevraagd om er eens wat over te schrijven. De veelheid gegevens die ik in de loop van de tijd had verzameld, leidde er toe dat ik eerder aan een boek dan aan een artikel of aan een serie artikelen dacht. En hoewel dit aanvankelijk niet mijn bedoeling was, raakte ik ervan overtuigd dat ik al die feiten en impressies in een boek als dit zou kunnen publiceren. Zo zou iedere ge誰nteresseerde daar kennis van kunnen nemen. En, denkend aan het vele dat het dorp mij gaf, zou je met recht kunnen zeggen dat ik door middel van het uitbrengen van dit boek iets voor het dorp terug zou kunnen doen. Het lijkt me dan ook gepast met welgemeende woorden mijn dank uit te spreken aan allen die mij geholpen hebben en mij voor dit boek informatie hebben verstrekt. Ik noem hun namen niet, maar het zijn er velen. Een publicatie als deze is gebaseerd op onderzoek. Dit onderzoek leverde feiten op die ge誰nterpreteerd moeten worden. Ik heb dit naar mijn beste weten gedaan, veelal met steun van mijn vrouw Hennie. Zij wist dat ze me in bepaalde perioden vaak zou moeten missen, omdat ik me dan in archieven bevond. Tja, een onderzoek als dit heeft veel tijd gekost. Tijd die ik hier overigens met veel plezier aan heb besteed.
10
| HANS TER HEEGE
De historie van de plattelandsschool in Rossum een inleiding
In dit boek wordt de historie van de openbare lagere school in Rossum, een dorp gelegen in de Bommelerwaard, tot ongeveer het jaar 2000 beschreven. Deze school heeft een verleden van meer dan 200 jaar. Ze was aanvankelijk gevestigd in de Slotselaan, dicht bij de hervormde kerk, en lag later aan de Maasdijk, tussen Kerkstraat en Manhuisstraat. De dorpsschool van Rossum is tot de jaren ’60 van de 20e eeuw bekend geweest onder de naam ‘openbare lagere school Rossum’. Daarna kreeg de school de welluidende naam ‘De Groene Linde’, naar de stokoude lindeboom in de voortuin van de school. In het begin van het jaar 2000 verliet De Groene Linde het gebouw aan de Maasdijk, na bijna 50 jaar. Rond de eeuwwisseling kwam er namelijk een fusie tot stand tussen drie scholen – de openbare basisschool De Groene Linde, de openbare basisschool Het Uilenest uit Hurwenen en de rooms katholieke Mgr. Bekkers basisschool uit Rossum. Als gevolg van deze fusie werden de oude gebouwen van de drie scholen afgestoten en uiteindelijk afgebroken. Op 8 mei 2000 werd er een nieuwe school gesticht voor alle leerlingen uit de dorpen Rossum en Hurwenen en kort daarop werd er een nieuw schoolgebouw in gebruik genomen. Deze school werd aan de rand van het dorp, aan de Kersenbogerd, gesitueerd. De geschiedschrijving in dit boek van de openbare lagere school van Rossum eindigt bij de stichting van deze gefuseerde school. In de voorafgaande jaren had er al een belangrijke fusie
De situatie van de oude school aan de Slotselaan tot 1955. Op de achtergrond zien we de rivier De Waal. Naast de school is de in de jaren ’60 afgebroken hervormde pastorie gelegen.
