10 minute read

Dirigenten, begeleiders en solisten

op die zang ekeumen bin.” ,,Nou, buie, lot dan ers oren.” ,,Nou, ’t was op een avond om een uur of tiene, dat ik in ’t afterkamertjen van Piet van Ealtjen een nommertjen solo weg gaf. Lot nou toevallig ouwe Garrit Bakker er langerst koemen. IJ kwam er in, in zeen: ,,Sjonge, sjonge, wat kuun jie zingen zuun, je zouwen een goeie kracht voor ’t koor wezen. Wat een leut!” Nou, in toe bin ik er de angere week op verdaagd.” „Oe michtig Garrit, wat is dat nou an de duur?” „Och, de kiengeren doen suunderkloazen. Ei je niks vor ze?” „Nee, maar ik kreeg ze wel voort. ,,Stille kiengeren, de domenei is er net.” Zien je wel, dat elpt. Ze goan op ’rluiers tietjes de straot of.” „Naatjen, oe kuun je dat nou doen! In ’t begroot m’n toch. Ik moet toch maar es een bezoekien an ’t koor bringen. ’t Skint ’rlui arg goed te goon.”

Auke Weerstand.

De oude en de jonge garde.

166

cDirigenten, begeleidersen solisten .

In dit hoofdstukje willen wij een overzicht geven van de dirigenten, begeleiders, solisten en anderen die de zang van ,,Hallelujah” hebben gestuurd of tijdens uitvoeringen omlijst.

1. Dirigenten. Bij de zang van ieder koor vervult de dirigent een centrale rol. Hij is als het ware de motor van het geheel, die de zangers niet alleen tijdens uitvoeringen tot prestaties brengt, maar die ook en vooral op de wekelijkse repetities „zijn” koor vormt. Ook het Urker Mannenkoor „Hallelujah” heeft zo z’n diri¬ genten gekend en in de loop van 75 jaren is er een heel rijtje van ontstaan! Mannen met uiteenlopende achtergronden, ieder met z’n eigen kwaliteiten en z’n eigen verdiensten voor het koor, maar ongetwijfeld alien bezield door het bespelen van die prachtige gave Gods: de menselijke stem.

De eerste decennia zong ,,Hallelujah” onder leiding van een tweetal vissers. Eenvoudige mensen, zonder enige muzikale opleiding maar begiftigd met een groot talent. Door hun lange ervaring hadden zij een scherp oor voor toonzuiverheid gekregen. We hebben het over Gerrit de Boer, op Urk altijd Gerrit Bakker genoemd, die de historic is ingegaan als „eerste directeur van het Urker Mannenkoor”. En over zijn opvolger Kobes de Boer, die tot in 1928 voor „de zang” gestaan

167

heeft. Het repertoire bestond destijds uitsluitend uit de Psalmen in de zetting van de beroemde „Vierstem” en uit Hazeuliederen. Daar kwam verandering in onder de leiding van schoolmeester Gerardus Metz, die zeven jaar dirigent van „Hallelujah” is geweest. Hij moderniseerde het repertoire door invoering van de bundel „Neerbosch zangen”. Van tijd tot tijd nam hij ook losse muziekstukken mee, die hij soms zelf bewerkt had. Onder Metz viel het eerste optreden buiten Urk, op hemelvaartsdag 1930 voor de arbeiders van Zuiderzeewerken in Den Oever (Wieringen). Het werd een groot succes! Eind 1935 werd hij opgevolgd door Teunis Kramer, een man met een bijzonder muzikaal gevoel, die tevens dirigent van het gemengde koor Excelsior was. Kramer breidde het reper¬ toire uit met een bundeltje „100 mannenkoorwerken”. Bekend was zijn uitspraak: „Eaw jelui em (de toon)?”. In 1938 werd deze koorleider echter ingedeeld bij de Luchtwacht op het eiland Urk en zag hij zich genoodzaakt de dirigeerstok neer te leggen. In September van dat jaar werd Jan van Dalfzen aangezocht. En dat was de eerste dirigent die een muzikale opleiding had genoten, die meer dan het orgelspel inhield. Tien jaar lang zong het Urker Mannenkoor onder zijn leiding. In deze periode viel de donkere oorlogsperiode waarin het koor moest ,,onderduiken” en die voor ,,Hallelujah” een dieptepunt bereikte in november 1944, toen dirigent Van Dalfzen samen met een honderdtal dorpsgenoten naar Duitsland werd weggevoerd. In juni 1945 keerden alien weer behouden terug. Toen dook het mannenkoor ook weer op uit de anonimiteit en werden de repetities hervat. Met recht kan gesteld worden dat onder Jan van Dalfzen de basis werd gelegd voor de ongekende na-oorlogse bloeiperiode van het Urker Mannenkoor. Zo werd het repertoire aanzienlijk uitgebreid, begon men meer concerten buiten Urk te geven en werd ook voor het eerst aan zangconcoursen meegedaan. Van Dalfzen werd als dirigent opgevolgd door zijn leerling Frits Bode.

168

Met z’n zessen in een caravan in W. Duitsland. V.l.n.r. R. du Bois, S. Bakker, G. Kamper, Jur. v.d. Berg, P. Kramer (overt.) M. de Boer.

Op de reddingsboot met Rein Bos aan het roer bij het 60-jarig bestaan. V.l.n.r. C. Medendorp, J. Bakker, R. v.d. Belt, J. Woudenberg, M. Verbaan, K. Schenk, S. Bakker, T. Ruiten, J. Ras.

169

Frits Bode, zijn naam is onlosmakelijk verbonden met de koorzang op Urk. Op jeugdige leeftijd, hij was pas 23, werd hij in oktober 1948 benoemd tot dirigent van het Urker Mannenkoor „Hallelujah”. Hij was toen al enkele jaren lid van ,,de zang” en had onder Jan van Dalfzen geregeld proefdirecties verricht. Intussen volgde hij ook een opleiding aan het Utrechts conservatorium. Maar liefst negentienjaar stond deze dirigent, net als zijn voorgangers een rasechte Urker, voor „Hallelujah”. Onder zijn leiding klom het koor bij concoursen op tot de hoogste, superieure afdeling. In 1960 vond de eerste plaatopname plaats; vele zouden nog volgen. In 1966 ontving ,,Halle¬ lujah” zelfs als eerste Christelijk Mannenkoor in Nederland een gouden plaat. Radio en televisie toonden hun belangstelling. Het Urker Mannenkoor werd een begrip in den lande. In 1967 echter ontstond een controverse tussen bestuur en dirigent, waarop Frits Bode in november van dat jaar bedankte. Na enkele maanden met waarnemende dirigenten te hebben gewerkt wist ,,Hallelujah” in april 1968 de bekende di¬ rigent en componist Simon Pluister, oud-dirigent van het Radio-Tivoli-orkest een free lance medewerker van de N.C.R.V. aan te trekken. Voor het eerst in bijna 60 jaar stond er ,,een vreemde” voor het Urker Mannenkoor, maar de prestaties werden er beslist niet minder om! Pluister gaf het koor een repertoire van een moderne opzet, waarbij op enkele langspeelplaten de orkestbegeleiding opvalt. Wei hield men zich bij de geestelijke muziek (zoals heden ten dage nog steeds), aangevuld met een aantal zeemansliedjes. Maar na ruim zes jaar kwamen ook aan de directies van Simon Pluister een einde en in de nazomer van 1974 werd hij opgevolgd door Alle Roodbergen. Deze had in het Oosten van ons land verschillende koren onder zijn hoede en aldus een zekere bekendheid opgebouwd. Onder Roodbergen keerde „Hallelujah” terug op het „klassieke” repertoire. Zowel ter gelegenheid van het vijfenzestig - als van het zeventigjarig jubileum werden L.P.’s gemaakt. Het Urker Mannenkoor bleef onder zijn hoede tot het voorjaar

170

van 1981. Roodbergen werd uiteindelijk opgevolgd door dirigent Wan¬ der Mulder uit Emmeloord. Deze heeft ,,Hallelujah” slechts kort gedirigeerd (1 januari 1983 tot juli 1984). In augustus 1984 werd de bekende organist/dirigent Willem Hendrik Zwart in een buitengewone ledenvergadering als dirigent gevraagd. De heer Zwart is later vast benoemd en hij is nu ruim een jaar dirigent van het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah”.

Tijdelijke dirigenten. In de altijd moeilijke perioden van dirigentwisselingen heeft het koor gelukkig steeds kunnen terugvallen op een aantal tijdelijke dirigenten. Soms was dit de officiele tweede diri¬ gent, soms een koorlid, soms werd hij van buitenaf aangetrokken. We willen deze mannen, die het koor soms door kritieke fasen heen hebben gesleept, niet onvermeld laten. Hier volgen ze:

1935:

1967/’68:

1974:

1981/’82: Louwe Kramer, ,,de organist”, vader van de bekende Meindert Kramer. Hij was een aan¬ tal maanden dirigent, tussen Gerardus Metz en Teunis Kramer. Wim Boerman, koorlid en zelf ook dirigent. Hij overbrugde de moeilijke periode tussen Frits Bode en Simon Pluister, toen nog tal van concerten op het programma stonden. Hans Janssen, tweede dirigent onder Simon Pluister. Onder zijn leiding werd een L.P. met liederen van de zee opgenomen. Mar Bruinzeel, onder wiens leiding een groot aantal concerten werd verzorgd.

