Veterinair
LEES MEER IN DE LEIDRAAD LEVERBOT NIEUWSBRIEF
Prevalentie Salmonella Enteritidis bij legpluimvee aanhoudend verhoogd
Sinds 2023 is het aantal legbedrijven waar één of meerdere koppels besmet zijn met Salmonella Enteritidis (SE) sterk verhoogd. Deze verhoging houdt in het najaar van 2024 nog altijd stand. Dat zal, net als in 2023, wederom leiden tot een overschrijding van de EU-doelstelling van 2 procent voor het aantal SE- of (monofasische) Salmonella Typhimurium (ST)-besmette legkoppels per kalenderjaar.
Veruit de meeste besmettingen komen voor bij koppels van 65 weken en ouder. Humaan is het aantal patiënten met een SE-besmetting in Nederland hoger dan afgelopen jaren. Eieren worden als meest waarschijnlijke bron gezien. Er wordt door verschillende partijen samengewerkt om tot een plan van aanpak voor de sector te komen. Dierenartsen spelen hierin een belangrijke rol.
Voor pluimveehouders die zijn aangesloten bij IKB Ei geldt vanaf juni een verplichte afstemming met de dierenarts na vaststelling van een salmonellabesmetting (SE of ST). Het doel van het contactmoment is om in gesprek te gaan over de besmetting. Samen kunnen mogelijke oorzaken worden geanalyseerd en maatregelen besproken die de kans op versleep of een volgende besmetting verkleinen. Hoewel leghennen meestal symptoomloos drager zijn van de bacterie, is er in de sectiezaal afgelopen twee jaar vaker sepsis door SE vastgesteld bij legpluimvee met uitval.
Fiona Schoemaker-van Kaam MSc , dierenarts
Wanneer onderzoek naar leverbot doen?
De meeste leverbotbesmettingen vinden plaats in augustus, september en oktober. In tankmelk kunt u antistoffen tegen leverbot laten bepalen. Een ongunstige uitslag kan duiden op een recente besmetting van het melkvee, maar ook op een besmetting van de dieren als kalf of pink. Wilt u weten of deze besmetting (recent) bij de melkveekoppel is opgetreden? Mestonderzoek kan vanaf 12 weken na opstallen bij alle dieren en een positieve uitslag duidt op besmetting dit (na)jaar.
Bij runderen die dit jaar voor het eerst in hun leven buiten liepen, is bloedonderzoek ook goed bruikbaar. Een ongunstige uitslag wijst op een besmetting dit (na)jaar. Zo weet een veehouder of er leverbot op zijn percelen is en kan daarop de juiste maatregelen treffen.
Bedenk bij het kiezen van de te bemonsteren dieren voor bloedonderzoek dat antistoffen tegen leverbot lang aanwezig blijven. Mestonderzoek zegt uiteraard alleen iets over de aanwezigheid van volwassen botten bij dieren die niet behandeld zijn.
Ophaaldienst
Onze ophaaldienst voor monstermateriaal haalt 24, 25, 26 en 31 december 2024 en 1 januari 2025 geen monstermateriaal op. U kunt monstermateriaal op maandag tot en met vrijdag tot 18.00 uur aanmelden of wijzigen via het webportaal of de app van ‘PS-Nachtdistributie’. De ophaaldienst haalt de monsters dan de eerstvolgende nacht die weer wordt gereden op. 25, 26 december en 1 januari rijdt ook de ophaaldienst voor sectiemateriaal geen reguliere routes. U kunt in het weekend en tijdens de feestdagen gebruikmaken van de consignatiedienst. We halen dan tegen het vaste spoedtarief het sectiemateriaal op en bewaren het materiaal gekoeld tot de eerstvolgende werkdag.
De Veekijker: voor alle veterinaire vragen
Voor veterinaire vragen is de Veekijker rechtstreeks te bereiken op 088 20 25 555. Via een keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende dier soorten gelden andere openingstijden:
Rund: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur
Rund uiergezondheid: 15.00 – 17.00 uur
Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 uur
Varken: 08.30 – 12.00 uur en 12.45 – 17.00 uur
Pluimvee: 08.30 – 17.00 uur, spoedgevallen 24/7
Paard (Helpdesk): alleen voor infectieuze aan doeningen 15.00 – 17.00 uur
Lotte Roos, coördinator diergezondheidsmonitoring
Blauwtong in 2024
Blauwtong bleef dit jaar een groot probleem in ons land, met veel getroffen schapen-, geiten- en rundveebedrijven. Vele houders en dierenartsen kozen dit voorjaar voor vaccinatie als wapen tegen blauwtong, maar ook gevaccineerde dieren werden ziek. Recent werd bovendien een nieuw serotype, BTV-12, ontdekt.
Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) werkt samen met GD en WBVR aan onderzoek naar de verspreiding en symptomen van BTV-12, om inzicht te geven voor het komende vectorseizoen. In de zomer onderzocht GD het verloop van BTV-3infecties en de gezondheidseffecten bij gevaccineerde dieren.
Dankzij onze sterke veterinaire infrastructuur, de diergezondheidsmonitoring en samenwerking met en tussen diverse partijen krijgen we antwoorden op cruciale vragen. Het is belangrijk dat signalen worden doorgegeven en onderzoek wordt gedaan, want we hebben de kennis nodig om de blauwtongsituatie het hoofd te bieden. Diergezondheid drukken we vaak uit in ziekte-, genezings- en sterftecijfers. Ziektecijfers vertellen echter niet het hele verhaal; ook de emotionele impact op houders, gezinnen en medewerkers is groot. Ook daarom is het belangrijk om samen te blijven werken aan diergezondheid.
Identificatie van bacteriën
op basis van MALDI-TOF MS
Matrix-assisted laser desorption/ionisation-time of flight mass spectrometry, kortom MALDI-TOF MS, is een techniek waarmee je bacteriën snel en secuur kunt identificeren. In steeds meer laboratoria is klassieke biochemische identificatie van micro-organismen vervangen door deze techniek.
Een groot voordeel van identificatie op basis van MALDI-TOF MS is dat het veel tijdwinst oplevert én weinig chemicaliën en andere verbruiksmaterialen nodig zijn. Het slagen van de identificatie is wel afhankelijk van de aanwezigheid van (voldoende) referentiespectra in de database. Een andere beperking kan zijn dat de identificaties ‘slechts’ tot speciesniveau gaan, dus niet tot subspecies- of serotypeniveau. Desgewenst is vervolgonderzoek op hetzelfde isolaat wel mogelijk met andere technieken, zoals een antibiogram, (sero)typering of FTIR-clusteranalyse. Voor FTIRclusteranalyse is een apart inzendformulier beschikbaar. De overige vervolgonderzoeken kunt u extra aankruisen op het inzendformulier.
U kunt een bacteriecultuur uit uw eigen laboratorium door GD laten identificeren. Lever hiervoor een verse reincultuur (24-48 uurs, dus niet op vrijdag versturen) ongekoeld aan op een niet-selectieve voedingsbodem. De doorlooptijd van dit onderzoek is drie werkdagen.
dr. ir. Annet Heuvelink , bacterioloog MEER INFORMATIE
Het belang van een goede steekproef voor certificeringsprogramma’s
Bij certificeringsprogramma’s zoals voor zwoegerziekte, caprine arthritis encefalitis (CAE) en caseous lymfadenitis (CL) heeft de invulling van de steekproef grote invloed op de resultaten. Alleen een juist uitgevoerde steekproef bepaalt of het bedrijf terecht een vrij- of onverdacht-status ontvangt. De inhoudelijke expertise van dierenartsen speelt een belangrijke rol bij het bepalen van de steekproef.
Een houder kan besluiten om een deel van de koppel, bijvoorbeeld één pot, te gebruiken voor het nemen van de bloedmonsters. Dit is echter niet representatief voor de hele koppel, omdat een eventuele infectieziekte zich mogelijk in een andere leeftijds- of productiegroep kan verspreiden. Dit kan dus leiden tot een onjuiste gezondheidsstatus.
Een gemiste infectie door een onjuiste steekproef kan ernstige gevolgen hebben, zowel voor het bedrijf zelf als voor andere bedrijven, onder andere bij aankoop van levende dieren. Als een infectie vroeg wordt ontdekt, kunnen dierbewegingen en hygiënemaatregelen worden genomen om de verspreiding van de infectie op het bedrijf en daarbuiten te beperken.
Daarnaast moeten alle dekbokken en -rammen bij een steekproef voor certificering worden meegenomen (mestbokken en -rammen hoeven niet). Zorg ervoor dat uit elke groep of pot dieren in de steekproef worden opgenomen, inclusief dieren in quarantaine of recent aangevoerde dieren.
De houder, dierenarts en GD bepalen samen de kwaliteit van certificeringsprogramma’s. Een goede steekproef is essentieel voor het toekennen van de correcte gezondheidsstatus. Voor overleg kunt u contact opnemen met de Veekijker via 088 20 25 500 (werkdagen, 15.00-17.00 uur).
MEER INFORMATIE OVER CAE EN CL
Uitbraak vogelgriep
Het ministerie van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) meldde dat in Putten (Gelderland) vogelgriep is vastgesteld op een biologisch leghennenbedrijf. Het is de eerste uitbraak sinds december vorig jaar. Om verspreiding van het virus te voorkomen, zijn de circa 23.000 kippen op de locatie geruimd door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA).
In totaal liggen, inclusief het besmette bedrijf, één UBN binnen de 1-kilometerzone en dertien binnen de 3-kilometerzone. Deze bedrijven worden klinisch gescreend door de NVWA en vervolgens gedurende tien dagen door GD gemonitord door middel van de kadaverbemonstering en telefonische monitoring. De minister van LVVN heeft besloten om een landelijke ophoken afschermplicht in te stellen. Dit besluit is genomen na een nieuwe risicobeoordeling van de Deskundigengroep Dierziekten, die het risico op vogelgriepuitbraken matig tot hoog inschatten.
SCAN DE QR-CODE VOOR
HET ACTUELE NIEUWS
ROND VOGELGRIEP
Cel- en weefselpathologie: de anatomie van een pathologierapport
Het inschakelen van de patholoog als onderdeel van het diagnostische proces begint wanneer de clinicus besluit dat cel- of weefselonderzoek nodig is om de aard van een klinisch beeld te achterhalen.
Dit kan een eerste stap zijn in het onderzoeken van bijvoorbeeld een bult in de huid of een tweede of derde stap nadat er bij klinische biochemie of diagnostische beeldvorming een afwijking van een bepaald orgaan of lichaamsholte is gevonden. Zodra een monster (uitstrijkjes, gefixeerde incisie of excisiebiopten) bij GD aankomt, worden de meegestuurde klinische gegevens ingeschreven in het computersysteem. Deze informatieverschaffing is belangrijk voor het interpreteren van het cytologisch of histopathologisch beeld of reactiepatroon. Immers, sommige aandoeningen komen vaker voor bij bepaalde diersoorten en rassen.
Daarnaast kunnen ook leeftijd, geslachtshormonen en chirurgische achtergrond de patholoog ondersteunen in het interpreteren van het microscopische beeld. Bij het uitsnijden van weefsels/biopten worden belangrijke macroscopische kenmerken van het ingezonden materiaal beschreven. De omvang, vorm, consistentie, kleur, sneevlak en begrenzing kunnen belangrijke informatie over het pathologisch proces opleveren. De microscopische analyse van de vervaardigde coupes of uitstrijkjes gebeurt stapsgewijs met het identificeren van normale en afwijkende cellen en weefsels, en het beschrijven van alle afwijkingen op basis van distributie, aard en mate van maligniteit enzovoorts.
In het kader van ‘laat je werkwijze zien’ beschrijft de patholoog alle pertinente details als onderbouwing van de uiteindelijke diagnose. De beschrijving maakt onderdeel uit van het diagnostische proces en hoort dus ook bij het rapport. De cytologische of histopathologische diagnose wordt in het stukje ‘conclusie’ gerapporteerd. Dit wordt beschouwd als het belangrijkste onderdeel van het rapport aan de hand waarvan de clinicus zijn of haar behandelopties op kan stellen. Als de clinicus nog vragen heeft naar aanleiding van het pathologieverslag, dan staat ons team van pathologen klaar om uitleg te geven.
Rachel Thomas , veterinair patholoog
Diagnose van Inclusion Body Rhinitis door cytomegalovirus
Recent zijn meerdere gespeende biggen ingestuurd naar GD voor pathologisch onderzoek. Klinische verschijnselen waren niezen en traanogen, en onvoldoende resultaat van behandeling met antibiotica. Bij deze dieren waren de PCR-resultaten voor PRRS en influenza negatief. Bacteriekweek via een swab in de neus toonde Pasteurella multocida aan. Histopathologisch zagen we een rhinitis met lymfocyten, plasmacellen en macrofagen en een beeld dat past bij Inclusion Body Rhinitis.
Inclusion Body Rhinitis wordt veroorzaakt door porcine cytomegalovirus (PCMV, Suid herpesvirus 2), en het histologisch beeld is typisch en diagnostisch. Ondanks dat prevalentie van PCMV onder varkens hoog is, zien we bij pathologisch onderzoek niet vaak zo’n duidelijk beeld van Inclusion Body Rhinitis door een PCMV-infectie.
Macroscopisch veroorzaakt een PCMVinfectie alleen laesies bij jonge biggen (<5 weken). Histologisch zijn grote basofiele insluitlichaampjes (8-12 micrometer) zichtbaar in de kernen van epitheelcellen van kliertjes in het neusslijmvlies. De kernen en de cellen zwellen op (cytomegalie). De combinatie van de insluitlichaampjes en cytomegalie bij varkens is diagnostisch voor Inclusion Body Rhinitis veroorzaakt door PCMV-infectie. In het slijmvlies treedt ontsteking op met vooral lymfocyten en macrofagen. Soms is er ook sprake van squameuze metaplasie (verandering naar plavei-epitheel) in het oppervlakte-epitheel.
Deze casus toont een voorbeeld van een diagnose die bij uitstek goed te stellen is door middel van histologisch onderzoek. In veel gevallen houdt een periode van klinische problemen enkele weken aan, waarna de problemen vaak verminderen. Er is geen vaccin voor of behandeling tegen Inclusion Body Rhinitis. Preventie richt zich met name op het verminderen van diercontacten en optimaliseren van huisvesting en klimaat.
dr. Sjoerd Klarenbeek , veterinair patholoog en Christiaan Sanderman MSc , projectleider Veekijker
Klinische Avonden Paard 2025
Op 11 en 13 februari 2025 vinden de Klinische Avonden Paard plaats: de praktisch georiënteerde nascholing voor paardendierenartsen. Tijdens deze avonden worden drie onderwerpen behandeld door verschillende sprekers:
• Drs. Astrid van den BromSpierenburg: ‘Worminfecties bij paarden; behandeling en preventie aan de hand van de leidraad’
• Dr. Kees van Maanen: ‘Infectieuze oorzaken voor abortus bij het paard, diagnostische mogelijkheden aan de hand van voorbeeldcasussen’
• Drs. Julius Peters: ‘The Road to Paris’
De klinische avonden vinden plaats bij De Nieuwe Heuvel in Lunteren (11 februari) en bij Utopia Equestrian Estate in Meijel (13 februari).
