zoa_magazine_2009_#6

Page 1

# 6 | oktober 2009 | christelijke organisatie voor internationale vluchtelingenhulp

Wim Kranendonk Hoofdredacteur RD wil lezers mobiliseren

Zuid-Sudan

Wederopbouw in onzekere tijden

Sri Lanka

Deze keer waren we zelf ontheemd

Kostprijs â‚Ź 0,39. Dit nummer is gefinancierd door BMA-Vastgoed.


Delen in vreugde en verdriet

02 | voorwoord | tekst: Sandra Vogd, fotografie: Folkert Rinkema

Afgelopen juni bezocht ik ZuidSudan, samen met een aantal Nederlandse jongeren. We waren daar in het kader van de HIV/Aidscampagne Act Positive. Deze door de EU gefinancierde campagne wil jongeren in Europa bewust maken van de problematiek rond HIV en Aids in Afrika, en ze tot actie bewegen. Doel is HIV/Aids op de agenda van het Europees Parlement te krijgen.

We zijn in Katigiri, een dorp dat flink te lijden heeft gehad van de burgeroorlog. ’s Ochtends interviewen de Nederlandse jongeren Joyce, een vrouw met Aids die continu een infuus draagt. Bijzonder dat ze haar verhaal voor de camera wil vertellen, en indrukwekkend hoe zij vertelt over haar zorgen om de toekomst van haar gezin.

van alles geprobeerd om haar te redden, maar helaas het mocht niet baten. Ik weet niet goed wat ik moet doen. Zomaar weglopen kan ik niet, maar praten met de jonge moeder is lastig doordat we een verschillende taal spreken. Ik loop naar haar toe en sla mijn arm om haar heen. Samen huilen we om het verlies van haar kindje.

Na het interview loop ik een stukje door het dorp. Vlakbij het ZOA-kantoor staat de moeder-en-kind kliniek. Ik word hartelijk ontvangen en bezoek een jonge moeder met een klein baby’tje. Diezelfde ochtend in de kliniek geboren! Ik feliciteer de moeder en mag het kindje even vasthouden. Een prachtig klein, donker meisje. Iets verderop kom ik David tegen, een Sudanese ZOAvrijwilliger. David vertelt de bevolking van Katigiri en omstreken over de bedreiging die HIV/Aids vormt. Maar vanmiddag is hij mijn gids en leidt me door het dorp. Een groepje vrouwen is graan aan het malen tussen twee grote stenen en ik mag het ook eens proberen. Wat verderop zie ik een groep vrouwen stil om een vuurtje zitten. Om de hoek van de hut zit een jonge vrouw met een peuter van een jaar of twee. Voor haar voeten ligt een bergje aarde. David vertelt dat vanochtend haar dochtertje is overleden. Ze was slechts twee weken oud. Het meisje wilde niet drinken. Er was

Wat een contrast. Binnen een uur tijd een pasgeboren kindje in mijn armen en rouwen om een overleden meisje. Beide kinderen en moeders kende ik niet en ik zal vermoedelijk ook niet weten hoe het hen verder zal vergaan. Maar toch, het was een voorrecht om even deel uit te mogen maken van hun leven. Om te delen in hun vreugde en verdriet. En zo ervaar ik ook mijn werk bij ZOA. Ik kan mijn steentje bijdragen aan het werk van ZOA wereldwijd en dat is waardevol. Regelmatig zeggen mensen tegen mij: wat goed dat je bij ZOA werkt. En dan denk ik: ‘wat goed?’, nee, het is een voorrecht om je collega’s in de landen te mogen ondersteunen. Juist daar en door hen wordt heel hard gewerkt aan een betere wereld. Sandra Vogd is contactpersoon partnerorganisaties en donoren Zet uw handtekening: www.actpositive.eu


Voor- en achterpagina: Was Shi (29), weduwe met twee kinderen uit Kon Myi Neung en Caroliene Joosse (33), assistent-makelaar uit Huizen. De één verloor haar man tijdens de cycloon in mei 2008 en werkt hard om haar twee kinderen naar school te kunnen laten gaan, de ander organiseert naast haar baan de huis-aan-huis collecte in haar woonplaats. Lees het verhaal van Was Shi op pagina 6 en het verhaal van Caroliene Joosse op de achterpagina. Twee werelden, één gezicht. Op deze manier beelden wij de verbinding uit tussen u in Nederland en de vluchtelingen en ontheemden in Afrika en Azië. Want het zijn wel twee gezichten, maar het is één wereld.

Inhoud: 08 | Wim Kranendonk

14 | Zuid-Sudan

Een prachtig land, met een gruwelijke geschiedenis en een onzekere toekomst. ZOA werkt al sinds 1998 in Zuid-Sudan. Begonnen met noodhulp, inmiddels met wederopbouw in een verwoeste samenleving. De politieke ontwikkelingen maken de mensen echter onzeker, slechts een enkeling durft verder vooruit te denken dan een paar dagen.

20 | Noodhulp Sri Lanka

Aan de gevolgen van oorlog en geweld is het ZOA-team in Sri Lanka wel gewend. Maar deze keer was het anders; ZOA’s medewerkers waren vermist, ontheemd, en opgesloten in kampen, evengoed als de mensen die ze probeerden te helpen. Een verslag over een aangrijpende periode in het werk van ZOA-Sri Lanka.

En verder: 04 | ZOA-project 07 | ZOA-nieuws 12 | Vier families Congo 19 | De veldmedewerker

22 | De ondernemer 24 | De expat 25 | Het kind 26 | De gast 28 | De ambassadeur

ZOA-Vluchtelingenzorg werkt in AZIë Afghanistan, Cambodja, Myanmar, Sri Lanka, Thailand EN AFRIKA Burundi, Democr atische Republiek Congo, Ethiopië, Liberia, Noord-Sudan (Darfur), Uganda, Zuid-Sudan.

Colofon: ZOA-magazine is een periodieke uitgave van ZOA-Vluchtelingenzorg. Oplage 41.500, ISSN 1871-0727 Kostprijs van dit nummer is € 0,39. Adresgegevens Sleutelbloemstraat 8, 7322 AG Apeldoorn Postbus 4130, 7320 AC Apeldoorn T: 055 3663339 F: 055 3668799 E: info@zoa.nl I: www.zoa.nl K.v.K.: 41009723, Bank: 38.75.12.012, Giro 550, t.n.v. ZOA Apeldoorn Vorm : Frivista - (y)our mission Druk : drukkerij De Bunschoter Redactie: Johan Guis, Folkert Rinkema, Orville Zichterman Eindredactie: Els Sytsma Hoofdredacteur: Ewout Suithoff Aan dit nummer werkten verder mee: Sandra Vogd, Margaretha de Koning, Ineke Bakker © ZOA-Vluchtelingenzorg - het kopiëren of vermenigvuldigen van artikelen wordt door ons op prijs gesteld mits met bronvermelding. Graag ontvangen wij een bewijsexemplaar. Adressenbestanden van ZOA worden niet uitgeleend of doorverkocht.

03 | inhoud |

Als hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad brengt Wim Kranendonk dagelijks nieuws bij zijn lezers op de mat. De keuzes die hij maakt, laten zijn visie zien op de verantwoordelijkheid voor onze medemens, zonder dat hij gemakkelijke antwoorden heeft bij het kwaad in de wereld.


04 | ZOA-project | tekst: Els Sytsma, fotografie: Folkert Rinkema

Een groot deel van de Liberiaanse bevolking raakte ontheemd tijdens de veertien jaar durende burgeroorlog. Liberia is ĂŠĂŠn van de armste landen van de wereld. Het kost veel tijd om te herstellen van de verwoesting die de oorlog aanrichtte. De jongere generatie heeft nauwelijks kennis over landbouw of over hoe je een bedrijf op kunt zetten. Vrouwen vormen van het nieuwe Liberia de ruggengraat. Zij werken ontzettend hard om hun gezin te onderhouden en om vooruit te komen. Juist vrouwen en meisjes die onderwijs hebben gevolgd, geven ook hun kennis door aan de rest van de familie. Zij zijn daarom essentieel voor de wederopbouw van hun land. ZOA ondersteunt hen daarbij. Boeren, meest vrouwen, krijgen les in landbouwmethoden en het voorkomen van ziektes, en zaden en gereedschappen worden beschikbaar gesteld.


