GRADDY BOVEN
ZEEHELDEN N ED ER L A N D S T R OT S O P ZEE
IN BEELD
Zeehelden Nederl ands trots op zee
in beeld
Maerten Harpertsz. Tromp vlak voor de slag bij Duins. Witte de With staat rechts van hem. Schoolplaat door Charles Rochussen (1814-1894). Collectie Graddy Boven, Alkmaar
Graddy Boven
Zeehelden N ed er l a n d s t r ot s o p zee
in beeld
Voor mijn moeder Fenna Willemina Boven-Valentijn (1932-2010). Mijn eeuwige heldin
De historie is als een onmetelijke grot met talloze gangen en spelonken, waarin het verleden de eeuwen doorslaapt en waarin de toorts van de zoeker slechts telkens een fragment aan de duisternis kan ontrukken. En elke plek die binnen de begrensde lichtkrans valt is vreemd en wonderlijk als lang vergeten dingen kunnen zijn. Hier grillige vormen en schaduwlijnen, daar schitterende glanzende facetten, ginds stil neerdruppende tranen en elders weer nieuwe donkere diepten, waarin nimmer een lichtstraal zal kunnen doordringen. En als de speurtocht is volbracht en de zoeker is teruggekeerd in het felle zonlicht van het heden, dan weeft hij fantastische dromen rondom wat hij vond.
Uit: Willem van Oranje. Beelden uit het leven van prins Willem van Oranje vader des vaderlands door A. den Hertog (Leiden, 1933)
Inhoudsopgave Voorwoord [6] Ho of ds tuk 1
Zeehelden vereeuwigd [8] Ho of ds tuk 2
Zeehelden voor altijd [ 26 ] Ho of ds tuk 3
Zeehelden in geschrift [40] Ho of ds tuk 4
Zeehelden in beeld [ 66 ]
Isings [ 112 ]
Geraadpleegde literatuur [ 14 0 ]
5
Voorwoord
6
Vroeger wilde ik nooit boeken lezen. Stripboeken, de combinatie van plaatjes met tekstballonnen, die las ik vol enthousiasme. Asterix, Olivier Blunder, Guust Flater, de Smurfen en Lucky Luke verslond ik. Een overheerlijke vrijetijdsbesteding waarvan ik gelukkig nooit meer ben genezen! Ik kan het mij nog goed herinneren. Het moet ergens op een winterzondag in 1969 zijn geweest. De hele familie, vader, moeder, zus en broer, was aan het lezen en daar mocht ik natuurlijk niet bij achterblijven. Tenminste, dat vond mijn moeder. Ik werd naar een stoel gedirigeerd en kreeg het boek Pinkeltje en de boze tovenaar van Dick Laan in mijn handen geduwd, want die had ik voor mijn verjaardag gekregen en het was hoog tijd om er maar eens aan te beginnen. Ik stribbelde nog enigszins tegen, maar kon helaas zo snel even geen uitweg meer vinden. Ik had het gevoel dat ik in de val was gelopen. Even niet met soldaatjes, lego of autootjes spelen. Het lezen van een boek, erger leek er op dat moment niet te bestaan. Daar zat ik dus in die stoel. Ik had mijn lippen uit onvrede naar voren getuit en zette een intens ontevreden blik op. Omdat er geen ontsnapping meer mogelijk was, besloot ik dat er niets anders opzat en sloeg het boek toch maar open. Vervolgens deed ik net alsof ik aan het lezen was, want dankzij mijn volgzaamheid zou moeder wel eens week van binnen kunnen worden. Door aan haar wens gehoor te geven toonde ik immers mijn welwillendheid en daarmee zou mijn vrijheid weer snel daar zijn. Gek genoeg werd ik betrapt op het feit dat ik kennelijk niet aan het lezen was en maar net deed alsof. Ik begreep eerst niet waarom ik zo ongenadig door de mand viel, maar uit het commentaar van mijn moeder en de lachsalvo’s van de rest van de familie maakte ik al snel op dat ik kennelijk het boek ondersteboven hield. Achteraf gezien niet echt handig. Ik geef het toe. Wat betreft het verplicht lezen van boeken in huiselijke kring hield mijn moeder het daarna maar voor gezien. Het onderwijs moest maar uitkomst bieden. Zij was ervan overtuigd dat het op school vanzelf wel goed zou komen. En goed is het gekomen. Ik kan mij geen leven zonder boeken meer voorstellen. Ik durf zelfs te stellen dat ik mij in een dergelijke situatie oprecht ongelukkig zou gaan voelen. Aan mijn voorliefde voor het stripverhaal ben ik echter altijd vast blijven houden. Beeld en tekst. Een combinatie waarmee ik beroepsmatig dagelijks in aanraking kom. Het vertellen van een heldere verhaallijn aan de hand van object, tekst en beeld. Naar
mijn inzicht de aangewezen manier om geschiedenis gericht te verbeelden en aan een groot publiek te tonen. Kundig getekende illustraties in boeken stimuleren nog steeds het leesgedrag van jonge lezers in positieve zin. Dat lijkt een hopeloos verouderde opvatting, maar dat is het niet. Het beeldverhaal zet nog steeds aan tot het lezen van tekst en kinderboeken worden nog altijd geïllustreerd. Kortom, beeld heeft, of het nu bewegend of stilstaand is, kennelijk nog steeds een magische uitwerking op de menselijke geest en wekt emoties op. Vanuit die gedachte heb ik het boek Zeehelden in beeld. Nederlands trots op zee geschreven dat thans voor u ligt. De vele schilderijen en de variëteit in verschillende reeksen gravures van Nederlandse zeehelden zijn nagenoeg bekend, maar de illustraties zijn grotendeels in de vergetelheid geraakt en worden tegenwoordig, uitzonderingen zoals Johan Herman Isings (1884-1977) daargelaten, vrijwel nooit meer gebruikt of opnieuw vervaardigd. Wat dat betreft lijkt het er sterk op dat het vak van illustrator in de traditionele zin van het woord langzamerhand aan het uitsterven is. Zeehelden in beeld. Nederlands trots op zee geeft een overzicht van de manier waarop zeehelden op schilderijen, gravures en in geschiedenis-, school- en kinderboeken afgebeeld staan en beschreven zijn. Een bewuste combinatie van illustraties en tekst om de lezer doelgericht te enthousiasmeren en te informeren. Nog steeds een erkend middel om de geschiedenis dichter bij de mens te brengen. Ter lering en vermaak. De wisselwerking tussen schrijver en illustrator. Gegarandeerde kwaliteit in boeken, kranten, tijdschriften, strips en uiteraard ook op het internet. De opzet van dit boek is eenvoudig. Allereerst aandacht voor zeehelden op schilderijen en de daaruit voortvloeiende gravures. Daarna volgt een uiteenzetting van het fenomeen zeeheld, waarna boeken voor de jeugd, geschiedenisboeken en zeehelden in illustraties volgen. Dit boek is bijzonder dankzij een aantal illustraties van de hand van Isings, de eerste onder de illustratoren. Isings maakte voor de jeugdboeken De drie matrozen van Michiel de Ruyter (1907), Paddeltje (1908) en Om de schatten van Il Tigretto (1921) een onnavolgbare reeks zwart-wit tekeningen in Oost-Indische inkt. Dankzij de bereidwillige medewerking van uitgeverij Kluitman in Alkmaar zijn deze illustraties nu voor het eerst in dit boek bijeengebracht! Graddy Boven, Alkmaar, september 2010
7
Zeehelden vereeuwigd
Detail Maerten Harpertsz. Tromp (1598-1653). Olieverf op doek door Izaak Schouman (1801-1878), 1857.
