De versterkte stad zaltbommel - Preview

Page 1

De versterkte stad Zaltbommel 900 jaar beschermd door wallen en muren

Hein Hunder tmark Karel Emmens Ester Vink M a r j a n Wi t t e ve e n


WM2016


De versterkte stad Zaltbommel 900 jaar beschermd door wallen en muren

H e in H u n d e r t m a r k Karel Emmens Ester Vink M a r j a n Wi t t e ve e n


WM2016


Inhoud 7

Voorwoord

9

Inleiding

12

1. De oorsprong van Zaltbommel

24

2. De verdedigingswal uit de twaalfde eeuw

30 40

Karel Emmens

Hein Hundertmark

3. Het stadsrecht van Zaltbommel Marjan Witteveen

4. De stadsmuur van Zaltbommel Hein Hundertmark

164 5. De Vestingwerken Ester Vink 248 6. De begraafplaats Bosschepoort Karel Emmens 274

Samenvatting

276

Summary

278 Zusammenfassung 280 RĂŠsumĂŠ 282 Noten 291 Bronnen en literatuur 299 Illustratieverantwoording 300 Over de auteurs 301 Dankwoord 302 Colofon


6

De versterkte stad Zaltbommel WM2016


Voorwoord Sinds 2005 woon ik in Zaltbommel, een vestingstad met een grote cultuurhistorische rijkdom. Eén van de eerste bijzonderheden die me hier opviel was de groene gordel die om de binnenstad heen ligt. Ik gebruik die vaak voor ontspannen wandelingen met mijn gezin en de hond. We genieten dan van de natuur door alle jaargetijden heen en ook van de spontane ontmoetingen met andere wandelaars van binnen en buiten Zaltbommel. Verdediging van de stad Dit prachtige, serene wandelpark heeft echter een minder onschuldige oorsprong, want het is aangelegd voor de verdediging van de stad. In de veertiende eeuw was eerst een stadsmuur met muurtorens gebouwd, als opvolger van een eeuwenoude aarden verdedigingswal. Bij de Waal is zelfs nog een deel van een van de poorten, de Waterpoort bewaard gebleven. In het begin van de zestiende eeuw bleek de middeleeuwse stadsmuur onvoldoende veiligheid te bieden en werd voorlangs een nieuw stelsel van rondelen aangelegd. Museum het Stadskasteel bezit een schilderij van het Spaanse beleg in 1574, waarop ze zijn te zien. In opdracht van prins Maurits werd dit stelsel omstreeks 1600 volgens de nieuwste inzichten uitgebouwd tot solide vestingwerken met een brede gracht. Toen de Spanjaarden de stad in 1599 voor de tweede keer belegerden, was een deel hiervan al voltooid. Er kwamen uiteindelijk maar liefst zeven bastions tot stand. Mede dankzij deze verdedigingswerken heeft Zaltbommel de Spaanse aanvallen weten te weerstaan, maar nadat de vesting voltooid was, is de stad nooit meer belegerd.

Van vesting naar wandelpark In de negentiende eeuw is naar ontwerp van stadsarchitect François Willem de Virieu de vesting omgevormd tot romantisch wandelpark. Dat was het definitieve einde van de militaire functie, al voordat de vesting formeel was opgeheven. Ook de begraafplaats Bosschepoort was reeds aangelegd op een van de bastions. In de twintigste eeuw groeide de stad en kwamen er nieuwe wijken, waarbij gelukkig grote delen van het schootsveld aan de zuidzijde van de vesting onbebouwd bleven. Dat maakt Zaltbommel als vestingstad zo bijzonder, want slechts in enkele steden in ons land zijn grote delen van het schootsveld rondom de historische binnenstad bewaard. De groene gordel werd zo een habitat van vele levensvormen. In navolging van illustere voorgangers zoals prins Maurits en François Willem de Virieu ben ik er trots op dat de stadsmuur tijdens mijn ambtsperiode is geconsolideerd. Het archeologischen bouwhistorisch onderzoek dat voorafgaand en tijdens de werkzaamheden is uitgevoerd vormt de basis voor dit prachtige naslagwerk dat u meevoert door de rijke geschiedenis van de vestingstad Zaltbommel. Van harte nodig ik u uit om de vestingwerken in het echt te komen bekijken en er net zo van te genieten als ik doe.

Albert van den Bosch Burgemeester van Zaltbommel

Voor woord

7


WM2016

8

De versterkte stad Zaltbommel


Inleiding Over de versterkte stad Zaltbommel Zaltbommel is een fascinerende stad. Genesteld aan de Waal ligt het tegenwoordig bescheiden tussen grote steden als Utrecht,’ s-Hertogenbosch, Nijmegen en Dordrecht. Ook gaat de scheepvaart op de rivier, het wegverkeer op de A2 en het treinverkeer thans grotendeels langs de stad heen. Ruim duizend jaar geleden was de situatie echter geheel anders. Dordrecht en ’s-Hertogenbosch bestonden nog niet en naast Utrecht en Nijmegen behoorde Zaltbommel samen met onder meer Tiel en Deventer tot de weinige nederzettingen die al een stedelijke ontwikkeling doormaakten. Hier lag een koningsgoed met bijzondere rechten waarover de Duitse keizers beschikten en die ze aan de Utrechtse bisschop schonken. Zo moesten schepen destijds in Zaltbommel aanleggen om tol te betalen. Onze kennis van deze vroege stedelijke ontwikkeling is nog gering, maar vanaf de twaalfde eeuw staat steeds meer informatie ter beschikking. Uit die tijd stammen de eerste sporen die duiden op een van de belangrijkste stedelijke kenmerken: een omwalling. In de veertiende eeuw is deze gemoderniseerd door de stadsmuur met indrukwekkende stadspoorten te bouwen en rond 1600 door een uitbreiding met zware aarden vestingwerken. Hoewel de economische positie van Zaltbommel in deze periode steeds meer aan belang inboette, bleef de strategische betekenis tot in de zeventiende eeuw groot. Dit zal verklaren waarom zowel in de stadsmuur als de vestingwerken verschijnselen voorkwamen die op het eerste oog niet passen bij een stad van dit bescheiden formaat. Hoe weten we dit allemaal? Al eeuwenlang, tot op de dag van vandaag, worden uit oude documenten feiten verzameld die licht kunnen werpen op de geschiedenis van steden als Zaltbommel. Een van de belangrijkste verzamelaars in de Bommelse context was de plaatselijke historicus en neerlandicus Harco Beckering Vinckers. Zijn laden vol met ‘fiches’ gerangschikt op onderwerp bevatten een indrukwekkende hoeveelheid historische gegevens, met bronvermelding en al. Ook nu nog vormt deze verzameling een belangrijke informatiebron waarvan veelvuldig gebruik wordt gemaakt. Minstens zo belangrijk zijn echter de fysieke informatiebronnen, die zich in de ondergrond bevinden of bovengronds bewaard zijn als bouwwerken en structuren. De hierin besloten kennis wordt ontsloten door archeologen en bouwhistorici. En zo komen we bij de aanleiding tot deze publicatie: de restauratie van de Bommelse stadsmuur. Rondom de oude binnenstad van Zaltbommel staan nog veel restanten van de middeleeuwse stadsmuur overeind. De lengtes variëren van slechts enkele tot maar liefst 190 meter. Omdat deze muurrestanten beschermd zijn als rijksmonument en in hun ruïneuze toestand erg kwetsbaar voor erosie door weer en wind,

heeft de gemeente Zaltbommel tussen 2003 en 2015 een instandhoudingsproject uitgevoerd. In dit project is niet alleen de bouwkundige toestand van de muurrestanten versterkt, maar heeft ook begeleidend onderzoek plaatsgevonden. Het bouwhistorisch onderzoek van de muur zelf, voorafgaand en tijdens de werkzaamheden, en het archeologisch onderzoek van de opgegraven funderingen hebben de aanpak van de instandhoudingswerkzaamheden in belangrijke mate gestuurd. Het eindresultaat is niet alleen een verantwoord gerestaureerde stadsmuur die de komende decennia kan blijven pronken, maar ook een schat aan gegevens over de bouwgeschiedenis. Vanzelfsprekend komt die bouwgeschiedenis in verschillende rapporten ter sprake, maar de vondsten zijn dermate bijzonder dat ze een breder publiek verdienen. Bouwhistoricus Hein Hundertmark heeft zijn onderzoek daarom uitgewerkt tot een intrigerende speurtocht langs muurwerk en bouwsporen. Slechts zelden krijgen we een zo nauwkeurig beeld hoe een dergelijk omvangrijk project in de middeleeuwen werd aangepakt. Aan de hand van zijn nauwkeurige opmetingstekeningen waarin de bouwfaseringen zijn ingekleurd, reconstructietekeningen en impressies, foto’s van voor, tijdens en na de restauratie, en historisch kaartmateriaal maakt hij de bijzondere bouwgeschiedenis inzichtelijk. Nu er zoveel nieuwe kennis beschikbaar is gekomen over de stadsmuur, ging het wringen dat over de vestingwerken die omstreeks 1600 voor de stadsmuur zijn aangelegd eigenlijk nog zo weinig bekend was. Ook deze vormen gezamenlijk een rijksmonument. De zeven bastions en de buitengracht zijn in de negentiende eeuw tot een wandelpark omgevormd, waardoor ze voor het onderzoek van hun oorsprong in fysieke zin weinig houvast boden. De verwachting was echter dat in verschillende archieven nog veel onbekend materiaal zou berusten. Historicus Ester Vink heeft zich in opdracht van de gemeente Zaltbommel succesvol van de taak gekweten om nieuwe informatie boven water te krijgen, tot ver in de negentiende eeuw aan toe. Het kon echter geen uitputtend onderzoek zijn omdat de hoeveelheid archiefmateriaal dusdanig groot is dat het anders niet binnen een redelijke termijn afgerond kon worden. Er is daarom selectief gezocht op basis van enkele onderzoeksvragen. Met verrassende uitkomsten. De andere aanleiding voor het verschijnen van dit boek en vooral juist op dit moment ligt in de stadsrechtverlening die 700 jaar geleden heeft plaatsgevonden. Het vond feitelijk tweemaal plaats, in 1315 en 1316, in een verschillende context en was eigenlijk de herbevestiging van een ouder stadsrecht dat niet is overgeleverd. Het is op deze manier makkelijk gezegd maar blijkt nog altijd een ingewikkelde kwestie. In het verleden hebben verschillenInleiding

9


de onderzoekers zich in deze materie verdiept, maar kunsthistoricus Marjan Witteveen heeft alles nogmaals op een rijtje gezet en uitgezocht. Minstens zo belangrijk is echter het gegeven dat deze stadsrechtverleningen de aanleiding zijn geweest tot de bouw van de stadsmuur, die in de oude aarden verdedigingswal plaatsvond. Tijdens het onderzoek van de stadsmuur is opnieuw de aarden wal aangesneden. Ditmaal kon de aard van deze wal definitief worden vastgesteld, waar eerder alleen vermoedens bestonden. Zaltbommel was reeds in de twaalfde eeuw een versterkte stad en bleek toen mee te tellen met grotere prestedelijke nederzettingen als Deventer en Zutphen, die eveneens omwallingen kenden. Omdat Hein Hundertmark nauw bij dit archeologisch onderzoek betrokken was heeft hij de nieuwste inzichten over deze vroege verdedigingswal uiteengezet. Maar waar begin je mee? Wat nog miste was een schets die met grote stappen door de geschiedenis van Zaltbommel tot ongeveer 1300 zou gaan. In grote lijnen laat Karel Emmens de belangrijkste momenten en ontwikkelingen zien. We krijgen daardoor wel enig zicht op hoe de nederzetting met boerderijen zich tot een stad ontwikkelde, maar niet waarom. Juist op dat punt laten oude documenten ons in de steek. Evenals overigens de stadsrekeningen, waarvan de oudste die bewaard is gebleven pas uit 1543/1544 dateert. De middeleeuwse rekeningen zijn allemaal verdwenen, zodat een schat aan informatie verloren is gegaan. Tot ver in de zestiende eeuw speelt dit gemis elke onderzoeker van de Bommelse geschiedenis parten. Toch kan met elk nieuw onderzoek weer nieuwe informatie worden toegevoegd. En waar eindig je mee? Immers, in de negentiende eeuw zijn grote delen van de stadsmuur gesloopt en zijn de bastions omgevormd tot een wandelpark. Daarmee was de ontwikkeling van Zaltbommel als versterkte stad definitief ten einde. Toch was er nog een project dat de ingrijpende veranderingen, zij het indirect, in beeld brengt. Precies op dit snijvlak van de ontwikkeling kwam de algemene begraafplaats tot stand op het bastion bij de Bosschepoort. De aanleg vond plaats toen de poorten en vestingwer-

ken nog functioneerden en de grootste omvang kon juist dankzij die veranderingen worden bereikt. Deze ontwikkeling tekent zich vooral af in de verschillende hekwerken die in de negentiende eeuw rondom de begraafplaats geplaatst werden. Deze hekwerken zijn beschermd als rijksmonument en werden in 2012 door bouwhistoricus Karel Emmens in opdracht van de gemeente Zaltbommel bouwhistorisch onderzocht voorafgaand aan de restauratie. Dit is voor zover bekend in Nederland het eerste integrale onderzoek van een hekkenreeks die uit verschillende hekwerken bestaat. Mede dankzij het beknopte archiefonderzoek van Ester Vink was het mogelijk om verschillende hekken te dateren en toe te schrijven aan een ijzergieterij en aan verschillende Bommelse smeden. Al met al lag een enorme hoeveelheid kennis op tafel, waaruit het soms lastig kiezen was. Niet alles kon in het boek worden opgenomen, om te voorkomen dat het te dik zou worden. Doordat de verschillende hoofdstukken overlappingen vertonen, is het schrijfproces bovendien interactief verlopen. Zo kon het gebeuren dat informatie die door de ene onderzoeker was verzameld in een ander hoofdstuk werd ondergebracht. Daarin heeft de eindredacteur een actieve rol gespeeld, die alle betrokkenen telkens weer met kritische vragen stimuleerde, nieuwe informatie aandroeg en er uiteindelijk voor heeft zorggedragen dat het een inhoudelijk samenhangend boek geworden is. Een boek waarin de bijzondere versterkingen van de stad Zaltbommel centraal staan. Een boek dat rijk geïllustreerd is met historische kaarten, prenten, schilderijen, oude foto’s en moderne die in opdracht van de gemeente Zaltbommel speciaal door Witold de Man zijn gemaakt, tekeningen, impressies en reconstructies. Een boek waarin de tekst en de afbeeldingen door Erik Vos tot een prachtig geheel zijn samengevoegd. En een boek dat zich voegt in een groeiende reeks grotere publicaties uit de eenentwintigste eeuw over Bommelse onderwerpen: Onder de daken van Zaltbommel (Gabri van Tussenbroek, 2003) en Een pronkstuk in Zaltbommel. Maarten van Rossem, zijn huis en het museum, (Marjan Witteveen, Peter Schipper e.a., 2005). Er zullen ongetwijfeld nog meer boeken volgen, want Zaltbommel is en blijft een fascinerende stad. Karel Emmens Eindredacteur

10

De versterkte stad Zaltbommel

Mieke Sanders Projectleider, Gemeente Zaltbommel


Inleiding

11 WM2016


• Op deze oude kaart van het rivierengebied uit circa 1526 is de Bommelerwaard met Boemel, Amezzoe en Loeffstein als eiland weergegeven.

GA

12 D e v e r s t e r k t e s t a d Z a l t b o m m e l


De oorsprong van Zaltbommel Karel Emmens De oorsprong van Zaltbommel

13


Net als de dorpen in de Bommelerwaard ligt Zaltbommel op een oeverwal van een oude rivierloop, een voorganger van de Waal. Daar zijn op veel plaatsen, maar nog niet in de stad zelf, archeologische sporen gevonden die wijzen op een bewoningsgeschiedenis van vele duizenden jaren. De oudste schriftelijke vermelding stamt uit het midden van de negende eeuw, toen een grootgrondbezitter zijn boerderijen in Zaltbommel aan de bisschop van Utrecht schonk. Er lag ook een koningsgoed dat, net als bijvoorbeeld in Tiel en Heerewaarden, tot het directe bezit van de Duitse keizers behoorde. Op het eind van de tiende eeuw bleken in Zaltbommel ongebruikelijke rechten gevestigd te zijn, die getuigen van de ontwikkeling van een handelsnederzetting. Deze rechten werden door de Duitse keizer aan de bisschop van Utrecht geschonken. Er ontstond geleidelijk een prestedelijke nederzetting, waarvan op het eind van de twaalfde eeuw sprake was. Inmiddels was Zaltbommel in handen van de graven van Gelre, die mogelijk omstreeks 1230 stadsrechten hebben verleend. Tot in de veertiende eeuw was de stad de ‘hoofdstad’ van de Tieler- en Bommelerwaard. Land van rivieren De oudste geschiedenis van Zaltbommel ligt onder onze voeten. In de ruime omgeving, de Bommeler- en de Tielerwaard, zijn tijdens archeologisch onderzoek bewoningssporen aangetroffen die tot wel twaalfduizend jaar oud zijn. Ze laten de gebruikelijke ontwikkeling van de menselijke activiteit in onze streken zien. Aanvankelijk was er alleen sprake van rondtrekkende nomaden die leefden van de jacht en het verzamelen van noten en vruchten.

Ongeveer 5500 jaar geleden kwamen hier de eerste boeren die zich in meer permanente nederzettingen vestigden. De Romeinse tijd (circa 50 v.Chr. tot 400 n.Chr.) is veel sterker vertegenwoordigd, omdat de Rijn eeuwenlang de noordgrens van het uitgestrekte rijk vormde. Bovendien komen we bij Romeinse schrijvers de eerste schriftelijke bewijzen tegen van de rivieren Renus (Rijn), Vahalis (Waal) en Mosa (Maas), maar ook van de stad Oppidum Batavorum, het latere Noviomagus (Nijmegen) en allerlei castella

• Schematische doorsnede over een rivierloop in het Nederlandse rivierengebied. De dynamiek van het water leidt tot zich langzaam verleggende rivierbeddingen die geflankeerd worden door de oeverwallen, de hogere en bewoonbare gronden.

UIT

• In de ondergrond van het rivierengebied bevinden zich veel voormalige rivierbeddingen. Dankzij hun zandige bodemgesteldheid tekenen ze zich tijdens bodemonderzoek af als kronkelende banen.

14 D e v e r s t e r k t e s t a d Z a l t b o m m e l

UIT


zich nogal eens verlegden, was het landschap aan doorlopende verandering onderhevig. Tot ver in de Romeinse tijd splitste de Waal zich bij Tiel in een aantal kleinere rivierlopen, waaronder de Linge, de Estse-Gamerense stroomrug en de Bruchemse stroomrug, die westwaarts stroomden. De laatste twee lopen zijn weliswaar verdwenen maar tekenen zich nog altijd in het landschap af: niet zozeer vanwege de minimale hoogteverschillen als wel aan de ligging van de dorpen. Bijna alle oude bewoningskernen in de Tieler- en Bommelerwaard, ook Zaltbommel, liggen op de oeverwallen van deze en andere oude stroomruggen van rivieren die al (ver) voor de Romeinse tijd actief waren. Als we inzoomen op de situatie bij Zaltbommel, dan blijkt de rivier in die tijd langs Est-Waardenburg-Zaltbommel noord-zuid gestroomd te hebben en vervolgens in westelijke richting naar Gameren. De precieze loop is niet bekend, maar vermoedelijk ligt de oostelijke stadsbuitengracht ongeveer in die bedding.2 Toen vanaf de vierde eeuw de Waal ten westen van Tiel een nieuwe bedding maakte, ontstond de brede voorloper van de huidige Waal. Bij Zaltbommel

Estse stroo

mru g

(forten) die langs deze rivieren lagen. De sporen uit de vroege middeleeuwen behoren bij het Frankische rijk dat zich vanaf de vijfde eeuw ontwikkelde, met eerst de Merovingische en daarna de Karolingische vorsten. De bekendste vertegenwoordiger is Karel de Grote (747/748-814), die een palts (paleis) in onder andere Nijmegen had.1 Maar dan komen we al in de periode dat Zaltbommel voor het eerst in oude teksten opduikt. De oude bewoning van het rivierengebied werd volledig bepaald door de landschappelijke opbouw. De streek bestaat uit lage rivierbeddingen, hoge en droge zandige oeverwallen en natte, kleiige komgronden. Deze opbouw is ontstaan door regelmatige overstromingen van de rivieren, waarbij het zwaardere meegevoerde materiaal, zand en grove klei, als eerste neersloeg en zo de hogere oeverwallen vormde, terwijl het lichte materiaal, fijne klei, pas op grote afstand afgezet werd in de daarachter gelegen komgronden. Bewoning kon uitsluitend plaatsvinden op de hogere delen, de oeverwallen die evenwijdig aan de rivierlopen lagen en die bovendien vruchtbare gronden boden. Doordat rivierlopen

Neerijnen

Waardenburg

Opijnen Huidige Waals troo m

Tuil

Haaften

Ou de

W

Zaltbommel

Gameren

l aa

op lo

Hurwenen

g omru Gamerse stro

Rossum

rug

se stroom

Bruchem

Bruchem

Impressie van de ontwikkeling van rivierlopen van 0 tot heden tot de 4e eeuw (stroomruggen) Waal van 4e tot en met 17e eeuw Waal vanaf 17e eeuw

• Weergave van de rivierlopen in het Gelderse rivierengebied in de Romeinse tijd

• Schematische reconstructie van de ontwikkeling die de rivierlopen bij

(circa 50 v.Chr. - 450 n.Chr.). Bij Zaltbommel bestond de huidige Waalloop nog

Zaltbommel de afgelopen tweeduizend jaar hebben ondergaan. Aan de

niet, maar wel een voorgangers: de Estse-Gamerse stroomrug. Deze liep aan de

oostkant van de stad liep aanvankelijk de Estse-Gamerse stroomrug, met

oostkant van de stad noord-zuid.

ten zuiden daarvan de Bruchemse stroomrug. In de vierde eeuw ontwik-

UIT

kelde zich de voorloper van de huidige Waal, die nog een sterk kronkelend verloop had. De moderne, veel rechtlijniger Waalloop is in de zeventiende eeuw tot stand gekomen.

FD/KE

De oorsprong van Zaltbommel

15


24 De versterkte stad Zaltbommel


De verdedigingswal uit de twaalfde eeuw Hein Hundertmark De verdedigingswal uit de t wa alfde eeuw

25


Het werd al langer vermoed, maar in 2013 is definitief aangetoond dat aan de middeleeuwse stadsmuur van Zaltbommel een aarden omwalling vooraf is gegaan. Deze wal is opgeworpen met grond die vanaf de achtste eeuw bewoond werd en vrijkwam door het graven van de gracht naast de wal. De aanleg van deze verdedigingswal vond vermoedelijk in de late twaalfde eeuw plaats. Dankzij deze vondst schaart Zaltbommel zich in een zeer select rijtje van plaatsen die eveneens al vroeg een dergelijke verdedigingswal kenden, zoals Utrecht, Nijmegen en Zutphen. Het vormt een bewijs dat zich hier toen reeds een belangrijke nederzetting bevond.1 Een aarden vestingwal als voorganger van de stadsmuur Zaltbommel heeft zich in de elfde en twaalfde eeuw ontwikkeld tot een handelsnederzetting, die in 1196 als oppidum is omschreven. In die tijd kon een dergelijke prestedelijke nederzetting in de Gelderse context mogelijk al over enkele stadsrechten en een beperkt zelfbestuur beschikken, maar ook voorzien zijn van een stadsmuur of omwalling (zie hoofdstuk 1). Zaltbommel vormt voor dat laatste een treffend bewijs zoals duidelijk is geworden tijdens opgravingen in 2001 en 2013. Het archeologisch onderzoek vond plaats op het Agnietenterrein in de zuidoostelijke hoek van de binnenstad, waar bij de fundering van de stadsmuur restanten van een aarden wal zijn aangetroffen. Het ingeklonken wallichaam bleek te zijn opgebouwd uit vier afzonderlijke ophogingslagen en is zonder twijfel de voorganger van de middeleeuwse stadsmuur geweest. De fundering van de stadsmuur bleek ingegraven te zijn in de top van de wal, waar zich oorspronkelijk de houten palissade van een vestingwal zal hebben bevonden.2 Dat een aarden wal vooraf kon gaan aan een stadsmuur is op slechts enkele andere plaatsen vastgesteld. In Utrecht is in 2000

• Opname van de profieldoorsnede, met op de voorgrond een fundering van het vijftiende-eeuwse reftergebouw van het Agnietenklooster, en op de achtergrond de fundering van de veertiende-eeuwse stadsmuur.

26 De versterkte stad Zaltbommel

HA

aan de stadsbuitengracht bij het Geertebolwerk de aarden verdedigingswal aangetroffen, die kort na de stadsrechtverlening in 1122 was opgeworpen. In de top van de wal is de voet van de dertiende-eeuwse stadsmuur ingegraven, precies op de plek waar de oorspronkelijke houten palissade vermoed wordt. In een veel later stadium is de aarden wal tegen de binnenzijde van de stadsmuur verhoogd, ten behoeve van het plaatsen van vuurgeschut.3 Ouder zijn de omwalling in Deventer, die in de negende eeuw is aangelegd, en die in Groningen uit de elfde eeuw.4 In de binnenstad van Nijmegen zijn tijdens archeologische opgravingen in 2011 eveneens sporen van een aarden vestingwal met een droge gracht aan het licht gekomen. Vermoedelijk is tijdens de herbouw van de imposante keizerlijke burcht op het Valkhof in de tweede helft van de twaalfde eeuw ook de aangrenzende burgerlijke nederzetting van een verdedigingswal voorzien.5 Opmerkelijk complex is de situatie in Zutphen, waar een reeks wallen zowel de grafelijke burcht als de prestedelijke nederzetting beschermde. De aanleg ervan was reeds in de vierde eeuw begonnen, in de negende eeuw volledig vernieuwd en in de tiende en elfde eeuw


uitgebreid. Bij al deze nederzettingen was ofwel de Duitse keizer de landsheer, ofwel de bisschop van Utrecht, en soms zelfs beiden.6 Dat sluit nauw aan bij de Bommelse situatie, waar we deze landsheren zijn tegengekomen in de vroege geschiedenis (zie hoofdstuk 1). Maar ook in later tijd zijn nog omwallingen aangelegd, zoals bijvoorbeeld in Amsterdam tijdens opgravingen is geconstateerd. Het betrof hier twee aarden wallen die in de vroege veertiende eeuw gedateerd worden en waar op de top nog sporen van houten palissaden bewaard waren gebleven.7 De opbouw van de Bommelse wal Vastgesteld kon worden dat de aarden wal is aangebracht op een bewoningslaag uit de vroege middeleeuwen, waarin kleine fragmenten (scherven) aardewerk zijn aangetroffen die te dateren zijn in de periode van de achtste tot de tiende eeuw.8 Scherven uit dezelfde tijd zijn ook gevonden in de ophogingslagen van de aarden wal. De gelaagdheid van het wallichaam laat zien dat verschillende soorten aarde zijn opgebracht die, gezien de aangetroffen scherven in de ophogingslagen, afkomstig waren uit de directe omgeving. Naar alle waarschijnlijkheid is voor de wal aarde gebruikt die vrijgekomen is door het graven van de gracht vóór de wal. In de bewoningslaag onder het wallichaam is een wirwar aan paalgaatjes aangetroffen, die een doorsnede van 5 tot 10 cm hebben. De betekenis hiervan is niet geheel duidelijk, maar vermoedelijk zijn de paaltjes aangebracht ter fixatie – als

een soort fundering – van de op te brengen lagen van de aarden wal. De wal blijkt in een korte periode opgeworpen te zijn, omdat in de bovenkant van de achtereenvolgende ophogingslagen geen tekenen van ‘bodemvorming’ zichtbaar zijn: er is geen begroeiing geweest. De laatste en vierde ophogingslaag vertoonde daarentegen wel bodemvorming, zodat dit de afdekkende laag van de aarden wal betrof. De aangetroffen stukjes baksteenpuin bovenin deze bovenste laag zijn erin getrapt tijdens de bouw van het vermoedelijke reftergebouw van het Agnietenklooster en de afbraak van het gebouwtje dat daaraan vooraf ging. Het vormt een belangrijke aanwijzing dat de twaalfde-eeuwse aarden wal als reliëf nog steeds herkenbaar (en beloopbaar) was in de vijftiende eeuw. Op het hoogste punt van de aarden wal, waar de houten palissade zich moet hebben bevonden, bleek de bovenste laag te zijn afgetopt en geëgaliseerd ten behoeve van de bouw van de stadsmuur.9 Daterende scherven In de ophogingslagen van het wallichaam en in de bewoningslaag waarop de wal is opgeworpen, zijn in totaal negentien fragmenten van aardewerk aangetroffen. Dat is zeer uitzonderlijk in dergelijke oude verdedigingswallen. Ze bieden houvast voor een nadere datering van de periode waarin de vestingwal is aangelegd. Aardewerk maakte namelijk een karakteristieke ontwikkeling door, waardoor de verschillende vormen aan bepaalde tijdsbestekken

• Detail van het profiel, met rechts de fundering van de refter van het Agnietenklooster. In het profiel is te zien dat in de wal de lichtgrijze en bruine lagen van links naar rechts in hoogte oplopen.

HA

De verdedigingswal uit de t wa alfde eeuw

27


WM2016

3

30 De versterkte stad Zaltbommel


Het stadsrecht van Zaltbommel Marjan Witteveen Het stadsrecht van Zaltbommel

31


Wanneer kreeg Zaltbommel stadsrechten? De oudste schriftelijk overgeleverde stadsrechten dateren van 1315, maar het gebruikelijke antwoord is 1316, toen graaf Reinald I in de ‘Eening’ de landrechten van de bewoners van de Bommeler- en de Tielerwaard verenigde met de stadsrechten uit 1315. De teksten uit 1315 en 1316 verwijzen echter naar oudere, overgeleverde rechten en privileges. Aantoonbaar behoorde daartoe de Bommelse schepenbank die reeds in 1276 functioneerde en niet alleen de stad maar ook het grootste deel van de Bommeler- en de Tielerwaard omvatte. Oudere geschiedschrijvers tot de vijftiende eeuw aan toe noemen graaf Otto II en een datum omstreeks 1230 voor de Bommelse stadsrechtverlening. Een onlangs teruggevonden afschrift van de dertiende-eeuwse burgereed die nieuwe burgers moesten afleggen, wijst inderdaad op deze graaf als de verlener van de oorspronkelijke stadsrechten. Zaltbommel bleek al sinds op zijn minst de dertiende eeuw als een soort regionale ‘hoofdstad’ voor een groot gebied te fungeren. In de loop van de veertiende eeuw werd deze positie steeds meer aangetast, doordat Tiel en Heerewaarden Gelders werden en de schepenbank in kleinere eenheden werd gesplitst. De oudste overgeleverde stadsrechten, vastgelegd op 13 december 1315 Om het bestuur over zijn gebied te vereenvoudigen streefde Reinald I, graaf van Gelre van 1271 tot 1318, naar zoveel mogelijk vergelijkbare rechten in de steden.1 Stadsrechten geven een stad vrijheden ten opzicht van de landsheer, in Gelre toen nog de graaf. Ze leggen de wederzijdse rechten en plichten vast. De leenheer van de graaf, koning Hendrik VII van het Heilige Roomse Rijk (1308-1313) gaf graaf Reinald I in 1310 toestemming om bestaande rechten in zijn gebied in te trekken, te vernieuwen of te veranderen. De herroeping van de stadsrechten zou de graaf zelfs hebben uitgelokt als onderdeel van zijn poging om deze privileges te hervormen.2 Toen hij die toestemming had, trok hij vele stadsrechten binnen zijn gebied in.3 Vervolgens liet hij voor

• Het oudste stadsrecht op schrift. Hierboven is het perkament in opgevouwen toestand, rechts uitgevouwen. In 1321 maakte een kanunnik van het kapittel dat verbonden was aan de St.-Maartenskerk in Zaltbommel een kopie van de stadsrechtbrief, het document met de tekst van de stadsrechtverlening uit 1315. Dankzij deze kopie (vidimus) op perkament is de tekst bewaard gebleven.

