Monitoringsrapportage Varken 2e halfjaar 2023

Page 1


VARKEN

Rapportage tweede halfjaar

2023

Inhoud

Uitgave: Royal GD - Tweede halfjaar 2023

Telefoon 088 20 25 500 info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl

Ontwerp: Onis creatieve communicatie

Opmaak: Drukkerij Ovimex

© Niets uit deze publicatie mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt zonder toestemming van de auteurs en de leden van de Begeleidingscommissie

Monitoring Varkens.

1. Inleiding

Voor u ligt de rapportage ‘Monitoring Dierziekten Varkens’ van het tweede halfjaar van 2023. Royal GD vervult een centrale rol in de monitoring van de gezondheid van varkens in Nederland. De Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) en het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) (Directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn) financieren de monitoring.

Deze monitoring is ingericht om de sector en de overheid te voorzien van relevante informatie over diergezondheid, zoönosen en voedselveiligheid. De informatiebehoefte van de sector en overheid zijn vertaald in onderstaande doelstellingen voor de monitoring:

• Het opsporen van bekende, maar in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden.

• Het volgen van trends en ontwikkelingen van diverse aspecten van varkensgezondheid.

• Het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland, of zelfs internationaal nog niet bekend of beschreven zijn.

De varkenshouderijsector en het ministerie van LNV hebben deze informatie uit de monitoring nodig om snel te kunnen ingrijpen bij eventuele problemen en, waar nodig, het beleid bij te stellen. GD verzamelt alle relevante informatie voor de rapportage, interpreteert deze en rapporteert hierover per kwartaal of per direct als de aard van de bevinding hierom vraagt. Zo nodig adviseert GD de belanghebbenden over eventuele vervolgacties.

Leeswijzer

De informatie waar deze monitorrapportage van de varkensgezondheid in Nederland op is gebaseerd, wordt door GD gedeeltelijk proactief verworven, bijvoorbeeld in de bewaking van klassieke varkenspest (KVP) en de ziekte van Aujeszky (ZvA) en middels de Online Monitor. In de reactieve monitoringsonderdelen komen specialisten van GD in actie nadat veehouders, hun dierenartsen of voorlichters GD hebben benaderd met een probleem (Veekijkertelefoon en pathologie).

Voor de juiste interpretatie van de gegevens in deze rapportage dient men rekening te houden met de wijze waarop de betreffende informatie is verzameld. Ten aanzien van de reactieve monitoring wordt benadrukt dat geen representatieve steekproef van de veestapel is genomen. De systematiek is erop gericht om zoveel mogelijk bijzondere signalen te detecteren. GD ontvangt voor het pathologisch onderzoek vrijwel uitsluitend diermateriaal van bedrijven met gezondheidsklachten. Ook de vragen van practici uit het veld hebben grotendeels betrekking op bedrijven met - in meer of mindere mate - diergezondheidsklachten. Bedrijven die weinig of geen diergezondheidsproblemen hebben, zijn dan ook nauwelijks vertegenwoordigd in de resultaten die voortkomen uit de reactieve monitoring. De resultaten in deze halfjaarrapportage uit de reactieve monitoring zijn daarom niet rechtstreeks te vertalen naar de mate van voorkomen in de totale Nederlandse varkenspopulatie. De resultaten van de Online Monitor geven een meer representatief beeld van de gezondheidsstatus van de Nederlandse varkensstapel. Een praktiserende dierenarts meldt van elk uitgevoerd bedrijfsbezoek de basale informatie, ook wanneer geen sprake is van een gezondheidsklacht. Indien in het rapport wordt gesteld dat verschillen significant zijn, dan is de kans dat dergelijke verschillen op toeval berusten, kleiner dan vijf procent. Het feit dat een verschil statistisch significant is, wil echter niet altijd zeggen dat dit verschil ook belangwekkend dan wel dat er een oorzakelijk verband is. Het belang van de bevinding wordt in de tekst toegelicht.

Indeling rapportage

De indeling van de rapportage is analoog aan de drie doelstellingen zoals geformuleerd door de opdrachtgevers:

• Het opsporen van bekende, maar in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden (hoofdstuk 3).

• Het volgen van trends en ontwikkelingen van diverse aspecten van diergezondheid (hoofdstuk 4).

• Het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden, die in Nederland, of zelfs internationaal nog niet bekend of beschreven zijn (hoofdstuk 5).

Gedetailleerde, cijfermatige informatie is terug te vinden in de bijlagen.

De uitgangspunten voor de monitoring, evenals een beschrijving van de monitoringsinstrumenten staan in bijlage I.

Geraadpleegde bronnen

Voor de rapportages wordt gebruikgemaakt van onderstaande gegevensbronnen. Voor een juiste interpretatie van de grafieken en tabellen in deze halfjaarrapportage staat in de titel of het onderschrift steeds vermeld uit welke bron de informatie afkomstig is.

1. LIMS (GD)

LIMS staat voor ‘Laboratorium Informatie en Management Systeem’. In dit systeem worden de gegevens vastgelegd van dieren en diermaterialen die voor onderzoek worden aangeboden aan GD. Vanaf het moment van binnenkomst tot aan het verzenden van de onderzoeksresultaten worden de gegevens in het systeem gebracht en bewaard. Voor de monitoring zijn in het bijzonder van belang de gegevens over pathologisch onderzoek en eventueel die met betrekking tot bloed- of mestmonsters.

2. CRM (GD)

MoRP is de afkorting voor ‘Monitoring Registratie Programma’. Het programma is onderdeel van het CRM-systeem van GD. Relevante gegevens van bedrijfsbezoeken en telefonische contacten (Veekijkertelefoon) worden in dit programma geregistreerd. Dit betreft onder andere: wie belt, over welk dier/type en de reden/het onderwerp. MoRP geeft inzicht in de belangrijkste vragen en problemen die leven in het veld.

3. Gegevens van derden

Voor het volgen van trends in de tijd, worden incidenteel bestanden van derden (EU, WOAH, ADIS, Rendac, Agrovision, WBVR, FAO) met relevante diergezondheidsinformatie geanalyseerd. Daar waar dergelijke informatie wordt gebruikt, staat dat vermeld in de tekst.

4. Online Monitor

Sinds juli 2015 is de Online Monitor varkensgezondheid operationeel. Sinds 1 januari 2016 heeft de Online Monitor binnen de IKB een verplicht karakter voor zowel de varkenshouder als de dierenarts. Dierenartsen registeren tijdens bezoeken aan varkensbedrijven of sprake is van gezondheidsklachten en zo ja welke leeftijdscategorie het betreft en welk orgaansysteem betrokken is. Zo mogelijk wordt een waarschijnlijkheidsdiagnose gemeld. Gegevens worden via VeeOnline digitaal gemeld aan GD, die de database beheert. Voor vragen over deze rapportage kunt u contact opnemen met GD, telefoonnummer: 088 20 25 555.

2. Overzicht monitoring tweede halfjaar van 2023

2.1 Inleiding

De monitoring van de varkensgezondheid in Nederland is gebaseerd op drie pijlers waarmee informatie over de varkensgezondheid in Nederland wordt verzameld: de Online Monitor, het pathologisch onderzoek en de Veekijkertelefoon. Deze pijlers dragen op verschillende manieren bij aan de drie hoofddoelstellingen van de monitoring. Voor het opsporen van bekende, in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen, is vooral de pathologie van groot belang. Voor het volgen van trends en ontwikkelingen zijn dat de pathologie, de Veekijkertelefoon, maar vooral de Online Monitor. Voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden zijn de Veekijkertelefoon, de pathologie en eventuele pilotstudies binnen de Veekijker de belangrijkste middelen.

In het tweede halfjaar van 2023 is in de Online Monitor van 2.986 bedrijven door de begeleidende dierenartsen ten minste eenmaal gemeld of sprake was van gezondheidsklachten of niet.

In figuur 2.1 is de ontwikkeling weergegeven van het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon, het aantal bedrijfsbezoeken door de Veekijkerdierenartsen binnen de basismonitoring varken en het aantal inzendingen voor pathologisch onderzoek in de tijd.

Het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon in de tijd vertoont een variërend patroon. Van 2016 tot en met het tweede halfjaar van 2021 was sprake van een toename, maar vanaf het tweede halfjaar van 2021 zien we een daling in het aantal Veekijkercontactmomenten. Ten opzichte van 2022 is het aantal Veekijkercontactmomenten weer toegenomen en ligt deze op een vergelijkbaar niveau met voorgaande jaren. Er was vanaf 2018 een afname in het aantal secties, echter zien we een toename in het aantal secties in het tweede halfjaar van 2023. Een deel van de verklaring hiervan kan gevonden worden in het Peildaps-project. Het aantal bedrijfsbezoeken in het kader van de monitoring is beperkt en blijft door de jaren heen stabiel.

Figuur 2.1 Aantal secties, vragen aan de Veekijkertelefoon en bedrijfsbezoeken per periodes van een halfjaar (2014 - 2023).

2.2 Online Monitor

Het gemiddeld aantal varkensbedrijven waarvan praktiserende dierenartsen informatie meldden in het kader van de Online Monitor is in de tweede helft van het jaar 2.463 per maand. Dat is een dalende tendens. In totaal zijn in deze periode meldingen gedaan over 2.986 unieke bedrijven. Dat betekent dat van een aantal bedrijven minder dan één keer per maand de gezondheidsstatus wordt gemeld in het kader van de Online Monitor. In het tweede halfjaar van 2023 zijn van 703 bedrijven vijf of minder meldingen ingevoerd in de Online Monitor, wat laat zien dat de meldingsdiscipline per bedrijf en dierenartsenpraktijk verschilt.