H oofdstuk
Collectie Marinemuseum, Den Helder
1
8
Een schilderij en zijn maker Een reconstructie. Op 18 november 1859 worden bij het Commandementsgebouw (het Paleis) in Den Helder vijf kisten afgeleverd. De kisten, afkomstig van de Koninklijke Militaire Academie (KMA) in Breda, worden van een met paarden ingespannen wagen afgeladen en één voor één uitgeladen en naar de hal gebracht. Eenmaal binnen worden zij geopend en komen de geschilderde portretten, gehuld in fraai gedecoreerde lijsten, van Maerten Harpertszn Tromp (1598-1653), Cornelis Maertensz. Tromp (1629-1691), Johan Evertsen (16001666), Cornelis Evertsen (1610-1666) en Michiel de Ruyter (1607-1676) door Izaak Schouman (1801-1878) tevoorschijn. Izaak Schouman, zoon van de vermaarde Nederlandse schilder Martinus Schouman (1770-1848), is van 1836 tot 1866 tekenleraar op de Koninklijke Militaire Academie in Breda. Vanaf 1854 ontstaat bij de Koninklijke Marine de behoefte om een aantal voorname zeehelden opnieuw op doek vast te leggen. De gedeeltelijke verhuizing van de opleiding voor adelborsten van Breda naar Den Helder is de reden om de schilderijen te bestellen. Vanaf 7 april 1855 vindt de opleiding tot adelborst der eerste klasse alleen nog aan boord van oorlogsschepen in Den Helder plaats, waartoe op 25 april 1857 een Koninklijk Besluit wordt getekend. De inrigting van onderwijs te Willemsoord is een feit en krijgt de naam Koninklijk Instituut voor de Marine. Een geschikt moment om opdracht tot het
vervaardigen van een aantal schilderijen van zeehelden te geven, die alle een eerste plek in het Commandementsgebouw krijgen. Het afwezig zijn daarvan wordt als een absoluut gemis ervaren. De behoefte van de marine aan historische portretten in die tijd is overigens niet exclusief. De historieschilderkunst beleeft rond 1850 haar hoogtepunt. Alles lijkt even in het teken van het roemrijke verleden te staan. Aangezien Schouman gespecialiseerd is in het maken van portretten, zijn kwaliteiten al meerdere malen heeft bewezen en op de KMA in Breda werkt waar adelborsten van 1850 tot 1854 hun opleiding genieten, ligt het voor de hand dat hij de opdracht krijgt om vijf belangrijke zeehelden te vereeuwigen. In de jaren 1855-1858 levert Schouman Johan en Cornelis Evertsen, Michiel de Ruyter en Maerten en Cornelis Tromp af. Zijn inspiratie daarvoor haalt hij uit de bibliotheek van de KMA. In die bibliotheek speurt Schouman naar boeken waarin zeehelden staan afgebeeld en gebruikt de gravures om zijn schilderijen vorm te geven. De doeken verhuizen op 1 mei 1870 naar het nieuwe onderkomen van het Koninklijk Instituut voor de Marine. Op die manier ontstaan in het atelier van Izaak Schouman op de KMA vijf nieuwe portretten. Zo ook het schilderij van Michiel de Ruyter uit de collectie van het Marinemuseum in Den Helder. De overige vier uit diezelfde collectie hangen in de Admiraalszaal van het Paleis van
V.n.l.r: Cornelis Maertensz. Tromp (1629-1691), Cornelis Evertsen (1610-1666) en Johan Evertsen (1600-1666). Olieverf op doek door Izaak Schouman (1801-1878), Collectie Marinemuseum, Den Helder 1857
1858
1858
9
Michiel Adriaensz. de Ruyter (1607-1676). Olieverf op doek
Michiel Adriaensz. de Ruyter (1607-1676). Gravure door Daniël
door Ferdinand Bol (1616-1680), 1676. Collectie Ruyteriana
Stopendael (1650-1740). Uit: Het leven en bedrijf van den Heere
Stichting in bruikleen aan het Zeeuws Muzeeum, Vlissingen
Michiel de Ruyter (1687) door Gerard Brandt (1626-1685)
Willemsoord van het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) in Den Helder. Het schilderij van De Ruyter, ooit aan Jan Willem Pieneman (1779-1853) toegeschreven, is niet door hem gemaakt. Daarvoor wijkt de manier waarop het portret is vervaardigd te veel van zijn stijl af. Het doek van Cornelis Tromp heeft een tijd als ‘gemaakt door’ Nicolaas Pieneman (1880-1938) te boek gestaan, maar ook dat is onjuist. Tijdens de restauratie van deze serie schilderijen komt namelijk linksonder op het schilderij van Cornelis Tromp de signatuur van Izaak Schouman en het jaartal 1857 tevoorschijn. En na grondige bestudering van de overige doeken en het werk van Schouman in het algemeen is het zeker dat Schouman de doeken van Maerten Tromp, Cornelis Tromp en Michiel de Ruyter heeft gemaakt. Bij de schilderijen van Johan en Cornelis Evertsen ligt dat anders. Het zijn doeken waar Schouman aan gewerkt heeft, maar de achtergronden wijken af. Die zijn zeker niet door hem gemaakt. Wellicht heeft Schouman deze door enkele van zijn leerlingen op de KMA laten maken. Het kan zijn dat hij op het laatste moment haast heeft gehad en daarom hulp heeft moeten inroepen. Dat blijft echter gissen.
