NAAM: KLAS:
1
De seizoenen
1. In bijlage staan foto’s, maanden, seizoenen en datums door elkaar. Knip ze uit en leg ze bij elkaar. Kleef ze hieronder! De seizoenen
De datum
Ook deze maanden behoren tot dit seizoen
Begint op MAAND FOTO NAAM SEIZOEN
DATUM
MAAND
Begint op
MAAND
DATUM
MAAND
Begint op
MAAND
DATUM
MAAND
Begint op
MAAND
DATUM
MAAND
FOTO NAAM SEIZOEN
FOTO NAAM SEIZOEN
FOTO NAAM SEIZOEN
2. In welk seizoen zijn we nu? Kleur deze vakken groen in de tabel hierboven.
1
NAAM: KLAS: Knipblad: -----------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Bijlage: Seizoenen
Januari
Mei
November
Augustus Oktober
April 21 Maart
Februari
Juli 21 Juni
21 September
21 December
Herfst Lente Winter Zomer
2
NAAM: KLAS: 3. Hoe warm is het in elk seizoen? Omcirkel het juiste antwoord. a) In de lente is het weer: zeer koud - koud – koel – zacht - warm – zeer warm. warm b) In de zomer is het weer: zeer koud - koud – koel – zacht - warm – zeer warm. c) In de herfst is het weer: zeer koud – koud - koel – zacht - warm – zeer warm. d) In de winter is het weer: zeer koud - koud – koel – zacht - warm – zeer warm. 4. Wat is jouw favoriete seizoen? Waarom? ……………………………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….. 5. Waarom hebben we nooit hetzelfde weer? Dit zou toch fijn zijn? Waarom zijn er seizoenen?
6
Dag en nacht
6. Dit is onze planeet: de ……………………………………………..
Ze draait om haar eigen as van west we naar oost. 1 keer rond haar as draaien, duurt 24 uren. De zon kan maar 1 kant van de aarde beschijnen (éclairer). De ene helft van de aarde krijgt licht. Op de andere helft valt de schaduw (l’ombre). (l’ombre) Het is nu dag in het oosten en nacht in het westen.
3
NAAM: KLAS:
7
De 4 seizoenen
oe komt het dat we de seizoenen kennen? Vul de tekst aan. Kies 7. Na het experiment: Hoe uit de volgende woorden: Een jaar - zuidelijk halfrond - schuin – as - noordelijk halfrond - zon De aarde arde draait om zijn ………………….. heen om de …………………………….. (foto 2) Ze doet hier ………………………………over. beetje…………………………………….. (foto 1) De aardas loopt niet recht, maar staat een beetje…………………………………….
Hierdoor ontstaan de seizoenen!
De ene tijd krijgt het bovenste gedeelte (…………………………………………………………….) van de aarde meer zon, de andere keer het onderste. Schuine aardas (…………………………………………………. (………………………………………………….) Noordelijk halfrond
Foto 1: de aardas staat schuin Zuidelijk halfrond
Foto 2: De aarde maakt een eclips rond de zon.
4
NAAM: KLAS:
8
Hoe staat de aarde ten opzichte van de zon?
8. Hoe staat de aarde ten opzichte van de zon? Vul de zinnen aan. De jaarlijkse route van de aarde! Seizoenen bestaan omdat de aarde elk …………… Een route rond de ……………… volgt. Tijdens deze reis kantelt (faire basculer) de aarde naar de zon. Hierdoor is de hoeveelheid ………………….. en ……………… anders tijdens het jaar.
De lente begint op ……………………………! In maart krijgt de ……………………… het meeste zonlicht. Op het Noordelijk halfrond is het ………………………. Op het ………………………. halfrond is het ……………...
De zomer begint op ……………………………! In juni buigt de …………………………. naar de zon. Het …………………………… halfrond krijgt dan het meeste …………………………. Het weer wordt ………………………… en het wordt langer licht. Op het zuidelijk halfrond begint de ……………………
5
NAAM: KLAS:
De herfst begint op ……………………………! In september krijgt de ………………………….het meeste zonlicht. Overal is het even lang ………………. en ……………….. Op het Noordelijk halfrond is het ………………………. Op het ………………………. halfrond is het ……………...
De winter begint op ……………………………! In december buigt de ………………………….… naar de …………………….. De noordelijke helft van de aarde krijgt …………… zonnestralen. Het wordt sneller ……………………. en heel …………… Op de zuidelijke helft van de aarde is het zomer.
9. Even uitblazen! Kleur deze prent in.
Vind jij de juiste zin?
Ed edraa tiaard dnor ed noz! no ……………………………………………………………… ………………………………………………………………
6
NAAM: KLAS: 10. Oefenen! Kijk goed naar de prent.
De Noordpool
a) In welk seizoen zijn we nu? …………………………………………. b) Kleur op de aarde waar het licht is, in geel. c) Op de Noordpool is het licht – donker. Op de Zuidpool is het licht – donker.
De Zuidpool
a) In welk seizoen zijn we nu? …………………………………………. b) Kleur op de aarde waar het licht is, in geel. c) Op de Noordpool is het licht – donker. Op de Zuidpool is het licht – donker.
11. En proberen maar! a) Welk seizoen begint er ? ………………………………………… b) Hoeveel licht krijgen we dan? Omcirkel de juiste aarde.
7