Proefjes met lucht

Page 1

NAAM: KLAS:

PROEFJES MET LUCHT

1 WAT IS LUCHT? PROEF 1: Wat heb je nodig? 1. 2. 3. 4. 5.

Een soepbord Een kaars en een kaarsenaansteker Een doorzichtige glazen pot Inkt Klei

Wat moet je doen? 1. 2. 3. 4.

Zet de kaars vast met klei op het bord. Giet water op het bord. Doe inkt in het water. Je ziet het water nu beter. Steek de kaars aan. Plaats de glazen pot over de kaars.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? De vlam van de kaars zal uitgaan. De vlam van de kaars blijft aan. Het water blijft in het bord. Het water stijgt in het glas. Het water gaat weg uit het bord.

Waarom gebeurt dit? Als de kaars brandt - niet brandt wordt een deel van de lucht, de zuurstof, verbruikt. Het water wordt dan door de luchtdruk in - uit de pot geduwd. Het neemt de plaats in van de verbrande zuurstof.

Besluit: Lucht kun je zien – proeven – ruiken – voelen. Zonder lucht kan niets - alles leven. Lucht bestaat vooral uit stikstof en zuurstof.

Wat vond je van deze proef? Ik heb iets bijgeleerd. Ik heb niets bijgeleerd. Het was gemakkelijk. Het was moeilijk.

1

PROEFJES MET LUCHT


NAAM: KLAS:

2 WAAR KUNNEN WE LUCHT VINDEN? PROEF 1: Wat heb je nodig? 1. Een ballon

Wat moet je doen? 1. Blaas lucht in de ballon.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? Er gebeurt niets. De ballon wordt kleiner. De ballon wordt groter.

Waarom gebeurt dit? Omdat lucht geen - een plaats in neemt.

PROEF 2: Wat heb je nodig? 1. Een glas met water 2. Een rietje

Wat moet je doen? 2. Doe het rietje in het glas water. 3. Blaas lucht in het rietje.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? Er gebeurt niets. Er ontstaan luchtbellen. Het water verdwijnt.

Waarom gebeurt dit? Tijdens het blazen door het rietje komt er lucht in het water. Deze lucht zie je als luchtbellen. Die luchtbellen stijgen - dalen naar het wateroppervlak.

2

PROEFJES MET LUCHT


NAAM: KLAS:

PROEF 3: Wat heb je nodig? 1. 2. 3. 4.

Een glazen pot Een pingpongbal Een stuk keukenpapier Een doorzichtige kom gevuld met water

Wat moet je doen? 1. 2. 3. 4.

Leg het papier op de bodem van de pot. Leg de pingpongbal op het water in de kom. Keer de pot om over de pingpongbal. Druk de bal naar beneden met de pot tot de bodem.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? Het water komt in de pot, de pingpongbal is nat. Het water komt niet in de pot, de pingpongbal is droog.

Wat moet je nog doen? 5. Dompel de pot weer onder. 6. Kantel de pot als hij de bodem raakt.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? Er gebeurt niets. Er ontsnappen luchtbellen uit de pot. De luchtbellen gaan bovenaan open. Het water komt in de pot. De pingpongbal komt naar boven en het papier wordt nat. Er ontsnappen luchtbellen uit de pot. De luchtbellen spatten bovenaan open. De pingpongbal blijft op de bodem en blijft droog.

Waarom gebeurt dit? De lucht vindt een uitweg en gaat naar boven – beneden. Het water neemt de plaats in - niet de plaats in van de lucht.

BESLUIT Lucht is ……………………………………..

3

PROEFJES MET LUCHT


NAAM: KLAS:

Wat vond je van deze proef? Ik heb iets bijgeleerd. Ik heb niets bijgeleerd. Het was gemakkelijk. Het was moeilijk.

3 HEEFT LUCHT EEN GEWICHT? PROEF 1: Wat heb je nodig? 1. 2. 3. 4. 5.

Twee rietjes, één van 15cm en één van 30cm Twee luchtballonnen (licht opgeblazen) Twee blikjes Plakband Potlood

Wat moet je doen? 1. Duid het midden van het langste rietje aan met potlood. 2. Bevestig met plakband een ballon aan elk uiteinde van het langste rietje. 3. Plak elk uiteinde van het kortste rietje op een blikje. Leg het aangeduide midden van het langste rietje erbovenop.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? De staaf zakt naar de rechterkant De staaf zakt naar de linkerkant De staaf blijft horizontaal hangen.

Waarom gebeurt dit? De ballonnen zijn even – niet even zwaar.

Wat moet je doen? 4. Neem één ballon weg. 5. Blaas die ballon op en maak hem weer vast aan de staaf.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? De staaf zakt naar de rechterkant De staaf zakt naar de linkerkant De staaf blijft horizontaal hangen.

4

PROEFJES MET LUCHT


NAAM: KLAS:

Waarom gebeurt dit? De opgeblazen ballon weegt meer – minder dan de andere omdat de lucht erin geblazen werd.

PROEF 2: Wat heb je nodig? 1. 2. 3. 4.

Een spiraal Een stokje Een touw Een kaars

Wat moet je doen? 1. Maak een gaatje in het midden van de spiraal. 2. Doe het touwtje erdoor en maak het vast met een knoop. 3. Hang de spiraal boven de kaars. (VOORZICHTIG!)

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? Er gebeurt niets. De kaars gaat uit. De spiraal draait van zichzelf rond.

Waarom gebeurt dit? De lucht wordt warm - koud door de kaars. Warme lucht is licht – zwaar. De warme lucht stijgt - daalt en laat de spiraal draaien.

BESLUIT Lucht heeft een ……………………………………………

Wat vond je van deze proef? Ik heb iets bijgeleerd. Ik heb niets bijgeleerd. Het was gemakkelijk. Het was moeilijk.

5

PROEFJES MET LUCHT


NAAM: KLAS:

4 Drukt lucht? PROEF 1: Wat heb je nodig? 1. Een ballon 2. Twee schriften

Wat moet je doen? 1. Leg de ballon onder de twee schriften. 2. Blaas de ballon op.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? De ballon duwt de schriften omhoog. De schriften duwen de ballon weg. Er gebeurt niets.

Waarom gebeurt dit? De lucht die zich in – buiten de ballon bevindt, duwt met grote kracht tegen de schriften.

PROEF 2: Wat heb je nodig? 3. Een kom 4. Een glas 5. Water

Wat moet je doen? 3. Doe het glas in het water en draai het om. 4. Til het glas op, maar zorg dat de rand niet boven het wateroppervlak komt.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? Het water in het glas stijgt, het water in de kom daalt. Het water in het glas daalt, het water in de kom stijgt. Er gebeurt niets.

Waarom gebeurt dit? De lucht drukt op het water in de kom en duwt - trekt het water in - uit het glas. Komt het glas boven het water dan komt er lucht - water in het glas. De lucht in het glas duwt het water uit - in het glas terug in - uit de kom.

6

PROEFJES MET LUCHT


NAAM: KLAS:

PROEF 3: Wat heb je nodig? 1. Een 2. Een

glas

stuk karton 3. Water 4. Een emmer

Wat moet je doen? 1. 2. 3. 4.

Vul het glas met water. Leg voorzichtig de glanzende kant van het karton op de rand van het glas. Draai het glas om en houd met je hand de kaart tegen. Haal je hand weg.

Wat denk je dat er zal gebeuren? Wat gebeurt er? Er gebeurt niets. Het karton blijft vast zitten en het water valt er niet uit. Het karton valt en het water valt er uit.

Waarom gebeurt dit? De lucht onder het karton drukt harder - zachter tegen het karton dan het water boven het karton.

BESLUIT Lucht drukt …………………………………………..

Wat vond je van deze proef? Ik heb iets bijgeleerd. Ik heb niets bijgeleerd. Het was gemakkelijk. Het was moeilijk.

7

PROEFJES MET LUCHT


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.