Plan Amsterdam 20 jaar

Page 1

01 | 2016

Jubileumeditie with English captions and summary

Plan

20 jaar 20 years

Amsterdam

Het eerste jaar: Plan Amsterdam in 1995

Derde Gouden Eeuw

Natuurstad Amsterdam


infographics De onderwerpen die de afgelopen twintig jaar in Plan Amsterdam centraal stonden en het aantal edities over elk onderwerp. / The topics which have been addressed over the last 20 years and the number of editions about each subject. Infographic: Beukers Scholma kaart

1

Inrichting openbare ruimte / Designing public space

Kantoren en bedrijven / Offices and businesses

Stadsontwikkeling / Urban development

Structuurplan/-visies / Structural Plan/Visions

Water / Water

Cultuur en vrije tijd / Culture and recreation

Speelplaatsen / Playgrounds

Zelfbouw / Self-build

Stadsloods / Property mediator

Sport / Sport

Licht / Light

Bevolkingsgroei / Population growth

Energie / Energy

Floriade 2022 Floriade 2022

Hoogbouw / High-rise

Studentenhuisvesting / Student housing

Creatieve kennis / Creative expertise

Grondgebruik / Land us

Duurzaam bouwen / Sustainable construction

Voedsel / Food

Een nieuwe lichting studenten verkent tijdens de traditionele ontgroening op geheel eigen wijze de stad. / A new crop of students explores the city in a highly particular way during the traditional introduction week for freshers. Foto: Thomas Schlijper, Hollandse Hoogte

Verkeer en vervoer / Traffic and transportation

De kaart toont de gebieden die de afgelopen twintig jaar in Plan Amsterdam centraal stonden en het aantal edities over elk gebied. / The map shows the areas which have been featured in Plan Amsterdam

over the last 20 years and the number of editions about each area. Kaart: Gemeente Amsterdam / Beukers Scholma

Groen / Greenery

omslag Het eerste nummer van Plan Amsterdam rolde van de persen in 1995, het jaar waarin het hoogste gebouw van Amsterdam werd opgeleverd, de Rembrandttoren. / The first issue of Plan Amsterdam rolled off the presses in 1995, the year in which the Rembrandt Tower – Amsterdam’s tallest building – was completed. Foto: Siebe Swart, Hollandse Hoogte

11 x

9x

8x

8x

5x

5x

4x

2x

2x

2x

2x

1x

1x

1x

1x

1x

1x

1x

1x

1x

1x

1x


Mensen maken de stad Auteurs van dit nummer Allard Jolles Zef Hemel Remco Daalder

Colofon Plan Amsterdam is een uitgave van Gemeente Amsterdam. Het vakblad informeert over ruimtelijke thema’s, projecten en ontwikkelingen in de stad en de metropoolregio. Het verschijnt vijf keer per jaar, waarvan twee keer in het Engels. (Eind)redactie en coördinatie Stella Marcé, Edwin Raap, Judith van Laarhoven Vormgeving Beukers Scholma, Haarlem Foto’s en beelden binnenwerk zie bijschrift Kaarten Gemeente Amsterdam, tenzij anders vermeld in bijschrift Vertaling Andrew May Lithografie en druk OBT-Opmeer, Den Haag

Deze uitgave is met de grootst mogelijke zorg samengesteld. Er kunnen echter geen rechten aan worden ontleend. Mocht ons iets zijn ontgaan bij de vermelding van afbeeldingen of heeft u andere vragen, neem dan contact op met de redactie via planamsterdam@ amsterdam.nl of 020 2551550. Een gratis abonnement is aan te vragen via planamsterdam@amsterdam.nl. Jaargang 22, nr 1, januari 2016 Ook te downloaden vanaf www.amsterdam.nl/planamsterdam

1

De start van een nieuw jaar is het moment bij uitstek om toekomstplannen te maken. Als je een jubileum te vieren hebt, zoals de redactie van Plan Amsterdam, is een terugblik zeker ook op zijn plaats. Het blad bestaat al twintig jaar, en de voorlopers, Publicaties dRO en Werk in Uitvoering, doen al sinds 1950 verslag van de ruimtelijke ontwikkelingen in de stad. Wat is er in al die jaren veranderd aan de thema’s en de manier waarop we daarover hebben bericht? Niemand kan wat mij betreft beter terugkijken op de beginjaren van Plan Amsterdam dan Allard Jolles, die in 1995 aan de wieg stond van het blad en tot 2001 de eindredactie voor zijn rekening nam. In het eerste artikel beschrijft hij levendig hoe de inhoud destijds tot stand kwam en laat hij zien dat de onderwerpen van toen nog steeds actueel zijn. Het tweede artikel, getiteld ‘Derde Gouden Eeuw’, is geschreven door Zef Hemel. Hij kijkt een paar eeuwen verder terug en schetst de verworvenheden van twee gouden eeuwen voor de stad. Amsterdam kan volgens hem zelfs op korte termijn een derde Gouden Eeuw beleven, mits we vooruit durven te kijken en onze kansen snel verzilveren.

01 | 2016

En mogen we ons dan ook verheugen op een duurzame toekomst? U leest het in vier korte interviews met medewerkers van Ruimte en Duurzaamheid. Tot slot beschrijft Remco Daalder in het artikel ‘Natuurstad Amsterdam’ hoe we al een eeuw bezig zijn om natuur in en bij de stad te houden en welke grote klappers we nog kunnen maken om de wildernis te creëren waar de Amsterdammer iets aan heeft. Net als Zef Hemel doet hij een oproep om het momentum niet voorbij te laten gaan door gedurfde keuzes te maken. Een heel terecht pleidooi, want, zoals Allard Jolles betoogt: het zijn mensen die de stad maken. Niet alleen de stedenbouwkundigen, architecten, politici, ambtenaren en ontwikkelaars, maar de vele Amsterdammers, van jong tot oud, en de bezoekers, migranten, expats, studenten, wetenschappers, ondernemers, zzp-ers...zíj maken de stad zoals ze is. Ik nodig de auteurs en de redactie van Plan Amsterdam uit om daarvan ook de komende jaren levendig verslag te doen. En ik wens u veel leesplezier. Esther Agricola Directeur Ruimte en Duurzaamheid

03


Amsterdam op weg naar de toekomst. Amsterdam heads into the future. Foto: Thomas Schlijper, Hollandse Hoogte



1 De Zuiderkerk was van 1992 tot 2010 in gebruik als voorlichtingscentrum Wonen en Ruimtelijke Ordening. / From 1992 to 2010 the South Church served as an Information Centre for Housing and Physical Planning. Bron: Paul van Riel, Hollandse Hoogte

2a/b

De voorlopers van Plan Amsterdam: Werk in Uitvoering, het tijdschrift van de Dienst der Publieke Werken (1950-1989) en Publikaties dRO (1989-1994) van de Dienst Ruimtelijke Ordening. / The predecessors of Plan Amsterdam: Werk in Uitvoering (‘Work in Hand’), the journal of the Department of Public Works (1950-1989) and Publikaties dRO (1989-1994) by the Department of Physical Planning. Bron: Stadsarchief Amsterdam

Het eerste jaar: Plan Amsterdam in 1995 door Allard Jolles allard.jolles@rijksoverheid.nl

Plan Amsterdam is twintig jaar jong. Wie terugblikt op twintig jaar schrijven over de stad ziet niet alleen de stad veranderen, maar vooral ook de beroepsopvatting van de ontwerpende en onderzoekende ambtenaar. Op een mooie dag in maart 1995 vond in de Zuiderkerk in Amsterdam, toen nog in gebruik als gemeentelijk voorlichtingscentrum voor wonen en ruimtelijke ordening, een kleine, besloten bijeenkomst plaats. De genodigden waren bij elkaar om te vieren dat het eerste nummer van Plan Amsterdam zou verschijnen, over de Zuidas. Onder de aanwezigen bevonden zich diverse opinie­ leiders en smaakmakers uit de Amsterdamse stedenbouw- en architectuurwereld, waaronder de toenmalige adjunct-directeur van de Amsterdamse Dienst Ruimtelijke Ordening (nu Ruimte en Economie), Klaas de Boer (nu directeur Zuidas). Als kersverse hoofd- en eind­ redacteur mocht ik hem dat eerste exemplaar uitreiken. In zijn dankwoord sprak De Boer de hoop uit dat het het blad goed zou gaan. Dat is gelukt. Maar helemaal verrassend is dat niet. Plan Amsterdam staat immers in een lange traditie van publicaties van de gemeente over ruimtelijke ordening, planologie, stedenbouw en ‘stadmaken’. De voorganger van Plan Amsterdam, Publikaties dRO, bestond ook al meerdere jaren en na de Tweede Wereldoorlog kreeg de Amsterdamse wederopbouw ruim aandacht in Werk In Uitvoering, het tijdschrift van de Dienst der Publieke Werken. Het eerste nummer daarvan verscheen in 1950. Twintig jaar Plan Amsterdam! Het blad is bijna volwassen, dat is zeker reden tot blijdschap, maar 65 jaar publiceren over de stad, de pensioengerechtigde leeftijd halen, ja, dát is de echte prestatie, passend bij

06

Plan Amsterdam

het zelfvertrouwen van de Amsterdamse professionals en de lange adem die je nodig hebt als je aan de stad werkt.

Andere tijden Wie de eerste jaargang van Plan Amsterdam (toen steevast als planAmsterdam geschreven) doorbladert, herkent al snel onderwerpen die nog steeds een rol spelen. Het is opvallend dat nummer 4 van 2015 – Sprong over het IJ – opent met een foto van Science Center NEMO, het onderwerp van een dubbelnummer uit 1995. Ook Amsterdam Noord, de IJ-oevers, het Oostelijk Havengebied en IJburg figureren zowel in het nummer uit 2015 als in de jaargang 1995. Maar wat toen schets, plan of eerste verkenning was, is nu af en doet al jaren mee in de stad. Een mooi voorbeeld is Amsterdam Noord. Waar nu horeca, MTV en HEMA niet meer zijn weg te denken, ging het in nummer 5 uit 1995 nog over het afschudden van een ‘Calimerohouding’ door het stadsdeel en moest nog worden uitgelegd dat Amsterdam niet ophield achter het Centraal Station. Het NDSM-terrein heette nog CornelisDouwesterrein-Oost en de vele foto’s in het blad toonden scheepswerven, kranen en bedrijventerreinen. Begrijpelijk, de woningbouw aan het IJplein stond er net tien jaar en de stad was nog zoekende in de omslag van opdrachtgeverschap voor sociale woningbouw naar samenwerking met private partijen om koopwoningen te realiseren. >


3 Omslag van nummer 5 uit 1995 over Amsterdam Noord, toen nog niet zo’n vanzelfsprekend onderdeel van de stad als tegenwoordig. / Cover of issue 5 from 1995 about Amsterdam North, when it was not such an integral part of the city as it is nowadays. Bron: Gemeente Amsterdam

‘Wat in 1995 schets, plan of eerste verkenning was, is nu af en doet al jaren mee in de stad.’

1

2a

01 | 2016

2b

3

07


4 In 1995 besteedde Plan Amsterdam aandacht aan woningbouw op Borneo en Sporenburg, waar de keuze voor 70% marktsector en 30% sociaal destijds gedurfd was. / In 1995 Plan Amsterdam devoted attention to residential construction on Borneo and Sporenburg, where opting for a mix of 70% marketsector and 30% social-sector housing was a daring choice at that time. Bron: Gemeente Amsterdam

4

5 Ontwikkelaar New Deal bouwde in de jaren negentig eengezinswoningen in het Oostelijk Havengebied. / Property developer New Deal realised single-family dwellings in the Eastern Harbour District in the 1990s. Foto: Stadsarchief Amsterdam

6 In 1998 werd digitaal opmaken de norm en deed de ingezoomde digitale foto op het omslag zijn intrede. Ook werd het blad langer en smaller. / In 1998 digital design became the norm and a zoomed-in digital photo appeared on the cover for the first time. The publi­cation’s format became longer and narrower as well. Bron: Gemeente Amsterdam

5

6

PLAN Amsterdam 01 | 2010

Sterke verhalen Zoektocht naar nieuwe vormen van stadsontwikkeling

Amsterdam als open stad Maquettes over vrijheid

Leve de Vrijstaat! Een oefening in lokale democratie

04

10

22

Free State of Amsterdam Exploring the city’s future with English captions and summary

Vrijstaat Amsterdam Over de toekomst van de stad

7

08

8

9

Plan Amsterdam


7 Omslag van nummer 7/8 uit 1995 met schets van het Science Center door Renzo Piano. / Cover of issue 7/8 from 1995 with a sketch of the NEMO Science Centre designed by Renzo Piano. Bron: Gemeente Amsterdam

8 Omslag van nummer 11 uit 1995 over het Amsterdammertje. / Cover of issue 11 from 1995 about the ‘Amsterdammertje’ bollard. Bron: Gemeente Amsterdam

In het nummer over Borneo en Sporenburg (2, 1995) lezen we dat daar gekozen is voor 70 procent markt­ sector en 30 procent sociaal; op het KNSM-eiland was dat nog 50-50. Dat was spannend: zouden die woningen wel verkopen? Was 70 procent niet te veel? Nu lachen we er misschien om, zeker nu de hoogste vierkante­ meterprijzen van Nederland in Amsterdam worden gehaald, maar in het drijvende bezoekerscentrum tussen Borneo en Sporenburg werd maar al te vaak met meelij gekeken naar dat eenzame, kleine groepje eengezinswoningen dat ontwikkelaar New Deal daar aan het bouwen was. Het laatste hoofdstuk in dit nummer heet ‘Visie en durf’. Tegenwoordig zou een artikel over het bouwen van dit soort woningen op een dergelijke plek in Amsterdam het kopje ‘Bij voorbaat verkocht’ krijgen.

Uitgangspunten In Plan Amsterdam wordt altijd één onderwerp behandeld. Die gewoonte is ingezet in de periode dat Publikaties dRO verscheen, al stonden daar ook wel kleine berichtjes en aankondigingen in. Het voordeel van een thematische monografie is dat je een onderwerp van alle kanten kunt belichten. En thema’s zijn er natuurlijk genoeg: als een Plan Amsterdam eens een keer niet over een gebied of nieuwbouw ging, was er altijd aanleiding genoeg om aandacht te besteden aan de openbare ruimte, speelplaatsen (9, 1995), verkeersveiligheid (4, 1995) het Amsterdammertje (11, 1995) of het betrekken van Amsterdammers of scholieren bij het ontwerpvak (6, 1995). Zo kwam de eindredacteur in die tijd aan genoeg kopij voor twaalf nummers (er verscheen niet iedere maand een Stedenbouwkundig Programma van Eisen of een Nota van Uitgangspunten waar uit geput kon worden) en waren er ieder jaar altijd wel meerdere nummers die bij de diverse abonnees in de smaak zouden vallen. Thema niet leuk? Enkeltje kattenbak. Thema wel leuk? Dan heb je meteen een bewaarnummer zonder ballast. Waren er vroeger abonnees? Jazeker, voor 58 gulden per jaar viel het blad maandelijks op de mat. Dat heeft niet heel lang geduurd: het administratief bijhouden van leden, rekeningen en losse nummers kostte in die tijd meer dan het opleverde. Van de totale oplage, toen tussen de 1500 en 2000, werden sowieso de meeste

01 | 2016

9 Omslag van Plan Amsterdam nummer 1 uit 2010, over Vrijstaat Amsterdam, in een nieuw grafisch design / Cover of issue 1 from 2010 about the Free State of Amsterdam, with a new graphic design. Bron: Gemeente Amsterdam

exemplaren verkocht via de Zuiderkerk of bijvoorbeeld een lokaal informatiecentrum. Een ander belangrijk aspect was het taalgebruik. Geen jargon, maar begrijpelijk Nederlands, zodat ook de gemiddelde Zuiderkerkbezoeker (meestal een woningzoekende) de inhoud moeiteloos kon volgen. Dat lukte niet altijd: stedenbouwkundigen zijn eigenwijs en als iets een zichtlijn heet, een symmetrie-as heeft of een hoogte-accent laat zien ten opzichte van een gebouw in de buurt, dan moet een eindredacteur sterk in zijn of haar schoenen staan om daar iets begrijpelijks van te maken. Tegenwoordig gaat dat beter. Blad en auteurs, nog steeds medewerkers van de gemeente die het schrijfwerk ‘erbij doen’, zijn samen volwassen geworden.

Beeld en vorm Plan Amsterdam staat of valt bij goede vormgeving en mooi beeldmateriaal. Ontwerpers zijn dol op kaarten, maar niet iedere lezer deelt die liefde. In de begintijd maakte de redactie gebruik van een begrijpelijke, gestileerde standaardplattegrond van Amsterdam waarop in zwart of kleur een gebied kon worden gemarkeerd dat in het nummer centraal stond. Verder hadden we een keur aan gemeentelijke fotografen en zelfs gemeentelijke vormgevers tot onze beschikking. Zo was de hele productielijn tot aan het drukken in huis aanwezig. In 1998 ging qua vormgeving het roer om. Digitaal opmaken werd de norm, en internet en Windows95 hadden in korte tijd het kantoorleven drastisch veranderd. In 1995 kwamen collega’s nog bij mij thuis langs om te kijken hoe het internet werkte, omdat ik de enige was bij de afdeling Voorlichting die een aansluiting had. Nummer 10 van dat jaar was deels digitaal opgemaakt: de computergraphics kenden geen analoge tussenfase. Maar in 1998 moest alles anders: deze nieuwe, digitale wereld moest tot uiting komen (je loopt voorop of niet) en de zwaar ingezoomde, digitale foto op het omslag deed zijn intrede. Ook het formaat wijzigde: Plan Amsterdam mocht niet ondersneeuwen op een met nota’s en A4’tjes vervuild bureau. Door het blad wat smaller en langer te maken, zou het er altijd bovenuit steken. Sommige abonnees reageerden woedend, variërend van “past niet meer rechtop in de kast” tot “onleesbaar”. Toch heeft het lange blad het tot 2009 >

09


10 De portretfoto’s van de auteurs zijn, na lang te zijn weggeweest, in dit jubileumnummer in ere hersteld. / After a long absence, the portraits of the authors have been reinstated in this jubilee edition. Bron: Gemeente Amsterdam

met succes volgehouden. Het huidige formaat, minder hoog en iets breder, houdt het midden tussen de uitersten uit mijn tijd. De sterke nadruk op fotografie, heldere kaarten en de keuze om een wat minder begrijpelijke schets vooral te zien als versiering, zijn gebleven.

Koppen

setting) en aan de andere kant de met pasfoto’s geëerde ambtenaren uit de periode na 1980, die zich vooral bezighielden met binnenstedelijk bouwen, de stad op water laten uitkijken en de voordeur weer aan de straat brachten. Zo moet het zijn: met open vizier in het werk staan, zodat Amsterdam iedere dag weer een beetje meer Amsterdam wordt. Plan Amsterdam doet verslag.

In een beroemd stukje tekst schreef Cornelis van Eesteren, tussen 1929 en 1959 hoofd van de afdeling Stadsontwikkeling van de Dienst der Publieke Werken, aan collega-architect Bakema dat hij in de anonimiteit was getreden om aan de stad Amsterdam te kunnen werken. Destijds was de gemeente, de lokale overheid, afzender, auteur en bedenker van de plannen. Werken aan de stad was een collectieve activiteit. In de late jaren tachtig kwam daar verandering in. De toenmalige directeur van de Dienst Ruimtelijke Ordening, A.W. Oskam, wilde het ontwerpwerk weer een gezicht geven. Auteurs van Publikaties dRO publiceerden zodoende onder eigen naam, en in Plan Amsterdam kwam daar vanaf het eerste nummer een foto van de auteur bij, compleet met een kort cv als onderschrift. Dat cv van de auteur is gebleven, de pasfoto’s zijn weer weg. Dat vind ik jammer, want die foto’s zijn belangrijk. Mensen maken de stad: inwoners, toeristen, mensen die er werken, dagjesmensen en zo verder. Dat geheel, en al de keuzes die deze mensen iedere dag opnieuw maken, maakt de stad. Mensen kiezen tegenwoordig vaak voor Amsterdam, niet alleen om te wonen of uit te gaan. Dat moeten we koesteren. 10

De stad is immers niet altijd zo populair geweest. Toen ik voor het eerst in mijn studentenwoning trok, zo rond 1978, was Amsterdam al een paar jaar krakend tot stilstand gekomen. In de Pijp en de Czaar Peterbuurt waren toen overal dichtgetimmerde panden te vinden, en de Kinkerstraat kende hier en daar zelfs maar één bouwlaag. Het door Van Eesteren bepleitte collectief had in de jaren kort daarvoor de stad verrijkt met lange woonstroken met blinde kopgevels aan sommige straten in de Westelijke Tuinsteden en vanaf 1968 met de bekende betongrijze flats in Zuidoost. Ik zie hier een analogie in. Aan de ene kant het anonieme collectief, dat zich bezighield met in wezen niet-stedelijk bouwen (monotone, repetitieve architectuur in een groene

10

Plan Amsterdam


11 Vanaf 1968 verrezen in Zuidoost de bekende betongrijze flats: monotone, repetitieve architectuur in een groene setting. / The renowned grey concrete flats in Amsterdam-Southeast rose skyward from 1968: monotonous, repetitive architecture in a green setting. Bron: Stadsarchief Amsterdam

12 Wonen in de stad was niet altijd zo populair als nu. In de jaren zeventig van de vorige eeuw waren veel panden dichtgetimmerd en kende de Kinker– straat hier en daar maar één bouwlaag. / Living in the city was not always as popular as it is today. In the 1970s many properties were boarded up and here and there the buildings along Kinkerstraat were just one-storey high. Bron: Stadsarchief Amsterdam

13 Sinds de jaren tachtig laten stedenbouwkundigen en architecten de stad weer op het water uitkijken en brengen ze de voordeur weer aan de straat, zoals bij nieuwbouw in het Funen (Oost). / Since the 1980s, urban planners and architects have been giving the city a view of its waterways again and returning front doors to a more personal street level, as with this residential new-build in Funen (East). Foto’s: Edwin van Eis

11

12

01 | 2016

13

11


Collectief investeren in zonnetechnologie

Tjeerd Stam programmamanager zonne-energie

1 Tjeerd Stam: ”We moeten de markt uitdagen om te komen met zontechnologie die ook visuele kwaliteit heeft. De prijsvraag die we samen met Stadsherstel, Monumenten en Archeologie en De Groene Grachten hebben uitschreven voor Rijksmonument Pakhuis de Zwijger heeft een mooi resultaat opgeleverd.” / Tjeerd Stam: ‘We must challenge the private sector to come up with solar technology which also boasts visual quality. The competition we organised with the historical buildings restoration company Stadsherstel, the Municipal Bureau for Monuments & Archeology and The Green Canals initiative for Pakhuis de Zwijger, a former warehouse that is a national monument, has produced a wonderful outcome’ Foto: Alphons Nieuwenhuis

“In 2035 wordt het beeld van de stad veel meer bepaald door zonnepanelen. We kunnen nu echt nog niet bevroeden waar we allemaal zonnetechnologie gaan zien. Maar zichtbaar en mooi wordt het. De stad – een set van heel veel gebouwen, mensen en beweging – heeft een enorm potentieel om zonnepanelen te plaatsen. Al die gebouwen hebben allerlei vlakken die we nu nog niet gebruiken. We hebben berekend dat het mogelijk is om 1300 megawatt te plaatsen, waar we nu nog 10 megawatt hebben liggen. In 2020 zou dat 160 megawatt moeten zijn, in 2040 1000 megawatt. Dan heb je genoeg om alle huishoudens van stroom te voorzien. De techniek verbetert nog enorm, wordt veel efficiënter en goedkoper. Wat je nu ziet ontstaan is dat ook gevels bekleed gaan worden, bijvoorbeeld The Edge op de Zuidas. De prijs­ daling in zontechnologie is zo sterk dat in de toekomst ook gevels voldoende rendement opleveren. Op termijn zie je ook veel meer panelen op en langs infrastructuur: op geluidsschermen, op taluds langs het treinspoor, op parkeerterreinen. Voor zonneparken is de ruimte te schaars in deze compacte stad, maar een zonnepark op het water is wel mogelijk. In de binnenstad zijn in 2035 op beperkte schaal panelen te zien, de historische stad moet wel mooi blijven. Je zult dan vooral volle daken zien in de bedrijventerreinen aan de rand van de stad: de Sloterdijken en Amstel 1, 2 en 3. Binnen Amsterdam is veel gestapelde bouw, er zijn dus veel bewoners zonder eigen dak. Collectieven en coöperaties zullen steeds meer gaan investeren in zontechnologie op het dak van een ander. Al die panelen zullen het beeld van de stad heel erg bepalen. Het wordt lelijk als je het verkeerd doet, daarin zit een belangrijke rol voor de overheid: toezien dat het op een goede manier gebeurt. In de toekomst mag je ook meer vragen van partijen, de technologie is inmiddels goedkoop genoeg om het één of twee klassen beter te doen.”

1

12

Plan Amsterdam


2 David Gelauff: “In een schone stad wil je schone lucht inademen, geen uitlaatgassen. Over tien jaar moet het daarom voor elke vervoersgroep aantrekkelijk zijn om volledig uitstootvrij te rijden.” / David Gelauff: ‘In a clean city you want to breathe in clean air, not exhaust fumes. In 10 years’ time it must therefore be attractive for all modes of transport to be running totally emission-free.’ Foto: Alphons Nieuwenhuis

Op weg naar een schoner Amsterdam “We zijn op weg naar een schoner Amsterdam. Over twintig

David Gelauff programmamanager luchtkwaliteit en procesmanager windenergie

jaar is duurzaamheid de normaalste zaak van de wereld. Je ziet nu al dat de ontwikkelingen op het gebied van energie heel snel gaan. Het rendement op zonnepanelen stijgt en de kosten dalen. Toch is windenergie op dit moment nog het meest rendabel. Het Amsterdamse havengebied is een locatie waar windmolens mooi passen en relatief weinig overlast veroorzaken. Er zijn ook steeds meer lokale energiecorporaties die op deze ontwikkelingen inspringen. Ook zij zetten flexibel in op verschillende soorten duurzame energie. Het zou fantastisch zijn als zij straks zelf in Amsterdam een aantal molens beheren. Dat is goed voor het draagvlak, want de winsten van die molens vloeien terug naar de lokale omgeving. De samenwerking met de provincie gaat niet altijd even soepel, maar daar moeten we uitkomen. In een schone stad wil je schone lucht inademen, geen uitlaatgassen. Over tien jaar moet het daarom voor elke vervoersgroep aantrekkelijk zijn om volledig uitstootvrij te rijden. Misschien kom je over twintig jaar alleen nog maar de stad in met een uitstootvrij voertuig. Voor vrachtauto’s is er nu al een milieuzone, met andere vervoersgroepen maken we de komende jaren afspraken. De overstap naar elektrisch rijden is niet voor elke gebruiker even makkelijk. Voor de taxichauffeur die zijn auto regelmatig vervangt, is die stap wel te overzien, maar bij een middelgroot bedrijf duurt het waarschijnlijk iets langer voordat het hele wagenpark elektrisch is. Technisch gezien vormen grote voertuigen, zoals vrachtwagens en bussen, een uitdaging. We kijken op dit moment naar verschillende oplossingen voor het vrachtverkeer, bijvoorbeeld overslaghubs buiten de stad. Met het GVB hebben we een convenant gesloten: in 2025 rijden al hun voertuigen uitstootvrij door de stad. De verwachte groei van het aantal inwoners, 100.000 in de komende tien jaar, is uiteraard ook van invloed op de mobiliteit. Hoe zorgen we dat de stad niet op slot gaat? We onderzoeken nu de mogelijke effecten en vooral ook de kansen van deze groei op het gebied van duurzaamheid en schone lucht.”

2

01 | 2016

13


1 Sinds de heropening van het Rijksmuseum, op 4 april 2013, wordt de binnenstad van Amsterdam overstelpt door een enorme toestroom van bezoekers en nieuwsgierigen. / Since the reopening of the Rijksmuseum on 4 April 2013, the centre of Amsterdam has been overrun by a huge influx of inquisitive visitors. Foto: Edwin van Eis

Derde Gouden Eeuw door Zef Hemel zefhemel@hotmail.com

Op 4 april 2013 begon de derde Gouden Eeuw voor Amsterdam. Toen heropende het Rijksmuseum, na tien jaar gesloten te zijn geweest, eindelijk zijn deuren. De dag erna namen de Amsterdammers hun fel bevochten fietstunnel weer in gebruik. Het was de grootste culturele investering ooit gedaan in het Koninkrijk, ook al was ze door een venijnige strijd tussen het Rijk en de gemeentelijke instanties ernstig getekend – een strijd die maar liefst zes jaar duurde. Sindsdien wordt Amsterdam overstelpt door een enorme toestroom van bezoekers en nieuwsgierigen, althans in de binnenstad. Bewoners van de binnenstad schreeuwen moord en brand. In de zomer van 2014 klaagde de Rotterdamse directeur van het museum, Wim Pijbes, al dat Amsterdam ‘vies, vuig en vol’ is. Er wordt nu driftig gezocht naar een balans in de stad. Het enorme succes lijkt iedereen te overvallen.

het Koninkrijk der Nederlanden, met de eerste Gouden Eeuw van Amsterdam als belangrijkste inzet en met Rembrandt keurig ingepast in het nationale historische vertoog. Over de toekomst van de hoofdstad vindt men er helemaal niets. Trouwens, over die zogenaamde nakende derde Gouden Eeuw is ook elders in de stad nog niets terug te vinden. De Zuiderkerk is gesloten en het Amsterdam Museum en De Bazel staren zich blind op actualiteit en vooral op het verleden. De stad telt liefst vijfenzeventig musea, maar alle zijn met hun rug naar de toekomst gekeerd. En er komen alleen maar musea bij. Ondertussen doet het wereldwijde internet zijn werk. Aanhoudend voert het immense stromen bezoekers naar Amsterdam.

Met de rug naar de toekomst

Het is waar, de toekomst van Amsterdam wordt getekend door grote onzekerheid. Niemand weet wat er staat te gebeuren. De wereld is, zeker sinds de financiële crisis van 2008, sterk veranderd; ze lijkt ook ineens veel gevaarlijker geworden, de Europese Unie vecht zelfs >

Wie daarna aan het Museumplein is gaan kijken weet dat in het schitterend verbouwde Rijksmuseum hoofdzakelijk wordt teruggeblikt. Daar is een permanente tentoonstelling te zien van de grootse geschiedenis van

1

14

Plan Amsterdam


2a/b

De vijfenzeventig musea in Amsterdam zijn – net zoals het schitterend verbouwde Rijksmuseum – op het verleden gericht. Er is niets te vinden over de zogenaamde nakende derde Gouden Eeuw. / The 75 museums in Amsterdam – just like the wonderfully renovated Rijksmuseum – are largely focused on the past. You’ll find scant information there about the ‘imminent’ Third Golden Age. Foto’s: Edwin van Eis

2a

2b

01 | 2016

15


3 De grachtengordel uit de eerste Gouden Eeuw is de eerste van vier hubs die Amsterdam rijk is. Er wonen bijna honderdduizend Amsterdammers en miljoenen toeristen en dagjesmensen verblijven er. / The ring of concentric canals from the First Golden Age is the first of four hubs that Amsterdam boasts. It is home to almost 100,000 Amsterdam residents and millions of tourists and day-trippers spend time there. Foto: Judith, Flickr

4 Deelnemers aan de Startup Tour XXL (2013) gaan met de fiets langs verschillende startups. De grachtengordel is een populaire locatie voor deze kleine bedrijfjes. / Participants in the Startup Tour XXL (2013) visited a diversity of start-ups by bike. The historical centre’s canals are a popular location for these small enterprises. Foto: Julius Schrank, Hollandse Hoogte

5 De tweede hub van Amsterdam: de haven. Met het afsluiten van het IJ en het graven van het Noordzeekanaal werd het een industrieel complex van wereldformaat. / Amsterdam’s second hub: the port. Closing off the IJ inlet and digging the North Sea Canal transformed it into a world-class industrial complex. Foto: Edwin van Eis

3

4

5

6

16

Plan Amsterdam


6 De derde hub van Amsterdam: het Schiphol­ complex in de Haarlemmermeer. Toenadering tot de metropool ligt de komende jaren voor de hand. / Amsterdam’s third hub: the Schiphol Airport complex in Haarlemmermeer. Closer integration with the metro­ polis over the coming years is a given. Foto: Bart Jekel, Flickr

‘En wat stelt Amsterdam eigenlijk voor? Naar internationale maatstaven gemeten is ze klein en kwetsbaar.’

om zijn voortbestaan. Het is zelfs goed denkbaar dat de EU bij het verschijnen van deze publicatie al niet meer bestaat, net zoals de Sovjet Unie in 1989 totaal onverwacht in elkaar klapte. Zulke grote onzekerheid maakt ons huiverig om vooruit te blikken, laat staan om ons aan die toekomst met een uitbundige, breed gedeelde langetermijnvisie te verbinden. Het is ook doodeng wat er allemaal gebeurt. Onwennige ‘compacte stad’ Daar komt bij dat Amsterdam zich in een Europa bevindt dat kampt met het vooruitzicht van bevolkingskrimp, terwijl in Azië de metropolen uit de grond schieten. Zelfs binnen het economisch verzwakte Europa houdt Nederland zich, met Griekenland, Spanje, Portugal en Ierland, op in de continentale periferie. Het groei­ gebied bevindt zich rond Zürich, Wenen en München. Migranten spoelen naar binnen, de zeespiegel rijst, oorlogen op afstand verzwakken de economie, terroristen ruiken hun kansen. En wat stelt Amsterdam eigenlijk voor? Naar inter­ nationale maatstaven gemeten is ze klein en kwetsbaar. Moeizaam wist ze zich aan de naoorlogse wederopbouw te ontworstelen, die, onder aanvoering van paternalistische Haagse ministeries, vooral tot doel had de grote steden flink te saneren en in een nieuwe frisse vorm, dat wil zeggen op een veilige afstand in een netwerk van overzichtelijke nieuwe steden, goedkoop terug te bouwen. Bedrijven moesten boetes betalen als ze zich in het Westen des Lands wilden vestigen, daarbuiten werden ze juist zwaar gesubsidieerd. Eind jaren zeventig kwam het keerpunt. Als een ‘compacte stad’ begon Amsterdam daarna voorzichtig een nieuw, onwennig leven. Inmiddels staat de stad weer overeind, nu als beginnende metropool. Hoe kan ze dan toch optimistisch zijn? Het antwoord is simpel: wat de stad in twee gouden eeuwen heeft opgebouwd raakt ze niet zomaar kwijt. Sterker, dat gaat zich uitbetalen.

Vier vitale hubs Vier hubs heeft Amsterdam in de loop der eeuwen opgebouwd. Alle vier zijn nog zeer vitaal. Veruit de mooiste is die uit de eerste Gouden Eeuw: de roemruchte grachtengordel. Miljoenen toeristen willen hem bezoeken, tegelijk biedt hij nog steeds een universum >

01 | 2016

17


7

8

18

Plan Amsterdam


7 De vierde, jongste hub: de internetknoop in de Watergraafsmeer. In het gebouw van Amsterdam Internet Exchange Equinix AM3 bevindt zich een van de grootste internetknooppunten ter wereld. / The fourth, youngest hub: the internet exchange in Watergraafsmeer. The Amsterdam Internet Exchange Equinix AM3 building contains one of the world’s largest internet exchanges. Foto: Marco Hillen, Hollandse Hoogte

8 Een nieuwe gouden eeuw zal leiden tot een verdubbeling van de stad, zoals in de 17e eeuw (eerste Gouden Eeuw). Deze kaart van stads­ architect Daniël Stalpaert toont het ontwerp van de Vierde Uitleg, waartoe in 1656 door het stadsbestuur werd besloten. / A new Golden Age will lead to a doubling in size of the city, as in the 17th century (the First Golden Age) and the 19th century (the Second Golden Age). This map by city architect Daniël Stalpaert shows the design for the Fourth

van winkels, musea, theaters, concertzalen, biblio­ theken, faculteiten en onderwijsinstellingen. De binnenstad is ook een gevierd woon- en werkmilieu. Bijna honderdduizend Amsterdammers wonen er; miljoenen toeristen en dagjesmensen verblijven er. De grachtengordel ontpopt zich bovendien als een veelbelovend innovatiemilieu, waar honderden kleine bedrijfjes – zogenaamde start-ups – de tot voor kort leegstaande kantoren bevolken. Sinds de status van werelderfgoed van Unesco is bereikt wordt alles op alles gezet om deze oude hub in het grote geweld overeind te houden. De Zuidas is gelukkig dichtbij en dient zich als gunstige overloop aan, mogelijkerwijze komt hier een nieuw centrum. De tweede hub van Amsterdam stamt uit de tweede Gouden Eeuw. Dat is de industriële zeehaven. Met het afsluiten van het IJ en het graven van het Noordzee­ kanaal transformeerde de Amsterdamse haven in een industrieel complex van wereldformaat. Langs het brede water schoof het schoksgewijs op van oost (KNSM, Java, Borneo, Sporenburg) en noord (ADM, NDSM) naar zuid en west. Gelieerd als ze was aan het Zaanse industriële landschap, heeft de haven van Amsterdam altijd uitgeblonken in het genereren van een extreem hoge toegevoegde waarde. Containers gingen aan haar voorbij. Met een grote zeesluis in het vooruitzicht zal ze een nieuwe, circulaire fase ingaan, met duurzame logistiek, recycling en verantwoorde verwerking van grondstoffen, biologische in de eerste plaats, op een nog altijd riant maar afgemeten en helder ingericht haventerrein. De derde hub vormde zich aan het eind van de tweede Gouden Eeuw, in 1919, in Amsterdam Noord, maar zou al snel de sprong naar het zuiden wagen: de luchthaven. Het Schipholcomplex in de Haarlemmermeer is groot en nog altijd imposant, de schepping van Albert Plesman transformeerde van een nationale luchthaven van en voor de KLM in een internationale megahub ten behoeve van alle partners van het geglobaliseerde Skyteam. Ook die van One World en Star Alliance willen er voet aan de grond. Snel groeiende low cost carriers willen hier graag expanderen. Ook deze mondiale hub zal zich de komende jaren drastisch anders gaan positioneren. Toenadering tot de metropool ligt voor de hand.

Expansion, which Amsterdam’s governing regents resolved to implement in 1656. Kaart: Stadsarchief Amsterdam

De vierde hub De vierde hub is de jongste. Maar hij ontwikkelt zich razendsnel. Het betreft de internetknoop in de Watergraafsmeer. In 1994 door de natuurkundigen van de Universiteit van Amsterdam eerst als SURFnet, later in de vorm van AMS-ix internationaal gepositioneerd, groeit ze rond de knoop en langs de ringen in de mondiale glasvezelkabels op en rond het Amsterdam Science Park. Net als toen Plesman zijn luchtvaart­ imperium in de Buiksloterham begon heeft nog niemand enig idee wat deze ondergrondse internetknoop economisch kan gaan betekenen. Voor zulke fantasieën zijn ondernemers nodig die groots denken en die, net als destijds de VOC, nieuwe (digitale) markten kunnen aanboren. Amsterdam Science Park groeit ondertussen gestaag. De kansen van deze hub lijken gunstig, nee zijn uitzonderlijk, mind blowing. Met deze vier vitale hubs – grachtengordel, zeehaven, luchthaven en internetknoop – heeft Amsterdam, ook al is ze relatief klein en ligt ze in de krimpende periferie van Europa, alle kans om zich in de onstuimige dynamiek van de wereldeconomie uiterst gunstig te positioneren. Vooral de combinatie van de vier levert schitterende vergezichten op. Echter, een waarschuwing is op zijn plaats. De derde Gouden Eeuw mag dan in 2013 zijn begonnen, we weten uit ervaring dat zo’n unieke window of opportunity nooit langer duurt dan hooguit vijftig, zestig jaar. Tijd om te suffen is er niet. Onontkoombaar zal zo’n gouden eeuw leiden tot een verdubbeling van de stad. Dat gebeurde in de zeventiende eeuw ook en dat herhaalde zich in de late negentiende eeuw. Maar we weten bovendien dat de generatie die aan het begin stond van een Gouden Eeuw eerst nog vooral een Jordaan bouwde, of een De Pijp – zuinige stedenbouwkundige probeersels die overigens later zeer geliefde buurten zijn geworden. Pas bij de volgende generatie zal een echte Daniël Stalpaert of een Hendrik Petrus Berlage de kans krijgen om de stad naar de schitterende toekomst te brengen. Tegen die tijd is er namelijk voldoende vermogen opgebouwd in de stad en beseft ook het stadsbestuur eindelijk dat een toekomstvisie dringend geboden is. Zo ver is het nog lang niet. >

01 | 2016

19


9 Visionair en ondernemer Samuel Sarphati, die in 1852 de Vereeniging voor Volksvlijt oprichtte en in 1864 het Paleis voor Volksvlijt opende. / Visionary and social entrepreneur Samuel Sarphati, who established the Society for National Industry in 1852 and opened the Palace of National Industry in 1864. Foto: Stadsarchief Amsterdam

10 Met de opening van het Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein in 1864 markeerde Sarphati het begin van de tweede Gouden Eeuw van Amsterdam. / With the opening of the Palace of National Industry at Frederiksplein in 1864, Sarphati marked the start of Amsterdam’s Second Golden Age. Foto: Stadsarchief Amsterdam

Onwennig Wat wel kan is een ‘Samuel Sarphati’ de mogelijkheid bieden om nog binnen de ‘Vierde Uitleg’ een ‘glas­ paleis’ te bouwen om daarmee in een aansprekende tentoonstelling burgers als Gerard Heineken te inspireren en op te wekken om in de stad te gaan ondernemen en investeren. Dat veronderstelt dus niet een Rijks­museum dat terugblikt, maar een heus Volkspaleis dat ver vooruit durft te kijken. Dat is er nu niet. Hoe zat het ook alweer? Met de opening van het Paleis voor Volksvlijt aan het Frederiksplein in 1864 markeerde de ondernemer, arts en visionair Sarphati het begin van een tijdperk dat later bekend kwam te staan als de tweede Gouden Eeuw van Amsterdam. De brand in zijn paleis in 1929, zes maanden na de Olympische Spelen, markeerde tevens het einde van die voorspoedige periode. Heel kort daarna, in oktober 1929, volgde de beurskrach op Wall Street en begon de lange periode van depressie, oorlog en wederopbouw die bij wijze van spreken tot april 2013 zou voortduren. Dat betekent dat niemand van onze generatie en van onze ouders ooit een echte gouden eeuw heeft meegemaakt. Dat klopt ook wel. Onze Nederlandse steden, Amsterdam incluis, zijn in de eerste plaats scheppingen van de naoorlogse welvaartsstaat, dus van de regering in Den Haag, die via twaalf provincies alle infrastructuur (wegen, stations, theaters, onderwijsinstellingen, woonwijken, voorzieningen) rechtvaardig over het land distribueerde volgens blauwdrukken uit vier nationale nota’s ruimtelijke ordening. Zo bouw je geen echte steden, eerder een veelheid van nepsteden. Dat bleek onlangs ook pijnlijk, toen de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) vaststelde dat onze grote steden economische agglomeratiekracht missen. In 2015 liep de termijn van de Vierde Nota Ruimtelijke Ordening af. Ondertussen wordt Amsterdam door informatietechnologie hevig opgeslingerd. Het wordt tijd dat Groot-Amsterdam wakker wordt en zich instelt op structurele groei, intensieve verdichting, een digitale economie, nieuwe cultuur, fantastische universiteiten, echte metropoolvorming, een zinderende 24-uurs economie, alles met zeker vijftig jaar onafgebroken grootstedelijke bloei in het vooruitzicht.

20

Plan Amsterdam

9

11 In 1929 werd het Paleis voor Volksvlijt door brand verwoest. In hetzelfde jaar brak een lange periode van depressie, oorlog en wederopbouw aan die tot april 2014 zou voortduren. / The Palace of National Industry was destroyed by fire in 1929, the year that a long period of depression, war and reconstruction dawned, an era which persisted until April 2014. Foto: Stadsarchief Amsterdam


10

11


Amsterdam als circulaire koploper

Eveline Jonkhoff strategisch adviseur duurzaamheid en circulaire economie

1 Stadstuin Overtoom, ontwikkeld door Woningstichting Eigen Haard en ERA Contour, KOW en Oranje, is een energieneutrale wijk. Maar liefst 95% van het sloopmateriaal wordt, voor een groot deel op locatie, hoogwaardig hergebruikt in de vorm van nieuw beton en nieuwe bakstenen. / ‘Overtoom City Garden’, developed by Eigen Haard Housing Association together with ERA Contour, KOW and Oranje, is an energy-neutral neighbourhood. No less than 95% of the demolition waste was upcycled into high-grade materials in the form of new concrete and new bricks, much of it in situ. Foto: Sanders Baks Photography

“Ik hoop dat Amsterdam over twintig jaar veel circulaire wijken telt: duurzaam en energieneutraal, met slim ontworpen gebouwen die in hun eigen energiebehoefte voorzien, hoogwaardig en lokaal hergebruik van grondstoffen en bouwmaterialen. Mét de daarbij behorende bedrijvigheid en nieuwe banen voor Amsterdammers. De gemeente is een van de ruim twintig partners die voormalig industriegebied Buiksloterham in Amsterdam Noord ontwikkelen tot circulaire wijk. We hebben net een keuzekaart voor zelfbouwers ontwikkeld om hen te helpen meer circulair te bouwen. Amsterdam heeft de ambitie om koploper te zijn in de transitie naar een circulaire economie. Maar waar kunnen we de meeste toegevoegde waarde leveren, bijvoorbeeld in de vorm van banen en minder CO2-uitstoot? Dat hebben we laten onder­ zoeken. Het rapport, vanaf 15 december openbaar, geeft inzicht in de mogelijkheden om de bouw/constructieketen en de organische reststromenketen meer circulair te maken. Op 26 november 2015 heeft het college van B en W met bedrijven uit de Amsterdamse bouwsector en het Rijk de landelijke Green Deal Cirkelstad ondertekend. De gemeente start met verschillende projecten om ervaring op te doen met het circulair ontwikkelen van de gebouwde omgeving. Bijvoorbeeld een ‘Straat van de toekomst’, een plek waar we kunnen experimenteren met innovatief duurzaam bestratingsmateriaal en straatmeubilair. Dit helpt ons bij het inkopen daarvan en duurzame bedrijven kunnen er hun innovaties laten zien. Ook het slopen, renoveren en herbestemmen van de eigen gebouwen wil de gemeente meer circulair aanpakken. Dutch Green Building Council ontwikkelt samen met de gemeente en andere partners een kader voor circulair bouwen om in de toekomst te gebruiken bij aanbestedingen en gronduitgifte. En dan zijn we er nog niet. Wat mij betreft is er voor een circulaire economie geen einddatum: Amsterdam zal voortdurend in beweging blijven en telkens weer het experiment aangaan om de stad aantrekkelijk, leefbaar en toekomstbestendig te houden.”

1

22

Plan Amsterdam


2 Geertje Wijten: “Waterdoorlatende bestrating, groene daken en groene gevels zijn pragmatische oplossingen die de stad tegelijkertijd mooier kunnen maken.” / Geertje Wijten: ‘Porous surfacing, green rooftops and green facades are pragmatic solutions which can simultaneously make the city more beautiful.’ Foto: Alphons Nieuwenhuis

Meebewegen met het klimaat

Geertje Wijten beleidsmedewerker groen en klimaatadaptatie

“In het programma Amsterdam Rainproof werken Waternet, de gemeente, bewoners en ondernemers samen om bij veranderingen aan daken, tuinen, straten en parken gelijk aandacht te besteden aan de regenbestendigheid. Waterdoorlatende bestrating, groene daken en groene gevels zijn pragmatische oplossingen die de stad tegelijkertijd mooier kunnen maken. Over twintig jaar zullen veel van die toepassingen duidelijk zichtbaar zijn in het straatbeeld. Ook de doelstellingen uit de Agenda Groen gericht op het vergroenen van de stad dragen daar aan bij. Niet alleen aan de klimaatadaptatie maar ook aan een aantrekkelijke stad waar de Amsterdammers steeds meer kunnen genieten van stadsparken, natuurspeeltuinen, moestuintjes, postzegelparken, flora, fauna en groene fietsroutes. Regenbestendige maatregelen worden meegenomen in de steeds verder gestandaardiseerde inrichting van de openbare ruimte, bijvoorbeeld straatprofielen die zorgen dat regenwater de juiste weg richting groen of grachten volgt. In verschillende Amsterdamse buurten bekijken we nu hoe we bij groot onderhoud groen in kunnen zetten om de regen op te vangen. Daar, en later op veel meer pekken in Amsterdam, komen steeds meer toepassingen als wadi’s. Dat zijn groene zones die als buffer kunnen dienen bij overtollig hemelwater en waar het water kan infiltreren. Of waterpleinen waar bij droog weer mooie plekken zijn om te basketballen en te skaten en die bij zware regenval dienen als bassin om het regenwater op te vangen.

2

01 | 2016

De opwarming van het klimaat dwingt ons ook meer te doen aan de hittebestendigheid van de stad. Groene gevels brengen verkoeling en isoleren, en kunnen ook de behoefte aan meer groen in de stad vervullen. Ik verwacht dat we hier in de toekomst veel meer van gaan zien. Ook groene daken zullen veel vaker voorkomen en zichtbaarder zijn. Denk bijvoorbeeld aan daken van uitbouwen van supermarkten en garages in de binnentuinen van huizenblokken, daar ligt een enorm potentieel.”

23


1 Als onderdeel van de plannen voor IJburg verrees bij Durgerdam de Kinseldam. / The Kinsel Dam was raised near Durgerdam as part of the plans for IJburg. Foto: Remco Daalder

Natuurstad Amsterdam door Remco Daalder r.daalder@amsterdam.nl

Een stad, omgeven door natuur van nationale, zelfs internationale waarde die via water en groenstroken diep het stedelijk weefsel binnendringt. Daar werken we al ruim honderd jaar aan. De echt grote klappers moeten echter nog komen. De mens kan natuur niet alleen breken, de mens kan natuur ook maken. Honderd jaar geleden stond de Amsterdamse onderwijzer Thijsse op de Koenenkade. Hij zag boven de eindeloze weilanden grutto’s, kemphanen en zomertalingen vliegen, en hij zei: “Hier moet een bos komen!” Niet omdat hij grutto’s niet leuk vond, maar omdat hij vond dat er al weilanden genoeg waren en dat stadsmensen meer hadden aan een bos waarin je vrij kon rondlopen en van de natuur kon genieten. Echte natuur, die wij mensen gingen maken. De gemeenteraad stemde uiteindelijk in met de aanleg van het Amsterdamse Bos, waarna Van Eesteren het opnam in zijn Algemeen Uitbreidingsplan (1934). Het besef dat mensen natuur kunnen maken leidde vervolgens tientallen jaren een slapend bestaan. De natuurbescherming richtte zich op het in stand houden van bestaande gebieden. In de jaren zeventig van de vorige eeuw veranderde dat. In de net drooggelegde Flevopolders bleek een groot gebied dat was bestemd als bedrijventerrein vanwege de crisis van die jaren voorlopig niet nodig. De duizenden hectaren bleven ongebruikt liggen. Hier ontwikkelde zich razendsnel en onder invloed van menselijk peilbeheer een uitgestrekt rietmoeras, dat later furore zou maken als de Oost­ vaardersplassen. Biologen beseften dat ze waardevolle natuur konden maken. Je hoefde alleen maar de juiste condities te scheppen en de natuur vulde de rest in. Deze nieuwe gedachte leidde in 1989 tot het Natuurbeleidsplan van het ministerie van Landbouw en

24

Plan Amsterdam

Visserij. Hierin werd de Ecologische Hoofdstructuur geïntroduceerd. Door aankoop van gebieden waar vervolgens natuur werd gemaakt, moest een samenhangend geheel ontstaan van grote natuurgebieden die door smallere groenstroken met elkaar waren verbonden. Eigenaardig aan die ecologische hoofdstructuur was dat hij in wijde bogen om de grote Nederlandse steden heen liep. Men vond blijkbaar dat de natuur daar niets te zoeken had. Niets was minder waar.

Haringen en lepelaars In 1991 verscheen een boek dat een omslag in het denken over de natuur in steden bewerkstelligde. In Haring in het IJ beschreven Martin Melchers en Geert Timmermans de dierenwereld van Amsterdam in ongekende details. In de stad bleken ringslangen voor te komen, rugstreeppadden en vossen. Haring in het IJ werd gevolgd door boeken over Amsterdamse vogels, insecten, flora en paddenstoelen, waaruit bleek dat planten en dieren de stad helemaal niet beschouwen als een natuurvijandige constructie vol herrie en stank. Dieren kijken bij hun keuze van leefgebied of ergens voldoende eten is, of het klimaat aardig is en of er een veilige plek is om jongen te krijgen. Als aan die voorwaarden is voldaan, vestigen ze zich er, en nemen ze die 800.000 mensen die er ook nog rondlopen op de koop toe. Sterker nog: sommige dieren hebben de stadsmensen en hun bouwsels hard nodig. Voor gebouwbewonende dieren als vleermuizen en gierzwaluwen is Amsterdam op nationale schaal van groot belang.


‘Het besef dat planten en dieren geen hekel hebben aan de stad, gecombineerd met de kennis van natuurbouw, leidde in Amsterdam tot mooie ontwikkelingen.’

1

Het besef dat planten en dieren geen hekel hebben aan de stad, gecombineerd met de kennis van natuurbouw, leidde in Amsterdam tot mooie ontwikkelingen. Overal in de stad werden saaie slootkanten omgevormd tot fraaie rietoevers. Ecologisch beheer deed zijn intrede in de grotere parken. Bij het ontwerp en de aanleg van IJburg werkten ontwerpers, stedenbouwers en aan­ nemers nauw samen met het inmiddels opgerichte team stadsecologie. Daardoor ontstond een buitendijkse wijk waar hoogstedelijk bouwen letterlijk was verpakt in spectaculaire nieuwe natuur: de moerassen van het Diemerpark, en in het IJmeer rietgordels langs vrijwel alle watergangen, een natuureiland op de oude

01 | 2016

strekdam en een bijna ondoordringbare wilgenwoestenij in de Diemer Vijfhoek. Bij Durgerdam verscheen als onderdeel van de plannen voor IJburg de Kinseldam, een zanddam van anderhalve kilometer lang en enkele honderden meters breed. Hier vestigden zich kolonies van sterns, meeuwen en later ook lepelaars. Waardevolle, goed zichtbare natuur, geheel man-made.

Natuurinclusief bouwen Al die nieuwe natuur en al die stadse beesten kregen en krijgen grote aandacht van de lokale en nationale media en van het publiek. Nieuwe stadse natuurboeken vliegen over de toonbank, stadse natuurexcursies zijn >

25


2 Via de Amsterdamse Ecologische Structuur dringen zelfs grote roofdieren zoals de vos tot diep in de stad door. / Even large predators such as the fox penetrate deep into the city via Amsterdam’s Ecological Structure. Foto: Marieke Ohm

3 IJburg is eigenlijk een natuurbouwproject met wat woningen erop. / IJburg is actually a nature creation project with housing on top. Foto: Remco Daalder

2

3

4

5

26

Plan Amsterdam

4 Aanleg van rietgordels tussen het Diemerpark en Zeeburgereiland om het Amsterdamse natuurnetwerk te voltooien. / Establishing continuous reed beds between Diemer Park and Zeeburger Island to complete Amsterdam’s nature network. Foto: Remco Daalder


5 De Kinseldam: goed zichtbare natuur vlakbij de stad. / The Kinsel Dam: highly visible nature near the city. Foto: Remco Daalder

6 De stadswildernis van de oeverlanden van de Nieuwe Meer wordt al ruim 30 jaar door vrijwilligers beheerd. / The urban wilderness of the shores of the Nieuwe Meer lake has been managed by volunteers for more than 30 years. Foto: Remco Daalder

7 Bruine kiekendieven, moerasroofvogels die typerend zijn voor het IJmeer – als er tenminste voldoende rietkragen zijn. / Marsh Harriers are marshland birds of prey that are typical of the IJmeer lake – provided that there are enough reed beds on its shores. Foto: Remco Daalder

6

7

01 | 2016

27


8 Bezoekcijfers van het Twiske blijven achter bij de forse stijging van het bezoek aan de parken, cultuurhistorische landschappen en het Amsterdamse Bos. / Visitor numbers for the Twiske recreation area are lagging behind the substantial increase in visitors to the parks, cultural-historical landscapes and Amsterdam Forest landscape park. Foto: Remco Daalder

kort na de aankondiging volgeboekt, verschillende bureautjes kunnen inmiddels draaien op vogeltochten in en om Amsterdam en de opvolger van de immens populaire natuurfilm De Nieuwe Wildernis gaat over Amsterdam, met als werktitel De wilde stad. Stadsnatuur krijgt ook politieke aandacht. In de structuurvisie Economisch sterk en duurzaam (2011) werd de Amsterdamse Ecologische Structuur vast­ gelegd. Het landelijke natuurnetwerk wordt nu eindelijk via de taluds van de ringweg en de spoorlijnen de stad ingetrokken, met geld dat de gemeenteraad ter beschikking stelt. Wat huizenbouw betreft vallen architecten over elkaar heen in hun enthousiasme om nestkasten voor huismussen, gierzwaluwen, mezen en vleermuizen in hun gebouwen op te nemen. En dan ook nog een groen dak voor de vlinders en de bijen en gevel­ begroeiing voor de mussen en de merels en je huis is een natuurreservaat.

Kanalen en meren Toch moeten de echt grote klappen nog worden gemaakt. In de ecologische structuur van Amsterdam is niet of nauwelijks water opgenomen. Dat is onterecht, want juist in en om water vind je de hoogste biodiversiteit. Een voorwaarde daarbij is dat de oevers geleidelijk aflopen, zodat rietgordels ontstaan, waardoor de waterkwaliteit beter wordt en waterplanten een goede kans krijgen om te groeien. Die oevers moet je niet in de grachtengordel aanleggen, of in ander water met een duidelijk stedelijke uitstraling. Je moet ze toe­ passen in stadswateren die nu uitgesproken saai zijn. Denk bijvoorbeeld aan de Slotergracht, de Westlandgracht en de Hoekenes vaart in Nieuw-West: kilometers lange, brede waterpartijen waar weinig te beleven is. Door op uitgebreide schaal natuur te ontwikkelen kan je deze kanalen leuker en afwisselender maken voor recreanten langs de kant en op het water. Dat geldt ook voor de grote plassen die Amsterdam rijk is. De Noorder IJplas, Sloterplas, Gaasperplas en de Ouderkerkerplas zijn wateren van formaat waarvan de potentie voor natuur en recreatie nog nauwelijks wordt benut. Een zwemstrandje hier, een afgebrokkelde boulevard daar, nauwelijks toegankelijke oevers, het is allemaal nogal zielig. Maak keuzes! De Noorder IJplas zou de nieuwe wildernis van Amsterdam kunnen worden met woeste,

28

Plan Amsterdam

goed toegankelijke natuur en veel informele zwemstrandjes. De Sloterplas wordt dan de Amsterdamse Wannsee met ruime mogelijkheden voor water- en oeverrecreatie, een mondaine boulevard en een paar hoeken met flinke rietvelden. De Gaasperplas krijgt karakter met een woest wandelbos aan de noordzijde en echte zwemstranden aan de zuidzijde. Dan de grootste klapper. Amsterdam heeft binnen zijn grenzen een natuurreservaat van Europese allure. Het IJmeer, of Markermeer. Bij de aanleg van IJburg leek het er even op dat Amsterdam besefte dat er aan de oostkant van de stad iets bijzonders lag. Met Almere werden plannen gesmeed voor gecombineerde ontwikkeling van woningbouw en natuur in het Markermeer. Het gebied heeft er de schaal voor. De ideeën voor die dubbelstad Amsterdam-Almere zijn verwaaid. Onderdelen ervan worden echter wel degelijk uitgevoerd. Ten zuiden van de Houtribdijk verschijnt in de komende jaren de Marker Wadden, een buitendijks rietmoeras. Bij Hoorn worden dijken aangelegd die de waterplantengroei moeten stimuleren. Het zijn mooie projecten die de waterkwaliteit van het Markermeer zullen bevorderen, maar ze liggen ver van de stad af. Wij Amsterdammers zien er niets van. Het wordt tijd om met de provincies en de gemeenten rond het Markermeer plannen te maken voor het hele gebied, waarbij de spectaculairste, best zichtbare natuuringrepen juist dichtbij de stad moeten gebeuren. Want daar wonen de mensen die wat willen zien op hun fiets- en vaartochten.

Weiden en bossen Aan het Markermeer grenst Waterland. Door schaal­ vergroting in de landbouw wordt het landschap daar steeds onaantrekkelijker, terwijl de natuurwaarden snel afnemen. Het zicht op de historische dorpen wordt steeds meer belemmerd door grote veestallen, de kleinschalige verkaveling van de weilanden verdwijnt en daarmee de afwisseling die Waterland zo aardig maakt voor fietsers en wandelaars. Je zou die diepe droog­ makerijen onder water kunnen zetten om zo een tweede vechtplassengebied te maken. Maar historische landschappen waarin je de hand van de mens ziet, zijn razend populair. Het lijkt me daarom goed om Waterland en ook Amstelland als cultuurhistorische landschappen met hoge natuurwaarden in stand te houden.


8

Dat kan alleen door samenwerking met de boeren. Geef ze de gelegenheid om aan recreatie, toerisme en de natuur te verdienen, zodat ze niet toe hoeven te geven aan de tendens tot grootschaligheid. Waar wel echt iets moet veranderen is in recreatiegebieden die in de jaren zeventig zijn aangelegd, zoals Spaarnwoude en het Twiske. Uit het regelmatig gehouden Grote Groenonderzoek blijkt dat de bezoekcijfers van deze gebieden achterblijven bij de forse stijging van het bezoek aan de parken, de cultuur­ historische landschappen en het Amsterdamse Bos. Dat is ook begrijpelijk. Neem Spaarnwoude: grote delen van dat gebied zijn erg saai, een voortdurende afwisseling van water, wei en bos, veel van hetzelfde. Spaarnwoude ligt ver van de stad, dus moet je met wat bijzonders komen om mensen te lokken. Met ingrepen als de introductie van natuurbosbeheer, de aanpassing van de nu hard beschoeide oevers van waterpartijen en een eenvoudiger, maar avontuurlijk padenstelsel (waarbij je ook buiten de paden mag) kan je hier de wildernis creëren waarvoor mensen nu naar de Oostvaardersplassen gaan – waar ze die natuur alleen uit een hut kunnen bekijken.

01 | 2016

Wonderlijke rillingen Waarom zou je al die inspanningen doen om natuur in en bij de stad te maken? Je kan betogen dat de stad hiermee een bijdrage levert aan het behoud van de biodiversiteit op aarde. Je kan de ecosysteemdiensten erbij halen: natuurlijk stadsgroen zuivert lucht, water en bodem. Je kan op stapels onderzoek wijzen waaruit blijkt dat contact met de natuur nodig is voor het geestelijk en lichamelijk welzijn van mensen. Maar het enige echte antwoord is: omdat wij, mensen, het willen. We willen ervaringen meemaken zoals Nescio die in 1914 beschreef in zijn verhaal ‘Buiten IJ’: “Bekker zei datti z’n hart voelde uitzetten en toen ik m’n ogen dicht deed, was ’t of mijn hoofd vol goud licht en blauw water was en wonderlijke rillingen gingen door mijn ruggemerg. Ik voelde de wereld, die om mij heen lag.” Dáárom!

29


Summary

Jubilee Edition: Twenty Years of Plan Amsterdam The First Year: Plan Amsterdam in 1995 Plan Amsterdam is 20 years young. Anyone who looks back over two decades of writing about the city will not only see the city changing, but above all the professional perspective of the design- and research-oriented civil servant. If you leaf through the first year of Plan Amsterdam, you will soon recognise topics that continue to play a role today: NEMO Science Centre, Amsterdam North, the Banks of the IJ, the Eastern Harbour District and IJburg are featured in issue 4 from 2015 (The Leap across the IJ) as well as in the 1995 series. But what was then still a sketch, plan or initial reconnaissance has now been completed and have for many years been integral components of the city. In 1995 Amsterdam was still exploring with regard to repurposing projects such as the former NDSM shipyard precincts in Amsterdam North, as it made the shift from serving as a commissioner of social-sector housing to cooperation with private parties in order to realise owneroccupied dwellings. With the current high price per square metre, it is now almost impossible to imagine the trepidation about residential development which provided for 70 percent market-sector and 30 percent social-sector housing. In the early years of Plan Amsterdam a photo of the author appeared alongside the articles, illustrating a process which began in the late 1980s, namely the shift from anonymous, impersonal architecture to civil servants with a face who oversaw development within the existing city, giving the city a view of its waterways again – the IJ in particular – and returning front doors to a more personal street level. That’s how things should be: being open-minded in one’s work, so that Amsterdam becomes a bit more like Amsterdam again every day. Plan Amsterdam reports.

reopened its doors, having been closed for a decade for renovation. Since then, Amsterdam’s city centre has been overrun by a huge influx of inquisitive visitors. The great success seems to have caught everyone unawares. While the internet attracts many visitors to Amsterdam, most of the Dutch capital’s 75 museums are focused firmly on the past. The global uncertainty since the financial crisis in 2008 makes us hesitant to look ahead, let alone commit ourselves to that future with an exuberant, broadly shared long-term vision. Yet Amsterdam, small and vulnerable, has wrested itself from decades of paternalistic, national reconstruction policies, and since a cautious start in the late 1970s is now firmly back on its feet – as a burgeoning metropolis. What the city has built up over two centuries is reason for optimism. Over the centuries Amsterdam has established four hubs. With these four vital hubs – a heart of historical canals, seaport, airport and internet exchange – Amsterdam has every opportunity to position itself extremely favourably in the tumultuous dynamism of the global economy, even if the city is relatively small and situated in the contracting periphery of Europe. It is primarily the combination of the four hubs that gives Amsterdam wonderful prospects. The validity of the national Fourth Memorandum on Spatial Planning expired in 2015. In the meantime information technology has injected Amsterdam with a huge upswing. It is high time that Greater Amsterdam woke up and geared itself up for structural growth, intensive densification, a digital economy, new culture, fantastic universities, true metropolitanisation, a buzzing 24-hour economy – with all of this presenting the prospect of at least 50 years of uninterrupted metropolitan growth and prosperity.

The Third Golden Age For Amsterdam, the Third Golden Age began on 4 April 2013, when the Rijksmuseum finally

Amsterdam: City of Nature Amsterdam is surrounded by spectacular expanses of nature. For some animals the city

30

Plan Amsterdam

itself is an important nature reserve. At the same time Amsterdam also has waterways, large lakes and recreation areas where there is little to be experienced and where a great deal could be gained – for fauna and flora, but especially for people. The realisation that people can create nature by providing the appropriate conditions and allowing nature to do the rest led to the National Ecological Network in 1989. The purchasing of land where nature was subsequently established was intended to create a cohesive whole of large expanses of nature that are interconnected by narrower corridors of greenery. A peculiar thing about this National Ecological Network is that it gave large Dutch cities a wide berth. The realisation that flora and fauna are not averse to the city, combined with the knowledge of nature creation, led to wonderful developments in Amsterdam. Urban nature also featured on the political agenda. Amsterdam’s Main Green Structure (Hoofdgroenstructuur or HGS) was outlined in the Structural Vision published in 2011: Amsterdam 2040: Economically Strong and Sustainable. Now the national nature network is at last being drawn into the city via ecological corridors, such as the embankments of the orbital motorway and railway lines. Nevertheless, the greatest steps still need to be taken: along the banks of canals and lakes, in rural Waterland as well as the nature-rich Twiske and Spaarnwoude recreation areas. Why would you make all this effort to encourage nature in and around the city? You could argue that the city is thus contributing to the preservation of the biodiversity on Earth. You might bring ecosystem services into the equation as well: natural urban greenery purifies air, water and soil. You could refer to reams of research which demonstrates that people need contact with Mother Nature. But the only true answer is that it is because we, human beings, actually want it.


Auteurs van dit nummer

Allard Jolles (1958) – Werkte van 1991 tot 2007 als coördinator vakontwikkeling en hoofdplanoloog bij de Dienst Ruimtelijke Ordening van de gemeente Amsterdam – Stond in 1995 aan de wieg van Plan Amsterdam en was hoofd- en eind­redacteur tot medio 2001 – Is nu afdelingshoofd Strategie en plaatsvervangend directeur bij de Directie Portefeuille­ strategie en Portefeuillemanagement van het Rijksvastgoedbedrijf – Was eerder manager bij de directie Vastgoed en directeur van het Atelier Rijksbouwmeester (wijkaanpak, architectuurbeleid, kwaliteit) bij de Rijks­gebouwendienst – Schrijft regelmatig voor Archined en S+RO over architectuur, stedenbouw en fotografie – Publiceerde in 2010 het boek Posities/Positions, Nederlandse fotografie van architectuur, stad en landschap – Was tussen 2005 en 2007 redactielid van het Jaarboek Architectuur in Nederland Zef Hemel (1957) – Is hoogleraar grootstedelijke vraagstukken (Wibautleerstoel) aan de Universiteit van Amsterdam, en medewerker van de Amsterdam Economic Board – Studeerde sociale geografie aan de Rijksuniversiteit Groningen en promoveerde aan de Universiteit van Amsterdam – Is initiatiefnemer van Volksvlijt2016, de tijdelijke heropening van het Paleis voor Volksvlijt in Amsterdam – Schreef onder andere: Nagele. Een collectief ontwerp (1984), Welke kameel wordt daar gebouwd? Ideeën voor een museum over architectuur en ruimtelijke vormgeving in Nederland (1987), Het landschap van de IJsselmeerpolders. Planning, inrichting en vorm­ geving (1994), Creatieve steden (2002) en De stad als brein. Intreerede (2012) Remco Daalder (1960) – Studeerde in 1986 af als bioloog aan de Vrije Universiteit te Amsterdam – Werkt als planoloog bij de gemeente Amsterdam, onder andere aan versterking van het landschap als vestigingsfactor voor bewoners en bedrijven – Was projectleider Structuurvisie Amsterdam 2040 en Actie-agenda metropoolregio Amsterdam en waarnemend teamleider beleids­team Stad – Won in 2014 de Jan Wolkersprijs voor het boek De Gierzwaluw (uitgeverij Atlascontact) – Schreef daarvoor de wandelgids Natuurlijk Amsterdam (2012) en de boeken Baltsen tussen baksteen (2003), Stadse Beesten (2008) en Grafherrie (2008, punkroman, uitgeverij Lubberhuizen) – Schreef in 2015 mee aan Het Amsterdamse Beestenboek

Plan Amsterdam is een uitgave van Gemeente Amsterdam en is te downloaden vanaf www.amsterdam.nl/planamsterdam

01 | 2016

31


Stadsbeeld 01/16 Amsterdam back to the future

Blik op de toekomst Heeft u ook genoten van de filmtrilogie Back to the future? Het toekomstscenario uit deze films had in 2015 waarheid moeten zijn. Team Nieuwe Opgaven van Ruimte en Duurzaamheid vond dit een mooi moment om met een knipoog een blik op de toekomst te werpen. Tijdens een brainstorm is er gekeken naar serieuze en minder serieuze ideeën voor de toekomst. Waar ligt de kracht van Amsterdam in 2035? Zijn de thema’s van nu – zoals toerisme, vluchtelingen, verdrukking – dan nog steeds relevant?

Een doorkijkje naar de metropolitane agglomeratie die Amsterdam in 2035 zou kunnen zijn: Door het referendum van Purmerend stijgt het aantal inwoners in Amsterdam dan tot 3,6 miljoen. Een OostWest metrolijn verbindt de nieuwe passagiersterminal van Schiphol, via het Universiteitsdistrict met de nieuwe woonwijk IJburg fase 3. Met de voltooiing van de Ringweg A9 is de gehele metropool verbonden en bereikbaar. Of prevaleert het doemdenken en verliezen we de concurrentieslag met andere metropolen? Ach, één ding is zeker: de toekomst is altijd anders dan je hem ooit hebt voorzien. Team Nieuw Opgaven Ruimte en Duurzaamheid Gemeente Amsterdam


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.