plaats gevonden, namelijk met de Neutraal Bijzondere kleuterschool De Waalboefjes te Rossum. Door die fusie, min of meer afgedwongen door landelijke ontwikkelingen, en in 1985 door de wet op het basisonderwijs, die de oude lager onderwijswet van 1920 verving, werden leerlingen in de kleuterleeftijd formeel leerling van de openbare basisschool De Groene Linde. Bijna een eeuw lang, gedurende de hele 19e eeuw, is de openbare lagere school de enige school in het dorp geweest. In het begin van de 20e eeuw werd er in Rossum een katholieke school gesticht. Tot dan toe was die ene
Het dorp rossum en haar openbare school
| 11
openbare lagere school in het dorp toegankelijk voor alle kinderen uit het dorp van de lagere schoolleeftijd. Daarna gingen de twee groepen waaruit de Rossumse bevolking bestond, katholiek en protestants, hun eigen weg, althans wat het onderwijs betreft. In dit boek worden hoogte- en dieptepunten in de historie van de openbare lagere school van Rossum beschreven. Wat heden ten dage overigens als hoogtepunt wordt gezien, kan in de tijd dat het plaats vond wel eens als dieptepunt zijn ervaren. De vraag bijvoorbeeld of de stichting van een katholieke school in 1903 een hoogte- of een dieptepunt was, hangt af van het standpunt dat men in het dorp innam. De pastoor stond wellicht te juichen, het schoolhoofd van de tot dan toe enige school zal de situatie betreurd hebben. Essentieel in deze kwestie was natuurlijk de landelijke politieke situatie, die de stichting van katholieke scholen in het land mogelijk had gemaakt, en de opstelling van de bisschoppen aan het eind van de 19e eeuw, die in het hele land tot de stichting van katholieke scholen leidde. Zoals in Rossum. In de jaren na de Tweede Wereldoorlog is er, rond 1954, een poging gedaan om in Rossum een school voor lager onderwijs te stichten van christelijk nationale signatuur. De initiatiefnemers van die school beoogden het karakter van de bestaande openbare school om te vormen. Deze poging is weliswaar niet gelukt, maar heeft toch gevolgen gehad voor de relatie van het openbaar onderwijs met de hervormde kerk. In die tijd zijn er bovendien leerlingen die normaal gesproken voor hun onderwijs de school in Rossum zouden bezoeken, naar scholen elders gegaan, vooral naar de christelijke school in Zaltbommel. Ook de fusie van de drie basisscholen in Rossum en Hurwenen in 2000, is door sommigen als dieptepunt er-
12
| HANS TER HEEGE
varen, hoewel de overgrote meerderheid van de bevolking in de twee dorpen de fusie hebben toegejuicht. Hoewel in dit boek alle aandacht uitgaat naar een dorpsschool op het platteland in het Gelders Rivierengebied, heeft de school in al die jaren van haar bestaan uiteraard te maken gehad met ontwikkelingen die elders werden aangezet. Het was, in de eerste jaren van de 19e eeuw, in de eerste plaats het landelijke beleid dat vanuit de centrale regering in Den Haag werd gevoerd, dat grote invloed had op het onderwijs in het dorp Rossum. Het schooltoezicht, of de inspectie, speelde hier aanvankelijk een cruciale rol in. Ook de provincie Gelderland bepaalde belangrijke aspecten van het onderwijs zoals dat in Rossum vorm kreeg. Van het grootste belang is echter de opstelling van de lokale overheid ten aanzien van het onderwijs in Rossum. De gemeente kreeg als gevolg van de onderwijswet van 1857 het bestuur van de school. De vraag is hoe het gemeentebestuur in al die jaren met deze positie omging, alles binnen de wettelijke kaders. Er is mede daarom in dit verhaal gekozen voor een ‘aangeklede beschrijving’: plaatselijke gebeurtenissen en situaties in het dorp worden tevens in een landelijk en provinciaal historisch perspectief geplaatst. Hoe stond het gemeentebestuur van Rossum destijds tegenover de maatschappelijke ontwikkelingen van het onderwijs en welke gevolgen had dat voor de concrete situatie op school? Het is tevens de bedoeling om de schoolhistorie te bekijken tegen de achtergrond van de ontwikkelingen van het onderwijs in Nederland, want het lager onderwijs in Rossum kan uiteraard niet geĂŻsoleerd worden gezien van de situatie van het onderwijs in Nederland. Door dit mee te laten spelen, kunnen we daardoor wellicht specifieke, plaatselijke omstandigheden beter begrijpen.
Wat kan er gezegd worden over het ontstaan van een school in het dorp die al in het begin van de 19e eeuw ‘openbaar’ werd genoemd? Wat betekent in dit speciale geval de toevoeging ‘openbaar’ voor de school? Onder dit begrip wordt namelijk in verschillende perioden van twee eeuwen geschiedenis niet altijd hetzelfde verstaan. Er zal daarom het een en ander worden gezegd over wat ‘openbaar’ in diverse perioden heeft betekend. Een van de ijkpunten voor wat ‘openbaar’ inhoudt, is wie de school bestuurde. Dat is, in het algemeen gesproken, vanzelfsprekend het bestuur van de gemeente, maar dat lag in Rossum in de 19e eeuw wat genuanceerder en complexer. De eerste gedachte was dit boek in te delen in thematische hoofdstukken. Er zou dan aandacht worden geschonken aan de ontstaansgeschiedenis van de school, het gebouw waarin de school achtereenvolgens in al die jaren was gevestigd, de rol van het bestuur van de school en de verhouding tot andere scholen in de gemeente, zoals vanaf de jaren ’50 met het kleuteronderwijs dat vanuit een stichting op neutraal bijzondere grondslag werd georganiseerd. Daarnaast is het van belang te weten welke onderwijzers er in de loop van al die jaren het onderwijs aan de school hebben verzorgd en zo mogelijk ook hoe ze dat deden. De pedagogische en didactische visie in de school was afhankelijk van de onderwijzers, van hun inzicht in pedagogische en didactische kwesties, en van de tijdsgeest. Om die tijdgeest mee te laten spelen in de beschrijving, is van groot belang, want ze beïnvloedde de verandering van de visie op het onderwijs door de jaren heen in sterke mate. Op grond van die visie werden er bijvoorbeeld bepaalde boeken en leermiddelen aangeschaft waarmee onderwijzers onderwijs gaven. De invloed van de inspecteur (schoolopziener) is daarin altijd groot geweest. Kunnen we er misschien achter komen welke rol zijn bezoeken aan de school in Rossum speelden?
Er zou in een van de hoofdstukken van een volgens thema’s opgezet boek ook aandacht moeten worden geschonken aan de leerlingen en hun ouders. Dit hoofdstuk zou zelfs omvangrijk moeten worden, want de school was in het dorp een belangrijk instituut, waar veel ouders hun opvattingen over hadden. We kunnen daarbij de sociale omstandigheden van het platteland in de 19e en 20e eeuw niet negeren. Het speelde in verschillende zaken mee. Zo was bijvoorbeeld aanvankelijk in de 19e eeuw het schoolverzuim groot – hoewel kleiner dan men tegenwoordig geneigd is aan te nemen –, maar in de 20e eeuw kwam daar verandering in. Er is dan een wettelijke leerplicht gekomen, waardoor kinderen verplicht werden naar school te gaan en kinderarbeid nagenoeg werd uitgebannen. Maar die verandering ging niet zonder slag of stoot. Dit was ook in Rossum het geval. Tenslotte zou er ook een hoofdstuk worden geschreven dat aandacht besteedt aan de dagelijkse gang van zaken op school, zoals de schooltijden, aantal lesuren per jaar, de vakken die werden gegeven en die niet werden gegeven, maar wel zouden moeten worden gegeven, enz. Aan hoe de onderwijzers kinderen leerden lezen en rekenen. En er zou wellicht ook aandacht worden besteed aan feesten in het dorp, waar de school aan mee deed, en aan schoolreisjes die voor de kinderen werden georganiseerd om hun beeld van de wereld te verruimen. Maar deze aanpak die zou moeten leiden tot een boek in thematische hoofdstukken beschouwde ik na verloop van tijd als onhaalbaar. Voor sommige van deze hoofdstukken kon geen of nauwelijks materiaal worden verzameld. Daarom is er een andere, simpeler werkwijze gevolgd. Namelijk een chronologische beschrijving van de geschiedenis van de school. In de inhoudsopgave komt die chronologische aanpak al tot uitdrukking. Ook in
Het dorp rossum en haar openbare school
| 13
die beschrijving komen verschillende zaken naar voren die hierboven zijn genoemd. Zoals vragen met betrekking tot het schoolgebouw door de jaren heen: waar was de school in al die jaren gehuisvest? Hoe zag de school eruit? Hoe werd de school onderhouden? Wie hield de school schoon? Zijn er in de loop van de jaren aanpassingen aan het schoolgebouw geweest? Hoe ging het met nieuwbouw? Was er sprake van storm- en oorlogsschade? Interessant is natuurlijk welke onderwijzers er in die twee eeuwen historie aan de school hebben gewerkt. Woonden ze in het dorp en wat verdienden ze? Waar kwamen ze vandaan en waar zijn ze naar toe gegaan? Interessant, maar vaak niet te achterhalen is de vraag hoe problemen tussen onderwijzers werden opgelost. Soms kon de school het niet alleen af en werd de inspecteur erbij gehaald. Wat was de invloed van de inspecteur op de dagelijkse gang van zaken in school? Kunnen we zijn invloed afmeten aan de inspectierapporten die hij schreef? Het is niet ondenkbaar dat achtereenvolgende inspecteurs een verschillende opvatting hadden ten aanzien van de pedagogische en didactische aanpakken van het onderwijzend personeel en de school in hun richting trachtten te beïnvloeden. Ook al was de bron van hun bemoeienissen uiteraard de wettelijke kaders waarin zij hun inspectoraal werk vorm gaven. Deze kwamen bijvoorbeeld tot uitdrukking in de lessen die werden gegeven en in de methoden die de school aanschafte. Het dichtste bij de beleving van veel lezers zullen de passages over leerlingen en hun ouders zijn. Dan zijn ook vragen aan de orde als hoeveel leerlingen de school door de jaren heen had en waar ze vandaan kwamen. Was er veel schoolverzuim en hoe ging de school en haar bestuur daar mee om? Zijn er misschien ook ‘beroemde’ leerlingen, leerlingen die meer dan plaatselijke bekendheid kregen? Vroeger werd er schoolgeld geheven. In hoeverre moes-
14
| HANS TER HEEGE
ten de ouders aan het onderwijs bijdragen en deed iedereen dat ook daadwerkelijk? Waren er op school misschien problemen met ouders, met de kerk of met anderen? Hoe werden die opgelost? De vragen die hier worden gesteld, bevatten een trend die loopt van hoe het onderwijs in Rossum werd georganiseerd naar wat het ‘hart van het onderwijs’ mag worden genoemd, waar iedere leerling en iedere onderwijzer dagelijks mee te maken had: de gang van zaken op school, of er buitenschoolse activiteiten waren en hoe men omging met speciale omstandigheden, zoals Koninginnedag of een inhuldiging van een burgemeester. Waar speelden de kinderen in de pauze? Wat waren de schooltijden, het aantal lesuren per jaar, welke vakken werden gegeven en welke niet? Hoe ging het met vakken als gymnastiek, het schoolzwemmen? En speciale dagen als sportdagen? Hield men schoolreisjes? Waar gingen die naar toe? Hoe werden ze betaald? Speciale aandacht zal worden besteed aan de school in oorlogstijd – en in de eerste tijd na de bevrijding –, die voor de betrokken kinderen van grote invloed is geweest. Ik kan veel vragen stellen, maar helaas kunnen deze niet alle beantwoord worden. Dit is inherent aan dit soort publicaties. Een vraag stellen betekent nog niet dat je er antwoord op kunt geven1. Het ontstaan en het wel en wee van de openbare school kan niet worden losgekoppeld van de specifieke situatie in Rossum. Je kunt er met andere woorden niet omheen om ook een deel van de historie van Rossum mee te nemen als je de historie van de openbare school wilt beschrijven. Hierin zijn echter keuzes nodig. De eerste keuze betreft de vraag of de schoolhistorie op een begrijpelijke manier kan worden verteld zonder in te gaan op de maatschappelijke werkelijkheid in het dorp Rossum in al die jaren en op de specifieke structuur van het openbaar bestuur
(de gemeente) in grofweg de twee eeuwen die hier aan de orde zijn. Er bestaat zonder twijfel een gevaar dat wordt afgedwaald naar een algemene historische beschrijving van het dorp Rossum in de 19e en 20e eeuw, wat niet de bedoeling is. Zo’n beschrijving van de dorpshistorie zou niet kunnen worden gegeven zonder grondig (archief) onderzoek en zou bovendien veel te omvangrijk zijn voor dit boek. Het archiefonderzoek is gericht op de historie van de school, waarbij aspecten van de plaatselijke historie niet genegeerd konden worden, maar een omvattend onderzoek van de dorpshistorie heeft dus niet plaats gevonden. Daarom wordt er in deze publicatie de volgende keuze gemaakt: er wordt in zekere mate ingegaan op de historie van het dorp, zonder dat hier een volledig en omvattend beeld van wordt gegeven. Het gaat vooral om de betekenis die maatschappelijke en bestuurlijke ontwikkelingen hebben voor de openbare lagere school in het dorp. De tweede keuze betreft de relatie van de plaatselijke onderwijssituatie in Rossum met die van de landelijke (onderwijs)politiek en de daar weer achterliggende veranderingen in het denken van bestuurders die het beleid bepaalden. Ook die zaken zullen worden aangehaald, als dat nodig is om de plaatselijke omstandigheden te verhelderen. Ook hierbij is er een gevaar dat in de beschrijving van de Rossumse situatie te veel gewicht wordt toegekend aan de landelijke ontwikkelingen in de twee eeuwen die hier aan de orde zijn. De lezer wordt uitgenodigd zelf de afweging te maken of de balans tussen schoolhistorie, plaatselijke historie en landelijke ontwikkelingen goed is. Er zullen ongetwijfeld lezers zijn die wellicht meer van het plaatselijke aspect hadden willen lezen, maar er zullen ook lezers zijn die het een en ander graag nadrukkelijker in ruimer verband geplaatst zagen.