MEER INFORMATIE EN AANMELDEN
Veterinair is een uitgave van Royal GD
Redactie: Marian Aalberts, Tara de Haan, Daphne de Leeuw, Mirthe de Wit, Margreet Pasman, Annemieke Medema, Klaas Peperkamp
Eindredactie: Jessica Fiks
Vormgeving: Dock35 Media
Druk: Senefelder Misset Doetinchem B.V.
Uitgever: GD
Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD.
ISSN 1388-4042
Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 088 20 25 500 www.gddiergezondheid.nl info@gddiergezondheid.nl
Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.
Leidraad paard en parasieten
Afgelopen oktober is de leidraad paard en parasieten verschenen in het tijdschrift ‘Dier&Arts’. In deze leidraad worden de bij paarden belangrijkste endoparasieten en ectoparasieten toegelicht en wordt het monitoren van endoparasieten met daarbij het opstellen van een passend wormbeheerprogramma beschreven. De leidraad is opgesteld door specialisten met input vanuit practici uit het veld. Vanuit GD hebben drs. Linda van den Wollenberg en dr. Deborah van Doorn hieraan bijgedragen. Het dient als hulpmiddel voor paardendierenartsen bij het onderzoeken en behandelen van een patiënt en het adviseren van de eigenaar. In de volgende Veterinair lichten we de leidraad nader toe.
Extra data bekend cursus ‘Word een ROms-gecertificeerde scoorder’
Het vroeg ontdekken en direct effectief behandelen van dieren met een verminderde mobiliteit speelt een cruciale rol in de aanpak van klauwgezondheid op een melkveebedrijf. Wilt u ook vroegtijdig verminderde mobiliteit leren herkennen? Volg dan de eendaagse praktische training door één van de gecertificeerde trainers in uw regio en wordt een RoMS-gecertificeerde trainer.
Eerstvolgende data:
• 14 januari 2025 met trainer John Boonstra (NH)
• 16 januari 2025 met trainer Berdine Sweep (NB)
• 22 januari 2025 met trainer Arne Vanhoudt (OV)
Nieuwe dierenarts Rund gestart
MEER INFORMATIE
Op 4 november is Heleen Kellij-Klunder gestart als dierenarts Rund bij GD. Heleen studeerde in 2016 af aan de faculteit Diergeneeskunde in Utrecht en ging direct daarna aan de slag als praktiserend dierenarts bij Dierenartsenpraktijk ZuidwestDrenthe in Meppel, voornamelijk met melkvee. Daarnaast heeft ze lesgegeven bij de opleiding MBO Paraveterinair bij Terra in Meppel. Bij GD gaat Heleen deel uitmaken van het uiergezondheidsteam en u kunt haar aan de telefoon krijgen bij de Veekijker.
Geef kalf meer energie tijdens de wintermaanden
Naast energie voor groei heeft een kalf ook energie nodig om zich warm te houden. Tijdens de koude wintermaanden is er dus extra energie nodig. Het advies is daarom om de kalveren in deze periode 10 procent extra voeding te geven. Dit kan door 1 liter melk per dag extra te voeren met dezelfde concentratie (dan is het wel verstandig om drie keer per dag te gaan voeren) of, indien mogelijk, door 10 procent extra melkpoeder per liter melk te geven (melk ’indikken’). Uiteraard is het ook belangrijk dat het kalf een droog en warm ligbed heeft, niet in de tocht ligt en altijd vers water ter beschikking heeft, ook als het vriest. Zorg voor de juiste aanmaaktemperatuur van de melk (meestal 45-55 graden Celsius) en verstrek de kunstmelk bij een temperatuur van 39-40 graden Celsius en op vaste tijdstippen. Ook een kalverdek kan in deze periode goed van pas komen.