32 De versterkte stad Zaltbommel

WM/GA

de meeste steden in 1312 nieuwe stadsrechten opstellen ter vereenvoudiging en uniformering van de rechten.4 Hij hoopte ook de steden in een hiërarchische verhouding te plaatsen.5 Het is nog een vraag of deze nieuwe stadsrechten de betreffende steden toen hebben bereikt, maar ze maken wel duidelijk wat Reinald onder stadsrechten verstond, namelijk de bevestiging van oudere privileges, de verlening van een weekmarkt, van een of twee jaarmarkten en de toewijzing van een hogere rechtbank.6 In de reeks van stadsrechten van 1312 is Zaltbommel overigens niet genoemd. Met het verlenen van nieuwe rechten wachtte graaf Reinald tot na 1312, toen koning Hendrik VII tot keizer werd gekroond. Nieuwe rechten verleende hij sindsdien ‘op keizerlijk gezag’, zoals hij niet naliet te vermelden. Op 13 december 1315 kreeg Zaltbommel zijn


stadsrechtbrief. Het kapittel van de Sint-Maartenskerk heeft van dit document een gewaarmerkt afschrift (vidimus) bewaard dat is gedateerd op 27 november 1321.7 Belangrijke bepalingen in de oorkonde van 1315 Reinald verstond onder stadsrechten de bevestiging van oudere privileges, het houden van markten en de instelling van een hogere rechtbank. Met de oorkonde van 1315 stelde de graaf zijn eigen belangen veilig en maakte hij het stadsrecht ook aantrekkelijk voor de bewoners, in het bijzonder door bepalingen over rechtspraak, economie en veiligheid. Hier gaat het vooral om die bepalingen. Zo verklaarde hij dat het dorp (villa, alle oudere rechten waren immers sinds 1310 ingetrokken) Zaltbommel een stad (oppidum) was, die werd bestuurd door acht schepenen van wie jaarlijks vier zouden aftreden. De schout, de vertegenwoordiger van de graaf in de stad,8 zou recht spreken over allerhande zaken, daarin bijgestaan door de schepenen9 maar de graaf oordeelde zelf nog over de zaken die tegen het goddelijk recht, het natuurlijk recht of tegen de landsheer waren gericht. Als de graaf belasting hief, waren de burgers verplicht die zonder uitzondering te betalen. Ze hoefden daarentegen bij gebruik van de landsheerlijke waterwegen alleen tol te betalen in Lobith en Roermond. Een interessante bepaling gaat over de markten. De graaf stelde eerst vast (statuimus) dat de stad een jaarmarkt mocht houden die begon op de dag voor Pinksteren. Hij bepaalde (constituimus)

dat een andere jaarmarkt werd verplaatst van 28 naar 21 september. En tenslotte stelde hij een weekmarkt in (instituimus) op de derde dag van de week, dat is de dinsdag.10 Het gebruik van verschillende termen is veelbetekenend, want ze laten zien dat de eerste jaarmarkt al bestond, de tweede jaarmarkt werd vervroegd met een week (en dus ook al bestond) en dat de weekmarkt een nieuw recht was.11 De markten leverden zowel voor de stad als voor de landsheer inkomsten op door het toegangsrecht, de markttol, en door belasting op sommige verhandelde goederen zoals de gruit. Van grote symbolische waarde en vooral van defensief levensbelang was de ommuring van de stad. Om de stad gemakkelijker (commodius) te versterken en van muren te voorzien, mochten de burgers voortaan de gemene (door iedereen vrijelijk te gebruiken) weiden buiten de stad verdelen tussen armen en rijken en de opbrengst bestemmen voor de versterkingen.12 De graaf bepaalde dus niet dat de stad voor een ommuring mocht zorgen, maar hij gaf een mogelijkheid om aan geld te komen om de stad beter te versterken en te ommuren. Dat wijst erop dat de plaats al enige vorm van versterking had (zie hoofdstuk 2) en dat het een kostbare zaak was om die te verbeteren en uit te breiden. De stad lijkt van deze mogelijkheden geen gebruik te hebben gemaakt, want de gemene weiden buiten de Gamerschepoort bleven in stand.13 Tenslotte verwijst de stadsrechtbrief van de graaf naar het verleden: ‘bovendien willen wij en onze erfgenamen zoals

• In de eerste, niet eerder gepubliceerde regels van de vidimus schrijft de deken van de Bommelse kerk dat hij in 1321 de stadsrechtbrief van graaf Reinald heeft gezien en dat de zegels daarvan in perfecte staat waren (Nos Johannes decanus ecclesie Bomelensis notum facimus universis, quod nos anno domini Mo CCCo vicesimoprimo, feria sexta post beate Katerine virginis ac nostris litteras magnifici viri domini Reynaldi comitis Ghelrie suo sigillo sigillatas, non rasas, non cancellatas, non abolitas, nec in aliqua sui parte viciatas, vidimus ac legimus in hec verba).

WM/GA

Het stadsrecht van Zaltbommel

33


40 De versterkte stad Zaltbommel


De stadsmuur van Zaltbommel Hein Hundertmark De stadsmuur van Zaltbommel

41


Na de hernieuwde stadsrechtverleningen in 1315 en 1316 is begonnen met de bouw van de stadsmuur. Op verschillende plaatsen in de twaalfde-eeuwse aarden wal zijn startpunten terug te vinden: niet alleen de vier hoofdpoorten maar ook muurtorens en stukken stadsmuur tussen de poorten en torens in. Het grote project werd voortvarend en ambitieus aangepakt, met poortcomplexen die uit een hoofdpoort en dubbele voorpoorten bestonden, hoge muurtorens met kantelen en arkeltorens, en een stenen weergang. De rampzalige belegering en verwoesting van de stad in 1319 veroorzaakte echter een hongersnood in het volgende jaar en gedurende lange tijd een slechtere financiĂŤle situatie. De poorten zijn nog wel voltooid volgens de ambities van de eerste bouwcampagne, evenals een enkele muurtoren, maar voor het overige leidde de tweede bouwcampagne tot een sterke vereenvoudiging. In plaats van een stenen kwam een houten weergang tot stand, simpele halfronde muurtorens die met de stadsmuur mee werden gebouwd en een vermindering van het aantal schietgaten. Ook constructief had de vereenvoudiging gevolgen, want de gewijzigde manier van funderen en het weglaten van de stenen weergang maakten de stadsmuur aanzienlijk zwakker. Verschillende herstellingen zijn hier het gevolg van, maar ook van latere belegeringen en watersnoden. Tot ver in de negentiende eeuw is het grootste deel van de omstreeks 1360-1370 voltooide stadsmuur met zijn poorten en torens blijven staan. In 1863 echter was het verregaand gesloopt, op een restant van de Waterpoort, de onderbouw van een muurtoren en een zevental stukken stadsmuur na. Hoe fragmentarisch ook, ze getuigen nog altijd van een bijzondere bouwgeschiedenis.1 De Bommelse stadsmuur Zaltbommel is in Nederland een van de weinige historische vestingsteden die nog over aanzienlijke overblijfselen van de middeleeuwse stadsmuur beschikt. In totaal zijn zeven muurrestanten van de in oorsprong ruim twee kilometer lange, uit de veertiende eeuw daterende stadsmuur bewaard gebleven, die volledig in baksteen zijn opgemetseld. Het kleinste stuk aan de westzijde van de historische binnenstad heeft een lengte van circa zes meter en is geĂŻncorporeerd in de kopse gevel van een negentiende-eeuws be-

drijfsgebouwtje. Het grootste stuk stadsmuur aan de zuidzijde van de binnenstad doet dienst als tuinmuur voor verscheidene percelen aan de Nieuwstraat en heeft een lengte van 190 meter. In dit stuk stadsmuur is tevens de onderbouw van een vierkante muurtoren bewaard gebleven.2 Achter de Nonnenstraat bij de Heemtuin bevindt zich nog een ander lang restant en verder zijn er verspreid nog een aantal kleinere stukken. Het best bewaarde stuk stadsmuur staat in de achtertuin van Waterstraat 44, vlakbij de Waterpoort. Dit restant heeft als enige nog de volle hoogte en bezit

WA A L 1

1

2

3

5

2

7 3 4

6 4 5

100

0

200 m

• Plattegrond van de binnenstad van Zaltbommel met daarop aangegeven het verloop van de veertiende-eeuwse stadsmuur met de stadspoorten en muurtorens. Met de zwarte nummering en gestippelde omcirkeling zijn de zeven onderzochte en gerestaureerde stukken stadsmuur en de onderbouw van de vierkante muurtoren aangeduid. De blauw gestippelde cirkels betreffen de drie archeologisch onderzochte en tot boven het maaiveld opgemetselde torenfunderingen. Met rode nummers zijn de stadspoorten aangegeven: 1. Waterpoort; 2. Steigerpoort; 3. Oenselsepoort; 4. Bosschepoort; 5. Gamersepoort. 42 De versterkte stad Zaltbommel

FD


daardoor de originele kantelenreeks. Ook vertoont het een scala aan bouwsporen, waaruit de uiteindelijk gerealiseerde opbouw met een houten weergang kon worden gereconstrueerd. Met name aan de hand van verschillende bouwsporen in de twee grootste bewaard gebleven stukken stadsmuur die zich aan de zuidzijde van de binnenstad bevinden, viel vast te stellen dat er sprake is geweest van een ingewikkelde bouwgeschiedenis, met een belangrijke tussentijdse vereenvoudiging in de uitvoering. De eerste bouwcampagne die maar kort heeft geduurd kende een aanzienlijk ambitieuzere opzet dan de tweede bouwcampagne. De verschillende bouwfasen die in beide bouwcampagnes onderscheiden konden worden, bieden een uniek inzicht in de wijze waarop een dergelijk groot en complex project in die tijd werd aangepakt. Na zijn voltooiing heeft de stadsmuur bovendien gedurende enkele eeuwen te lijden gehad van diverse krijgshandelingen, getuige de vele herstellingen en vernieuwingen die in het muurwerk terug te vinden zijn. Uiteindelijk bleek ieder afzonderlijk stuk stadsmuur een eigen verhaal te vertellen, die als puzzelstukjes in elkaar passen en een compleet en uniek beeld van de bouwgeschiedenis van dit bijzondere monument laten zien. En bovendien een sterk vernieuwd beeld, omdat veel oude ideeën achterhaald zijn dankzij de nieuwe onderzoeksgegevens. Er zijn maar weinig andere stadsmuren in Nederland waarvan zoveel kennis is vergaard, zeker niet van kleine steden.

De bouwgeschiedenis in kort bestek Aan de hand van de bouwsporen blijkt de ontstaans- en ontwikkelingsgeschiedenis van de stadsmuur een complexe kwestie te zijn geweest. Gecombineerd met de schaarse historische gegevens en door vergelijking met de ommuringen van andere steden is het mogelijk gebleken om de bouwgeschiedenis van dit bouwproject te dateren en in breder perspectief te plaatsen. Het begin van de werkzaamheden Het is onbekend wanneer met de bouw van de Bommelse stadsmuur is begonnen, want de middeleeuwse stadsrekeningen die ooit deze informatie bevatten zijn helaas al lang geleden verloren gegaan. Toch is er aanleiding om de start kort na 1315 te plaatsen. Met de stadsrechtbrief uit dat jaar had graaf Reinald I voor Zaltbommel onder andere de benodigde inkomsten geregeld om de stedelijke versterkingen te verbeteren en een ommuring te realiseren. Het geld was afkomstig uit de opbrengsten van de gemene weidegronden buiten de stad, die verdeeld mochten worden tussen de arme en de rijke burgers. Een jaar later nam Reinald I deze oorkonde op in de nieuwe ‘Eening’ met het landrecht van de Tieler- en Bommelerwaarden (zie hoofdstuk 3). Dat jaar 1316 wordt dan ook algemeen beschouwd als het beginpunt van de bouw van de stenen ommuring.3

• Het 190 meter lange stuk stadsmuur ten zuiden van de St.-Maartenskerk. Geheel rechts is de onderbouw van de vierkante muurtoren zichtbaar. De muurtoren bevindt zich ongeveer halverwege het 190 meter lange stuk stadsmuur.

WM 2016

De stadsmuur van Zaltbommel

43


• Pentekening door Valentijn Klotz (Maastricht 1645?-’s-Gravenhage 1721). Klotz was als ingenieur verbonden aan het Staatse leger en maakte tekeningen van de plaatsen waar hij was gelegerd. Op dezelfde dag in november 1673 dat de Fransen wegtrokken uit Zaltbommel, kwam een legerkorps van de Republiek in de stad om de vestingwerken provisorisch te herstellen. Waarschijnlijk was Klotz daar toen bij. 164 De versterkte stad Zaltbommel

RMA

5


De vestingwerken Ester Vink D e v e s t i n g w e r ke n

165


In het begin van de zestiende eeuw was het vuurgeschut zover ontwikkeld dat de middeleeuwse stadsmuren en -poorten onvoldoende veiligheid boden. Daarom werden voor de hoofdpoorten grote rondelen gelegd en is de wal tussen de twee grachten met kleine rondelen versterkt. Maar ook deze modernisering bleek al snel niet toereikend, al werd in 1574 de blokkade door de Spanjaarden nog wel weerstaan. De positie als ‘frontierstad’ tijdens de Tachtigjarige Oorlog maakte de aanleg van uitgebreidere vestingwerken noodzakelijk, waarmee aan de oost- en westzijde van de stad werd begonnen. Er kwamen imposante bastions met hoge aarden wallen volgens het Oud-Nederlandse vestingstelsel. De eerste vier daarvan waren nog niet eens gereed, toen de stad in 1599 ook een tweede belegering door de Spanjaarden wist te weerstaan. Omstreeks 1610 waren de zeven bastions voltooid. Korte tijd later verloor Zaltbommel haar positie als frontierstad en waren belegeringen niet meer aan de orde. Dat had zijn effecten op de vestingwerken, die geleidelijk andere functies kregen en alleen met veel moeite konden worden onderhouden. Tussen 1830 en 1850 zijn de bastions en wallen omgevormd tot een wandelpark, terwijl in 1863 een aanzienlijk deel van de stadsmuur met zijn torens en poorten was gesloopt. In die toestand zijn de vestingwerken tot op de dag van vandaag beeldbepalend voor de stad.1 Zaltbommel in de zestiende eeuw In de middeleeuwen was Zaltbommel bepaald geen onbetekenende plaats waar alleen streekbewoners zich op marktdagen vertoonden. Integendeel, de stad fungeerde als het bestuurlijke centrum van de Bommeler- en Tielerwaard, was goed te bereizen en blies op economisch gebied haar partij dapper mee, zo in het grensgebied van Gelre, Holland en Brabant. Goederen uit alle windstreken bereikten Zaltbommel over de Waal, of via een omweg over de Maas. De stad lag, en ligt nog steeds, aan een kruispunt van land- en waterwegen, namelijk aan de Waal met zijn dijken in oost-west richting en aan een noord-zuid route over land via vaak slecht begaanbare wegen en later over gegraven vaarten, zowel aan de zuidkant als aan de noordkant van de Waal.2 Bestuurders en hoogwaardigheidsbekleders bezochten de stad regelmatig, evenals kerkelijke functionarissen, andere geestelijken, kunstenaars en intellectuelen. In de stad werd in de veertiende en vijftiende eeuw voortvarend aan een enorme kerk gebouwd, waar kanunniken uit toonaangevende geslachten aan verbonden waren. Zaltbommel werd door regionale machthebbers die elkaar vaak fel bestreden als een belangrijke plaats gezien. Daardoor is de stad nogal eens lijdende partij geweest in de langdurige strijd die werd uitgevochten tussen de graven, later hertogen van Gelre en die van Brabant, later Bourgondië en hun bondgenoten. Zij hadden er belang bij om de stad binnen hun invloedssfeer te brengen. Later in de zestiende eeuw was het vooral de strijd tussen de opstandelingen en de Spaanse koning Filips II tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) die de strategische positie van de stad bevestigde. Zo vonden in 1574 en 1599 grootschalige belegeringen door de Spanjaarden plaats, die beide keren werden weerstaan. Onder die omstandigheden waren goede vestingwerken voor Zaltbommel een noodzakelijke investering. Een nieuwe bescherming Toen rond 1316 in Zaltbommel met de aanleg van de stadsmuur werd begonnen waren buskruit en vuurgeschut nog nauwelijks bekend in Europa. Enkele tientallen jaren later, tegen 1350, is in ons land voor het eerst vuurgeschut gebruikt, maar tot in de vijftiende eeuw bleef het weinig effectief en met name levensgevaarlijk voor diegenen die de kanonnen afvuurden. De dikte van 166 De versterkte stad Zaltbommel

de veertiende-eeuwse stadsmuur in Zaltbommel van ongeveer 75 cm bood daarom aanvankelijk nog voldoende veiligheid. In de loop van de vijftiende eeuw nam de vuurkracht van de kanonnen echter sterk toe en ging het vuurgeschut een steeds grotere bedreiging vormen voor verdedigbare plaatsen of gebouwen.3 Stadsmuren en -torens bleken niet langer bestand tegen binnenkomende kogels, die binnen korte tijd grote bressen konden slaan. Overal in Europa werd daarom de verdediging van steden in de zestiende eeuw aangepast. Het was zaak de afgevuurde projectielen op te vangen vóórdat ze wezenlijke schade konden aanrichten aan de stadsmuren en de bebouwing daarbinnen. Het optrekken van nog veel zwaardere, metersdikke, hoge muren als bescherming was een van de opties, maar kostbaar. In Antwerpen bijvoorbeeld werden in het begin van de zestiende eeuw op enkele kwetsbare punten in de stadsverdediging grote ‘basteien’ opgemetseld, die met hun massieve, metersdikke muren ver buiten de stadsmuren uitstaken. Ook Nijmegen kende korte tijd later aan de voet van de Valkhofburcht langs de Waal een bastei. Aan het einde van de veertiende eeuw waren hier en daar eenvoudiger uitgevoerde gemetselde voorlopers van basteien, zogenoemde ‘bolwerken’, aan stadspoorten toegepast, zoals in Venlo. Dat waren nog niet de bolwerken of bastions zoals die in de loop van de zestiende eeuw ontwikkeld zouden worden. Een andere oplossing werd gevonden in de aanleg van aardwerken, aarden wallen in verschillende vormen. Aan bruikbare aarde was in ons land over het algemeen geen gebrek en zo verschenen overal onder profiel gebrachte grondlichamen, die afgeschoten kanonskogels uitstekend konden smoren. Vaak werd een combinatie van gemetselde verdedigingswerken en aardwerken toegepast: muren die met aarden wallen waren versterkt. Hiervoor kon de stadsmuur zelf zijn gebruikt, maar meestal kwam vóór de ommuring een vooruitgeschoven verdedigingslinie tot stand.4 Bescherming tegen kanonskogels was in de zestiende eeuw een urgente zaak wanneer we een aantekening in de zogenaamde Kroniek van Sint Geertrui uit ’s-Hertogenbosch mogen geloven. Op de vijftiende augustus 1543 werd in die stad ‘een groot ijsere canon geprobeert ende daermede geschooten binnen de stadt Bommell, die men daermede groote schade deden’. Het kanon was in


• Divers wapentuig uit de zestiende eeuw, kunstzinnig gerangschikt. Onder andere zijn een kanon en een dubbel kanon op affuiten afgebeeld. Achter de kanonnen staan de werktuigen die no• Een miniatuur in een Vlaams handschrift, die een

• Het zware muurwerk van het zogenoemde ‘rondeel’,

dig waren om schoten te kunnen lossen:

belegering van een laatmiddeleeuwse stad laat

feitelijke een bastei, die bij de Begijnepoort te Antwerpen

kruitlepels, aanzetters, wissers en lont-

zien, in dit geval Nivelles. Gepantserde soldaten

geprojecteerd was. Kenmerkend zijn de metersdikke

stokken, onderaan liggen kruitvaatjes

beklimmen ladders om over de stadsmuur heen te

muren met schietgaten.

en kogels. Helemaal bovenaan spatten

SAA

komen, terwijl vuurspuwende kanonnen hun best

kogels uit een granaat. Prent van Johan-

doen. De miniatuur is gedateerd tussen 1530-1540

nes of Lucas van Doetechum, naar een

en zou van de hand zijn van een miniaturist uit de

ontwerp van Hans Vredeman de Vries,

omgeving van de Meester van Karel V.

1572.

PGM

Keulen gegoten en had van de burgers van Den Bosch de naam ‘De Boose Griet’ gekregen. Zaltbommel en ’s-Hertogenbosch stonden jarenlang tegenover elkaar tijdens de zogenaamde Gelderse Oorlogen (1502-1543), die veel ellende brachten in een groot deel van de Nederlanden, maar vooral in Gelre en Brabant. De schoten van dit machtige wapen waren de opmaat voor de vrede die een maand later werd gesloten. Het hertogdom Gelre had verloren en zou voortaan deel uitmaken van het Bourgondisch-Habsburgse Rijk, bestuurd door Karel V, de overwinnend vorst.5 Het spreekt vanzelf dat een kanon in die tijd niet van ’sHertogenbosch naar Zaltbommel kon schieten, de kroniekschrijver heeft het zwaar overdreven. De versterking van de Bommelse verdedigingswerken De eerste berichten over aanpassingen aan de stadsverdediging van Zaltbommel gaan terug tot het eind van de vijftiende eeuw. Omstreeks 1500 schreef Jan Roeloffs, schout van Zaltbommel,

RMA

aan hertog Karel ‘hoe die bussen gestalt siin op die poirten ind op die toirnen rondom der stat’.6 Zonder het met zoveel woorden te zeggen geeft hij daarmee aan dat al eerder de poorten en torens van de oude stadsmuur geschikt waren gemaakt om daarop vuurgeschut te plaatsen. Omdat deze bouwwerken bijna volledig verdwenen zijn, is het niet meer mogelijk na te gaan hoe precies ze zijn aangepast. Een restant van de stadsmuur dat op het Agnietenterrein bewaard is gebleven geeft daar gelukkig enig zicht op. Deze muur is in het begin van de zestiende eeuw bijna volledig vernieuwd en aan de grachtzijde voorzien van steunberen om de nieuwe, hoge aarden wal aan de stadszijde te keren. Deze wal diende voor het opstellen van het geschut (zie hoofdstuk 4). Korte tijd later, omstreeks 1508, werd bij de Gamersepoort een groot rondeel opgericht, samen met een ‘blokhuis’. Ook de Bosschepoort werd in 1531 versterkt met een groot rondeel en voor de Waterpoort lag er een in 1544.7 De Steigerpoort heeft ongetwijfeld in dezelfde periode een dergelijke versterking gekregen. D e v e s t i n g w e r ke n

167


WM2016

6

248 De versterkte stad Zaltbommel


De begraafplaats Bosschepoort Karel Emmens De begraafplaats Bosschepoor t

249


Ongeveer tweehonderd jaar na de aanleg van de laatste bolwerken kreeg het zuidelijkste van de zeven bastions een andere functie. Hier werd in het begin van de negentiende eeuw de nieuwe begraafplaats gerealiseerd. In die tijd was de militaire functie van de vestingwerken formeel echter nog steeds van kracht en ook de middeleeuwse Bosschepoort fungeerde nog altijd als entree van de stad. Deze omstandigheden hebben grote invloed gehad op de totstandkoming van de begraafplaats, net als de herinrichting van de vesting en de sloop van de poort die later in die eeuw plaatsvonden. Het verklaart onder meer de onregelmatige vorm van de begraafplaats. Veel van de grote veranderingen die hier in de afgelopen tweehonderd jaar hebben plaatsgevonden zijn af te lezen uit de ijzeren hekwerken die de begraafplaats sinds 1841 omheinen.1 Bastion het ‘Ravelijnbolwerk’ Het bastion dat aan de zuidkant van Zaltbommel was aangelegd, beveiligde de zuidelijke toegang tot de stad via de Bosschepoort. De naam van dit bolwerk, het ‘Ravelijnbolwerk’, komt nogal verwarrend over, omdat hiermee gewoonlijk in de vestingbouw een versterkt eiland in de vestinggracht wordt aangeduid. In de zestiende en zeventiende eeuw werd deze terminologie echter nog niet zo nauwkeurig gebruikt als tegenwoordig en kwam ‘ravelijn’ regelmatig als synoniem voor ‘bolwerk’ voor (zie hoofdstuk 5). Daarnaast kwam ook de veel meer voor de hand liggende aanduiding ‘bolwerk naast de Bosschepoort’ voor. Doordat de vestingwerken buiten de middeleeuwse stadsmuur waren aangelegd en ook de oude stadsgracht in versmalde vorm bewaard was gebleven, bevond alleen de buitenste voorpoort van de Bosschepoort zich op dit bastion. Deze situatie is zowel op het stadsportret uit omstreeks 1620 als door Blaeu omstreeks het midden van de zeventiende eeuw vastgelegd, toen de vestingwerken nog maar kort voltooid waren.

In het ‘terreplein’ van het bolwerk, het lagere veld in het midden van het bastion tussen de hoge wallen aan de randen, is bovendien een ‘meerpersoonsgalg’ met twee staanders afgebeeld en daarnaast een enkele galg. Waren deze galgen hier opgesteld als afschrikwekkend voorbeeld voor bezoekers aan de stad? De galg blijkt ongeveer een eeuw later niet meer aanwezig en het bolwerk was inmiddels net als de andere volledig beplant met bomen. De situatie op dit bastion zou in het begin van de negentiende eeuw echter drastisch veranderen door de aanleg van de begraafplaats. De nieuwe begraafplaats (1810) In de middeleeuwen was de St.-Maartenskerk de voornaamste plaats waar de burgers van Zaltbommel zich lieten begraven. Als men genoeg geld had kon dat in de kerk zelf, anders op het kerkhof daar omheen. Ook in de laatmiddeleeuwse kloosterkapellen vonden begravingen plaats. Vanaf het einde van de zestiende eeuw, na de reformatie in 1572 die leidde tot de ophef-

• Ongeveer dertig jaar later komen

• In de loop van de achttiende eeuw

op een detail van de kaart van

blijken zowel de wallen als het ‘terre-

Blaeu uit 1649 dezelfde elementen

plein’ van het Ravelijnbolwerk volledig

op het Ravelijnbolwerk voor. Zowel

beplant te zijn. Of het daadwerkelijk zo

• Het Ravelijnbolwerk op een uitsnede van het stadsportret uit omstreeks 1620.

de galgen als het wachthuisje en

vol stond met bomen als Scherlenski

Op het ‘terreplein’ tussen de hoge wallen zijn twee galgen opgesteld en een

het poortcomplex zijn op bijna

aangeeft op zijn kaart uit omstreeks

wachthuisje. De onttakelde buitenste voorpoort en het daarbij behorende voor-

identieke wijze weergegeven als op

1772 is echter de vraag.

plein van de Bosschepoort nemen ook enige ruimte op het plein in. GZ/WM

het stadsportret uit circa 1620.

250 De versterkte stad Zaltbommel

RAR

RAR


fing van die kloosters, waren de St.-Maartenskerk en zijn kerkhof de enige plaatsen waar men zich kon laten begraven. Een aantal nieuwe grafzerken uit de zeventiende en achttiende eeuw getuigt hiervan, maar ook werden veel oudere zerken als het ware hergebruikt. Pas tijdens de Franse tijd (1795-1813) kwam in deze gang van zaken geleidelijk verandering. Om allerlei redenen, waarvan hygiëne niet de onbelangrijkste was, werd het begraven in en rond kerken die middenin dorpen en steden lagen, niet langer wenselijk geacht. Begraafplaatsen moesten volgens de nieuwe inzichten juist buiten de bebouwing aangelegd worden. Om hieraan gevolg te geven richtte het gemeentebestuur van Zaltbommel in 1804 een commissie in, die de afschaffing van het begraven in en rond de St.-Maartenskerk ging voorbereiden en een geschikte nieuwe locatie moest zoeken. Deze commissie stelde het terrein van het bastion bij de Bosschepoort als nieuwe begraafplaats voor, deze grond was eigendom van de gemeente. Het kerkbestuur zou de nieuwe begraafplaats op dezelfde wijze gaan verzorgen als het kerkhof om de St.-Maartenskerk, waarvan het een soort uitbreiding werd. Daarom zou de kerk een cijns (een soort pachtsom) aan de gemeente gaan betalen. In tegenstelling tot het oude kerkhof werd de begraafplaats expliciet bestemd voor alle gezindten. De daadwerkelijke aanleg van de nieuwe begraafplaats liet nog enkele jaren op zich wachten. Pas uit 1809 stammen de eerste aanwijzingen en in 1810 is hij daadwerkelijk in gebruik genomen volgens de gedenksteen in het baarhuisje:

‘deeze begraafplaats in 1810 aangelegd en sedert gebruikt is in 1830 onder het bestuur van burgemeester O.P. Mastenbroek tot eene begraafplaats voor alle gezindten ingericht op den teegenwoordigen voet gebragt en voltooit’. Het Israëlitische kerkgenootschap, de Joodse gemeenschap, kon gebruik blijven maken van hun eigen begraafplaats aan het Oliemolenpad, die zij in 1785 bij de oude stadsmuur hadden ingericht. Zij waren namelijk in 1806 vrijgesteld van deze verplichting omdat zij hun overledenen binnen een dag begroeven.2 Voor de aanleg van de nieuwe begraafplaats moest met enkele beperkingen rekening worden gehouden, die mede de onregelmatige aanleg – tot op de dag van vandaag zichtbaar – hebben veroorzaakt. In de eerste plaats behielden de vestingwerken formeel nog hun militaire functie, al stelde dat in de praktijk weinig meer voor (zie hoofdstuk 6). Daarom legde de gemeente aan de voet van de hoge en steile vestingwal als afscheiding een stevige omheining aan in de vorm van een houten palissade, die geleverd werd door de Bommelse handelaar W.C. de Virieu.3 Daarnaast fungeerde ook de middeleeuwse Bosschepoort nog altijd als toegang tot de stad, zoals blijkt uit het nauwkeurig opgemeten kadastrale minuutplan van 1823. Voor de voorpoort die op het bastion stond lag een ommuurd voorplein dat ook al door Blaeu en op het stadsportret was weergegeven en in verbinding stond met de brug over de vestinggracht. De rest van het bastion bleek ingericht tot ‘algemeene begraafplaats’.

• In de St.-Maartenskerk komen verschillende laatmiddeleeuwse grafzerken voor die in later tijd zijn hergebruikt. Deze steen bijvoorbeeld stamt zelf gezien het gotische randschrift uit de vroege zestiende eeuw maar is in 1637, 1674 en 1737 van nieuwe inscripties voorzien vanwege nieuwe begravingen.

RCE

• Dit detail van het kadastraal minuutplan uit 1823 laat de toen nog jonge begraafplaats op het bastion zien. De Bosschepoort is nog grotendeels aanwezig, evenals de wallen van het bolwerk en de ommuring van het voorplein bij de buitenste voorpoort, omdat ze in formele zin nog steeds hun defensieve functie vervulden. Een indicatie van de twee afdelingen op de begraafplaats, de protestantse en de katholieke, ontbreekt hier.

RAR

De begraafplaats Bosschepoor t

251


Colofon De versterkte stad Zaltbommel. 900 jaar beschermd door wallen en muren. ISBN 978 90 819319 5 3 NUR 693 Š Foxy Design/Gemeente Zaltbommel, 2016 Omslag en binnenwerk: Foxy Design, Zaltbommel Grafische productie: Publishers services, Heesch Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt worden door middel van druk, foto-kopie, microfilm, geluidsband, elektronisch of op welke wijze ook en evenmin in een retrieval system worden opgeslagen zonder schriftelijke toestemming van de uitgever. De uitgever heeft getracht alle rechthebbenden van de afbeeldingen te benaderen. Mocht u desondanks menen aanspraak te maken op publicatierechten dan kunt u zich in verbinding stellen met de uitgever. Hoewel dit boek met veel zorg is samengesteld, aanvaarden schrijvers noch uitgever enige aansprakelijkheid voor schade ontstaan door eventuele fouten en/ of onvolkomenheden in dit boek.

302 De versterkte stad Zaltbommel


Bedankt voor het lezen van deze preview. Voor meer informatie over dit boek en anderen boeken van Foxy Design: info@foxy-design.nl


De versterkte stad Zaltbommel 900 jaar beschermd door wallen en muren

De oude binnenstad van Zaltbommel is omsloten door een groene gordel waarin de vestingwerken met bastions schuil gaan. Ook de muur om de stad spreekt nog steeds tot de verbeelding, met de restanten van de middeleeuwse Waterpoort aan de kop van de Waterstraat en de vierkante muurtoren met zijn schietgaten bij het park. Grote delen van deze muur staan nog overeind. De bijzondere bouwgeschiedenis is door jarenlang bouwhistorisch, archeologisch en archiefonderzoek in beeld gebracht. De ooit ongebruikelijk imposante poortcomplexen, muurtorens en dubbele grachten getuigen van het grote strategische belang van Zaltbommel. Later, in de Tachtigjarige Oorlog, werd het stelsel van bastions aangelegd, zoals ook op enkele schilderijen is terug te zien. De verdedigingswerken beschermden de stad ook tegen het water. Recent is zelfs de oudste aarden omwalling uit de twaalfde eeuw teruggevonden. Dat wijst op een stedelijke ontwikkeling die al meer dan duizend jaar geleden begon, veel eerder dan de overgeleverde stadsrechten uit 1315 en 1316 doen vermoeden. Tenslotte weerspiegelt een bijzondere reeks hekken uit de negentiende eeuw de ontwikkeling van de vestingwerken tot een landschappelijk park. Kortom, de versterkte stad Zaltbommel laat zich lezen als een boek.

ISBN 978 90 819319- 5 3


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.