Over de school in haar begin jaren en in de aanloopperiode tot de openbare lagere school te Rossum is relatief weinig materiaal in de archieven te vinden. De oorzaak hiervan is mede gelegen in een brand. Op 20 september 1803 brandde in Rossum de woning van de secretaris van de gemeente Rossum, G. van Avezaath, tot de grond toe af2. De bewoners van het pand, waaronder de secretaris, 81 jaar oud, konden zich op tijd in veiligheid brengen. Een bijkomend gevolg, van grote betekenis voor later historisch onderzoek van Rossum, was dat met de brand de gehele administratie van de gemeente, van het armenfonds en deels ook van de kerk, verloren ging. Dit meldt de chroniqueur in 1804, die de opdracht had gekregen de verloren gegevens zo goed en zo kwaad als dat ging te herstellen. Kennelijk werden die voor Rossum en haar inwoners belangrijke gegevens thuis, bij de secretaris, bewaard. Misschien was er in die tijd helemaal geen gemeentehuis. Het gevolg daarvan was in ieder geval dat alle stukken die van essentieel belang waren, zoals eigendomspapieren, door ´de chroniquer´ veelal ‘uit het hoofd’ moesten worden over geschreven. Kopieën waren natuurlijk niet of nauwelijks gemaakt, wat te begrijpen is omdat in die tijd alle stukken slechts in handschrift werden gemaakt. Soms treft men echter kopieën aan in het Rijksarchief in Gelderland te Arnhem. Het gevolg van een en ander is dat wij dus geen plaatselijk archief uit de tijd voor 20 september 1803 kunnen raadplegen. Het archief van de gemeente Rossum van later kan in het Streekarchief Bommelerwaard in Zaltbommel worden geraadpleegd. Aanvullend archiefmateriaal kan worden gevonden in de archieven in Arnhem en Den Haag. Stukken uit al deze archieven zijn voor deze publicatie ingezien.
Het dorp rossum en haar openbare school
| 15
Het dorp Rossum en haar openbare school Twee eeuwen schoolgeschiedenis
De lagere school aan de Maasdijk die in 1955 werd gebouwd en na 45 jaar werd verlaten voor een nieuw schoolgebouw aan de rand van het dorp, roept bij veel oud-leerlingen herinneringen op. Herinneringen ook aan medeleerlingen, aan onderwijzers en aan het onderwijs dat werd gegeven. De oude school die daarvoor aan de Slotselaan was gevestigd, staat veel minder inwoners van Rossum voor de geest. Herinneringen vervagen. Over vijfentwintig jaar zijn er nog maar weinigen die zich iets van de oude openbare scholen van Rossum kunnen herinneren. Dan zijn deze scholen definitief deel geworden van de dorpsgeschiedenis van Rossum. Om de herinnering aan deze scholen levendig te houden, is dit boek geschreven. Daarom wordt er aandacht besteed aan het schoolgebouw, maar vooral aan medeleerlingen en onderwijzers die er het onderwijs verzorgden. Ook door veel foto’s. De geschiedenis van de openbare school van Rossum gaat terug tot in de achttiende eeuw. Het verhaal van de school wordt verteld tegen het decor van de dorpsgeschiedenis en van de landelijke ontwikkelingen in het onderwijs.
FOXY DESIGN