Ondernemende

vrouwen


06 | de vluchteling | tekst en fotografie: Folkert Rinkema

‘Verdriet en pijn schept een band’ “Mijn man is gedood door de cycloon.” Ze zegt de woorden zacht, bijna fluisterend. Als ik haar vraag hoe haar man heette, kijkt ze me ineens recht aan. “Mijn man heet Saw Ple Thaw”, zegt ze in de tegenwoordige tijd. “En ik mis hem nog elke dag”, voegt ze er daarna weer zacht aan toe. Was Shi (29) is weduwe en voedt nu haar twee kinderen alleen op. Tijdens de cycloon Nargis, mei 2008, was Was Shi in haar dorp Kon Myi Neung. Nargis overviel de nietsvermoedende inwoners van de Irrawady-delta als een dief in de nacht. Niemand was er op voorbereid, toen eerst de razende wind en daarna het opgezweepte water bomen deed knappen als lucifershoutjes, huizen wegvaagde en niets of niemand ontzag in zijn razernij. Was Shi vergeet het nooit meer. “Opeens kwam de wind en het water. Mijn zus riep me dat ik snel naar mijn ouderlijk huis moest gaan. Het werd heel donker en ik kon niets zien. Alle vrouwen en kinderen waren in het dorp, veel mannen waren nog in het veld. Mijn man was met de boot naar de

rijstvelden gegaan. Ik heb een hele week gewacht. Een hele lange week waarin ik leefde tussen hoop en vrees. Maar diep in mijn hart wist ik het al. Toen het bericht kwam dat hij het niet had overleefd, was ik erg verdrietig. Maar - misschien klinkt dit raar -, ik putte troost uit het feit dat ik niet de enige was die iemand verloren had. Zoveel mensen uit ons dorp hebben hun geliefde, ouders of kinderen verloren. Uit dat verlies van iedereen heb ik kracht gehaald om door te gaan. Ik hoefde me ook niet alleen te voelen. Mensen begrijpen mijn verdriet en pijn en andersom begrijp ik hen ook. Dat schept een band die sterk is.” Het dorp Kon Myi Neung heeft veel van haar inwoners verloren. Kon Myi Neung ligt aan het water. Een houten ligplaats

voor boten zorgt ervoor dat je het dorp in kan lopen. Een jaar geleden lag de rivierbedden bezaaid met lichamen van mensen, verdronken waterbuffalo’s en puin. Inmiddels lijkt het of er niets meer aan de hand is. Maar de cycloon heeft diepe littekens achtergelaten in de harten van de overlevenden. Was Shi is daar het voorbeeld van. Haar ogen zijn zacht, maar kijken eerder naar binnen dan naar buiten, alsof ze leeft in zichzelf. “Hoop? Ik weet het niet. Ik weet niet hoe de toekomst voor mijzelf en mijn kinderen eruit ziet. Ik ben nog jong, maar weet niet wat ik moet doen. Ik woon nu bij mij ouders. Ik hoop dat ik een huis kan krijgen, want ons eerdere huis is met de grond gelijk gemaakt. Ik hoop dat mijn kinderen naar een goede school kunnen gaan en dat ik ergens een inkomen vandaan kan halen om dat te betalen.” Maar dan opeens flikkert er vuur in haar ogen op de vraag wat ze zelf graag zou willen doen. “Ik zou graag een winkel willen openen, eentje waar mensen kleine snacks kunnen kopen. Dat lijkt me heel erg leuk om te doen. Ik ben een beetje verlegen om het te vertellen. Waarschijnlijk wordt het namelijk een hele kleine winkel. Het enige dat ik nodig heb is geld om te beginnen. Daarom ga ik in de rijstvelden werken.” Ze laat een glimlach zien, staat op en loopt naar kinderen.


Geachte lezer, Is ons ZOA-magazine niet te duur? Die vraag daagt me uit onze kosten nog eens kritisch te bekijken. Daarom ben ik ook méér dan blij dat we een bedrijf hebben gevonden dat dit oktobernummer wil sponsoren. Maar de vraag blijft natuurlijk waarom we geld uitgeven aan magazines, als we dat ook aan de hulpverlening zouden kunnen besteden. Daar hebben we goede redenen voor. Onze doelgroep komt meestal niet in het journaal. ZOA wil hun stem zijn, echt hun verhaal laten horen, en hen op die manier dienen. Ook laten we graag zien wat we met uw geld hebben bereikt om vluchtelingen en ontheemden een stap verder te helpen. Het is bemoedigend; het werk van ZOA maakt echt verschil. Door daarover te lezen en de foto’s te bekijken, kunt u zich maximaal betrokken voelen bij het werk dat u financieel mogelijk maakt. En betrokken blijven bij de mensen waar het om gaat, zoals Optjeop (zie pag. 25). Uw betrokkenheid blijkt uit financiële steun en ook uit de tijd die u geeft, bijvoorbeeld door kruidnoten te verkopen, te collecteren of een actie te organiseren. We zijn daar enorm dankbaar voor. Daarnaast hoop ik van harte dat u de situatie van vluchtelingen en ontheemden meeneemt in uw gebeden.

Uitgezonden: Afghanistan Joop Teeuwen, landendirecteur Cor Verduijn, programma-manager Cambodja Bernie O’Neill, landendirecteur Myanmar (voor CDN) Simon Langbroek, landendirecteur Lis Langbroek, programma-adviseur Sri Lanka Bernard Jaspers Faijer, landendirecteur Bernhard Kerschbaum, assistentlandendirecteur Gerard Hooiveld, manager General Affairs Anne Marie Hollander, programma-manager Jorieke Looij, trainee Brenda Rozemuller, trainee Reinout Pieneman, trainee Thailand Brian Solomon, landendirecteur Tijmen van Steeg, manager General Affairs

Ewout Suithoff Reageren? e.suithoff@zoa.nl

Democratische Republiek Congo Roelof van Til, interim landendirecteur Sarah Schouwenaar, trainee

Nieuwe ZBA-teams van start

ZOA: betrouwbaar, maar werk onbekend

Ethiopië Paul Roelofsen, landendirecteur Corien Jansen, programma-coördinator Janine Roelofsen, programma-adviseur

Het enthousiasme van de ZOA Business Ambassadors werkt aanstekelijk. Naast de drie bestaande landenteams Cambodja, Congo en Liberia zijn deze zomer al twee nieuwe teams van start gegaan, voor Ethiopië en Burundi. We vinden het bijzonder om in deze economische tijden ondernemers te mogen begroeten. Zij zullen een deel van hun geld en van hun kwaliteiten op het gebied van management inzetten ten behoeve van de ander. Zie ook het interview met Hendrik Blokhuis op pagina 22. Interesse? h.verwaaijen@zoa.nl

ZOA is onder christenen in Nederland een bekende organisatie, die als zeer betrouwbaar wordt gezien. Dat blijkt uit het eerste onderzoek van het Christelijk Charitatief Peil. Toch blijkt uit dit onderzoek ook dat het werk van ZOA niet zo bekend is. We zijn blij met deze resultaten, tegelijk moeten we er mee aan de slag. Want we geven graag bekendheid aan ons werk. Niet om ons, maar om de slachtoffers van oorlog en ontheemding een stem te geven en hen te kunnen helpen bij de wederopbouw van hun bestaan. Meer weten? www.christelijkcharitatiefpeil.nl

Huis-aan huis collecte

1 september – 30 november kruidnotenactie voor Liberia 2 november ondernemersavond, Waddinxveen 13 – 15 november Act Positive conferentie, Bratislava 28 november Red Ribbon, Zwolle 10 december debat over [r]echt, Utrecht 13 februari ZOA-zaalvoetbaltoernooi, Zwolle

De landelijke collecte is in 2010 van 21 tot 27 maart. We kunnen overal hulp gebruiken. Uw hulp is heel hard nodig in onder andere de volgende steden: Apeldoorn, Zwolle, Nijmegen, Amersfoort, Gouda en Goes. Helpt u mee? Bel voor meer informatie met Nathalie Eilander (055 3663339) of kunt u een mailtje sturen naar collecte@zoa.nl

Agenda

Liberia Nic Street, landendirecteur Noord-Sudan Douwe Slot, landendirecteur Tsjeard Bouta, progamma-manager Uganda Guido de Vries, landendirecteur Astrid Alkema, programma-adviseur Judith Manni, trainee Zuid-Sudan Jan Huls, landendirecteur Kevin Beattie, assistent-landendirecteur Sieb Janssen, trainee

Wereldwijd heeft ZOA-Vluchtelingenzorg ruim 900 mensen in dienst, waarvan het merendeel lokaal wordt aangetrokken. Bovenstaande lijst bevat alle namen van landendirecteuren en uitgezonden Nederlanders. Daarnaast hebben wij personeel in dienst uit de landen waar we werken en uit nog minstens zes andere landen.

07 | ZOA-nieuws |

Hoofdredactioneel


08 | interview | tekst: Els Sytsma, fotografie: Folkert Rinkema


‘Dit moet de wereld weten!’ Wat komt er in de krant en, net zo belangrijk, wat komt er niet in de krant? Als hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad houdt Wim Kranendonk zich dagelijks met die vraag bezig. Als christelijke krant wil hij met het RD niet alleen maar een bron van informatie zijn, maar heeft hij ook een boodschap voor zijn lezers. Een boodschap die er niet om liegt. Nieuws is nieuws – of is dat voor journalisten van een christelijke krant anders? “Grote gebeurtenissen komen in het Reformatorisch Dagblad net zo goed als in andere kranten. Maar het onderscheid ligt natuurlijk in de eigen accenten. Ik ben trots op de grootste kerkredactie van Nederland, met tien mensen. Die kerkredactie heeft ook veel aandacht voor de zendings- en vooral de vervolgde kerken. Conflicten tussen christenen en moslims, zoals recent in India, krijgen bij ons veel aandacht. Maar onze christelijke identiteit stopt niet na het kerknieuws op pagina twee. Ook in binnen- en buitenlands nieuws, en op de economiepagina is het een christelijke

krant, met veel aandacht voor christelijke politiek. Ethische ontwikkelingen willen we per se niet missen. En we zijn duidelijk in de onderwerpen waar we niet over schrijven: met name sport, en – deels - cultuur. Om onszelf te behoeden voor al teveel hypes, hebben we een jaarplan. Nieuws laat zich niet plannen, maar wel de speerpunten waar we tijdens een jaar extra op inzetten en menskracht voor vrijmaken. Mensen in de Derde Wereld zijn één van die speerpunten. Als in land X een ramp plaatsvindt, dan willen we juist nog wel eens rondkijken en land Y benoemen, waar zich een nog veel grotere maar onbekende ramp afspeelt.

