De gezondheidsdienst voor dieren
Nieuws en mededelingen Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl Redactie: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Anita Werkman (adviseur marketing & communicatie), Eindredactie: Judith Oudkerk Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddiergezondheid.nl
Uitgelicht: de Equisal Lintwormtest De Equisal Lintwormtest is een unieke test om paarden via hun speeksel te testen op lintwormen. Hierdoor is het niet meer nodig paarden ‘blind’ te behandelen en is de kans op resistentieontwikkeling lager. De test toont de aanwezigheid van lintwormen aan op basis van de immuunreactie van het paard. Doordat de antistoffen in het speeksel in plaats van in het bloed worden aangetoond, is de test eenvoudig en goedkoop. Daarnaast is het betrouwbaarder dan mestonderzoek in geval van verdenking op lintwormen. Bovendien laat de test ook zien in welke mate het paard geïnfecteerd is. Hierdoor kunt u als dierenarts een goede inschatting maken of het nodig is het paard te behandelen. De Equisal Lintwormtest is makkelijk door een paardeneigenaar zelf uit te voeren. Het pakket bestaat uit een speekselswab, een verzamelbuisje, een sealbag met absorptievel, een inzendformulier en een retourenvelop. Daarnaast worden duidelijke instructies voor het uitvoeren van de test meegeleverd. Het is belangrijk om erop te letten dat het paard minstens een half uur voor het afnemen van het speeksel geen intensieve arbeid heeft verricht en niets heeft gegeten of gedronken. In beide gevallen produceert het paard veel speeksel en worden de aanwezige antilichamen in het speeksel zodanig verdund dat er geen betrouwbare bepaling kan worden uitgevoerd. Dierenartsen kunnen de lintwormtest in de GD-webshop bestellen: www.gdwebshop.nl, artikelnummer: VDGEB074
VEELGESTELDE VRAAG: Kan een paard problemen ondervinden van een lintworminfectie? GD-relatiebeheerder Petra Reijnen: “Ja, dat kan zeker. Lintwormen werden vroeger beschouwd als een redelijk goedaardige parasiet, maar tegenwoordig weten we beter. Een lintworminfectie kan namelijk verschillende soorten koliek veroorzaken, zoals krampkoliek en een verstopping van de dunne darm. Maar ook een instulping van de blinde darm, een zeer gevreesde vorm van koliek, wordt met een lintworminfectie in verband gebracht. In tegenstelling tot andere wormsoorten hebben lintwormen een tussengastheer nodig voor hun cyclus: de mosmijt. Deze komt wijdverspreid voor op weilanden, vandaar dat ieder grazend paard risico loopt de parasiet binnen te krijgen. Schattingen van het aantal paarden dat een lintworminfectie heeft, lopen uiteen van 5 tot 70 procent, afhankelijk van het land en gebied waar het paard leeft. Het is moeilijk een lintworminfectie via mestonderzoek aan te tonen, dit komt doordat de eitjes niet continu, maar af en toe in pakketjes (witte segmenten) uitgescheiden worden. Dit betekent dat een eenmalig negatief mestmonster weinig zekerheid geeft. Vandaar dat er naar andere methodes is gezocht om lintworminfectie bij paarden te onderzoeken. Tegenwoordig zijn antilichamen tegen lintwormen aantoonbaar in speeksel. Aan de hand van de testresultaten is het mogelijk om paarden gericht tegen deze parasiet te behandelden.”
HO1 / 2016
31
De gezondheidsdienst voor dieren
Tekst: dr. Guillaume Counotte en drs. Linda van den Wollenberg
Voorkomen beter dan genezen:
weerstand en klinisch-chemisch onderzoek Om de gezondheid en daarmee de weerstand van paarden te controleren, introduceert GD binnenkort de zogenoemde Weerstandcheck. Door klinischchemisch onderzoek, wordt bloed onderzocht op anitstoffen die iets zeggen over de gezondheid van het paard.
Via bloedonderzoek kunnen we de weerstand van het paard controleren.
32
HO1 / 2016
De gezondheidsdienst voor dieren Het kan zijn dat de dierenarts vermoedt dat er een bepaalde ziekte speelt en dit wil onderbouwen. Hiervoor kan hij dan bloedonderzoek aangevragen met analyses specifiek gericht op deze verdenking. Anderzijds kan het ook zo zijn dat juist een brede screening nodig is omdat een paard ‘het niet goed doet’ zonder dat daar een zichtbare voor reden voor is. Klinisch-chemisch onderzoek is dus van belang bij het vaststellen of uitsluiten van een ziekte, het volgen van het verloop van een ziekte of het vaststellen van het succes van een behandeling.
De Weerstandcheck Daarnaast speelt klinisch-chemisch onderzoek een grote rol in het voorkomen van ziekten. Als een paard een goede weerstand heeft, wordt het minder snel ziek. Daarom heeft GD de afgelopen jaren de Weerstandcheck (WSC) ontwikkeld. Deze biedt GD vanaf eind deze zomer aan. Weerstand is een samenspel van een zestal factoren: • een goede buitenkant; • goed werkende witte bloedcellen; • een goede immuunstatus; • een goede leverwerking; • een goede werking van macrofagen (een cel die andere schadelijke cellen ‘opeet’) en • een goede werking van de oxidatieve stress (de hoeveelheid actieve zuurstof in een cel). Het verhinderen van het binnendringen van ziekteverwekkers begint met een goede primaire verdediging: dus niet alleen de huid, maar ook de longen en de darmen. Dan kunnen ziekteverwekkers
Met de Synchron worden de meeste analyses gedaan.
Trends opgemerkt door GD Ziekten en aandoeningen die redelijk eenvoudig via het bloed kunnen worden aangetoond, zijn onder andere: insuline-resistentie (diabetes), PPID (ziekte van Cushing bij het paard), ontstekingen (bacterieel, viraal, parasitair), schade aan organen (lever, nieren, spieren of darmen), tekort aan voedingsstoffen (mineralen, spoorelementen). Mineralen en spoorelementen Het afgelopen jaar heeft GD via klinisch chemisch onderzoek verschillende aandoeningen aangetoond. Zo hadden paarden in 7 procent van de gevallen een onvoldoende voorziening van mineralen (in dit geval magnesium). Dit kan voorkomen doordat paarden te weinig mineralen binnen krijgen of onvoldoende eten. Bij onvoldoende magnesium kan een paard onrustig worden en spiertrillingen krijgen. In 24,8 procent van de gevallen was de voorziening van magnesium net voldoende en in 68,2 procent van de gevallen was de magnesiumvoorziening goed. Voor spoorelementen gold dat in 8,1 procent van de gevallen er onvoldoende seleen aanwezig was. Hierdoor is een paard gevoeliger voor infecties. In de rest van de bepaalde monsters (91,8 procent) was de seleenvoorziening goed. Vitamine E heeft ook invloed op de weerstand van een paard, in 20,9 procent van de gevallen was de vitamine E voorziening te laag. Deze paarden zijn dan extra gevoelig voor ontstekingen. Insuline-resistentie Iets heel anders zijn paarden verdacht van insuline-resistentie, oftewel diabetes. Bij meer dan de helft van de paarden die hiervan verdacht werden of die hierop gecontroleerd moesten worden, trof GD geen diabetes aan. In 16,2 procent was de uitkomst verdacht. Bij deze paarden moet de test op een later tijdstip herhaald worden om de diagnose duidelijk vast te stellen. In een derde van de gevallen was sprake van een duidelijk insuline-resistentie. Dit betekent dat deze paarden diabetes hebben en daarvoor behandeld moeten worden of het rantsoen moet worden aangepast.
minder snel naar binnen. De huid is van buiten te zien, maar voor het vaststellen van bijvoorbeeld schade aan darmen is klinisch-chemisch onderzoek nodig.