Het ligt voor de hand dat Schouman met het portret van De Ruyter is begonnen. Daarna maakt hij vader en zoon Tromp en sluit af met Johan en Cornelis Evertsen. De keuze voor De Ruyter en beide Evertsen is evident. De Koninklijke Marine wil daarmee haar band met Zeeland benadrukken. Voor het schilderij van De Ruyter heeft Schouman gebruikgemaakt van het portret uit Gerard Brandts Het leven en bedrijf van den heere Michiel de Ruiter (1687), die is vervaardigd naar het schilderij van Ferdinand Bol (1616-1680), dat zich in het Zeeuws Maritiem Muzeeum in Vlissingen bevindt. Zoals bekend heeft Cornelis Tromp (1629-1691) regelmatig Moorse jongens in dienst en ook Michiel de Ruyter heeft ongetwijfeld van dit soort bedienden gebruikgemaakt. Dat is namelijk zeer gangbaar in welgestelde kringen in die tijd. De Moorse jongen staat symbool voor de heerschappij op zee van de Republiek in de 17e eeuw. De Ruyter is de verpersoonlijking van die macht. Het kan ook zijn dat de afbeelding vervaardigd is naar aanleiding van het Afrikaanse avontuur van De Ruyter in 1664 en 1665. De Moorse jongen staat in dat geval symbool voor zijn daden op de kust van Guinee. Daaruit vloeit voort dat het schilderij, dat door Bol is ge-
10
schilderd, mogelijk na de dood van De Ruyter in opdracht van de familie is vervaardigd. De aanwezigheid van de Moorse jongen duidt op het feit dat in de ogen van zijn zoon Engel de Ruyter (1649-1683) de Afrikaanse reis van zijn vader verreweg het belangrijkst is geweest. Het jongetje is dan de verpersoonlijking van de vriendschap tussen Michiel de Ruyter en Jan Compagnie en zijn tolerantie ten opzichte van de medemens met een andere huidskleur. Lang leve Michiel Adriaensz. de Ruyters Afrikaanse avonturen en de lucratieve handel die dat heeft voortgebracht. Handel die ervoor zorgt dat de familie tot de welgestelde kringen in de Republiek gaat behoren. De admiraalsstaf of het stokwapen is een teken van waardigheid. Een rudimentair overblijfsel van de knots, dat als slagwapen is gebruikt. Het is meestal een ronde stok met boven en onder een goud-, koper- of messingkleurige knop. De betekenis is puur symbolisch en markeert dat de drager ervan een voorname legerleider is. De admiraalsstaf is dan ook bedoeld als een ereteken (vergelijk het met een onderscheiding). Michiel de Ruyter draagt de ridderorde van Sint Michiel. De onderscheiding is van goud, heeft meerdere kleuren en is geëmailleerd. Het is een Franse ridderorde, ovaal en opengewerkt. In het midden de gevleugelde figuur van Sint Michiel, die met een speer een draak doodt. De rand van de orde toont blauwe schelpen. Op 4 en 5 augustus 1666 neemt Michiel de Ruyter deel aan de Tweedaagse Zeeslag tegen de Engelsen. Deze slag wordt weliswaar verloren, maar hij weet erger te voorkomen. Tijdens de terugtocht toont De Ruyter zijn meesterlijke zeemanschap, waarvoor Lodewijk XIV hem de orde van Sint Michiel toekent. Het oranjelint om de linker bovenarm betekent dat hij vecht voor volk en vaderland. De kleur oranje symboliseert zijn vaderlandsliefde en minder zijn bewondering voor de Oranjes. In feite was De Ruyter meer een republikein dan een monarchist. Het kan ook zijn dat het oranje lint juist wel wil benadrukken dat De Ruyter, na de dood van de gebroeders De Witt in 1672 ( Johan de Witt (1625-1672) en Cornelis de Witt (1623-1672)), volledig in dienst van de Oranjes staat en hun, in tegenstelling tot de publieke opinie in die tijd, een warm hart toedraagt. Na de moord op Johan en Cornelis de Witt komt de positie van De Ruyter, omdat hij met de broers bevriend is geweest, onder druk te staan. De aanhangers van Oranje zien het na de dubbele moord even niet meer met hem zitten. Desondanks weet De Ruyter, dankzij zijn staat van dienst, bescheidenheid en cha-
Michiel Adriaensz. de Ruyter (1607-1676). Olieverf op doek door Izaak Schouman (1801-1878), 1857. Collectie Marinemuseum, Den Helder
risma, zijn positie te behouden. Stadhouder Willem III (1650-1702) heeft hem, gezien de benarde politieke en militaire situatie, ook hard nodig en bevordert hem zelfs tot luitenant-generaal-admiraal. De aanwezigheid van het oranje lint is de tweede aanwijzing dat het portret van Bol na de dood van De Ruyter is ontstaan. De familie wil met het lint de vaderlandsliefde en trouw van hun vader aan de stadhouder extra benadrukken en zijn vermeende sympathieën voor de republikeinse staatsvorm verdoezelen. Het vaderland gaat voor alles. Lang leve Oranje! Het harnas dat De Ruyter aan heeft wordt alleen tijdens ceremoniële en officiële gelegenheden gebruikt. Aan boord zou het dragen van een derge-
11
lijk tenue erg onpraktisch en gevaarlijk zijn. Stel je voor dat De Ruyter tijdens een actie in het harnas overboord zou vallen! Hij zou als een baksteen naar de bodem van de zee zinken en nooit meer boven komen. De betekenis van het harnas is symbolisch. Het staat voor dapperheid, onoverwinnelijkheid, onverzettelijkheid en daadkracht. Tijdens officiële gelegenheden zijn er altijd veel mensen op de been en dankzij harnas en lang haar, is de zeeheld vrij eenvoudig in de mensenmassa te herkennen. Vergelijk het met de jaarlijkse intocht van Sinterklaas. Dankzij zijn felrode kleding, baard en witte lange haar is hij goed van de rest te onderscheiden. Het feit dat een zeeheld goed herkenbaar moet zijn, is door politieke motieven ingegeven. Een zeeheld in wapenuitrusting wekt vertrouwen. Het wakkert de vaderlandsliefde aan, het volk vereenzelvigt zich met de held met als gevolg een onuitwisbaar behaaglijk gevoel van veiligheid. Op naar de volgende zeeslag!
Michiel Adriaensz. de Ruyter (1607-1676) en Johan de Witt (1625-1672). Lithografie door Carel Christiaan Anthony Last (1808-1876). Uit: Het leven van Michiel Adriaensz. de Ruyter door J.J. Belinfante (Den Haag, 1844-1848)
12
Olieverf op doek contra gravures Schilderijen en gravures zijn dankbare inspiratiebronnen voor de illustrator, wiens hulp wordt ingeroepen op het moment dat er een boek, schoolboek of educatief project in de maak is. Schilderijen en gravures dienen dan als dankbare hulpmiddelen. Gravures ontstaan vrijwel altijd naar aanleiding van een schilderij, waarmee de gelegenheid wordt gecreëerd om een groter publiek van een uniek beeld te laten genieten. Een schilderij is duur en een gravure vele malen goedkoper en dus beter bereikbaar. Een olieverfschilderij ontstaat veelal in opdracht, krijgt een plaats in het huis van de opdrachtgever en is daarmee aan het zicht van het publiek onttrokken. De gravure, vaak in grote oplagen gedrukt, biedt dan uitkomst. Het verspreiden van gravures onder het volk heeft ook zeker een politieke betekenis. Een admiraliteit laat een schilderij van een zeeslag maken, waarin haar oorlogsschepen een grote rol hebben gespeeld en tijdens welke een glorieuze overwinning is behaald. Dankzij het laten maken van gravures naar dat schilderij, kan het succesvolle wapenfeit wijder verbreid worden. De bekendheid van de gebeurtenis groeit en de populariteit neemt evenredig toe. Oorlog eist onherroepelijk slachtoffers. Wat dat betreft is een