De redactie interviewt voor elk ZOA Magazine een bekend persoon over humanitaire hulpverlening. Hun ervaringen geven een blik van buitenaf op het werkveld van ZOA. De geïnterviewde krijgt de ruimte om zijn of haar visie te verwoorden op internationale vluchtelingenproblematiek, welke niet per se de visie is van ZOA. Ditmaal Wim Kranendonk, hoofdredacteur van het Reformatorisch Dagblad.


Het is niet alleen wàt maar ook hòe je schrijft. We schrijven altijd met respect. Doden zullen we nooit sensatiebelust afbeelden, ook al is het voor nieuwswaarde soms wel belangrijk dat dergelijke foto’s geplaatst worden. De kunst is om de ernst van het kwaad zonder sensatie onder de aandacht te brengen. De algemene regel in medialand voor het bepalen van nieuwswaarde is: `het aantal doden gedeeld door de afstand tot Nederland.´ Drie doden bij een treinongeluk in Nederland is voorpaginanieuws, een zelfde gebeurtenis in Zuid-Amerika haalt hier nauwelijks een kort berichtje. Maar ook daarin willen we toch vooral onze eigen keuzes maken, en bewust aandacht geven aan mensen elders in de wereld. We zoomen veel in op verschillen tussen arm en rijk, mensenrechten, milieuproblematiek en problemen in de Derde Wereld. Niet altijd ‘nieuws’ in de zin van een recente ontwikkeling, maar wel verhalen die het waard zijn om verteld te worden. Nee, sterker: ze zijn belangrijk om verteld te worden.”

10 | interview |

‘De kunst is om de ernst van het kwaad zonder sensatie onder de aandacht te brengen.’

Heeft u daarin een bepaalde boodschap richting uw abonnees, wilt u ze iets meegeven? “Ja, ja, toch wel. Aan het RD is ook een stichting verbonden, Draagt Elkanders Lasten. Ieder jaar zamelen we daarmee geld in voor een bepaald doel. Deze actie gaat altijd gepaard met een aantal artikelen. Daarmee willen we niet alleen onze

eigen maatschappelijke betrokkenheid tonen, maar tegelijk ook onze lezers mobiliseren om iets goeds te doen. Ik vind het ook belangrijk dat onze medewerkers zich durven laten raken. Juist als het over kwesties als onrecht gaat, en zwakken in de wereld, verslaan ze óók uit een innerlijke geraaktheid. Als ze op reis zijn geweest, naar Afrika, naar India, Sri Lanka, dan komen ze terug met een drive: dit moet de wereld weten. Die geraaktheid klinkt door in hun verhaal. Dat heeft niets te maken met verlies van objectiviteit; dan zou je de waarheid geweld aandoen. Nee, ik vind het juist ook voor een christelijke journalist van belang dat hij oog houdt voor de microverhalen: dit is een mens, een schepsel met een eigen verhaal, een eigen leven. Moeilijk als je het hebt over een gebeurtenis met soms honderden slachtoffers. Of, zoals de genocide in Rwanda, met honderdduizenden slachtoffers. Maar al die mensen zijn individuen, die boodschap wil ik laten klinken. De orthodox-christelijke kring, die breder is dan alleen de lezers van het Reformatorisch Dagblad, is overigens zeker wel betrokken bij nood in de wereld. Maar ik constateer dat het materialisme ook in deze kring is doorgedrongen. Het is belangrijk geworden om mooie dingen te kopen. De bijbelse notie van een sober leven is helemaal niet meer vanzelfsprekend. Als we ons zouden houden aan het bijbels beginsel om tienden van ons inkomen af te staan, nou, dan kunnen de budgetten van de hulpverleningsorganisaties nog wel een stuk omhoog.” U noemde net conflicten tussen christenen en moslims. Geeft u net zoveel aandacht aan geweld tegen christenen als aan geweld door christenen, bijvoorbeeld in Indonesië? “We zouden ongeloofwaardig zijn en ingaan tegen onze eigen integriteit als we dat niet zouden doen. Ik wil het niet uit de weg gaan. Maar het kost meer innerlijke pijn, omdat het als christen ook betrekking heeft op mezelf, en op mijn eigen broeders en zusters. Dat is overigens gemakkelijker als het veraf is dan als het over kwade gebeurtenissen in Nederland gaat binnen onze eigen achterban.” Hoe behandelt u onderwerpen die veraf staan van uw lezerspubliek, bijvoorbeeld als homoseksuelen in Iran ter dood zijn veroordeeld?


‘Dit is een mens, een schepsel met een eigen verhaal, een eigen leven.’

“Dat stond op de voorpagina. Ons eigen standpunt over homoseksualiteit is bekend, maar we nemen zeer duidelijk stelling tegen schending van mensenrechten. Ook hier in Nederland overigens; als homoseksuelen hier op grond van hun geaardheid worden aangevallen, veroordelen we dat. Ander voorbeeld: een paar jaar terug was de opbrengst van de actie van Draagt Elkanders Lasten voor Aidspatiënten. Dat was een bewuste keuze, niet alleen maar om actie te voeren voor minderbedeelden in de wereld, maar ook om duidelijk te maken dat Aids niet één op één een kwestie van ‘eigen schuld’ is. Daarin nemen we dus wel degelijk stelling.” In de krant staat veel kwaad; oorlog, rampen en ongelukken. Op welke manier duidt u dit kwaad? “Ik waak ervoor goedkope antwoorden te geven op de waarom-vraag. Dat doet geen recht aan de worsteling rondom deze moeilijke vragen. Maar ik vind wel dat we de plicht hebben om vooruit te wijzen. Als je als christelijke krant niet het perspectief naar boven laat zien, dan ben je uiteindelijk je bodem kwijt. Wij als mensen zijn maar beperkt in ons begrip. Om terug te vallen op een bekend beeld: wij zien slechts de achterkant van het borduurwerk. God kijkt naar de voorkant ervan.”

Wat vindt u van de hulpverlening door humanitaire organisaties? “Ik constateer positieve ontwikkelingen in de houding van hulpverleners. Ze reizen niet meer als de grote weldoeners de wereld rond. Geld is niet meer alles, maar juist ook wederzijds respect; men kan ook van elkaar leren. Ik heb zeer veel respect voor de mensen die het werk uitvoeren. Zelf ben ik jarenlang bestuurslid geweest van de stichting ‘Kom over en help’, en heb daarvoor wel eens een paar weken in Moldavië of Roemenië doorgebracht. Dat vond ik fysiek en mentaal erg zwaar. De hulpverlening is wel erg versnipperd tegenwoordig – waarmee ik overigens niet ZOA of Woord en Daad bedoel, zij hebben zeer duidelijk hun eigen profiel. Maar er zijn zoveel kleine particuliere initiatieven, er is zo’n overdaad aan informatie, mensen gaan zelf zomaar op reis naar Thailand of Ecuador, daardoor is het moeilijker geworden een hechte band met je achterban te onderhouden. Ik zie dat mensen wat mat worden in hun reactie en betrokkenheid, dat is zeker een uitdaging. Wat ik erg positief vind, is dat veel jongeren een deel van hun tijd willen geven voor hulpverleningsorganisaties. Dat is niet alleen mooi voor die paar maanden, maar beïnvloedt hun kijk op de wereld, op rijkdom en armoede, voor de rest van hun leven.”


12 | vier families | tekst: Els Sytsma, fotografie: ZOA

Op weg naar een nieuw bestaan deel 2

Sinds juni 2009 volgen we vier Congolese gezinnen, alle recent teruggekeerd na een langdurig verblijf in vluchtelingenkampen in Tanzania. Dit is de tweede aflevering. Achima M’Bemba, 55 jaar Dominee van de Anglicaanse kerk Gezinssamenstelling: gehuwd met Ester Byewa (45). Negen kinderen, twee nog thuiswonende kinderen, een is overleden, vijf kinderen zijn al getrouwd. Dorp: Abela Teruggekeerd naar Congo: 26 maart 2009 In vluchtelingenkamp verbleven: dertien jaar

“We zijn gelukkig dat we terug zijn in ons eigen land. Maar onze toekomst hier is nog erg onzeker”, zo eindigde Ester Byewa afgelopen juni. Nu, een paar maanden later, klinkt het gezin optimistisch. “Het gaat eigenlijk heel goed met ons, ondanks dat we een paar keer ziek zijn geweest sinds onze aankomst in Abela”, vertelt Achima M’Bemba. “We merken dat de vrede toch stapje voor stapje terugkeert, en dat onze angst voor nieuwe gewelddadigheden niet uitkomt.” Ze hebben wel tekort aan voedsel. Het is zelfs zo dat de kinderen vragen of ze kunnen terugkeren naar het kamp in Tanzania, waar het eten immers gratis werd uitgedeeld. De uien, aubergines en kool in hun moestuin zijn helaas verdroogd door gebrek aan regen. Een veldje met cassave zal in december geoogst kunnen worden. Voelden ze zich de vorige keer nog erg geïsoleerd, inmiddels zijn de contacten in Abela verbeterd. Achima is uitgenodigd deel te nemen aan de dorpsraad van wijze mannen. Maar wellicht wonen ze binnenkort niet meer in Abela. “We hebben van onze bisschop toestemming gekregen om te verhuizen naar Mukangi”, vertelt M’Bemba.


Zaina Ebengo, 74 jaar

Ilungu Mbama, 30 jaar

Johari Itabelo, 24 jaar

Gezinssamenstelling: weduwe sinds 1977. Moeder van tien kinderen, waarvan nog slechts één in leven. Ze draagt de zorg voor vijf kleinkinderen. Dorp: Mukangi Teruggekeerd naar Congo: 10 februari 2007 In vluchtelingenkamp verbleven: vier jaar

Gezinssamenstelling: gehuwd met twee vrouwen. Tamasha Amina (29), met wie hij vijf kinderen heeft, en Ndume Cheka (21) met wie hij drie kinderen heeft Dorp: Lulinda Teruggekeerd naar Congo: november 2008 In vluchtelingenkamp verbleven: tien jaar

Gezinssamenstelling: gehuwd met Matakino Itabelo, vier kinderen. Haar man Matakino is achtergebleven in Tanzania, omdat hij in het kamp een opleiding volgt en een baan heeft bij het Rode Kruis. Johari woont in bij haar schoonmoeder van 70 jaar. Dorp: Baraka Teruggekeerd naar Congo: 26 maart 2009 In vluchtelingenkamp verbleven: dertien jaar

“We eten tegenwoordig soms wel twee keer per dag”, vertelt de oude weduwe verheugd. “Meel is geen probleem meer, in tegenstelling tot de tijd dat we net uit Tanzania waren teruggekeerd.” Ook is ze niet meer zo bang. “Ik ben inmiddels gewend aan gewapende militairen op straat, ook al heeft dat wel een tijdje geduurd.” Toch valt het leven Zaina Ebengo erg zwaar. Ze leeft van de opbrengst van haar cassaveveld en de verkoop van brandhout. “Dat ik zo hard moet werken op mijn leeftijd, doet me vaak aan mijn overleden kinderen denken. Maar elke keer als ik me terugtrek in huis en moet huilen om mijn situatie, komen mijn kleinkinderen me troosten.” Zaina Ebengo woont in huis bij een dochter van haar zus. “Zij en haar man helpen me, en delen hun eten met me. Een schoonzoon wil wel een huis voor me bouwen, als ik stenen en dakbedekking kan regelen. Maar ik heb geen idee hoe ik daar aan moet komen. Ik ben te zwak om daarvoor te zorgen.”

”Het gaat goed met ons”, begint Ilungu Mbama direct. Dit gezin drijft op energie en optimisme. Want ondanks zijn positieve woorden hebben ze de afgelopen maanden de nodige tegenslag gekend. “Onze handel in palmolie gaat niet super, omdat de prijs van palmolie recent is gekelderd, maar we denken dat het aan het eind van 2009 wel zal bijtrekken. De cassaveplanten zijn grotendeels opgegeven door geiten. Maar ondertussen zijn we ook een restaurant begonnen op het strand van Lulinda. Wat me dan wel dwars zit, zijn de vele belastingen die we moeten betalen.” De twee huizen voor dit gezin hebben inmiddels daken van golfplaten. “Het plan is om nu één groot huis te bouwen, van baksteen. We hebben goede moed dat de vrede blijvend is, nu rebellenleider Laurent Nkunda is gearresteerd!” Waar Ilungu in het dorp tegenaan loopt, is de verwachting van zijn dorpsgenoten dat zij als teruggekeerde vluchtelingen rijk zijn. “Ze denken dat we veel geld hebben, omdat we in de kampen hulp hebben ontvangen van organisaties”, verzucht hij. Van dochter Sabina wordt een grote toekomst verwacht. “We zullen alles op alles zetten om haar te laten studeren. Ze is erg intelligent, in tegenstelling tot haar oudste broer.”

“Mijn man is nog altijd niet gekomen. Zijn plan is om naar Kenya te gaan en daar zijn studie af te maken. We hadden geregeld contact, maar sinds een maand heb ik niets meer van hem gehoord, ik weet niet waarom.” De jonge moeder woont met haar vier kleine kinderen bij Matakino’s moeder in huis. Dat gaat gelukkig in goede harmonie. Samen proberen ze in hun levensonderhoud te voorzien. Om een klein handeltje te kunnen beginnen, heeft Johari één van haar rokken verkocht. Met dat geld is ze een handeltje begonnen in houtskool, palmolie en rijst. “Ik koop het op de markt en draag het op mijn rug naar huis, omdat ik geen geld heb voor vervoer. Mijn schoonmoeder verkoopt de spullen in ons dorp. Haar veldje met cassave zorgt ook voor wat eten.” Met het oog op de toekomst heeft Johari in het dorp Mongemonge een stuk grond bezichtigd. Maar het bedrag van 25 dollar dat werd gevraagd, kan ze niet opbrengen. “Ik hoop dat we hulp krijgen. We kennen veel mensen die hulp hebben gekregen, maar het lijkt wel alsof ze ons vergeten zijn.” Wordt vervolgd


14 | reportage| tekst : Els Sytsma, fotografie: Folkert Rinkema en ZOA

Wederopbouw bij


wankele vrede Zuid-Sudan in gespannen afwachting van verkiezingen Je zou bijna vergeten hoe erg het was tijdens de tientallen jaren durende burgeroorlog. Zuid-Sudan is prachtig. Uren, dågen kun je er rijden tussen de groene heuvels, over een weg van rode aarde. Hier en daar staan ronde kleihutten met rieten daken tussen het weelderig groen. Kinderen lachen en zwaaien. Authentiek Afrika op z’n best.


‘Het land is arm en onderontwikkeld. Maar als je kijkt naar hoe het enkele jaren geleden was, zie je tòch een grote vooruitgang.’

ZOA startte haar werk onder ZuidSudanese vluchtelingen in 1998, toen de burgeroorlog nog in volle gang was. Grote hongersnoden waren het gevolg, miljoenen ontheemden, ontwrichte gezinnen, verwoeste dorpen. ZOA was er bij. Vanuit een kantoor in Uganda reden we over een zowat onbegaanbare weg met hulpgoederen naar Katigiri, als het nodig was zelfs met tractoren. Dat wordt nog altijd gewaardeerd, blijkt uit het verhaal van deze vrouw: “ZOA liet ons tijdens de oorlog niet in de steek. Elke keer als de Antonovs (bommenwerpers) kwamen, schuilden de medewerkers net als wij, en daarna gingen ze door met hun werk.” En dat werk heeft levens gered. “Ik ben zo blij met deze kliniek. Echt, anders waren er al veel mensen gestorven”, vertelt een Sudanese man aan ZOA-medewerkers over een eenvoudige

kliniek. Het lijkt maar simpel, maar het is echt basisgezondheidszorg. Anders hadden de mensen helemaal niets. Sinds 9 januari 2005 is een vredesovereenkomst van kracht tussen de regering in Noord-Sudan en de Zuid-Sudanese Sudan People’s Liberation Movement. Vele vluchtelingen keren terug naar het gebied waaruit ze jaren geleden zijn vertrokken.

Verwachtingen “Tja, een samenleving in puin, hoe ziet dat eruit?” Jan Huls werkt vanaf 2005 als ZOA’s landendirecteur in Zuid-Sudan. “Het betekent vooral dat je bij alles zowat op nul begint. Alles is kapot: de scholen, ziekenhuizen, wegen, de landbouwgronden overwoekerd. Maar dat is het niet alleen. Het zijn ook de eeuwenoude sociale structuren die zijn vernietigd. Families zijn uit elkaar gerukt, dorpsverbanden bestaan niet meer. De overheid functioneert in het geheel niet. Middenkader bestaat niet meer, mensen met een behoorlijke opleiding zitten allemaal in het buitenland.” Na de vredesovereenkomst in 2005 waren de verwachtingen van de terugkerende vluchtelingen hoog gespannen. Nu zou alles goed komen. “Die verwachtingen liepen op een teleurstelling uit”, vertelt Jan. “Er is nog steeds onveiligheid, de overheid ontbeert de benodigde capaciteiten om de samenleving de benodigde bescherming en impulsen te geven.”

16 | reportage |

Uitdagingen Werken in Zuid-Sudan kent z’n eigen uitdagingen. Julius Onen is progammamanager in het gebied Terekeka. Net als veel van zijn collega’s komt Julius uit Uganda, omdat in Zuid-Sudan zelf nog niet voldoende gekwalificeerd personeel te vinden is. Bovendien wordt goed personeel vaak weggelokt door hogere salarissen elders. “Een gediplomeerd verpleegster van onze kliniek ging bij de VN als wacht werken, omdat ze daar meer verdiende. Dat zijn teleurstellende ervaringen; dit soort mensen zijn zó hard nodig voor de opbouw van hun land.” Een andere uitdaging biedt het onderwijs, essentieel voor de wederopbouw van een land dat door conflicten is getroffen. Julius: “Veel leerkrachten hebben door de burgeroorlog zelf maar een paar jaar onderwijs gehad. Soms heeft de meester voor de klas maar vier jaar op school gezeten, terwijl hij hier voor klas 7 of 8 staat! Dus we werken met bijscholing


en cursussen hard aan de kennis en kwaliteiten van de mensen voor de klas.” Met positief resultaat: “Zelfs een blinde kan zien wat ZOA hier in Lainya heeft gedaan”, vertelt een enthousiaste overheidsfunctionaris over het onderwijsprogramma.

komen”, constateert Jan Huls. “Hun jarenlange ervaring met geweld en ontheemding, en de angst voor nieuwe geweldsuitbarstingen, maakt dat ze nu vaak passief blijven. Wat zou je investeren als je volgende week weer op de vlucht moet?”

Zuid-Sudan herbergt nog altijd gewapende groepen van het Verzetsleger van de Heer, de van oorsprong Ugandese rebellenbeweging. Waar ze gaan, laten ze een spoor van plundering en ontvoering na. “Het is eigenlijk wrang”, vertelt Jan Huls, “Als het in onze programmagebieden een tijd lang rustig is, betekent dat alleen maar dat ze elders rondtrekken, met de bekende verwoestende gevolgen.” Maar wat het werken vooral moeilijk maakt, is de onzekerheid over de toekomst. In 2011 zal een beslissend referendum worden gehouden over de status van Zuid-Sudan: wordt het een onafhankelijk land of blijft het onderdeel van Sudan. “De Sudanezen verwachten niet dat dit referendum de vrede ten goede zal

Met dat in je achterhoofd is de opmerking van John Laki Alfred bijna ontroerend. Hij was deelnemer aan de ZOA-cursus ‘Development Drivers’, waar hij leerde hoe hij activiteiten kan opzetten en een inkomen kan verdienen. Zo simpel als dat klinkt, zo ingrijpend was het voor hem persoonlijk. “We durven nu verder te kijken dan slechts één dag of een week vooruit. ZOA heeft mijn ogen geopend.” Dat hij de moed heeft om wat tuinbouw op te zetten, vooruit durft te denken, is een inspirerend voorbeeld voor de rest van zijn dorpsgenoten. Ook Peres Dudu volgde de cursus. Ze kreeg er energie en ideeën van, en heeft inmiddels een naai-onderneming opgezet. Andere vrouwen zijn begonnen zeep te maken of geiten te houden. Giechelend erkent Peres nu minder ruzie over geld te hebben met haar man; ze heeft nu immers zelf een inkomen.

Vooruit denken vraagt moed

“Het land is arm en onderontwikkeld. Maar als je kijkt naar hoe het enkele jaren geleden was, zie je tòch een grote vooruitgang”, concludeert Julius Onen. Hij noemt de toename van meisjes in het onderwijs, de docenten die zich met hart en ziel inzetten voor hun leerlingen, de HIV/Aidspreventie die vruchten afwerpt, de overheid die openstaat om te leren en langzamerhand haar taken op zich neemt. Jan Huls kijkt ondertussen ook vooruit. “We helpen met wederopbouw, maar we houden rekening met het pessimistische scenario dat de situatie in 2011 opnieuw verslechtert. Als het nodig is, zullen we ook dan weer noodhulp verlenen, altijd met het doel mensen zo snel mogelijk verder te helpen in de richting van wederopbouw. Voorlopig blijft ZOA hier relevant, wij laten de Zuid-Sudanezen niet in de steek.”

ZOA-Zuid-Sudan ZOA werkt sinds 1998 in Zuid-Sudan in vier sectoren: - onderwijs - gezondheidszorg - water en sanitatie - HIV/Aids-preventie


- sponsorpagina -

Persoonlijke drive geeft onderlinge band “Dit nummer is gefinancierd door BMA-Vastgoed” staat op de voorpagina van dit ZOAMagazine. Dat roept onvermijdelijk de vraag op: waarom? We gingen het vragen aan de directeur èn enkele medewerkers in Bergentheim. “Het is mijn persoonlijke drive”, vertelt directeur Albert Bril, “en niet zozeer van het bedrijf”. Maar dit is niet helemaal waar, blijkt uit de verhalen van medewerkers Henriëtte Marsman en Els Zwart. Het begon misschien vanuit de bewogenheid van de directeur, maar inmiddels is het hele bedrijf doortrokken van de band met vluchtelingen en het werk van ZOA. Zoals office manager Henriëtte Marsman vertelt, is Albert Bril iemand die betrokkenheid ook bij zijn personeel weet te creëren. “Zijn enthousiasme is overgeslagen op de medewerkers, en dat geeft zeker ook een onderlinge band.”

Winnen Eind jaren zeventig deed Albert Bril mee aan het jaarlijkse ZOA-voetbaltoernooi*. De regel was dat het winnende team de volgende editie zou organiseren. “En we wonnen nogal vaak”, grijnst Albert Bril. Uit die tijd kent hij ZOA. Als ondernemer heeft hij in de loop der jaren altijd aandacht gehad voor maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij hij in 2002

Links Albert Bril, daarnaast Henriëtte Marsman, linksvoor Els Zwart

contact zocht met ZOA. “Eerst heb ik het werk in Angola gesteund. Nu het programma daar is afgesloten, ben ik actief voor het Congo-landenteam. Ik vind het mooi, die eigen betrokkenheid.” En dat niet alleen; hij krijgt dus iedereen in zijn omgeving mee in het enthousiasme. Hoe doet hij dat toch? Lachend: “Ik heb er geen sociale vaardigheidstraining voor gevolgd of zo. Het is blijkbaar mijn sterke punt dat ik precies aan het goede touwtje trek.” Administratief medewerker Els Zwart was nog maar net als stagiaire op het kantoor van BMA-Vastgoed begonnen, toen er een reis naar Angola op stapel stond. “Ik had al begrepen dat Angola belangrijk was voor het bedrijf, maar het had niet zoveel met mij te maken. Toen vroeg Albert of ik mee ging. Wat tot dan toe ver-van-mijn-bed stond, kwam ineens heel dichtbij. Die ervaring, en het leven van de teruggekeerde vluchtelingen, blijft altijd in mijn achterhoofd.”

Andere manier van steunen Waar het hart vol van is, loopt de mond van over. Albert Bril praat graag over het werk van ZOA. Met zijn medewerkers, met zijn zakelijke relaties. De sponsoring van dit magazine ligt daarom precies in het verlengde van zijn persoon en zijn bedrijf; hij vindt het belangrijk om te vertellen over onze medemens in nood. Zelf zal hij dat niet zo zeggen. Waarom hij het magazine sponsort? “Dat is weer ’s een andere manier om het werk te steunen, dat vind ik leuk.” *Let op: het ZOA-voetbaltoernooi is terug van weggeweest: 13-02-2010 in Zwolle! BMA-Vastgoed treedt op als mede – risicodragende partij in alle sectoren van het vastgoed. Daarnaast initieert ze projecten, doorgaans gezamenlijk met andere professionele partijen en vanuit haar penvoerderschap wordt zowel de financiering, de volledige administratie, alsmede de juridische begeleiding verzorgd van de individuele projecten.


: Tigest Tejiwe : 30 jaar : Programma-adviseur : Ethiopië

‘Kunnen kiezen is een luxe’ Je zou gemakkelijk over haar heen kijken. Ook voor Ethiopische begrippen is Tigest bijzonder klein. Maar zodra ze begint te praten, kun je niet meer om haar heen. Ze maakt indruk als een zeer capabele vrouw met warme betrokkenheid bij vluchtelingen en ontheemden. Wat doe je voor werk? Mijn werk als programma-adviseur bestaat uit drie onderdelen: ik adviseer en assisteer de programma-manager, degene die verantwoordelijk is voor de dagelijkse leiding van het programma in Somali-regio. Verder schrijf ik projectvoorstellen voor nieuwe projecten en rapportages van de lopende projecten, en als laatste ben ik verantwoordelijk voor capaciteitsopbouw bij de lokale organisaties waar we mee samenwerken. Wat is je achtergrond? Ik heb een Duitse moeder en een Ethiopische vader. Ik ben in Duitsland geboren, maar ben vanaf mijn achtste opgegroeid in

Addis Abeba. In Engeland heb ik Peace and Development Studies gedaan. Mijn eerste baan was bij de Duitse ontwikkelingsorganisatie GTZ in een reïntegratieproject voor Ethiopiërs die gedwongen Eritrea uit waren gezet. Na een vervolgstudie in Engeland, ‘Post-war reconstruction studies’, heb ik in Londen met minderjarige asielzoekers gewerkt. Hoe kwam je bij ZOA terecht? Ik wilde graag weer in Ethiopië werken, dus in de vakantie bezocht ik mijn familie om ondertussen uit te kijken naar een baan. Toen ik mijn cv naar landendirecteur Paul Roelofsen mailde, belde hij meteen of ik die dag nog kon komen! In maart 2008 ben ik begonnen. Wat motiveert je om voor ZOA te werken? ZOA werkt echt met de gemeenschap.

Ik ben een hands-on persoon, ik houd ervan om met de mensen samen te werken en hen te raadplegen voordat we tot actie overgaan. Ik leer ook veel van de vluchtelingen, vooral om flexibel te zijn… De Somalische vrouwen in de kampen zijn enorm sterk, het hele gezin draait om hen. Ik vroeg hen waarom ze niet meer samen doen, zich organiseren. ‘We hebben geen idee hoe dat moet, en we hebben geen tijd”, antwoordden ze. Hun houding leerde me dat armoede niet alleen maar een gebrek aan geld is. Als je opgroeit in armoede, beïnvloedt dat je denkwijze. Het laat je denken dat er geen keuzes zijn, geen mogelijkheden. Het maakt passief. Ik realiseer me dat het hebben van keuzes een luxe is. Wat zijn moeilijke aspecten aan je werk? Het reizen! Ik woon in Addis, maar ben één à twee weken per maand in Somali-regio. En verder moet ik oppassen om me niet te laten frustreren door het tempo. Ik heb soms grote plannen, terwijl het beter is om kleine stappen te zetten die blijvend zijn. Wat we willen en wat we kunnen, verschilt nogal. Maar het maakt me gelukkig om te weten dat we met iets goeds bezig zijn, èn om te zien dat het helpt.