Tegenwoordig is Jan Quintus Zwart tweede dirigent van het Urker Mannenkoor ,,Hallelujah”.

171

2. Begeleiders. „Hallelujah” heeft in de loop der jaren tal van uitvoeringen gegeven. Vaak werd het koor bij het zingen begeleid op het orgel, maar ook piano en trompet lieten zich geregeld horen. Vroeger werd nogal eens zonder instrumentale begeleiding gezongen. Later was het de dirigent die een traporgeltje bespeelde of men huurde ,,losse” begeleiders in. Maar met het toenemen van het aantal concerten bleek steeds duidelijker dat een vaste organist de beste oplossing was. Hoe indringender en majestueuzer klinkt immers koorzang met orgelbegeleiding, vooral wanneer de psalmen ten gehore worden gebracht! De eerste vaste begeleider was de thans zeer bekende Kamper organist Klaas Jan Mulder. Vele tientallen uitvoeringen van het Urker Mannenkoor kregen sinds 1955 onder zijn vaardige handen nog meer muzikale inhoud. Ook werkte hij mee aan een groot aantal grammofoonplaten. Aan dit alles kwam een einde toen hij begin 1968 voor zijn begeleidingsfunctie bedankte, daarmee in de voetsporen tredend van dirigent Frits Bode. Na Klaas Jan Mulder heeft „Hallelujah” nog een aantal min of meer vaste begeleiders gehad. We noemen: - Arie J. Keijzer, organist van de Rotterdamse Doelen, in 1968 en 1969. Hij verleende ook zijn medewerking op een L.P. - Piet Boekel, 1969 tot 1971 - Willy de Soet (piano) 1971 - 1974. - Niek Harmans, die ook aan een L.P. meewerkte, 1974 1976. - Martin Groenewold 1976 en 1977. In 1979 werd de jonge Kamper organist Harry Hamer als vas¬ te begeleider aangetrokken. Een korte periode van onderbreking uitgezonderd, is hij dat nog steeds. Harry Hamer werkte tot nu toe mee aan twee langspeelplaten van het Urker Man¬ nenkoor „Hallelujah”.

172

3. Solisten. Vaak werd en wordt aan zangavonden van het Urker Mannenkoor meegewerkt door een soliste, die ter afwisseling tussen de mannenkoorwerken door haar liederen ten gehore brengt. Maar ook het koor zelf heeft solisten in zijn gelederen. Hier volgt een overzicht van de vrouwen en mannen die de zang van Hallelujah hebben opgeluisterd: Riek van der Haar, alt. Zong van 1960 tot 1968 tijdens een groot aantal concerten. Werkte ook raee aan enkele grammofoonplaten. Marianne Langenberg, mezzosopraan. Vaste soliste van 1974 tot 1981. Werkte mee aan twee L.P.’s. Margje Dijkstra, sopraan. De huidige soliste van Hallelujah, sinds 1982. In 1974 zong zij al eens op een L.P. met liederen van de zee. Andere vrouwen die meerdere malen hun stem lieten horen waren bijvoorbeeld: Sybille Raaphorst, Klaziena van der Vinne,Jaukje Visser-Bakker en Maria Pluister. En dan de solisten van het koor zelf. Ach, wie kent ze niet? Mannen als Jan Mazereeuw en Jo Schrijver, ze zongen in de tijd van dirigent Bode, de bekende tenor Jan Anker, die vele jaren zijn solopartijen zong, Wim Boerman, Age Ras, Reyer ter Napel. Tenslotte onze huidige baritonJelle Kaptein. Een groot aantal platen laat hun stemmen horen; stemmen die zongen tot Gods eer; stemmen die zich inzetten voor ,,hun” koor; stemmen, onbetaald maar toch zo goed.

4. Overigen. Tja, wie zullen we nog meer noemen? Het waren er zoveel die hun muzikale medewerking verleenden. Wat te denken van de trompettist Karel J. Roberti, die in vijf jaar (1969 1974) aan vele concerten van het Urker Mannenkoor meewerkte. Of van sergeant Theo van Eeken, die in de vijftiger jaren hetzelfde instrument bespeelde? Ook de gebroeders Brouwer, die aan de nieuwste plaat hun medewerking verleen¬ den, horen in dit rijtje thuis.

173

This article is from: