1 minute read

Heilig avondmaal

Zij aten alien het gezegend brood Dronken ontroerd de zwaar bewaasde beker Hun ogen weenden en hun hart sloeg weker En stroomde vol van’s Heren bittre dood Zij zagen zijn gestrekte stille nood En ieder voelde zich ontzet, maar zeker Zijn moordenaar, en als een strenge wreker Zijn blind gezicht met de ogen glazig groot En bonzend vielen op de bange borst De vuisten: Heer, ’k ben schuldig! ik belijd’t! Ik reet Uw zijde op met mijn felle zonden Maar levend in hun midden stond hun Vorst En hun verweende scheemrende oogen konden De glans niet dragen van Zijn heerlijkheid.

26

This article is from: