GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
Nieuws en mededelingen Deze pagina’s zijn een bijdrage van Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl REDACTIE: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard),
NIEUW! DIGITAAL INSCHRIJVEN VOOR PAARD Klinisch-chemische onderzoeken voor paarden kunt u vanaf nu digitaal inschrijven bij GD. PCR-onderzoeken volgen nog voor deze zomer. Met een scanner schrijft u uw monsters (buizen met barcode) eenvoudig in. Er komt geen papier meer aan te pas, de door u gewenste en aangevraagde onderzoeken komen direct digitaal in ons laboratoriumsysteem. Schrijft u nog niet digitaal in, meld u dan aan via ons klantcontactcentrum (0900-1770) voor een demonstratie. U ontvangt dan gratis de benodigde materialen waaronder de scanner. Gemengde praktijken die al voor rundvee digitaal inschrijven kunnen direct met paard aan de slag. In het digitale systeem VeeOnline heeft u alle informatie bij elkaar: het aanbod van mogelijke onderzoeken, doorlooptijden en de prijzen. Digitaal ingeschreven monsters hebben daarnaast lagere inzendkosten.
Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Anita Werkman (adviseur marketing & communicatie), EINDREDACTIE: Paul de Kuyper Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddiergezondheid.nl
VEELGESTELDE VRAAG: Welke maatregelen kan ik nemen om tekenbeten bij paarden te voorkomen? GD-klantcontactmedewerker Maaike Lafeber: “Teken klimmen tussen maart en oktober in grasstengels of struikgewas en laten zich op een passerende gastheer vallen, bijvoorbeeld tijdens een buitenrit of als paarden in de wei lopen. Het is belangrijk om een teek zo snel mogelijk te verwijderen. Hoe langer ze op het paard aanwezig zijn, hoe groter de kans dat het paard besmet raakt met bijvoorbeeld de ziekte van Lyme of met anaplasmose. Gebruik voor het verwijderen een speciale tekentang of tekenpincet. Deze zijn verkrijgbaar bij apotheek en dierenarts. Probeer te voorkomen dat de teek stukgeknepen of geplet wordt, want dan leegt de teek zijn maaginhoud in zijn gastheer en is de kans op besmetting groter. Dat gebeurt ook bij pogingen tot verdoving van de teek met alcohol; dit is daarom niet aan te raden. Ontsmet na het verwijderen van de teek de bijtplek met Betadine. Wilt u weten of de teek ziekteverwekkers zoals anaplasmose en piroplasmose heeft overgedragen of de ziekte van Lyme bij zich draagt? GD heeft hiervoor PCR-testen beschikbaar in het pakket teekgebonden ziektes.”
HO3 / 2016
43
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
Tekst: dr. Kees van Maanen, specialist veterinaire microbiologie
Antistoffen aantonen om droesdragers op te sporen Van alle infectieziekten die paarden kunnen krijgen, toont GD droes het meest aan. Droes kan abcessen veroorzaken in de lymfeknopen aan het hoofd, maar dat is lang niet altijd het geval. Juist paarden die de aandoening hebben zonder deze verschijnselen vormen een risico, net als paarden die na een infectie drager van de droesbacterie worden. Droes wordt veroorzaakt door de bacterie Streptococcus equi equi. Deze dringt via de neusslijmvliezen en de keelholte het lichaam binnen en verplaatst zich naar de lymfeknopen, waar vervolgens abcessen kunnen ontstaan. Wanneer de abcessen groter worden, kan het paard ademhalings- en slikproblemen krijgen. Dit gebeurt echter alleen in ernstige gevallen.
Paarden die nog geen antistoffen hebben tegen droes krijgen doorgaans de opvallendste symptomen. Niet alle bacteriestammen zijn even ziekteverwekkend. Paarden die droes hebben zonder typerende verschijnselen, kunnen de bacterie wel ongemerkt verspreiden en vormen zo een groot
risico voor paardenhouderijen. Een nog groter risico kunnen de ‘dragerdieren’ zijn: deze paarden hebben in het verleden droes gehad, maar de bacterie is niet volledig uit hun lichaam verdwenen. Bij een deel van deze dieren blijven resten opgedroogde pus, soms zelfs in de vorm van kalkstenen, aanwezig in de luchtzakken. Dragerdieren vertonen doorgaans weinig of geen
Paarden die in het verleden droes hebben gehad, vormen een risico als de bacterie nog niet volledig uit hun lichaam is verdwenen. (Bron: Departement Paard, Faculteit Diergeneeskunde Utrecht)
44
HO3 / 2016
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN symptomen van droes, maar scheiden de bacterie wel met tussenpozen (‘intermitterend’) uit. Keert droes regelmatig terug op een bedrijf, dan is het raadzaam onderzoek te doen naar de aanwezigheid van dragerdieren.
AANTONEN VAN DE BACTERIE GD kan monstermateriaal, zoals neusswabs, luchtzakspoelingen en abcesinhoud, onderzoeken op de aanwezigheid van S. equi equi. Meestal wordt een PCR-test aangevraagd omdat die betrouwbaarder is dan een bacteriekweek. Bij een kweek bestaat het gevaar dat de uitslag fout-negatief is vanwege ‘overgroei’ door andere bacteriën. Bij een dragerdier is de beste methode om met een endoscoop via de neus en luchtwegen de luchtzakken te inspecteren en daarbij monstermateriaal af te nemen. Diagnostische testen voor droes zijn aan te vragen via de dierenarts.
AANTONEN VAN ANTISTOFFEN De Animal Health Trust in Engeland heeft na jaren onderzoek een specifieke en gevoelige test (strangles ELISA) ontwikkeld voor het aantonen van antistoffen tegen de droesbacterie in bloedserum. GD heeft een licentie verkregen van de Animal Health Trust om deze test in Nederland uit te voeren. Vanaf 1 juni biedt GD deze test aan. De test kan recente blootstelling aan de bacterie vaststellen en dragers opsporen. Bijna alle paarden ontwikkelen enkele weken na infectie antistoffen en zullen dus positief testen, maar alleen bij dragers blijven deze antistoffen langdurig aanwezig. Seropositieve paarden kunnen indien gewenst verder onderzocht worden op dragerschap, terwijl seronegatieve paarden niet verder onderzocht hoeven te worden (tenzij ze in het acute stadium van infectie zitten en nog geen antistoffen opgebouwd kunnen hebben).
De droestest kan gebruikt worden voor het screenen: - van bedrijven die denken vrij te zijn van droes; - van nieuwe paarden op mogelijk dragerschap voordat ze in contact komen met de andere paarden op een bedrijf; - van paarden zonder duidelijke symptomen, op blootstelling en mogelijk dragerschap na een uitbraak; - van paarden die verdacht worden van verslagen droes, op blootstelling aan de bacterie. Aangezien de test bewerkelijk is en de redenen voor inzending over het algemeen niet spoedeisend zijn, wordt de test in eerste instantie elke twee weken uitgevoerd. Als de aantallen te testen monsters toenemen, gaat GD wekelijks testen.
INSPIRERENDE KENNISDAG HIPPISCHE DOCENTEN Welke wormsoorten zorgen in Nederland voor de meeste problemen? Hoe kun je problemen met worminfecties bij (jonge) paarden het best aanpakken? Wat zijn de belangrijkste oorzaken van het ontstaan van resistentie tegen wormmiddelen? Over deze en andere vragen rondom parasitologie sprak Linda van den Wollenberg van GD-afdeling Paard op de Kennisdag Paard voor hippische docenten. Deze kennisdag vond eind april plaats in het Noord-Limburgse Kessel en werd georganiseerd door Groen Kennisnet en Platformgroep Paard. Het thema van de kennisdag was ‘Opfok en kwaliteit van jonge paarden’. Docenten werden op deze dag bijgepraat over onderwerpen als kwaliteitsbeoordeling en voeding voor jonge paarden. Ook brachten ze een bezoek aan Equestrian Centrum De Peelbergen en Stal Hendrix, beide in Kessel.
Linda van den Wollenberg praat hippische docenten bij over worminfecties op de Kennisdag Paard
Namens de Gezondheidsdienst voor Dieren gaf Linda van den Wollenberg een workshop over parasitologie, waaronder de aanpak van worminfecties bij (jonge) paarden. In haar presentatie behandelde ze de laatste theo-retische inzichten en ging ze in op praktische vragen over het voorkomen van problemen door worminfecties. Aan de orde kwamen bijvoorbeeld welke wormsoorten voor de meeste problemen zorgen, hoe resistentie tegen wormmiddelen kan ontstaan en wat de
oorzaak kan zijn van een negatief mestmonster terwijl het paard wel wormen heeft. De hippische docenten reageerden erg positief op de workshop. Met de nieuw opgedane inzichten kunnen ze hun studenten op hippische beroepsopleidingen ook op dit gebied optimaal voorbereiden op een loopbaan in de paardensector. GD heeft op diverse gebieden van de paardengezondheidszorg expertise in huis en werkt op dit gebied in Nederland samen met veel kennisinstellingen, sectorpartijen en onderwijsinstituten. Veel aangevraagde onderwerpen voor presentaties zijn de aanpak van droes, rhinopneumonie en parasitologie bij paarden. Ook een sessie organiseren met een spreker van GD? Neem contact op met Emiel Schiphorst. E.Schiphorst@gddiergezondheid.nl
HO3 / 2016
45
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
Nieuws en mededelingen ZOÖNOSEN BIJ PAARDEN In Nederland is veel intensief contact tussen mensen en paarden. Enkele jaren geleden was er nog maar weinig bekend over de mogelijke risico’s hiervan. Wel was al duidelijk dat een aantal zoönosen, ziekten die overdraagbaar zijn van dier op mens, mogelijk bij paarden voorkomen. In 2013 en 2014 hebben daarom zowel GD als het Centraal Veterinair Instituut (CVI) in Lelystad onderzoek gedaan naar mogelijk zoönotische ziekteverwekkers bij paarden en risicofactoren. Ze deden dit in opdracht van het ministerie van Economische Zaken. Beide onderzoeksrapporten zijn in januari 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. Uit de risicobeoordeling van GD en het CVI bleek dat de meeste ziekteverwekkers een laag risico vormen voor overdracht via paarden. Er is een aantal ziekteverwekkers geïdentificeerd waarbij het risico niet goed kon worden
Linda van den Wollenberg, internist
46
HO3 / 2016
Guillaume Counotte, toxicoloog
ingeschat omdat er nog niet genoeg kennis is om het risico te bepalen. Aanbevolen is om nader onderzoek te doen naar Cryptosporidium en Clostridium difficile. Deze onderzoeksvragen liggen inmiddels bij het RIVM. Verder wordt aanbevolen dat personen met een verlaagde afweer enige voorzichtigheid in acht nemen bij omgang met paarden. Ook wordt aangeraden de handen goed te wassen na contact met paarden en zo mogelijk contact met zieke paarden te vermijden.
Kees van Maanen, viroloog
Emiel Schiphorst, accountmanager