zeeslag onverbiddelijk. De vele gesneuvelde zeelieden verdwijnen in de anonimiteit. Zij krijgen, voor zover dat mogelijk is, een zeemansgraf. Vrouwen en kinderen blijven achter. Juist naar aanleiding van dat soort zaken kan een succes op zee ook negatieve krachten oproepen, terwijl dat ongewenst is. Op zulke momenten bieden pamfletten en gravures uitkomst. Door continu positief nieuws te brengen en het voeren van oorlog als heldhaftig en uiterst nuttig aan te merken, wordt eventuele onvrede in de kiem gesmoord. Wat dat betreft is een gravure, naast het pamflet, een laagdrempelig middel om een nieuwsfeit bekendheid te geven en de publieke opinie in positieve zin te stimuleren. Tekst en gravure worden vaak gecombineerd. Een mooi voorbeeld daarvan is de gravure die Claes Jan Visscher (1587-1652) maakt van de verovering van de zilvervloot door Piet Hein (1577-1629) op 8 september 1628. Piet Hein staat linksboven afgebeeld en rechtsboven prijkt zijn medestrijder Hendrik Cornelisz. Loncq (1568-1638). Hun verovering is ‘piratennieuws’ van de eerste orde. In het Cort Verhael dat de prent siert, gaat de schrijver tot in detail in op de gebeurtenissen in de baai van Matanzas van het eiland
Michiel Adriaensz. de Ruyter (1607-1676) en Johan de Witt (1625-1672). Olieverf op papier door Jack Staller (1942), 2005. Collectie Marinemuseum, Den Helder
Cuba. Dit blad is een typisch voorbeeld van een nieuwsprent (sinnebeeld of beeldbericht). Henk van Nierop definieert in het boek Romeyn de Hooghe. De verbeelding van de late Gouden Eeuw het begrip nieuwsprent als volgt: een eenzijdig bedrukt blad (plano) met de voorstelling van een recente, actuele gebeurtenis, voorzien van een titel en een meestal los gedrukte schriftelijke toelichting. Een nieuwsprent is geen pamflet. In een pamflet gaat het om de tekst en in een nieuwsprent om de afbeelding. Hendrick Hondius (1573-1650), Claes Jansz. (Nicolaes) Visscher I (1550-1612), Balthazar Florisz van Berckenrode (1592-1646) en Crispijn de Passe (15941670) zijn in de 17e eeuw de voornaamste makers van nieuwsprenten, waarbij zeeslagen en de daarbij behorende zeehelden een voorname plaats innemen. Nieuwsprenten zijn qua berichtgeving overigens zelden objectief. Vrijwel altijd nemen de graveur en de schrijver een duidelijk standpunt in. Pure propaganda die aanzet tot patriottisme, opofferingsgezindheid, waakzaamheid, godsvertrouwen en dankbaarheid voor de goede afloop van de strijd. Als een nieuwsprent zijn nieuwswaarde verliest verwordt die tot een historieprent, die vaak nog lange tijd tegen een gereduceerde prijs in de verkoop blijft. Zo zijn in 1680 de gravures Attacque op de Rivier van Londen en Op de Rivier van Rochester door Romeyn de Hooghe voor vier stuivers per stuk te koop in de winkel van Claes Jansz. (Nicolaes) Visscher III in de Kalverstraat in Amsterdam. Een ontelbare hoeveelheid afdrukken van gravures op formaat en een handjevol schilderijen. Dat moet ongeveer de verhouding zijn geweest. De stelregel dat gravures altijd naar schilderijen zijn gemaakt is overigens geen wetmatigheid. Er zijn ook voorbeelden van schilderijen die naar aanleiding van unieke gravures zijn
ontstaan. Maar goed, dat terzijde. Omdat gravures in grote oplages verschijnen, ligt het in de lijn der verwachting dat er vandaag de dag nog grote aantallen op de markt terug te vinden zijn. Dat is niet het geval. Een gravure is net zoals een krant een gebruiksvoorwerp. Een gelezen krant verdwijnt in de spreekwoordelijke kattenbak of wordt voor het verpakken van vis gebruikt. De koper van een gravure in de 17e eeuw spijkert zijn aanwinst aan de muur van zijn huis. Een prent wordt, om de vergelijking met een krant voort te zetten, gebruikt en als de afbeelding niet meer mooi of aantrekkelijk wordt bevonden, is het tijd om deze weg te gooien en te vervangen door een ander exemplaar met nieuwswaarde. In het boek Prenten in de Gouden Eeuw. Van kunst tot kastpapier schrijft Jan van der Waals hoe de Deense admiraal Niels Juel (1629-1697) een omgebouwde kist in zijn bezit heeft, die hij als bureau gebruikt. Hij beplakt de scheepskist met gravures die uitgegeven zijn door Nederlanders zoals Huijch (Hugo) Allard (1620-1684), François van Beusecom en Claes Jansz. Visscher (1586-1652). In dit geval vindt de gravure een nieuwe bestemming door als kastpapier of behang door het leven te gaan. Een goed voorbeeld van prenten die tegenwoordig uiterst zeldzaam zijn, maar ooit in grote oplagen zijn verschenen, is de centsprent. In de 19e eeuw worden belangrijke gebeurtenissen uit de Nederlandse geschiedenis voor jonge kinderen via centsprenten in beeld gebracht. De centsprent is een voorloper van het latere stripverhaal en dankt haar naam aan het feit dat zij voor één cent te koop is. Dankzij de lage prijs verkopen de prenten goed. Zij zijn genummerd en komen met honderden tegelijk op de markt. Een centsprent kent een intensief gebruik, slijt daardoor sneller, gaat stuk of
13
Volgende pagina: Van Speyk's leven en dood (Vie et mort de Van Speyk). Centsprent uitgegeven door Brepols & Dierckx in Turnhout onder nummer 169. Collectie Marinemuseum, Den Helder
14
eindigt als cadeaupapier. Grote aantallen zijn daardoor verloren gegaan. Een mooi voorbeeld van de centsprent is Van Speyk’s leven en dood. Op dit exemplaar, nummer 169 uit een grotere serie, wordt het leven van Jan van Speijk (1802-1831) in twaalf plaatjes samengevat. De prent begint met: Hier ziet ge als Amstels weeskind staan, Van Speijk bekend om zeldzaam daên. Die eerder sneven, dan zich over te geven en van daaruit ontspint zich dan het levensverhaal van deze zeeheld.
Helden aan de wand Op een gravure van de slag bij Duins (31 oktober 1639) volgt als vanzelfsprekend een gravure van overwinnaar Maerten Harpertsz. Tromp. Held en actie gaan hand in hand. Van de zeehelden is door de tijd heen een behoorlijk aantal reeksen verschenen. En als je die series naast elkaar legt, dan blijkt al snel dat de ene soms van een andere is overgenomen. In zo’n geval gaat het kennelijk om het behalen van snelle winst. Een kwestie van vraag en aanbod. Op het moment dat de vraag groot is, moet daaraan voldaan kunnen worden. In de 18e eeuw is het de gewoonte om op beeld, dat in de 17e eeuw is ontstaan, voort te borduren en dat ligt ook voor de hand, omdat Nederland in die eeuw immers op de top van zijn macht is. De achttiende eeuw is meer de tijd van bestendigheid. Er verandert niet veel en de prenten zijn verzorgd, glad en net, weinig emotioneel, ietwat pompeus in het bijwerk soms, uiterst gemoedelijk elders, aldus P.T.A. Swillens in zijn boek Prentenkunst in de Nederlanden tot 1800. Mooie voorbeelden van reeksen zeehelden zijn die van Michiel Mosijn (1628-1655), Arnold (Aarnout) de Jode (1638-1667), Abraham Blooteling (1640-1690), Bernard Picart (1673-1733), Jacob Houbraken (16981780), Jean Jacques Flipart (1719-1782), Jaconus Buys (1724-1801), Reinier Vinkeles (1741-1816), Cornelis Bogerts (1745-1817), Phillipus Velijn (1781-1836), Carel Christiaan Anthony Last (1808-1876), Gerhardus Fredericus Eilbracht (1816-1854), Jan Frederik Christiaan Reckleben (1819-1879), Herman Frederik Carel ten Kate (1822-1891), Charles Edouard Taurel (1824-1892), Frederik Hendrik Weissenbruch (1828-1887), Joan Francois Obbes (1869-1963), Jan Willem Bloem (18831969) en J.H.P. Verhoeven. Vooral de gravures van Houbraken, vaak naar schilderijen, zijn nu nog vrij eenvoudig te koop, maar niet meer in de grote oplagen van weleer. Houbraken maakte de reeks rond 1770 voor de omvangrijke uitgave Vaderlandsche Historie door Jan Wagenaar (1709-1773). Veel zeehelden zijn in deel XII terechtgekomen. Houbraken zet zijn portretten gaarne
in één of andere ornamentale, van allerlei toepasselijke emblemen voorziene omranding, ten dele gegraveerd en ten dele geëtst, meldt Swillens. De treurnis die tot op de dag van vandaag nog bestaat is dat veel boeken, in dit specifieke geval Vaderlandse Historie deel XII, uit elkaar worden gehaald, waarna de gravures los te koop worden aangeboden. Van de reeks van Houbraken zijn echter ook aparte drukken op grotere vellen papier bekend. De zeeheldenreeks van Reckleben is afkomstig uit de Algemeene Geschiedenis des vaderlands van de vroegste tijden tot op heden door J.P. Arend. Arends levenswerk bestaat uit maar liefst 15 delen, loopt tot 1748 en wordt van 1840 tot 1882 op de markt gebracht. Het aantal staalgravures dat Reckleben voor dit werk levert is indrukwekkend. Een opvallende reeks zeehelden is die van Herman Frederik Carel ten Kate. Dit keer geen gravures, maar ingekleurde lithografieën (steendrukken). In Utrecht gedrukt door Pieter Wilhelmus van de Weyer (18161880). De reeks maakt deel uit van een compleet scala van Nederlandse helden en Ten Kate besluit om Piet Hein, Maerten Harpertsz, Tromp, Jan (Johan) Evertsen, Witte de With (1599-1658) en Jan van Galen (1604-1653) in zijn eregalerij op te nemen. Johan Evertsen draagt een half harnas. Onder zijn pofbroek steekt een wit met rode stippen afgewerkte broek uit, waar overheen hij laarzen draagt. Jan van Galen ziet eruit alsof hij op het punt staat om naar een bal te gaan. Om beide benen draagt hij een gestrikte blauwe kousenband en die kleuren weer bij de blauwe strikken op zijn schoenen. De ‘heroïsche zeeheld’ is bij Ten Kate ver te zoeken. De laatste echte zeeheldenreeks die verschijnt, is die van Joan François Obbes en Jan Willem Bloem.
15
Jan van Galen (1604-1653). Gravure door Michiel Mosijn (1628-1655) naar het schilderij van Justus Livius de Rechte. Collectie Graddy Boven, Alkmaar
ZEEHELDEN NEDERL ANDS TROTS OP ZEE
IN BEELD In dit kleurrijke lees- en kijkboek wordt een overzicht gegeven van de manier waarop zeehelden vanaf de 19e eeuw op schilderijen, gravures en illustraties zijn vastgelegd. Zo leveren onder anderen Rochussen, Isings, Braakensiek, Bottema, Arne Zuidhoek en Jack Staller een grote hoeveelheid illustraties in geschiedenis-, jeugd en schoolboeken, strips, cartoons en uitingen op sigarenbandjes, speldjes en postzegels af. Jacob van Heemskerck, Piet Hein, Maerten Harpertsz. Tromp, Witte de With, Michiel de Ruyter, Zoutman, Van Speijk, Karel Doorman en nog veel meer helden treden op de voorgrond. Schrijvers zoals Johan Been, Klaas Norel en Jaap ter Haar zorgen er voor dat de heldendaden op zee voor de jeugd tastbaarder worden. Zeehelden in beeld, Nederlands trots op zee beschrijft enkele boeiende gedeelten uit de maritieme geschiedenis van Nederland en dat, in combinatie met de manier waarop de zeeheld vanaf de 19e eeuw wordt afgebeeld, toont aan dat het fenomeen zeeheld weer helemaal in is!