3 minute read

Column: Be'In Jette

Next Article
Spot op Mona

Spot op Mona

Tegen de achtergrond van Jette, onbelangrijke anekdotes door mystery writer Be’In Jette. Herkenbaar of een (on)wijze levensles?

Sukkelen

Advertisement

Met de handen zachtjes in de klei komt mijn zoon over mijn schouder piepen: ‘Is het al mislukt?’ vraagt hij. Zo, nu heeft u direct een beeld van mij. Aangenaam! Sukkelen, ik vind het een prachtig woord. Met het alleen al uit te spreken kun je bijna de val achter het woord horen. Als verzachtende omstandigheid kun je met de letters van SUKKELEN ook LUKKEN SE maken. Als oorspronkelijke Kempenaar gooi ik ‘se’, te pas en te onpas ergens achteraan. In de hoop dat na veel sukkelen het ook eens lukt. Ik ben alleszins een kei als het op sukkelen aankomt.

Ik vertrok met mijn plooifietsje die maandagavond naar mijn les van de academie in De Zeyp. Over Place Miroir crossend keek ik goedkeurend op naar de klok van de kerk die me nog vijf minuten gaf, mooi op tijd ging ik zijn. Aangekomen zag ik dat het stoepterras ondertussen was opgeruimd - summer has gone - en na de tweede schuifdeur trok de leegte zich verder door. De bui hing boven mijn kop: ik was de ezel die zich voor een tweede keer aan dezelfde steen had gestoten. Vorig jaar stond ik daar ook te schilderen. Voor u zich zou vergissen, ik volg theaterlessen en geen schilderkunst. Hardleers.

Via de school, de mail, whatsappjes, de week ervoor besproken in de les... Die maandag was het pedagogische studiedag van de Jetse Academie. Het anders mooi georganiseerde rijtje richting Wilgstraat waar mijn dochter deel van uitmaakt kon gewoon ongeordend over de speelplaats draven. Ik wist het maar al te goed. Maar daar eenzaam in de hal, had ik een plan. Mijn man was met de kinderen naar het zwembad om de hoek en dan kon ik gezellig meeliften naar huis. De dochter - van de verwittigde notenleer - kijkt met haar getroebleerde zwembadoogjes naar mij van ‘wat doe jij nu hier, moest jij niet naar Woord?’ Ik vrees dat mijn slechte-kortetermijngeheugen-genen dus ook haar richting hebben gevonden.

Na wat wachten in de gang neem ik de plooifiets mee naar buiten en probeer die op te vouwen. Naast het ‘sukkelen’ ben ik ook nog eens ‘efficiënt lui’, daarover later misschien meer, maar in dit geval wil het zeggen dat ik quasi nooit mijn plooifiets opvouw, in tegenstelling tot mijn pendelende partner. Ik sta daar wat te draaien aan die scharniertjes, maar dat ding kruipt amper ineen. De papa zal het eens fixen. Als zelfrelativeringsles zeg ik in de auto tegen de kinderen dat sukkelen niet erg is, misschien zelfs wel charmant, maar dat mama nu wel een beetje in het sukkelstraatje was beland. Ze lachen even, maar zoonlief had precies toch liever vooraan gezeten.

De papa houdt dan weer eerder van het woord klooien, zegt hij, maar ik zie dat amper bij hem in de praktijk. Misschien zou hij in mijn geval gewoon stilletjes direct naar huis zijn gefietst. Of beter nog: gewoon nooit vertrokken zijn omdat het pedagogische studiedag was en hij geen knipperlichtgeheugen heeft.

This article is from: