4 minute read
De ambassadeur: José Erauw
JOSÉ ERAUW
Ik begrijp niet dat er zoveel geld gegeven wordt voor ‘soepduiven’.
Advertisement
Duivenspeler José Erauw vliegt naar eerste prijs op middellange afstand
Een eerste prijs. Daar haal je in quasi elke andere sport de krant mee. Bij de duivensport lijkt het anders: dan wordt er vooral bericht over rijke Chinezen die er miljoenen voor neertellen. Zowel persaandacht als geld kunnen Berlarenaar José Erauw niet bekoren. Zijn duiven zijn z’n passie. Eén ervan beëindigde vorig jaar als eerste een vlucht. “Daags nadien belde er al iemand aan om de duif te kopen. Ik heb hem vriendelijk de deur gewezen.”
José speelt al zo’n veertig jaar met de duiven. In de beginjaren kon je op Radio 1 na het nieuws nog horen om welk uur de duiven gelost waren in Quiévrain of Barcelona. José: “Ik heb altijd duiven gehad toen ik jong was. Gewoon omdat ik dat mooie vogels vond. Toen ik in 1981 trouwde, zei mijn moeder: “Pak je duiven ook maar mee”.
Het is Cyriel Van den Abbeele, de grootvader van mijn vrouw Linda, die me aanzette om er rond 1983 mee te beginnen spelen. Eerst nog op de oude brouwerij Den Engel die hier stond. Pas toen die grotendeels werd afgebroken, zijn mijn koten verhuisd naar de stal. Het ging er toen ook nog veel ambachtelijker aan toe. Een duif die ‘binnenkwam’, moest je zo snel mogelijk vastpakken en de ring rond haar poot door de zogenaamde ‘compteur’ steken zodat ze geregistreerd stond om daarna met die teller ook zo snel mogelijk naar het duivenlokaal te gaan. Nu worden duiven via de landingsplaat elektronisch geregistreerd als ze ‘vallen’ en hun hok binnenkomen.”
Pure passie
José zelf houdt het op 110 duiven. Van die groep zijn er slechts een 25-tal om mee te spelen. Spelen gebeurt tot begin september, dan gaan ze in de rui en vanaf half december worden ze weer in orde gezet om te kweken en tegen april om weer mee te spelen. Je hebt verschillende soorten wedstrijden: snelheid (tot 300 km), halve fond (300-500 km), zware halve fond (500 tot 700 km) en lange fond (+700 km). Bekende losplaatsen zijn Noyon, Quiévrain of Barcelona. Afhankelijk van de afstand, heb je verschillende soorten duiven nodig. José speelt meestal op de halve fond.
Een van zijn duiven landde vorige zomer bij een wedstrijdvlucht als eerste duif van de provincie. Hoewel dit zeker niet elk jaar voorvalt, is er - op een vermelding in het ledenblad van de duivenbond na - weinig animo rond deze overwinning. José: “Een overwinning is leuk, maar voor mij is met de duiven spelen vooral een hobby en passie. Voor het prijzengeld hoef je het niet te doen. Vroeger werd er nog geld ingezet als een soort gokspel/tiercé op één duif of een groep. Als die dan won, werd de inzet als prijzengeld voor de ‘gokker’ gebruikt.”
Dure ‘soepduiven’
Vandaag is het geld in de sport iets waar José zich eerder aan stoort. “Ik snap soms niet van waar die exuberante bedragen komen. Voor een duif van drie maand oud krijg je bij een poelier amper 0,50 euro, terwijl er zulke duiven verkocht worden voor 20.000 euro en meer. Vorig jaar was er een duivenspeler in Berlaar (bij Lier) die al zijn duiven verkocht voor minstens 1.000 euro per duif en eentje bracht zelfs rond de 500.000 euro op. De meeste waren dan nog ‘soepduiven’ die eigenlijk niet veel waard zijn.” In West-Vlaanderen was er een duif die vorig jaar voor 1,3 miljoen van eigenaar wisselde. De kopers zijn vaak Chinezen of Amerikanen”, aldus José. stond er wel al iemand aan de deur die de duif wou kopen. “Ik heb hem vriendelijk de laan uitgestuurd. Dat geld maakt de sport een beetje kapot, want zulke bedragen zetten de deur open voor gesjoemel. Nu vraagt men soms al een DNA-certificaat bij de aankoop van een topduif om te kunnen bewijzen dat het inderdaad een jong is van twee kampioenen. Als er veel ‘papieren’ aan je duif hangen, kan je er het dubbele voor krijgen. Ze hoeven echt niet veel meer te vliegen van tegenwoordig.”
Uitstervend ras?
In onze gemeente heeft enkel Uitbergen nog een duivenlokaal. Het is een trend die zich quasi overal doorzet. “Om mijn duiven mee te geven op transport voor bepaalde vluchten, ga ik zelfs naar Hofstade of Eksaarde”, vertelt José. Er is wellicht een oorzakelijk verband, maar tegelijkertijd met het verdwijnen van de duivenlokalen, daalt het aantal duivenmelkers ook exponentieel. José: “Vroeger waren we in Berlare met meer dan honderd spelers, nu schat ik het nog op hooguit twintig.”
Het is natuurlijk niet evident om er als tiener mee te starten. “Er zijn zoveel andere mogelijkheden en het is een hobby die veel tijd vraagt. Je moet er elke dag mee bezig zijn. Je kan niet zomaar je ‘kabas’ aan de kant gooien tot de volgende training.” En het kost ook wel wat: “Voor een duivenkot betaal je zo’n 1.000 euro per lopende meter en je hebt toch snel 10 meter nodig. Dus ben je al 10.000 euro kwijt en je hebt nog geen duif. Ook uitgebalanceerde voeding komt erbij, verplichte inentingen, materiaal, lidgeld, inschrijvingen op wedstrijden… Misschien moet ik toch eens een Chinese sponsor zoeken”, lacht José.