Ook de witte bloedcellen en vooral de neutrofielen worden gemeten. Neutrofielen kunnen bacteriën efficiënt opruimen. Daarnaast kijkt GD naar acute fase-eiwitten en eiwitten die in de lever worden aangemaakt: albumine. Ten slotte worden ook enkele globulines gemeten: die zijn een maat voor de immuunstatus. Oxidatieve stress kan zowel te hoog als te laag zijn. Een goede oxidatieve stress zorgt ervoor dat bacteriën onschadelijk worden gemaakt. Als de oxidatieve stress te laag is, kunnen bacteriën het lichaam binnendringen. Als de oxidatieve stress te hoog is, worden de eigen cellen beschadigd. Voor alle factoren die van belang zijn voor de weerstand, heeft GD klinisch-chemische analyses beschikbaar. Die analyses samen vormen de Weerstandcheck.
HO1 / 2016
33
De gezondheidsdienst voor dieren
Nieuws en mededelingen Nieuwe test voor het aantonen van droes De Animal Health Trust in Engeland heeft een specifieke en gevoelige test (strangles ELISA) ontwikkeld voor het aantonen van antistoffen in bloedserum tegen de droesbacterie (Streptococcus equi subsp. equi). GD heeft een licentie om deze test over enkele maanden aan de Nederlandse paardendierenarts aan te bieden. De test kan gebruikt worden voor het screenen: • op aanwezigheid van dragers bij bedrijven die denken vrij te zijn; • van nieuwe paarden op antistoffen voordat ze in contact komen met andere paarden; • van paarden zonder duidelijke symptomen tijdens een uitbraak en • op dragerschap na een uitbraak. Bijna alle paarden zullen enkele weken na infectie antistoffen ontwikkelen en dus positief testen, maar alleen bij dragers blijven deze antistoffen langdurig aanwezig. Dragers spelen een belangrijke rol in de epidemiologie van droes en moeten in het kader van een bedrijfsmatige aanpak van droesproblemen geïdentificeerd en behandeld of uit de kudde gehaald worden. Droes is een wereldwijd voorkomende infectieziekte die vaak onderschat wordt. Bij 20 procent van de besmette paarden kunnen complicaties optreden. De bacterie veroorzaakt een zeer besmettelijke aandoening van de voorste luchtwegen. Vervolgens ontstaan in de meeste gevallen abcessen in de lymfeknopen van het hoofd. Als deze lymfeknopen doorbre-
HELPDESK PAARD VOOR DIERENARTSEN Bent u dierenarts en wilt u graag advies of actuele informatie over infectieziekten bij paarden? Neem dan contact op met de Helpdesk Paard via 0900-7100 000 (optie 5). Dit centrale telefoonnummer is opgezet voor en door dierenartsen. Het biedt de sector tevens de mogelijkheid om informatie uit het veld snel te bundelen en, indien nodig, direct stappen te ondernemen. Bij verdenkingen van aangifteplichtige infectieziekten (zoals opgenomen in art. 15), dient u primair contact op te nemen met de NVWA. De Helpdesk Paard is bereikbaar op werkdagen tussen 15.00 en 17.00 uur. U krijgt dan direct een specialist van GD, de Faculteit Diergeneeskunde (FD) of het Centraal Veterinair Instituut (CVI) aan de lijn.
34
HO1 / 2016
ken naar buiten of de luchtzakken, herstelt het paard over het algemeen vrij snel. In maximaal 20 procent van de gevallen treden ook nog complicaties op zoals ‘verslagen droes’, hierbij treffen we abcessen op anderen plekken in het lichaam aan. De meeste paarden ruimen tijdens het herstelproces alle bacteriën weer op, maar 10 tot 20 procent van de paarden wordt drager. Dragers zijn paarden waarbij de droesbacteriën zich kortere of langere tijd (soms jaren) weten te handhaven in de luchtzakken en die periodiek ook weer uitscheiden en zo andere paarden kunnen besmetten. Met de nieuwe test is weer een belangrijk hulpmiddel in huis gehaald voor een bedrijfsmatige benadering van droes. Droes is de komende jaren één van onze speerpunten, dus zullen we u hier regelmatig over bijpraten.