19 | de veldmedewerker | Tekst: Els Sytsma, fotografie: Dirk Jan Verkuil

Naam Leeftijd Functie Land


20 | de noodhulp | tekst: Els Sytsma, fotografie: ZOA

Oorlog in Sri Lanka: deze keer ging het ook over onszelf ZOA’s landendirecteur in Sri Lanka, Bernard Jaspers Faijer, is vertrouwd met de beelden van de Srilankaanse burgeroorlog: omheiningen van prikkeldraad, soldaten bij de slagboom, duizenden mensen op een tot kamp omgebouwd schoolterrein. Maar tijdens het slotoffensief van het Srilankaanse leger tegen de rebellenbeweging Tamil Tijgers, in de eerste maanden van 2009, was het anders.

“Van een aantal collega’s die zich achter het front bevonden, wist ik niet of ze nog leefden. Toen ik in maart een ontheemdenkamp bezocht, werd ik ogenblikkelijk omringd door mijn eigen medewerkers”, vertelt een geëmotioneerde Jaspers Faijer. “ZOA’s staf was zelf ontheemd geraakt. Mijn medewerkers zaten net zo goed in deze kampen opgesloten als alle andere ontheemden. Deze keer ging het ook over ons.” De Srilankaanse overheid had zich tot doel gesteld de rebellenbeweging Tamil Tijgers (LTTE) in 2008 definitief te verslaan. Een humanitaire ramp was het gevolg. Elilendhi, één van ZOA’s Srilankaanse medewerkers, vertelt: “De schaal van het geweld, dood en angst was ongekend. De hele bevolking was op drift. Voor sommigen begon dit al in 2007, een vlucht weg van de bombardementen en beschietingen. In elk dorp waar ze dachten rust te vinden, moesten ze opnieuw vluchten voor het oprukkende geweld. Sommige gezinnen zijn in een half jaar wel twintig keer verder gevlucht!”


Emotioneel In april 2009 kwamen zo’n 200.000 burgers terecht in een smalle kuststrook, vanwaar ze niet verder konden, en waar het oorlogsgeweld hen inhaalde. Al vanaf februari kwam er nauwelijks onafhankelijke informatie van achter de frontlinie. Jaspers Faijer: “Het was een zware en emotionele tijd. Het waren collega’s sinds jaren. De laatste twee medewerkers arriveerden pas uit het oorlogsgebied op 21 mei, vier dagen nadat de LTTE zich uiteindelijk overgaf. Wat een opluchting om hen weer te zien!” Nog altijd is dankbaarheid hoorbaar in zijn stem. De landendirecteur ervaart het als een wonder dat niemand van de 35 medewerkers van de noordelijke staf is omgekomen. Wel hebben enkelen van hen familieleden verloren. De ZOA-staf is ook onder deze extreme omstandigheden doorgegaan zoveel mogelijk hulp te verlenen. Jaspers Faijer: “De collega’s bleven doorwerken, totdat onze materialen voor onderdak, toiletten, tijdelijke scholen en ziekenhuizen op waren. Gelukkig

konden we vrachtwagens met voedsel sturen. Toen het over de weg niet meer ging, stuurden we voedsel per schip via de zee. Maar materialen mochten het gebied niet meer in.” Cheran, één van de ZOA-medewerkers die op dat moment nog achter de frontlinie verbleef, vult aan: “We hebben ook veel mensen, die zelf geen vervoer hadden, geholpen door hen en hun bezittingen te vervoeren.” Het was een extreem moeilijke periode voor Cheran en de andere collega’s. “De vluchtende burgers waren niet veilig. Niet voor het geweld en niet voor de Tamil Tijgers, die vluchtelingen konden dwingen voor hen te vechten. Het aanhoudende geweld, die stroom mensen op straat, het gebrek aan voedsel en basisvoorzieningen, overbevolkte ziekenhuizen met nauwelijks personeel en medicijnen..”, somt hij zijn pijnlijke herinneringen op. Sommige schattingen gaan ervan uit dat in deze laatste maanden van de oorlog meer dan 20.000 mensen zijn omgekomen door verwondingen, uitputting en gebrek aan medicijnen. Er klinken beschuldigingen van oorlogsmisdaden aan het adres van de Srilankaanse regering, maar de overheid ontkent dit.

Opvangkampen De mensen die erin slaagden uit de gevechtszone te ontsnappen, waren vaak ondervoed en getraumatiseerd. Door een tijdrovend registratieproces duurde het dagen voordat mensen aanspraak konden maken op hulp. Juist in die eerste dagen na aankomst kon ZOA tienduizenden ontheemden helpen in hun noodzakelijke eerste levensbehoeften. Zodra het team berichten over nieuwe groepen ontheemden ontving, werden noodkeukens en voedselvoorraden naar de plaats van opvang gebracht en konden de mensen de eerste dagen van maaltijden worden voorzien. In totaal zijn tweehonderd noodkeukens ingericht, waar per keuken tussen de 750 en 2500 mensen driemaal daags eten ontvingen. Ook kregen de ontheemden pakketten met borden, bekers en emmers uitgedeeld. Tijdelijke behuizing werd gebouwd en toiletten, waaronder speciale toiletten voor gehandicapten, zijn ingericht. Vrouwen, jonge moeders en meisjes kregen hygiënepakketten uitgedeeld. “We zijn ontzettend blij met wat we hebben kunnen doen. We hebben zo’n 125.000 ontheemden bereikt, en voor veel mensen is onze hulp levensreddend geweest”, stelt Cheran met bescheiden trots.

Gevangen? De overheid ving de ontheemden op in kampen, om te voorkomen dat Tamil-rebellen zich tussen de burgers schuilhielden en zich door het land zouden verspreiden. ZOA-directeur Johan Mooij bezocht de kampen half september. “Ik heb al veel kampen gezien in mijn leven, maar hier schrok ik toch van. Tienduizenden mensen op een klein terrein, tenten met nauwelijks een metertje ertussen. Latrines lopen over. De tenten zijn niet voor lang gebruik geschikt en beginnen inmiddels te lekken. Het regenseizoen begint eind september, dus we maken ons zorgen over de situatie.” Jaspers Faijer voegt toe: “De drinkwatervoorziening is onvoldoende. Mensen besteden per dag uren van hun tijd in de rij voor water. Wel functioneren er scholen, postkantoortjes waar gebeld kan worden en vele winkeltjes.” Dat brengt Mooij en Jaspers Faijer direct bij de moeilijke keuzes waar het ZOA-team in Sri Lanka nu voor staat. “Zijn dit ontheemdenkampen of zijn het gevangen-kampen?” stelt Mooij scherp. De Tamil-ontheemden mogen de kampen niet verlaten. “Voor onze hulpverlening hebben wij besloten slechts basisvoorzieningen te bieden. We waken ervoor lange termijn oplossingen ìn deze kampen te creëren. De mensen moeten hier immers vooral niet blijven. Maar we blijven dagelijks ge-confronteerd met de vraag wat wijsheid is in deze situatie.”

Terug naar huis De overheid heeft aangegeven dat 80 procent van de mensen voor het einde van het jaar kan terugkeren naar huis. Maar met het huidige tempo van terugkeer wordt dit aantal bij lange na niet gehaald. Veel ontheemden hebben daarom de hoop op een spoedige terugkeer opgegeven. Internationaal wordt veel druk gezet op de regering in Sri Lanka om het proces te bespoedigen. Het opsluiten van grote aantallen mensen zonder enig vorm van proces kan immers tot nieuwe spanningen in de samenleving leiden. Bij de Srilankaanse regering blijven de zorgen ten aanzien van de veiligheid echter alles overheersen. Cheran en Elilendhi heten in werkelijkheid anders. Voor de noodhulp in Sri Lanka ontvingen we van: - onze eigen achterban: € 205.076 - Buitenlandse Zaken: € 1.000.000 - ICCO: € 200.000 - CRWRC: € 113.697


22 | de ondernemer | Tekst: Els Sytsma, fotografie: Cisco

‘Tijd vraagt pas echt commitment’ Als directielid bij Cisco heeft Hendrik Blokhuis een hele drukke baan. Maar, zoals hij zelf zegt: “Ik ben altijd op zoek naar balans in mijn leven. Waar kan ik mijn van God gegeven talenten nog meer inzetten ten behoeve van mijn naaste?” Nadat Blokhuis vier jaar in de kerkenraad had gezeten, had hij ruimte om elders zijn tijd, energie en talenten in te zetten. Hij bezocht het Business Seminar in maart 2009 en raakte daar enthousiast over de mogelijkheden om als ondernemer actief te zijn in het ZOA Business Ambassadors-netwerk (ZBA). “Een dergelijke betrokkenheid vraagt tijd, en dat is pas echt commitment. Geld geven van overvloed kost niet zoveel, maar tijd vrij maken en je eigen netwerk benaderen, dat vraagt wat van je.” Blokhuis geeft toe dat hij wel eens heeft overwogen of hij niet ‘gewoon de boel moest verkopen om naar Afrika te gaan’. Maar hij weet dat hij juist ook in de positie waarin hij nu verkeert de mogelijkheden heeft zich met zijn specifieke

talenten, bijvoorbeeld op het gebied van leiding geven en bestuurservaring, in te zetten.

Gepassioneerde zinnen In juni van dit jaar sloot hij zich aan bij het ZBA-netwerk, waar hij vooralsnog het enige lid van het landenteam Burundi is. “Dit is echt nieuw, en dat vind ik leuk. ZOA wilde onderzoeken of het haalbaar is in Burundi een eigen programma te starten, en daar ben ik nu intensief bij betrokken. Uit het haalbaarheidsonderzoek is gebleken dat binnen het mandaat zeker plaats is voor ZOA om in Burundi aan de slag te gaan. In dat stadium zijn we nu, de plannen moeten vanaf hier vorm krijgen.” Ondertussen is Blokhuis vooral bezig in Nederland mensen uit zijn zakelijke en persoonlijke netwerk te benaderen. Zijn ervaring in het bedrijfsleven komt hem

dan goed van pas, hij weet goed hoe hij zijn boodschap moet brengen. “Ik heb enkele contacten, waarvan ik denk dat ze geïnteresseerd zouden kunnen zijn, een email gestuurd met informatie en wat hyperlinks. Ik heb vooral met wat gepassioneerde zinnen laten zien wat deelname aan het ZBA voor mij betekent; dat het niet alleen maar gaat over het geven van tijd of geld, maar juist om de balans in mijn leven door goed te doen voor een ander.” De mensen die hij benaderd heeft, willen bijna allemaal graag meer weten. “Wat is ZOA voor club, hoe zit dat met zo’n zakelijk netwerk, etc. Lidmaatschap van het ZBA besluit je natuurlijk niet zomaar. Maar hun eerste interesse is absoluut gewekt.”

ZOA Business Ambassadors is een netwerk van ondernemers die zich met een deel van hun tijd, geld, kennis en netwerk inzetten voor een specifiek ZOAlandenprogramma. Inmiddels bestaan landenteams Cambodja, Congo, Liberia, Ethiopië en Burundi. Een landenteam Sri Lanka is in oprichting. Meer weten? h.verwaaijen@zoa.nl


[r]echt voor elke dag [r]echte handel

Hoe maken we echt een verschil? ‘[r]echt voor de vluchteling’. U kent onze slogan inmiddels wel. Maar wat houdt [r]echt doen eigenlijk in? Hoe maken we echt een verschil voor de vluchteling? En wat kunt u daar mee in uw dagelijks leven hier in Nederland? We dagen u uit deze zoektocht met ons mee te maken!

Op www.ikdoerecht.nl vindt u allerlei praktische suggesties om recht te doen. De nieuwste mogelijkheid die we bieden is een webshop, waar u overtollige spullen kunt verkopen. Een leuke manier om ons bezit letterlijk te delen met minderbedeelden. Want de opbrengst van alles wat via deze ZOA-webshop wordt verhandeld, is bestemd voor vluchtelingen die vanuit Kenia terugkeren naar Uganda.

Debat

U kunt ook uw mening en ideeën delen en filmpjes en foto’s plaatsen. Bij het ZOAkantoor in Apeldoorn komen geregeld verslagen en foto’s binnen van acties in Nederland voor een ZOA-project. Daar straalt altijd enorm veel plezier en inzet van af. Via het online prikbord kan nu iedereen van deze initiatieven meegenieten, en

Op de Internationale Dag van de Mensenrechten, 10 december, gaan we in Utrecht in debat over het thema recht. Houd onze website in de gaten voor meer informatie over deze inspirerende en verrassende avond.

wellicht ideeën opdoen om zelf een actie op te zetten. Een mooi voorbeeld is het zaalvoetbaltoernooi dat op 13 februari wordt georganiseerd in Zwolle.

Voor elke dag Recht doen is een opdracht voor elke dag. Daarom hebben we een prachtige verjaardagskalender gemaakt, met de bekende fotografie van Folkert Rinkema, met bijbelteksten over [r]echt doen en praktische tips voor het dagelijks leven. Als u een gift overmaakt van € 15,o.v.v. ‘[r]echte kalender’, krijgt u de kalender thuisgestuurd. Ook leuk als geschenk! Denkt, praat, leest en handelt u het komende seizoen met ons mee? Kijk op www.ikdoerecht.nl

Een leuke manier om ons bezit letterlijk te delen

verjaardagsKalender

23 | de campagne | tekst: Margaretha de Koning

[r]echt doen


24 | de expat | tekst : Els Sytsma, fotografie: Folkert Rinkema

‘Ik wil altijd blijven leren’ Naam Leeftijd Wat Waar

: Kevin Beattie : 57 jaar : Landendirecteur : Zuid-Sudan

Een energieke vijftiger met pretoogjes, die graag praat. Zo kwam de nieuwe landendirecteur voor Zuid-Sudan het hoofdkantoor in Apeldoorn binnen. Op de vraag wat hij in vredesnaam toch ziet in zijn nieuwe functie, gaat hij direct terug naar zijn jeugd in West-Ierland. Zijn ervaring met armoede in de jaren vijftig van de vorige eeuw hebben hem gevormd tot degene die hij nu is.

“We waren bijzonder arm. Voedsel was het probleem niet, omdat we woonden op het platteland. Maar alle andere dingen; kleren, schoenen, elektriciteit, dat konden we niet zomaar betalen. Ik heb daar een onuitwisbare indruk gekregen van wat armoede met mensen kan doen. Tot twaalf jaar was onderwijs gratis, daarna was het dus alleen beschikbaar voor mensen die het konden betalen. Met financiële steun van een aantal familieleden kon ik doorleren.”

Structureel helpen Voor zijn studie sociologie vertrok Beattie naar Engeland, sindsdien heeft hij altijd in het buitenland gewerkt. “Mijn eerste baan met ouderen was zo deprimerend. Veel problemen waren structureel, zoals slechte huisvesting en eenzaamheid. Omdat ik graag iets wilde doen wat echt zou helpen, heb ik een opleiding voor leraar ‘Engels als tweede taal’ gevolgd. Als leraar kun je namelijk in veel verschillende situaties werken en ben je in staat om mensen te ondersteunen hun eigen mogelijkheden te gebruiken.” Zijn vrijwillige lerarenbaan in Indonesië resulteerde in een zeer langdurig verblijf in dat land, vooral als docent op universiteiten. Maar Kevin Beattie wil altijd blijven leren. Hij wilde ook wel eens van onderop aan ontwikkeling werken. Hij verwachtte

dan de meest kwetsbare personen meer rechtstreeks te kunnen bereiken. Dus volgde hij welgemoed een nieuwe opleiding, in noodhulp en wederopbouw deze keer.

Steile leercurve Toen kwam de tsunami. Hij haalt even adem, om vervolgens met de nodige humor te stellen dat hij, zoals alle hulpverleners in die periode, een enorm steile leercurve doormaakte. Er waren ineens enorme budgetten beschikbaar, maar de wederopbouw van een gemeenschap, terwijl de gemeenschap is verdwenen, is geen kwestie van geld alleen. Deze ervaring verwacht hij in Zuid-Sudan zeker te kunnen gebruiken. “Daar zie je ook de combinatie terug van de verwoeste fysieke omgeving en de geschonden dorps- en familiestructuren.” Kevin Beattie is zich zeer bewust van de gevaren van zijn nieuwe werkplek: “Oh ja, landmijnen, stammenstrijd, de Lord’s Resistance Army, verkeersongelukken, politieke instabiliteit.. Maar ik heb mijn ervaring tot nu toe. En ik krijg een zeer grondige veiligheidstraining voordat ik begin. Nee, ik heb bepaald geen doodswens. Maar het is natuurlijk wel een stukje karakter, waardoor ik geïnteresseerd ben in andere landen, gedreven ben door een christelijke motivatie, en het heerlijk vind te blijven leren in steeds nieuwe omstandigheden.”


Zijn slippers zijn kapot, net als zijn kleren. Als hij loopt, sleept Optjeop zijn schoeisel als het ware met zich mee. Zeventien is hij, en hij woont in Abu Ajura, een klein plaatsje in Darfur, NoordSudan.

Het is haast surrealistisch om als Nederlander in Darfur te praten over toekomst en dromen. Want de recente geschiedenis van Darfur is gruwelijk. In dit deel van Sudan zijn de afgelopen jaren meer dan 200.000 mensen omgekomen. Miljoenen zijn gevlucht voor de Janjaweed, gewapende Arabische milities die hele dorpen hebben weggevaagd. Vooral negroïde inwoners van Darfur zijn het slachtoffer van het geweld. Dan is het dus lastig om een jonge knul vragen te stellen over perspectief, dromen en hoop. De antwoorden komen er bij Optjeop ook aarzelend uit. “Ik hoor zelf bij de Dinka-stam. Jaren geleden zijn we hiernaar toe gebracht na geweld in ons eigen gebied in Zuid-Sudan. Maar nu is hier ook strijd en onrust. Daarom denk ik niet veel na over mijn toekomst. Ik kan niet naar school. Mijn ouders zijn arm en kunnen de kosten voor het onderwijs nooit betalen. Ik werk als boerenarbeider en verzamel brandhout.” Het werk van Optjeop is zwaar in een gebied waar de temperatuur soms wel boven de vijftig graden uitkomt. Voor een volle werkweek krijgt zo’n 1500 Sudanese dinar, amper vier euro. Dat geld geeft hij aan zijn ouders. Maar veel kun je voor dat bedrag niet kopen. Daarom eet de familie maar een keer per dag; rijst met meloen en wat groenten. “Maar een keer

per dag eten is niet genoeg”, vertelt Optjeop. “We zouden twee keer moeten eten op een dag, dan heb ik meer kracht en kan ik beter mijn werk doen.” Een gesprek met Optjeop is geen vrolijk gesprek. Hij moet lang nadenken over zijn antwoorden en op de vraag wat hij wil doen als hij wat ouder is, blijft het minutenlang stil. Met zijn slippers tekent Optjeop rondjes in het alom aanwezige zand, dat nog steeds heet aanvoelt in de avond die geen koelte brengt. “Ik wil mensen helpen, mijn mensen”, antwoordt hij tenslotte. “Toen de oorlog uitbrak, kregen wij onderdak en eten. Dat heeft veel indruk op mij gemaakt. Als je mensen kent, moet je ze helpen. Dat mensen uit Nederland ons helpen, vind ik onbegrijpelijk. Ik ken ze niet en ze kennen mij niet. Maar ik ben er blij mee. Ze helpen ons en zo kan ik andere mensen weer helpen. Zo zie ik het.” Als de zon ondergaat is het nog steeds 40˚. Het wordt snel donker. Langzaam verdwijnt het geluid van Optjeop’s slepende slippers, op weg naar een volgende dag vol werk en één bord eten. ZOA werkt in Darfur in de sectoren onderwijs, voedselzekerheid, water en sanitatie en inkomensgenererende activiteiten.

25 | de puber | tekst en fotografie Folkert Rinkema

‘Ik zou graag twee keer per dag eten’


Cynisme is geen optie....

26 | de gast | tekst: Ineke Bakker, fotografie: Oikos en Folkert Rinkema

Toen ik na elf jaar werken als docente theologie in Midden-Amerika naar Nederland terugkeerde, gaven mijn studenten mij bij mijn afscheid een grote leren tas cadeau. Ze zeiden dat ik in die tas mooi al mijn ervaringen en herinneringen mee kon nemen om er in Nederland iets nuttigs mee te doen. De redactie nodigt voor elk ZOA Magazine een gastschrijver uit. Hiermee ontstaat een platform waar derden hun visie kunnen verwoorden over onderwerpen die het werk van ZOA raken. Dit keer Ineke Bakker. Zij werkte van 1982-1992 als docente theologie in Nicaragua, Cuba en Costa Rica. Ze was van 1995 – 2007 algemeen secretaris van de Raad van Kerken in Nederland en is sinds twee jaar directeur van Stichting Oikos, een oecumenische organisatie die zich inzet voor armoedebestrijding en duurzame ontwikkeling. www.stichtingoikos.nl. Ineke Bakker is tevens Worldconnector.

“Want”, zo zeiden ze gedreven, “uiteindelijk moeten de mensen en structuren in Nederland en andere westerse landen flink veranderen, willen wij het hier beter krijgen. Daar kun jíj nu iets aan gaan doen. Vertel de mensen daar ons verhaal.” Hoewel de tas door het intensieve dagelijks gebruik na vijftien jaar helemaal versleten is, moet ik nog vaak terugdenken aan de woorden van deze studenten.

Dweilen met de kraan open? Want het is waar. Er moet niet alleen in ontwikkelingslanden veel veranderen, ook in de rijke landen moeten structuren en barrières aangepakt worden. Zo blijkt er nog altijd méér geld van ontwikkelingslanden naar het rijke westen te gaan dan omgekeerd. Dat komt bijvoorbeeld door de rentebetalingen op de schulden die het gevolg zijn van leningen, die ontwikkelingslanden moeten terugbetalen. Maar ook door vele miljarden dollars aan belastingen die ontwikkelingslanden mislopen. Regeringen in die landen staan vaak toe dat grote multinationals geen of nauwelijks belasting betalen in vrijhandelszones. Ook weten internationale bedrijven vaak allerlei slinkse wegen te vinden om belasting te ontduiken of te ontwijken. Het gaat om zulke grote bedragen dat de officiële ontwikkelingshulp daarbij bijna in het niet verdwijnt.

Wetenschappers noemen bedragen van wel meer dan € 1200 miljard dollar per jaar, die van ontwikkelingslanden naar het rijke westen gaan. Als je dan bedenkt dat het hele Nederlandse budget voor ontwikkelingssamenwerking zo’n 5 miljard euro per jaar bedraagt, dan krijg je al gauw het beeld voor ogen van ‘dweilen met de kraan open’. Is het dan niet logisch dat veel mensen in Nederland denken dat al dat geld voor ontwikkelingssamenwerking toch niet helpt en weggegooid geld is? Er wordt immers al zestig jaar geld gegeven om de armoede in de wereld te bestrijden en nog altijd zien we beelden van hongerende kinderen op de televisie. Is het niet om cynisch van te worden?

Het hele verhaal Die kritiek vind ik niet helemaal onbegrijpelijk. Immers, vele hulporganisaties hebben in de afgelopen jaren vaak de indruk gewekt: “als u nu maar veel geld aan onze organisatie geeft, dan zorgen wij ervoor dat armoede en honger uit de wereld verdwijnen”. Om mensen te bewegen veel geld te geven, laten ze het ene zielige kindje na het andere zien. Want daar raken mensen emotioneel van en dat doet velen naar de portemonnee of acceptgirokaart grijpen. Maar dat is eerlijk gezegd niet het hele verhaal. Mensen


in ontwikkelingslanden zijn bijna nooit alleen maar slachtoffer. Ze hebben vaak plannen en ideeën om hun situatie te verbeteren. Ze zijn misschien arm, maar ze hebben veel talenten. Veel mensen kunnen verhalen vertellen, muziek maken, lotgenoten organiseren. Velen zijn specialist in overleven en in improviseren. Mijn studenten in Nicaragua zouden zich kapot ergeren aan de eenzijdige beelden van de armen uit hun land in de Nederlandse media. Alsof arme mensen niet zelf een belangrijke rol spelen in de verbetering van hun situatie. Ze zouden de suggestie dat ontwikkelingsorganisaties de problemen oplossen voor de armen buitensporig arrogant vinden. En gelijk hebben ze: hulporganisaties

dragen hooguit een steentje bij, maar het meeste werk doen de mensen toch echt zelf. En dat blijkt vaak wel degelijk goed uit te pakken. Op veel plaatsen is de situatie van mensen in ontwikkelingslanden in de afgelopen jaren aanzienlijk verbeterd. Er zijn minder armen in de wereld, er worden veel meer kinderen gevaccineerd en er gaan meer kinderen naar school. Er worden veel meer ‘eerlijke’ producten, zoals koffie, cacao en bananen, geproduceerd en geconsumeerd. Die positieve verhalen horen we te weinig. En dat is jammer, want ze zijn een probaat middel tegen cynisme.

Cynisme geen optie Want cynisme is voor mij geen optie. Als veel mensen in ontwikkelingslanden in de moeilijkste situaties de moed niet verliezen, maar vrolijk en volhardend doorgaan om te

zoeken naar een beter leven voor zichzelf, hun gezinnen en gemeenschappen, dan mogen mensen in rijke landen niet achterblijven. Cynisme is óók geen optie voor mij, omdat ik leef uit de overtuiging dat deze wereld niet van God los is, dat de belofte van het Koninkrijk van God, van een rijk van vrede en gerechtigheid, nog altijd staat als een huis. Die belofte geldt alle mensen, waar ook ter wereld. Maar als ik weer berichten zie of hoor over grote rampen, aardbevingen, overstromingen, over oorlogen en onderdrukking, dan valt het mij niet altijd mee om dat perspectief van het komend Koninkrijk van God overeind te houden. En dan kijk ik maar weer naar die oude, versleten tas, vol herinneringen en ervaringen met mensen die de moed niet verloren en vrolijk bleven doorgaan. En dan weet ik weer: inderdaad, cynisme is geen optie.


: Caroliene Joosse – de Groot (33) Plaats : Huizen Beroep : Assistent-makelaar [r]echt : Ambassadeur sinds 2004

Noot redactie: Short Term Workers kunnen door ZOA voor korte tijd ingezet worden voor een specifieke taak in één van de landen waar ZOA werkt.

‘Het minste wat ik kan doen’

28 | de ambassadeur |

Sinds 2004 zet ik mij voor ZOA in als vrijwilliger. Mijn schoonmoeder zat destijds in de groep die de collecte in Huizen organiseerde. Zij vroeg me of ik wilde helpen mensen te enthousiasmeren om als collectant voor ZOA langs de deur te gaan. Dit vrijwilligerswerk is het minste wat ik kan doen voor de vluchteling, maar het liefst zou ik zelf willen helpen in de landen waar ZOA werkt. Er is eigenlijk altijd wel een link met ZOA geweest. Niet alleen via de collecte, maar ook via mijn schoonvader. Hij heeft in het verleden ook voor ZOA in het buitenland gewerkt. Door zijn verhalen werd het voor mij concreter wat voor werk ZOA eigenlijk doet. Dat doen de verhalen in de ZOA-magazines trouwens ook. Mijn man heeft zich als Short Term Worker opgegeven bij ZOA en hoopt in de toekomst uitgezonden te worden. Tegenwoordig bel ik niet alleen collectanten, maar organiseer ik de collecte in Huizen. Het is altijd weer een uitdaging om de hele organisatie rondom de collecte op de rit te krijgen. We zitten nu op zo’n 120 collectanten, maar van mij mogen het nog veel meer worden.

Tekst: Orville Zichterman, fotografie: Folkert Rinkema

Naam


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.