Bij ongeveer 76 procent van de bedrijfsbezoeken is door de dierenarts geen gezondheidsprobleem geconstateerd. Het aantal meldingen van gezondheidsklachten verschilt per leeftijdscategorie. De meeste aandoeningen worden gerapporteerd voor de gespeende biggen en vleesvarkens, zie figuur 2.2. Hierbij is van belang dat deze diercategorieën op een hoger aantal bedrijven aanwezig zijn dan zeugen en zuigende biggen. Er zijn het minst aantal meldingen van gezondheidsklachten bij de categorie volwassen zeugen, in 88 procent van de bezoeken is aangegeven dat er geen gezondheidsklachten waren.

De gezondheidsklachten bij de gespeende biggen betreft het meest frequent respiratoire klachten, terwijl bij de zeugen meldingen het vaakst gaan over vruchtbaarheid en reproductie. Bij vleesvarkens is in 23 procent van de meldingen sprake van een gezondheidsklacht, waarvan het merendeel gerelateerd is aan het ademhalingssysteem. Bij zuigende biggen is in 18 procent van de meldingen een gezondheidsklacht geconstateerd. Van alle gemelde klachten bij zuigende biggen is ruim 50 procent gerelateerd aan problemen van het maagdarmstelsel, zoals diarree.

Aantal bedrijfsbezoeken
Aantal secties en vragen
Secties
Vragen aan Veekijker Varken
Bedrijfsbezoeken (rechteras)

Aangezien de Online Monitor inmiddels 7 jaar operationeel is, is het mogelijk om bepaalde trends te volgen, zoals in detail is terug te lezen in hoofdstuk 4. Sinds medio 2020 kunnen dierenartsen de gegevens van hun eigen praktijk ook zelf analyseren met behulp van een interactief online dashboard. Daarmee kan de Online Monitor ook een hulpmiddel zijn voor het gezondheidsmanagement door dierenartsen ten behoeve van de varkenshouders.

jan-20 mrt-20 mei-20 jul-20 sep-20 nov-20 jan-21 mrt-21 mei-21 jul-21 sep-21 nov-21 jan-22 mrt-22 mei-22 jul-22 sep-22 nov-22 jan-23 mrt-23 mei-23 jul-23 sep-23 nov-23

Zuigende biggen Gespeende biggen Vleesvarkens Zeugen

Figuur 2.2 Percentages meldingen waarbij sprake was van gezondheidsklachten, van het totaal aantal meldingen in de Online Monitor verdeeld per leeftijdscategorie (per maand, periode 2018-2023).

2.3

Pathologisch onderzoek

Pathologisch onderzoek is zeer geschikt voor het opsporen van uitbraken van bekende aandoeningen die niet endemisch in Nederland voorkomen en voor het opsporen van onbekende aandoeningen. Daarnaast levert informatie uit aanvullend laboratoriumonderzoek na sectie belangrijke informatie over de ontwikkeling van gevoeligheid van bacteriën tegen antibiotica. Hoe sneller een gezondheidsprobleem wordt opgespoord, hoe effectiever de monitoring is. De effectiviteit van de monitoring wordt mede bepaald door het aantal secties.

De afdeling epidemiologie van GD maakt maandelijks een analyse van de gegevens van de secties en kijkt daarbij naar trends in de tijd en de geografische verspreiding van inzendingen voor pathologisch onderzoek. Indien in een bepaalde tijd of regio een significant afwijkend cluster wordt gesignaleerd, volgt een nadere analyse naar de mogelijke achtergrond ervan.

In het tweede halfjaar van 2023 zijn 938 secties op varkens verricht, waarvan 40 op verworpen vruchten. In totaal zijn bij het pathologisch onderzoek van de ingezonden varkens 92 verschillende diagnoses gesteld. Een compleet overzicht van de gestelde diagnoses staat in bijlage III. De meeste ingezonden dieren betroffen gespeende biggen (34 procent), gevolgd door opfok- en vleesvarkens (25 procent) van het totaalaantal secties (figuur 2.3). De categorie verworpen vruchten is met 4 procent het kleinste deel.

Zuigende biggen

Gespeende biggen

Opfok- en vleesvarkens

Zeugen en beren

Verworpen vruchten

Figuur 2.3 Verdeling naar leeftijdscategorie van de voor pathologisch onderzoek naar GD ingezonden varkens in de tweede helft van 2023 (n=938).

In tabel 2.1 en 2.2 zijn respectievelijk de belangrijkste gezondheidsklachten en de meest gestelde diagnoses vermeld bij voor pathologisch onderzoek aangeboden varkens in de tweede helft van 2023.

Tabel 2.1. Belangrijkste gezondheidsklachten waarvoor dieren worden aangeboden bij GD voor pathologisch onderzoek per leeftijdscategorie (zuigende biggen, gespeende biggen, opfok- en vleesvarkens, en zeugen en beren). Zuigende

en

Luchtwegklachten (hoesten, longontsteking)

Circulatiestoornissen (shock)

Maagdarmklachten (diarree, torsies)

Locomotieklachten (kreupel, verlamd)

Urogenitaalapparaat (baarmoederontsteking)

Algemene infecties (bloedvergiftiging)

Diverse aandoeningen (plots dood) 8,1% 2,5% 0,4% 10,2%

Geen onderzoek (materiaal ongeschikt) 2,9% 3,5% 4,3% 7,3%

Tabel 2.2. Tien meest gestelde diagnoses bij pathologisch onderzoek door GD in het tweede halfjaar van 2023.

Gestelde diagnose

Percentage Vooral bij:

Hersenvliesontsteking door Streptococcus suis 8,5% Gespeende biggen

Coli-enterotoxicose 6,0% Gespeende biggen

Sepsis (bloedvergiftiging) door Streptococcus suis 5,4% Gespeende biggen

PIA (Lawsonia intracellularis) 5,1% Opfok- en vleesvarkens

Longontsteking door Actinobacillus pleuropneumoniae 4,3% Opfok- en vleesvarkens

Darmdraaiing

Maagdarmstoornis

4,2% Zeugen en beren

3,8% Zuigende biggen

Longontsteking (zonder oorzaak) 3,5% Gespeende biggen

Sepsis (bloedvergiftiging) 3,5% Zuigende biggen

Clostridium-infectie 3,4% Zuigende biggen

2.4 Veekijkertelefoon

In het tweede halfjaar van 2023 beantwoordden de dierenartsen van de afdeling varken van GD 641 telefonische vragen. Van de bellers was 84 procent dierenarts, 6 procent veehouder en 10 procent voorlichter of een andere vragensteller. Voor zover geregistreerd, zijn de vragen afkomstig van 45 verschillende dierenartspraktijken en hebben ze betrekking op ten minste 232 verschillende varkensbedrijven. Van het totaal aantal vragen ging 11 procent over zuigende biggen, 24 procent over gespeende biggen, 26 procent over opfok- en vleesvarkens, 34 procent over zeugen en 3 procent over beren (figuur 2.4). De overige 3 procent van de vragen zijn niet aan een specifieke leeftijdscategorie te koppelen.

Van alle vragen ging 58 procent over specifieke ziekten en ziekteverwekkers en 69 procent over gezondheidsklachten in het algemeen. Daarnaast zijn vragen gesteld over zoötechnische onderwerpen en onderwerpen die niet direct aan de monitor zijn te koppelen, goed voor respectievelijk 8 en 14 procent van het totaal aantal vragen. Sommige vragen zijn van toepassing op bijvoorbeeld een gezondheidsklacht én een specifieke ziekte, wat verklaart waarom deze percentages optellen tot boven de 100 procent.

Zuigende biggen

Gespeende biggen

Opfok- en vleesvarkens

Zeugen

Beren

N.v.t.

Figuur 2.4 Procentuele verdeling van de vragen aan de Veekijkertelefoon naar leeftijdscategorie in het tweede halfjaar van 2023.

Op de volgende pagina staat in twee tabellen aangegeven over welke gezondheidsklachten (tabel 2.3) en over welke specifieke ziekten en ziekteverwekkers (tabel 2.4) de meeste vragen zijn gesteld aan de Veekijkertelefoon in het tweede halfjaar van 2023. Een compleet overzicht van de onderwerpen waarover vragen zijn gesteld is te vinden in bijlage V. Als over een gezondheidsprobleem of een bepaalde varkensziekte veel vragen worden gesteld, wil dat nog niet zeggen dat het probleem ook veel voorkomt. Het is wel een indicatie welke gezondheidsvraagstukken aandacht benodigd zijn. De Veekijkertelefoon blijkt een goed instrument te zijn om bijzondere bevindingen op het spoor te komen, aangezien dierenartsen, veehouders en voorlichters in geval van een bijzondere waarneming laagdrempelig contact kunnen opnemen met de Veekijkerdierenartsen.

De meeste vragen over gezondheidsklachten in de tweede helft van 2023 hadden betrekking op te hoge uitval. Over de afgelopen drie jaar werd bij gemiddeld 16,2 procent van de probleemgerichte vragen melding gemaakt van ‘uitval te hoog’. We zien de laatste jaren een stijging in het aantal vragen waarbij deze klacht speelt. ‘Uitval te hoog’ is een relatief algemene klacht, met veel factoren en mogelijke oorzaken. Ook ‘kreupelheid’ en ‘plotseling dood’ zijn aanleiding om contact op te nemen met de Veekijkertelefoon, goed voor respectievelijk 13 en 6 procent van de probleemgerichte vragen in het tweede halfjaar van 2023.

Tabel 2.3 Percentage vragen aan de Veekijkertelefoon over gezondheidsklachten/specifieke gezondheidsparameters in de laatste vier kwartalen, de laatste drie jaar en de gehele looptijd van de monitor (vanaf 2003; zie ook bijlage V). De ziektes zijn aflopend gesorteerd op het percentage van vragen in het vierde kwartaal van 2023.

In het tweede halfjaar van 2023 werden de meeste vragen met betrekking tot specifieke ziekteverwekkers gesteld over PRRSv, gevolgd door streptokokken en App. Dit zijn door de jaren heen vaak de ziekteverwekkers waarover de meeste vragen worden gesteld. In het eerste halfjaar van 2023 werden er veel vragen gesteld over influenza A-virus (IAV), in het tweede halfjaar is dit iets afgenomen maar nog steeds boven het driejarig gemiddelde. Het onderwerp “Influenza-infecties bij varkens” heeft in 2023 meer aandacht gekregen vanuit onderzoek en beleid, wat een verhoogd aantal telefoontjes bij de Veekijkertelefoon mede kan verklaren. Er is bijvoorbeeld een Pilotstudie Monitoring Varkensinfluenza uitgevoerd en daarnaast zijn er meer meldingen geweest van infecties met Hoog Pathogene Aviaire Influenza (HPAI) in (wilde) zoogdieren. Ook is er in de zomer van 2023 een meldplicht ingesteld voor in het laboratorium vastgestelde infecties met HPAI bij zoogdieren.

Tabel 2.4 Percentage vragen aan de Veekijkertelefoon over specifieke ziekten en ziekteverwekkers, in de laatste vier kwartalen, de laatste 3 jaar en de gehele looptijd van de monitor (vanaf 2003; zie ook bijlage V). De ziektes zijn aflopend gesorteerd op het percentage van vragen in het vierde kwartaal van 2023.

Kwartaal

parasuis/ziekte van Glässer

In het tweede halfjaar van 2023 brachten GD-dierenartsen van de afdeling Varken in het kader van de monitoring zeven bezoeken aan varkensbedrijven. Drie van deze bezoeken betroffen hetzelfde bedrijf. De redenen voor deze bedrijfsbezoeken staan samengevat in tabel 2.5. In het tweede halfjaar van 2023 hebben geen bedrijfsbezoeken plaatsgevonden in het kader van een verdenking op varkenspest.

Tabel 2.5 Redenen voor bezoeken aan varkensbedrijven in het kader van de monitor (tweede halfjaar 2023).

Reden bezoek

Te laag afbigpercentage, te veel lege zeugen bij scannen

Endeldarmprolapsen

Te hoog antibioticumgebruik, te hoge uitval

Te hoog antibioticumgebruik, te hoge uitval

Respiratoire klachten in vleesvarkens, te hoog antibioticumgebruik

Advies / conclusie

Meer tijd nemen om inseminatie-beleid correct en zorgvuldig uit te voeren.

Voer- en wateraanpassingen.

Biosecurity-aanpassingen, klimaat in orde maken, onrust voorkomen. Oplegstrategie en voeropname verbeteren.

Verbeteren speenmanagement, klimaatoptimalisatie, hygiënisch werken bij bigbehandelingen.

Vaccinatie-aanpassingen, management en biosecurity. Klimaatinstellingen nalopen en aanpassen.

2.5 Diergezondheidsbarometer tweede halfjaar van 2023

De diergezondheidsbarometer geeft in één oogopslag de stand van zaken weer rondom de belangrijkste waarnemingen van de gezondheid van varkens.

Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk Korte omschrijving

Categorie Rustig1 Verhoogde attentie 2 Nader onderzoek 3

Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016 /429 (Categorie A- ziekte)

Afrikaanse varkenspest (AVP)

Klassieke varkenspest (KVP)

Mond-en-klauwzeer (MKZ)

Nederland is vrij sinds 1986.

Nederland is vrij sinds 1997. Sinds 2015 geen uitbraken meer in Europa.

Nederland is vrij sinds 2001, Tweede halfjaar 2023 geen uitbraken in Europa.

A+D+E *

A+D+E *

A+D+E *

Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016 /429 (Categorie B t/m E)

Rabiës Tweede halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Ziekte van Aujeszky Nederland is vrij sinds 2007. Aangetoond in Frankrijk en Polen.

Brucella suis-infectie Nederland is vrij sinds 1973.

PRRSv-infectie Veel vragen aan de Veekijkertelefoon. Spermawinstations/ quarantainestallen: - 0x PCR-testen positief

Miltvuur Tweede halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Artikel 2.1 Aanwijzing dierziekten ‘Regeling Diergezondheid’ van Wet Dieren

Echinococcus spp. Tweede halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Japanse encefalitis Tweede halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Trichinellose Tweede halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk Korte omschrijving

Vervolg tabel

Categorie Rustig1 Verhoogde attentie 2 Nader onderzoek 3

Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling Houders van Dieren’ van Wet Dieren

Leptospirose Tweede halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Listeriose Tweede halfjaar 2023 niet aangetoond bij varkens.

Salmonellose Pathologisch onderzoek (n=938): - 9x vastgesteld

Ingezonden mestmonsters (n=119): - 5x aangetoond

Yersiniose Tweede halfjaar 2023 driemaal aangetoond bij varkens.

Monitoring: Veekijkertelefoon

Ziekte van Glässer Toename in aantal vragen in tweede halfjaar 2023.

Streptokokken Toename in aantal vragen tweede halfjaar 2023.

Monitoring: pathologisch onderzoek

Streptococcus suis. Meningitis ten gevolge van Streptococcus suis is de meeste gestelde diagnose in het 2e halfjaar 2023.

Aantallen Over heel 2023 zijn meer secties ingestuurd t.o.v. eerder jaren.

Online Monitoring

Respiratie klachten Klachten van het ademhalingsapparaat worden het vaakst gemeld in de Online Monitor.

Zeugen Bij zeugen wordt het minst vaak gezondheidsklachten vastgesteld, bij 91% van de bezoeken worden er geen gezondheidsklachten geconstateerd.

1 Rustig: geen actie vereist of actie leidt naar verwachting niet tot een duidelijke verbetering

2 Verhoogde attentie: attenderend op een bijzonderheid

3 Nader onderzoek: nader onderzoek is lopend of gewenst

3. Meldings- en bestrijdingsplichtige ziekten

De eerste doelstelling van de monitoring van de diergezondheid in Nederland is het opsporen van bekende, maar in Nederland niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden. In het bijzonder gaat de aandacht uit naar de meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten volgens Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van de Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016 /429 (categorie A t/m E). Voor varkens relevante ziekten in dit verband zijn Afrikaanse varkenspest (AVP), klassieke varkenspest (KVP), mond-en-klauwzeer (MKZ), brucellose (door Brucella suis), de ziekte van Aujeszky (ZvA, Pseudorabiës) en PRRS. Nederland is, behalve voor PRRS, al sinds vele jaren officieel vrij van deze infectieziekten, maar vanuit het buitenland is steeds de dreiging aanwezig van introductie. De grootste dreiging gaat de laatste jaren uit van AVP. Daarnaast duikt ook de ZvA sporadisch op bij gehouden varkens in Europese landen. In deze rapportageperiode zijn geen uitbraken geweest van door de EU aangewezen meldingsplichtige dierziekten in Nederland.

3.1 Meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten in Europa

3.1.1 Afrikaanse varkenspest (AVP)

AVP is aanwezig bij wilde zwijnen in het oosten van Duitsland, maar in het tweede halfjaar van 2023 zijn in Duitsland geen uitbraken geweest bij gehouden varkens. In totaal zijn in het tweede halfjaar van 2023 2.945 meldingen gemaakt van AVP bij wilde zwijnen in Europa. De meeste AVP-meldingen waren in Bulgarije, Letland, Italië en Polen. In Bulgarije en Italië is het aantal meldingen in het vierde kwartaal toegenomen ten opzichte van het derde kwartaal (tabel 3.1).

Onder gehouden varkens is er een grote toename in het aantal meldingen van AVP, met in het derde kwartaal het hoogste aantal meldingen sinds 2018. In het derde kwartaal waren er 3.421 meldingen van AVP bij gehouden varkens, in het vierde kwartaal waren er 481. In de Balkanlanden Bosnië en Herzegovina, Kroatië, Roemenië en Servië zien we het grootste aantal meldingen. In deze landen houdt men veelal enkele varkens buiten in de tuin en komen grotere bedrijven met meer dan 150 varkens minder vaak voor. Het grootste gedeelte van de meldingen in deze landen is van toepassing op deze aan huis gehouden varkens. Uitbraken van AVP bij wilde zwijnen in Italië zien we vooral in het noorden in de regio rondom Genua, de zuidelijke regio’s Calabrië en Salerno en in mindere mate rondom Rome.

Zweden had te maken met een eerste uitbraak van AVP onder wilde zwijnen in september 2023. De grote afstand tussen deze uitbraak en vorige bekende AVP-uitbraken suggereert dat deze introductie door menselijk handelen tot stand is gekomen en niet door natuurlijke migratie van wilde zwijnen. Preventiemaatregelen, zoals hekken en het afschieten van wilde zwijnen, moeten verdere verspreiding van AVP naar aangrenzende landen zoals Finland en Noorwegen voorkomen (zie figuur 3.1).

Figuur 3.1 Meldingen van AVP in Europa van januari 2023 tot en met december 2023. Rode bolletjes geven uitbraken bij wilde zwijnen en gehouden varkens weer (bron: FAO).

Figuur 3.2 Trend aantal meldingen van AVP in wilde zwijnen en aantal uitbraken bij gehouden varkens in Europa per kwartaal (periode 2018-2023). De linker as betreft het aantal bedrijven, de rechteras het aantal individuele wilde zwijnen.

Tabel 3.1. Aantal uitbraken/meldingen van AVP in Europa (EU) in het 2e halfjaar van 2023 (bron: ADIS).

3.1.2 Salmonellose

Salmonellose bij varkens is opgenomen onder Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling houders van Dieren’ van Wet Dieren. In de praktijk betekent het dat in het geval salmonellose op een bedrijf met een publieksfunctie is vastgesteld, dat onmiddellijk gemeld wordt door GD aan de NVWA. Voor vaststellingen van salmonellose op bedrijven zonder publieksfunctie worden meldingen alleen gedaan middels de kwartaalrapportages van de monitor varkensgezondheid. In het tweede halfjaar van 2023 is salmonella aangetoond in 5 van de 119 voor onderzoek ingezonden mestmonsters van varkens (4 procent). Bij pathologisch onderzoek bleken 9 van de 938 ingezonden varkens een darmontsteking door een salmonella-infectie te hebben (1 procent). In het geval dat de patholoog of de Veekijkerdierenarts inschat dat er sprake is van salmonellose in een varken, en dit geen toevalsbevinding betreft, wordt de praktiserend dierenarts telefonisch herinnerd aan de meldplicht voor veehouder en dierenarts in het kader van Artikel 3a.1.

3.1.3 PRRS

In het kader van de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016/429 valt de ziekte PRRS in de categorieën D en E. Dat impliceert dat voor deze dierziekte maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat deze zich verspreidt door binnenkomst in of verplaatsingen tussen de lidstaten van de Europese Unie. In dit verband is het voor (varkens)sperma-win-stations (SWS) om sperma te mogen exporteren verplicht dat alle aanwezige dieren negatief zijn ten aanzien van het PRRS-virus en PRRS-antistoffen. Alle SWS met een exportvergunning moeten maandelijks de status van het station monitoren door 10 procent van de aanwezige dieren te onderzoeken op de aanwezigheid van PRRS-antistoffen. In de tweede helft van 2023 zijn geen SWS besmet geraakt met het PRRS-virus.

4.

Trends tweede halfjaar van 2023

Inleiding

De tweede doelstelling van de diergezondheidsmonitoring is het volgen van trends en ontwikkelingen. In dit hoofdstuk staan de trends beschreven van bedrijfsgebonden dierziekten. De informatie komt uit drie bronnen. Ten eerste de Online Monitor, waarin dierenartsen melden wat ze tijdens bedrijfsbezoeken vaststellen (gezondheidsklachten, leeftijdsgroep, waarschijnlijkheidsdiagnose), ten tweede de informatie van de afdeling pathologie van GD over gestelde diagnoses bij voor pathologisch onderzoek aangeboden varkens en ten derde gegevens van de Veekijkertelefoon en van bedrijfsbezoeken door dierenartsen van GD. De informatie uit deze drie bronnen wordt in dit hoofdstuk zoveel mogelijk in onderlinge samenhang beoordeeld en geanalyseerd.

Het meest representatieve beeld van de gezondheidsstatus van de Nederlandse varkensstapel is af te leiden uit de gegevens van de Online Monitor, mede doordat de dierenartsen ook melding maken van de af wezigheid van gezondheidsklachten. Dat laatste blijkt het geval te zijn bij ongeveer 75 procent van alle bedrijfsbezoeken door dierenartsen. De inzendingen van gestorven dieren naar de afdeling pathologie van GD roepen, als de aandoeningen per systeem per leeftijdscategorie vergeleken worden, een redelijk vergelijkbaar beeld op met het beeld uit de Online Monitor. Met dien verstande dat ze vanuit de praktijk minder geneigd zijn om bij eenvoudig te diagnosticeren gezondheidsproblemen dieren voor postmortaal onderzoek in te zenden. En wetende dat bij pathologisch onderzoek in detail (onverwachte) ziekteverwekkers kunnen worden aangetoond. De informatie die wordt verzameld via de Veekijkertelefoon en de bedrijfsbezoeken, geeft vooral een beeld welke gezondheidsklachten als problematisch worden ervaren in de praktijk, hetzij wegens de ernst van de betreffende ziekte of doordat er bijvoorbeeld vragen rijzen naar aanleiding van de diagnostiek of de aanpak.

4.1 Maagdarmklachten – Lawsonia

In het tweede halfjaar van 2023 werd aan de Veekijkertelefoon de vraag gesteld of er een relatie kon zijn tussen infectie met Lawsonia intracellularis en torsies van het maagdarmstelsel. Lawsonia intracellularis is een intracellulaire bacterie en staat bekend als de veroorzaker van Porcine Intestinale Adenomatose (PIA). De verwachting van de practicus was dat varkens die een torsie hebben, ook verdacht zijn van infectie met Lawsonia intracelluraris. Deze vraag wordt wel eens vaker ter tafel gebracht in collegiaal overleg tussen dierenartsen of in gesprekken met dierenartsen van GD. Om deze vraag te kunnen beantwoorden zijn de gegevens van de Online Monitor en Veekijkertelefoon geanalyseerd, gevolgd door een retrospectieve analyse uitgevoerd op de historische data (periode november 2018 – oktober 2023) uit de sectiezaal van GD en beschikbare uitslagen voor aanvullende diagnostiek (histologie of PCR).

Uit de Online Monitor blijkt dat in het tweede halfjaar van 2023 16 procent van de gemelde gezondheidsklachten te maken heeft met het maagdarmstelsel. Dit is in lijn met het gemiddelde van de afgelopen drie jaar. In geval van maagdarmklachten kunnen verschillende waarschijnlijkheidsdiagnoses worden opgegeven in de Online Monitor, waarbij bij 14 procent van de maagdarmklachten Lawsonia wordt ingevoerd. Ook kan als diagnose maagdarmdraaiing worden gemeld, echter wordt dit zeer zelden ingevoerd. In de periode januari-december is dit tweemaal gemeld in de Online Monitor. Het verloop van meldingen van maagdarmklachten en Lawsonia als percentage van het totaal aantal gezondheidsklachten is weergegeven in figuur 4.1. In de meldingen van Lawsonia is een duidelijk seizoenspatroon zichtbaar, met steeds een hoger aantal meldingen in de zomermaanden. Het percentage maagdarmaandoeningen laat een fluctuerend patroon zien.

Percentage maagdarmaandoeningen van totaal aantal meldingen jan-20 mrt-20 mei-20 jul-20 sep20 nov-20 jan-21 mrt-21 mei-21 jul-21 sep21 nov-21 jan-22 mrt-22 mei-22 jul-22 sep22 nov-22 jan-23 mrt-23 mei-23 jul-23 sep23 nov-23

Percentage Lawsonia van totaal aantal meldingen

Figuur 4.1 Maagdarmaandoeningen als percentage van het totaal aantal gemelde klachten in de Online Monitor, weergegeven als rode lijn. In het blauw is het percentage meldingen waarbij Lawsonia als waarschijnlijkheidsdiagnose is gemeld weergegeven (periode 2020-2023).

Bij de meldingen van Lawsonia in de Online Monitor worden vaak verschijnselen gemeld als diarree, een afwijkende kleur van de mest, en te hoge uitval. ’Te hoge uitval’ is echter op verschillende manieren te interpreteren en staat niet gelijk aan de plotse uitval die men verwacht bij een torsie in het maagdarmstelsel.

Aan de Veekijkertelefoon staat Lawsonia intracellularis in het tweede halfjaar op de achtste plek als we kijken naar de meestvoorkomende onderwerpen van ziektespecifieke vragen. Vanaf 2020 zijn steeds minder vragen gesteld over Lawsonia intracellularis (figuur 4.2) en ging het vaker over bijvoorbeeld PRRS, streptokokken of influenza. Buiten de vraag van de practicus, waarmee deze verdieping is gestart, zijn er in het tweede halfjaar geen extra signalen met betrekking tot Lawsonia intracellularis bij de Veekijkertelefoon gekomen. Ook zijn er in het tweede halfjaar niet bovengemiddeld veel vragen gesteld met betrekking tot torsies van het maagdarmstelsel. De plotse dood als gevolg van een maagdarmtorsie speelt mee in de beperkte vragen over behandeling, en vragen gaan dan ook over preventie, voedingsgerelateerde risicofactoren en de eventuele rol van pathogenen.

Figuur 4.2 Percentage ziektespecifieke vragen aan de Veekijkertelefoon met betrekking tot Lawsonia per kwartaal (periode 2020-2023).

Pathologisch onderzoek is bij uitstek geschikt voor het aantonen van een causaal verband tussen kliniek en pathogeen. Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de beschikbare pathologiedata is gekeken naar alle inzendingen van de afgelopen vijf jaar (november 2018 tot en met oktober 2023). Van deze inzendingen is een selectie gemaakt van casussen waarbij een torsio mesenterialis of intestinalis, colon torsio of haemorrhagic bowel syndrom (HBS) is vastgesteld. De casussen die hieronder vallen zullen verder onder de verzamelnaam ‘HBS’ worden aangeduid. In totaal was er sprake van 10.754 inzendingen in de genoemde periode, waarvan bij 202 inzendingen de diagnose HBS gesteld was. Bij deze inzendingen is de verdere differentiatie gemaakt van dieren waarbij Lawsonia intracellularis macroscopisch niet waarschijnlijk was, Lawsonia intracellularis afwezig was op basis van histologisch of laboratoriumonderzoek, en dieren waarbij infectie met Lawsonia intracellularis is bevestigd met histologie en/of kwantitatieve PCR-onderzoek. Van de 202 dieren met HBS was maar bij negen dieren (4,5 procent) sprake van klinisch relevante hoeveelheden van Lawsonia intracellularis. Daarnaast is opvallend dat de meerderheid van de 202 inzendingen (37 procent) in de maanden september en oktober is ingestuurd. Op basis van deze gegevens binnen deze studiepopulatie, kunnen we concluderen dat er geen associatie tussen klinische Lawsonia intracellularis infectie en HBS kon worden gevonden. Dat de meerderheid van deze dieren met HBS is ingezonden in september en oktober suggereert betrokkenheid van eventuele andere risicofactoren bij ontstaan van maagdarmdraaiingen, zoals de overgang van zomer naar herfst en incorporatie van vers geoogste granen in het voer.

4.2 Glaesserella parasuis

De bacterie Glaesserella parasuis (voorheen Haemophilus parasuis, Hps) is een Gram-negatieve bacterie, veelal bekend als de veroorzaker van de ziekte van Glässer, gekenmerkt door polyserositis, artritis en meningitis. Het is dan ook een bekend pathogeen in de Online Monitor, aan de Veekijkertelefoon of bij pathologisch onderzoek.

Het variërende ziektebeeld komt ook naar voren in de Online Monitor, waar Hps onder andere als waarschijnlijkheidsdiagnose gemeld wordt bij klachten van het ademhalingsstelsel of locomotie-apparaat. In de gegevens van de Online Monitor van 2021 tot en met 2023 is sprake van een wisselend aantal meldingen van Hps (figuur 4.3). Er is geen duidelijke seizoensinvloed zichtbaar en er is ook geen duidelijke toename zichtbaar in het aantal meldingen van Hps in de afgelopen twee jaar. Gemiddeld is ruim de helft van de meldingen van Hps van toepassing op gespeende biggen.

jan-21feb-21mrt-21apr21mei-21jun-21jul-21aug-21sep-21okt21nov-21dec-21jan-22feb-22mrt-22apr22mei-22jun-22jul-22aug-22sep-22okt22nov-22dec-22jan-23feb-23mrt-23apr23mei-23jun-23jul-23aug-23sep-23okt23nov-23dec-23

Figuur 4.3 Aantal meldingen van gezondheidsklachten in de Online Monitor met Hps als waarschijnlijkheidsdiagnose (periode 2021-2023).

Aan de Veekijkertelefoon is Hps vaker onderwerp van gesprek vergeleken met voorgaande kwartalen (figuur 4.4). Als we kijken naar ziektespecifieke vragen in het tweede halfjaar van 2023, dan worden de meeste vragen gesteld over PRRS en streptokokken, gevolgd door App en op de vierde plek staat Hps. Vragen aan de Veekijkertelefoon met betrekking tot Hps gaan vaak over diagnostiek voor het betrouwbaar aantonen van de ziekte van Glässer, typering of advies over preventie of behandelingsmogelijkheden, zoals vaccins.

Figuur 4.4 Percentage ziektespecifieke vragen met Hps als onderwerp (periode 2018-2023).

Ook bij pathologisch onderzoek wordt Hps het meest frequent gediagnostiseerd bij gespeende biggen. Het percentage inzendingen waarbij Hps als veroorzaker van pneumonie of sepsis is vastgesteld, is per kwartaal weergegeven in figuur 4.5. Tot eind 2022 lijkt er sprake van een afname, maar in de eerste drie kwartalen van 2023 zien we een hoger aantal Hps-diagnoses. Ondanks dat de Online Monitor geen toename in incidentie van Hps laat zien, geeft de toegenomen aandacht uit het veld en het toegenomen aantal ingezonden dieren voor pathologisch onderzoek reden om de incidentie van Hps in de gaten te blijven houden.

Figuur 4.5 Aantal inzendingen voor pathologisch onderzoek waarbij Hps als doodsoorzaak is gevonden (periode 2018-2023).

4.3 PRRS seizoensgebonden?

Het porcine reproductive and respiratory virus (PRRSv) is één van de bekendere pathogenen in de varkenssector en staat op het moment veel in de belangstelling in verband met de CoViVa-ambitie om in Nederland PRRS-vrij te zijn in 2050. Het virus kan zorgen voor een verzwakking van het immuunsysteem en dientengevolge aanleiding geven tot verminderde productie, ademhalingsklachten en sterfte. Tevens staat het virus bekend als veroorzaker van abortus en vroeggeboorte. In de Online Monitor wordt PRRS relatief vaak als waarschijnlijkheidsdiagnose opgegeven bij respiratie- of vruchtbaarheidsklachten, waarbij respiratieklachten de overgrote meerderheid vormen. Over de afgelopen drie jaar zien we een licht stijgende lijn in het aantal meldingen gewijd aan PRRS (figuur 4.6).

Figuur 4.6 Percentage meldingen van gezondheidsklachten in de Online Monitor, waarbij PRRS als waarschijnlijkheidsdiagnose is vermeld (periode 2020-2023).

Ondanks het feit dat PRRS het hele jaar kan voorkomen, zien we in de Online Monitordata dat het aantal meldingen van PRRS hoger is in de wintermaanden en lager in de lente en zomer, behalve in 2023. In 2023 zien we dat de PRRS-meldingen wat langer aanhouden in het voorjaar ten opzichte van eerdere jaren. Het aantal meldingen daalde pas in juli. De oorzaak van deze verschuiving is onduidelijk en kan te maken hebben met een toegenomen aandacht voor PRRS in het veld. Aan de Veekijkertelefoon Varken was PRRS in de afgelopen drie jaar met 11 procent van alle vragen een frequent bevraagd onderwerp. Het percentage vragen met betrekking tot PRRS laat ook een toename zien. Veelal gaan de vragen over het uitvoeren of de resultaten van sequentieanalyses, vaccinatiestrategie of de rol van PRRS bij bedrijfsproblematiek. De vragen waren meestal van toepassing op gespeende biggen (25 procent) of zeugen (22 procent). Bij pathologisch onderzoek wordt PRRS zelden als doodsoorzaak of hoofddiagnose aangeduid. Bij verworpen vruchten is het vaak lastig om de oorzaak van verwerpen vast te stellen, geïllustreerd door het feit dat bij 70 procent van de ingezonden verworpen vruchten geen diagnose kon worden gesteld. Als er wel een diagnose kan worden gesteld, betreft dit in een kwart van de gevallen infectie met PRRSv. Hiermee kan echter niet met zekerheid gezegd worden dat bij deze gevallen PRRSv ook de veroorzaker van verwerpen is. Ook speelt PRRS een rol in het ontvankelijk maken van het varken voor secundaire infecties. Secundaire infecties, na een primaire PRRSv-infectie, kunnen vaker langdurige kliniek veroorzaken.

4.4 App

Actinobacillus pleuropneunomiae (App) is een bacterie die bekendstaat als de veroorzaker van borstvlies- en longontsteking (pleuropneumonie). App kan (per)acuut of chronisch voorkomen, maar onder de juiste omstandigheden ook subklinisch persisteren. Vooral jonge (vlees)varkens zijn vatbaarder voor klinische infectie met App. Er zijn minimaal negentien verschillende serotypes van App bekend, met verschillende combinaties van virulentiefactoren die medebepalend kunnen zijn voor het optreden van klinische klachten. Dat App een bekende veroorzaker is, zien we ook terug in verschillende monitoringsinstrumenten, te beginnen met de Online Monitor. In 2023 was 70 procent van de App-meldingen van toepassing op vleesvarkens, en 26 procent op gespeende biggen (figuur 4.7).

Opfok- en vleesvarkens

Gespeende biggen

Zeugen

Zuigende biggen

Figuur 4.7 Aantal meldingen van App in de Online Monitor naar leeftijdscategorie (periode 2023).

In de Online Monitor wordt in 2023 bij ruim een kwart van alle respiratieklachten de waarschijnlijkheidsdiagnose App gemeld. Kijken we naar het totaal aantal gemelde gezondheidsklachten, dan wordt App bij 8 procent vermeld. Over de afgelopen jaren is geen duidelijke toe- of afname zichtbaar. Wel worden meer meldingen gedaan van App in het voorjaar en minder in het najaar. Bij de waarschijnlijkheidsdiagnoses App worden vaak verschijnselen gezien als hoesten, neusuitvloeiing en andere respiratieklachten.

jan-18mrt-18mei-18jul-18sep18nov-18jan-19mrt-19mei-19jul-19sep19nov-19jan-20mrt-20mei-20jul-20sep20nov-20jan-21mrt-21mei-21jul-21sep21nov-21jan-22mrt-22mei-22jul-22sep22nov-22jan-23mrt-23mei-23jul-23sep23nov-23

% App van respiratieklachten

% App van alle klachten

Figuur 4.8 Percentage meldingen met App als waarschijnlijkheidsdiagnose. In het rood als percentage van alle gemelde gezondheidsklachten (periode 2018-2023) en in het blauw als percentage van enkel de respiratieklachten.

Aan de Veekijkertelefoon is App regelmatig onderwerp van gesprek. In het tweede halfjaar van 2023 staat App qua aantal vragen op de derde plek van ziekte-specifieke onderwerpen. Over heel 2023 gaat gemiddeld 8 procent van de ziekte-specifieke vragen over App, wat hetzelfde is als het 8-jarig gemiddelde (2016-2023). Vragen gaan meestal over serotype typering, behandeling van klinische klachten door App, vaccinatiestrategie en de rol van App als primaire of secundaire ziekteverwekker.

Bij pathologisch onderzoek zien we dat App bij ruim 7 procent van de secties een rol speelt in de doodsoorzaak. Bij de meerderheid van deze secties is App verantwoordelijk voor het veroorzaken van pleuropneumonie. Ook hier zien we dat infectie met App vooral speelt bij vleesvarkens en in mindere mate bij gespeende biggen. In het tweede halfjaar van 2023 is infectie met App de vijfde meeste gestelde hoofddiagnose bij pathologisch onderzoek (zie figuur 4.8).

Figuur 4.9 Percentage secties waarbij pneumonie ten gevolge van infectie met App is vastgesteld (periode 2018-2023).

Bij inzendingen voor pathologisch onderzoek is, net als in de Online Monitor en aan de Veekijker telefoon, geen stijging of daling in het aantal App-diagnoses zichtbaar. Het is wel één van de meest gestelde diagnoses. De gegevens van de Online Monitor en Veekijkertelefoon laten zien dat er aandacht is voor App in het veld en de gegevens van pathologische inzendingen laten zien dat deze aandacht gerechtvaardigd is.

4.5 Zenuwstelselproblemen bij gespeende biggen

De monitoring varkensgezondheid is van belang voor het opsporen van uitbraken van bekende ziekteverwekkers die normaal gesproken niet in Nederland voorkomen, het opsporen van onbekende aandoeningen of ziekteverwekkers, en het zicht houden op trends en ontwikkelingen. Wat betreft deze laatst genoemde pijler, het zicht houden op trends, was er in de zomer van 2023 sprake van een afwijkend beeld.

Uit analyses op data uit de Online Monitor bleek dat in Nederland in de tweede helft van 2023 bij ongeveer 10 tot 12 procent van de bedrijven met gespeende biggen, melding werd gemaakt van klinische problemen gekenmerkt door zenuwverschijnselen. In de eerste helft van 2023 leek sprake te zijn van een klein toenemend verschil tussen meldingen van zenuwverschijnselen uit het zuiden van het land in vergelijking met de rest van Nederland. Dit verschil nam weer af richting de zomer van 2023 (figuur 4.10). Vervolgens werd in juli en augustus een significante toename (P<0,01) ten opzichte van juni waargenomen van het percentage bedrijven met gespeende biggen waar zenuwstelselverschijnselen zijn vastgesteld in de regio Noord/West-Nederland. Door deze toename is uitgezocht of er een specifieke oorzaak was of dat het een toevalligheid betrof.

Een regressieanalyse wees uit dat er geen significante associaties waren tussen meldingen van zenuwstelselproblemen en specifieke dierenartspraktijken. Steekproefsgewijs zijn telefonische interviews gehouden met twaalf dierenartsen om in beeld te brengen wat zij zagen in het veld. Hieruit bleek dat geen sprake leek van een afwijkend of nieuw ziektebeeld. Dierenartsen hadden ook niet het idee dat ze meer zenuwaandoeningen zagen of meldden en er was dus geen sprake van bewust vaker melden. Na september is het regionale verschil genormaliseerd net als de toename in Noord-/West-Nederland. Uiteindelijk is de conclusie getrokken dat de lichte toename in de Online Monitor niet kon worden verklaard door een nieuw of veranderend ziektebeeld, maar door een toevallige tijdelijke verandering in de incidentie.

De gegevens invoer en de vervolganalyse onderschrijven de belangrijke rol die dierenartsen in het veld spelen voor de monitoring varkensgezondheid.

Zenuwstelselproblemen bij gespeende biggen

Percentage varkensbedrijven (%)

Oost-Nederland

Zuid-Nederland

Noord-/West-Nederland

Figuur 4.10 Percentage UBN’s met zenuwstelselproblemen bij gespeende biggen (periode november 2022-november 2023).

4.6 Ontwikkeling in de antibioticumgevoeligheidspatronen van ziekteverwekkende bacteriën in 2023

Als bij bacteriologisch onderzoek ziekteverwekkende bacteriën worden gekweekt, dan wordt in veel gevallen een gevoeligheidsbepaling uitgevoerd om na te gaan voor welke antibiotica deze bacterie, onder laboratoriumomstandigheden, gevoelig is. Aan de hand hiervan kan de dierenarts een onderbouwde keuze maken voor een bepaald antibioticum ter behandeling van de betreffende bacteriële infectie. Met de resultaten van alle uitgevoerde gevoeligheidsbepalingen kan over langere perioden de ontwikkeling van de gevoeligheidspatronen van bacteriën worden gevolgd. Deze (overzichten van) gevoeligheidspatronen worden onder andere gebruikt bij het opstellen van de KNMvD-formularia. In bijlage IV (tabel IV.1) staan de gevoeligheidspatronen van de meest gekweekte bacteriën in 2023 (inclusief achtergrondinformatie). De gevoeligheidspatronen worden zowel met het voorgaande halfjaar vergeleken als met hetzelfde halfjaar een jaar geleden. Wanneer de aantallen isolaten van een bepaalde ziekteverwekker in een halfjaar lager zijn dan twintig, dienen de resultaten met terughoudendheid te worden geïnterpreteerd. In dergelijke gevallen worden vergelijkingen niet op halfjaarniveau uitgevoerd maar op jaarniveau. Een daling of stijging in het percentage resistente isolaten is significant genoemd bij een P-waarde van <0,05 en is een trend bij een P-waarde tussen 0,05 en 0,10. In dit hoofdstuk worden alleen significante en relevante (>5%) veranderingen in antibioticumgevoeligheid besproken. Om nog beter aan te sluiten bij de formularia en in verband met nieuwe interpretatiecriteria voor bepaalde bacterie-, antibioticum- en diersoortcombinaties en soms ook type materiaal, zijn in 2021 nieuwe antibioticumtestpanels in gebruik genomen; er zijn antibiotica verwijderd, toegevoegd en voor sommige antibiotica zijn de testconcentraties aangepast. Wanneer een hoger percentage resistentie het gevolg is van een gewijzigd interpretatiecriterium en niet van een daadwerkelijke toename van de resistentie tegen het betreffende antibioticum, wordt dat in onderstaande tekst aangegeven.

Resistentiepatronen van ziekteverwekkers

Voor Glaesserella parasuis werd in het tweede halfjaar van 2023 een opvallende stijging (41 procent; n=29) ten opzichte van voorgaande halfjaren (veelal 0 procent) gezien van het percentage isolaten ongevoelig voor gamithromycine. Deze ontwikkeling wordt nauwlettend gevolgd.

Multiresistentie van ziekteverwekkers

Multiresistentie is gedefinieerd als ongevoelig voor antibiotica uit tenminste drie verschillende antibioticagroepen; intrinsieke (‘natuurlijke’) resistenties buiten beschouwing gelaten. In deze rapportage wordt onderscheid gemaakt tussen multiresistentie op basis van resistentie tegen alle antibiotica die worden getest in het kader van monitoring (zie figuur 4.11 en tabel IV.2 bijlage IV) en multiresistentie op basis van resistentie tegen enkel de voor de betreffende bacteriesoort geregistreerde antibiotica (welke zijn opgenomen in tabel IV.1 bijlage IV). Van bacteriesoorten/-groepen waarvan minder dan twintig isolaten zijn getest, worden geen multiresistenties gerapporteerd.

Op basis van alle geteste antibiotica

In figuur 4.11 is per bacteriesoort/-groep grafisch weergegeven tegen hoeveel verschillende antibioticumgroepen er resistentie werd aangetoond in 2023. In tabel IV.2 (bijlage IV) zijn de meest frequent aangetoonde multiresistentie patronen weergegeven. Het overal percentage multiresistente isolaten was in 2023 (44 procent; n=1134) hoger (P<0,1) dan in 2020 (40 procent; n=1058), maar niet verschillend van 2022 (45 procent; n=742), 2021 (41 procent; n=1021) en 2019 (42 procent; n=1012). Het percentage multiresistente isolaten was in 2023 het laagst voor Actinobacillus pleuropneumoniae (5 procent; n=110) en het hoogst voor Bordetella bronchiseptica (100 procent; n=63) (zie figuur 4.11 en tabel IV.2 bijlage IV). Voor Actinobacillus pleuropneumoniae, Bordetella bronchiseptica, Glaesserella parasuis, Pasteurella multocida, enteropathogene Escherichia coli en Streptococcus suis waren de percentages multiresistente isolaten in 2023 niet verschillend van 2022. Voor Staphylococcus hyicus is vergelijking met 2022 niet mogelijk, omdat in 2022 minder dan twintig isolaten zijn getest. Voor Salmonella groep B en Salmonella Typhimurium zijn net als in voorgaande jaren geen percentages multiresistente isolaten berekend, vanwege te lage aantallen isolaten (<20 isolaten per jaar).

Op basis van antibiotica genoemd in het Formularium Varken Wanneer alleen die antibiotica in beschouwing worden genomen welke in het Formularium Varken voor de betreffende bacteriesoorten worden genoemd, was het overall percentage multiresistente isolaten in 2023 12 procent. Dit percentage is lager (resp. een trend, P<0,07 en significant, P<0,01) dan in 2022 (15 procent) en 2019 (17 procent), maar niet verschillend van 2021 (13 procent) en 2020 (14 procent).

Het percentage multiresistente isolaten was het laagst voor Staphylococcus hyicus (0 procent; n=24) en Streptococcus suis (0 procent; n=577) en het hoogst voor enteropathogene Escherichia coli (49 procent; n=162). Het percentage multiresistente Pasteurela multocida isolaten was in 2023 (8 procent; n=105) hoger (P<0,07) dan in 2022 (1 procent; n=72). Voor Actinobacillus pleuropneumoniae, Bordetella bronchiseptica, enteropathogene Escherichia coli, Glaesserella parasuis en Streptococcus suis waren de percentages multiresistente isolaten in 2023 niet verschillend van 2022.

Aantal antibioticumgroepen resistent Varken 2023

Figuur 4.11 Per pathogeen, het percentage isolaten dat resistent is tegen antibiotica behorend tot verschillende aantallen antibioticumgroepen in 2023, niet rekening houdend met registratie (bron: GD-LIMS). (0= geen resistentie aangetoond, 9= resistentie tegen antibiotica uit negen verschillende antibioticumgroepen aangetoond). 0 1 2

Bordetella bronchiseptica
Escherichia coli
Streptococcus suis
Pasteurella multocida Glaesserella parasuis
Staphylococcus hyicus
Actinobacillus pleuropneumoniae

Extended Spectrum Beta Lactamases (ESBLs)

ESBLs (Extended Spectrum Beta Lactamases) zijn enzymen geproduceerd door Gram-negatieve bacteriën (Salmonella, Klebsiella, E. coli ). Deze enzymen zijn in staat om b-lactam antibiotica (penicillinen, eerste tot en met vierde generatie cefalosporinen) af te breken. ESBLs worden geïnactiveerd door clavulaanzuur. Deze ESBL vorm van resistentie heeft zich in de afgelopen tientallen jaren ontwikkeld en over de hele wereld verspreid. Cefalosporinen zijn vaak de laatste reserve antibiotica bij ernstige infecties bij de mens en deze kunnen bij ESBL-producerende bacteriën (bijna) niet meer ingezet worden. Als een Gram-negatieve bacterie niet gevoelig is voor cefotaxime (derde generatie cefalosporine), is de kans groot dat de bacterie een ESBL produceert.

In 2023 is door GD cefotaxime-resistentie aangetoond voor 1 procent van de enteropathogene Escherichia coli isolaten afkomstig uit varkens (n=162). In 2022 en 2019 was het percentage cefotaxime-resistente enteropathogene Escherichia coli ook 1 procent (respectievelijk n=121 en n=137). In 2021 (n=133) waren alle isolaten uit varkens, net als in 2020 (n=149), gevoelig voor cefotaxime. Om te bevestigen dat cefotaxime-resistente isolaten daadwerkelijk ESBL-producerende ziekteverwekkers zijn, is aanvullend onderzoek vereist (dat is vooralsnog niet uitgevoerd). Bij Salmonella groep B-isolaten uit varkens is in 2019 tot en met 2023 geen cefotaxime-resistentie aangetoond (n=74, 2019-2023). Bij Salmonella Typhimurium isolaten één keer, in 2019 (n=33, 2019-2023).

5. Overige bevindingen

De derde doelstelling van de monitor van de diergezondheidsstatus is het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland of zelfs internationaal nog niet bekend of beschreven zijn. In dat kader rapporteert GD in dit hoofdstuk een aantal bijzondere, onalledaagse bevindingen die zijn besproken aan de Veekijkertelefoon of die aan het licht kwamen tijdens pathologisch onderzoek van ingezonden varkens of tijdens bedrijfsbezoeken door dierenartsen van de afdeling varkensgezondheidszorg. Het betreft sporadische of uitzonderlijke bevindingen, waarvoor niet altijd een directe bekende oorzaak is aan te wijzen. In een aantal gevallen is het uiteindelijk mogelijk om de oorzaak van de bevinding vast te stellen. Het kan bijvoorbeeld blijken dat het om een enigszins afwijkende uitingsvorm van een bekend gezondheidsprobleem gaat, zoals uitzonderlijke ziekteverschijnselen of een onverwacht hoge prevalentie. Als niet duidelijk is wat de achtergrond van een bijzondere bevinding is, kan een pilotonderzoek ingezet worden voor een nadere analyse. Omdat veehouders en dierenartsen in geval van een onbegrepen gezondheidsprobleem laagdrempelig contact kunnen opnemen met de Veekijkertelefoon, is dit een gevoelig instrument om bijzonderheden op te sporen.

5.1 Bijzondere bevindingen met mogelijk betekenis voor de monitor

In deze paragraaf staan enkele casuïstieken beschreven die wellicht van betekenis zijn in het kader van de gezondheidsmonitor. Het is denkbaar dat deze gevallen geen toevalsbevinding zijn en dat nader onderzoek of opvolging vanuit oogpunt van dier- of volksgezondheid gewenst is.

5.1.1 Zoutintoxicatie bij vleesvarkens

In 2023 kregen we in de sectiezaal vleesvarkens aangeboden van 9 weken oud voor diagnostiek naar de oorzaak van zenuwverschijnselen. Bij leven vertoonden de net opgelegde dieren van drie afdelingen de volgende verschijnselen: trillen, verminderde eetlust en platliggen. Op basis van dergelijke kliniek voeren infectieuze aandoeningen als streptokokken en E. coli vaak de differentiaaldiagnoses aan. Echter, in dit geval werd al snel een andere diagnose gesteld en histologisch bevestigd, met een niet-infectieuze oorzaak. Een eosinofiele meningo-encefalitis spatte van het oculair van de microscoop (figuur 5.1). Deze bevinding wijst op ofwel zoutvergiftiging, ofwel belemmerde waterinname. In combinatie met de eveneens waargenomen necrose in de hersenschors is het beeld pathognomonisch. Een overmaat aan inname van natrium kan voortkomen uit het rantsoen bij voerfouten, verstrekking van wei met een te hoog natriumgehalte of gebruik van zeer zoute voerbestanddelen. Een watertekort kan ontstaan bij verstopte leidingen of nippels of andere technische storingen. Verschijnselen van zoutintoxicatie die bij de varkens optreden zijn stoppen met eten (maar met aanhoudende dorst) en onrustig gedrag. Dieren kunnen doof en blind lijken en er kunnen allerlei andere nerveuze verschijnselen optreden, vergelijkbaar met die bij een bacteriële meningitis. Typische verschijnselen zijn bijvoorbeeld tremoren van de snuit in het begin, zich uitbreidend tot clonische krampen van de nek, opisthotonus, achteruit lopen, zitten, zijligging en gegeneraliseerde clonische krampen. Het herstellen van de vochtbalans van de varkens dient langzaam te gebeuren. Wateropname dient in eerste instantie beperkt te zijn en verdeeld over een aantal uren totdat weer onbeperkte opname mogelijk is. Na rantsoenaanpassingen is de rust op dit bedrijf teruggekeerd.

Figuur 5.1 Histologisch beeld in de hersenen van het aangedane vleesvarken. Rode cellen in het midden van de afbeelding zijn bloedvat en bloedcellen. Daaromheen zijn de karakteristieke eosinofiele granulocyten (zwarte pijl) zichtbaar, met kenmerkende tweelobbige kern en oranje-rood gekleurde granules in het cytoplasma (bron: Royal GD).

5.1.2 Hemorragische diathese of verdenking varkenspest?

In het najaar van 2023 werden, met enkele weken tussentijd, in de sectiezaal van GD biggen aangeboden van twee verschillende bedrijven met plotseling verhoogde sterfte van biggen in de kraamstal. Op beide bedrijven was de sterfte verhoogd in enkele tomen en waren binnen een toom meerdere (tot 50 procent), maar niet alle biggen aangedaan. Veehouders en dierenartsen van de bedrijven zagen tot op heden geen overeenkomsten tussen de tomen die het probleem konden verklaren. Het beeld in de sectiezaal was vergelijkbaar tussen de twee bedrijven. De biggen waren matig in conditie en hadden petechiën (puntbloedingen) in diverse organen. In beide gevallen was ook sprake van hyperemie van de (dunne) darmen en bloedstolsels in de darmen. Petechiën en bloedstolsels zijn zeer aspecifieke verschijnselen en wijzen niet direct naar een bepaalde aandoening, maar kunnen passen bij Klassieke en Afrikaanse Varkenspest. Aan de hand van het beeld op de sectietafel maakt de patholoog per geval een afweging of de casus bij de verantwoordelijke autoriteiten dient te worden gemeld. De PCR voor Klassieke en Afrikaanse Varkenspest was negatief in deze gevallen, maar wat was het dan wel? In beide inzendingen was er sprake van een sepsisbeeld waar onder andere Escherichia coli uit werd gekweekt. Het beeld is niet typisch voor de E. coli-types die we verwachten bij deze leeftijd biggen, er zou een ander type E. coli een rol kunnen spelen. Gelijktijdig met het pathologisch onderzoek bij GD hebben de dierenartsen op de bedrijven diverse andere risicofactoren onderzocht, zoals de luchtwasser, eventueel contact met (ratten)gif, verontreiniging van het water, gebruik van verontreinigd materiaal (naald, spuit, flesje) bij het behandelen van biggen etc. Op beide bedrijven is het beperkt gebleven tot enkele tomen, waarbij de uitval van biggen binnen de toom wel op liep tot 50 procent. De precieze oorzaak is niet achterhaald, maar de betrokkenheid van AVP en KVP is wel uitgesloten.

5.1.3 Aanwijzingen voor PCV3-infecties in geaborteerde foetus; twee casussen Het verband tussen PCV3 en het veroorzaken van reproductie-problemen bij zeugen wordt betwist. In 2023 werd bij twee gevallen waarvoor geaborteerde vruchten en vruchtvliezen waren aangeboden voor onderzoek, PCV3 gevonden als de enige waarschijnlijke oorzaak. Deze twee casussen beschrijven het klinische en diagnostische onderzoek en beogen bij te dragen aan het wetenschappelijke debat over de relevantie en impact van PCV3 bij varkens.

Casus één: een bedrijf met 1.300 zeugen, waarbij de eigen opfok van gelten plaatsvond, meldde een toename van vroeggeboren worpen met een hoger aantal gemummificeerde foetussen en doodgeboren biggen gedurende een periode van 8 weken. Bovendien vertoonden zeugen en vooral gelten anorexie rond 5 weken na inseminatie, gevolgd door gewichtsverlies en incidenteel sterfte. Bovendien werd een toename van abortussen waargenomen.

Casus twee: een bedrijf met 450 dieren meldde incidentele abortussen in het derde trimester van de dracht alsmede vroeggeboorte (D108 na inseminatie) bij ongeveer tien gelten gedurende een periode van 3 weken.

Op beide bedrijven werd geen bewijs gevonden van luchtweg- of maagdarmziekten, noch van systemische ziekten bij zeugen of gelten, op de anorexie na. Op beide bedrijven was de opfok en huisvesting van gelten strikt gescheiden van de zeugen, en was de geltenadaptatie periode beperkt in tijd.

Voor beide gevallen werden twee foetussen, bij casus twee ook foetale membranen, ingediend voor pathologisch en microbiologisch onderzoek. Er werden geen macroscopische afwijkingen gevonden. De bacteriële kweek van maaginhoud was negatief. Initieel waren de PCR-tests op foetale weefsels voor parvovirus, PCV2 en PRRSv ook negatief. Bij geval één werd via histopathologie een lymfocytaire en neutrofiele perivasculaire ontsteking waargenomen in het myocardium. Bij geval twee werd geen myocarditis waargenomen. Vervolgens werd

myocardweefsel ingediend voor PCV3-testen via PCR. Voor beide gevallen gaf de PCV3-PCR positieve resultaten met lage Ct-waarden (~14 en ~21 respectievelijk). Vervolgens werden weefselmonsters onderzocht op PCV3 via in situ hybridisatie (ISH). In beide gevallen toonde ISH bewijs voor multifocale aanwezigheid van PCV3-DNA in de kernen van hartspiercellen en in de wand van vaatjes in de hartspier.

Samenvattend, PCV3 was aanwezig in foetale weefsels en werd gevonden als enige waarschijnlijke oorzaak van de vroeggeboorte en abortussen in beide gevallen. Casus twee illustreert dat PCV3-DNA kan worden gedetecteerd in grote aantallen in hartspierweefsel in afwezigheid van ontsteking. Bovendien geeft de afwezigheid van PCV3 in een van de onderzochte foetussen aan dat bij gevallen van abortus mogelijk meerdere foetussen moeten worden onderzocht om een PCV3-infectie te diagnosticeren. Deze casussen dragen bij aan discussie over het verband tussen PCV3 infecties en reproductieproblematiek bij zeugen.

5.2 Overige bijzondere (toevals-)bevindingen

In deze paragraaf staan gevallen beschreven waarvan niet direct duidelijk is of deze van betekenis zijn voor de monitoring. Als zich vergelijkbare gevallen voordoen in de toekomst, kan het nodig zijn deze casuïstiek alsnog nader te analyseren.

5.2.1 Ondermaatse Vitamine B voorziening

Naar aanleiding van een telefoontje aan de Veekijker kwam de volgende casus aan het rollen. Een varkenshouder meldde twee jaar geleden bij de practicus een vreemd beeld in zijn stal. Destijds werden zware vleesvarkens bleek en ze vermagerden en vielen terug in conditie. GD heeft destijds sectie verricht op een acute fase representant, maar naast verschijnselen van hartspierdegeneratie was de sectie negatief op Brachyspira hyodysenteriae, Brachyspira pilosicoli, Salmonella spp en Lawsonia intracellularis. Verder waren de onderzoeken op PCV2 negatief en werd voor PRRS een hoge Ct van ruim 38 gevonden die klinisch niet relevant werd geacht. Macroscopisch was een versterkte doorbloeding van de lever opvallend. Zware metalen-onderzoek van de lever liet zien dat het cobaltgehalte opvallend laag was. Omdat het dier verder weinig aanknopingspunten gaf voor een verklaring van de verschijnselen, anders dan een te lage opname van Vitamine B, is toen geconcludeerd dat dit de meest waarschijnlijke verklaring moest zijn voor het aangetroffen lage cobaltgehalte. In die tijd is ook voeronderzoek uitgevoerd waaruit bleek dat het gehalte vitamine B12 inderdaad veel lager was dan op basis van de receptuur te verwachten was. De varkenshouder heeft vervolgens een andere voerleverancier gekozen en de problemen verdwenen weer. Nu, twee jaar later herkende de varkenshouder het beeld in de stal, wederom; bleke varkens, tegenvallende groei en vermageren. Meteen dacht de varkenshouder aan de vitamine B-voorziening. Voer werd getest en inderdaad bleek deze voorziening weer te krap vergeleken met de receptuur van de voerbon. De practicus is in overleg gegaan met de voerleverancier en de leverancier van de vitamine en supplementen in het voer en kreeg daar mondeling te horen dat dit algemeen bekend schijnt te zijn bij voerleveranciers. De vitaminen reageren sterk met de tweewaardige metalen in het mengsel, waardoor de beschikbaarheid van onder andere de B-vitamines snel terugloopt. Hoge temperaturen en lange bewaartermijnen versterken de terugloop. Op verzoek kunnen de mineralen en de vitaminen afzonderlijk worden verpakt alvorens ze toegevoegd worden aan het rantsoen. Dit is kostenverhogend maar wel beter voor het behoud van de effectiviteit van de vitaminen. Eenmaal in het rantsoen gepelleteerd is de contact mogelijkheid tussen vitaminen en metalen veel minder dan in het voormengsel en dus loopt de kwaliteit dan minder snel terug is de verwachting.

5.2.2 Balantidium coli: diarree bij een gespeende big

Op een biologisch bedrijf met een bezoekersfunctie werd aanhoudende diarreeproblematiek ervaren bij gespeende biggen en soms bij jonge vleesvarkens. In verband met de aanhoudende problematiek werden drie varkens ingestuurd voor pathomorfologisch onderzoek, twee van ~7 weken oud en een van 13 weken oud. Aangedane dieren op het bedrijf vertoonden geen andere verschijnselen of tekenen van ziekte, maar sommigen werden wel bleek.

Bij microbiologisch onderzoek van de jongste biggen werd een mengcultuur in de darminhoud aangetoond, maar tevens werd aanwezigheid van kwaadaardige E. coli gekweekt, samen met de aanwezigheid van het shigatoxine-gen (STX2e) met PCR. Bij de oudere big werd zowel een microscopisch beeld passend bij een infectie met Lawsonia intracellularis (PIA) gevonden als bewijs van aanwezigheid van een groot aantal Lawsonia-bacteriën via PCR. Bij een van de jongere biggen werd bij microscopisch onderzoek ook parasieten en een passend ontstekingsbeeld gevonden voor infectie met Balantidium coli. Als zodanig werd bij deze big de diagnose amoebe-dysenterie gesteld. Naar aanleiding van deze uitslag is door de Veekijkerdierenarts contact geweest met de inzendende dierenarts. Balantidium coli is een eencellige parasiet die eigenlijk op elk bedrijf wel aanwezig is. Echter, in de meeste gevallen wordt deze niet in verband gebracht met klinische problematiek. Het is beschreven dat Balantidium coli vaker wordt gevonden wanneer sprake is van een dysbiose (een disbalans van de darmflora). Echter, Balantidium is ook een zoönose, waarbij vooral casussen beschreven zijn bij mensen met een verlaagde afweer of bij mensen met een hoger risico. Dit gegeven speelde extra mee bij het contact met de dierenarts, omdat het bedrijf soms bezoekers ontvangt. De dierenarts is geïnformeerd over het mogelijk zoönotisch risico voor specifieke risico-groepen. Hij kreeg het advies om de veehouder te wijzen op het nemen van goede hygiënemaatregelen voor de bezoekers en verzorgers van de dieren. Varkens en mensen infecteren zich vaak door gecontamineerd drinkwater of voer of door coprofagie. Dit is lastig te voorkomen bij varkens, maar voerbak- en drinkbakhygiëne is mogelijk nog wel aan te pakken. In geval van amoebe dysenterie geeft de literatuur aan dat de gastheer niet ‘gevoeliger’ is voor B. coli door voorgaande infecties, maar het klinische beeld is vaak wel ernstiger bij co-infecties met bijvoorbeeld Gram-negatieve bacteriën (waaronder ook de E. coli ). Hoewel dit geen direct handelingsperspectief biedt, is hiermee duidelijk dat in deze casus de preventie van de coli-diarree nog relevanter is. Er zijn geen diergeneesmiddelen geregistreerd voor Balantidiuminfecties bij varkens. In de meeste gevallen gaat de diarree vanzelf over. Tot slot, het is onmogelijk om varkens te houden zonder B. coli, maar de infectie kan wel worden beheerst, vooral met hygiënemaatregelen.

Bijlage I:

Uitgangspunten monitoring

Opzet

De monitor voor diergezondheid in de varkenshouderij bestaat uit een aantal elkaar aanvullende middelen waarmee informatie wordt verzameld over de gezondheidssituatie van de varkensstapel. De middelen zijn deels reactief (initiatief ligt bij de veehouders/dierenartsen) en deels proactief (initiatief ligt bij GD). Door informatie uit de diverse middelen integraal te interpreteren wordt de kans op het bereiken van de doelstelling van monitoring, namelijk het snel signaleren van specifieke problemen enerzijds en het volgen van trends en ontwikkelingen anderzijds, geoptimaliseerd. Indien een signaal onvoldoende sterk is, maar wel relevant lijkt, wordt door onderzoek op beperkte schaal (pilot studie) actief en gericht meer informatie verzameld. Bevindingen worden elk kwartaal gerapporteerd. Indien bevindingen urgent worden geacht (risico’s voor voedselveiligheid, volksgezondheid of ernstige dierziekte-uitbraken), wordt tussentijds gerapporteerd aan de Begeleidingscommissie Monitoring Dierziekten.

Online Monitoring varkensgezondheid

De Online Monitoring varkensgezondheid is een proactief onderdeel van de monitor en verzamelt gegevens van bedrijfsbezoeken door praktiserende dierenartsen. Per leeftijdscategorie worden de volgende gegevens geregistreerd: syndromen (per orgaansysteem), klinische verschijnselen en (waarschijnlijkheids-)diagnoses. De gegevens worden via een website verzameld. De Online Monitoring is vanaf 1 juli 2015 operationeel. Vanaf 1 januari 2016 is sprake van een verplicht karakter in het kader van kwaliteitsborging.

GD Veekijker

De GD Veekijker is een reactief onderdeel van de monitor. Een team van ervaren deskundigen beantwoordt vragen van veehouders, practici en bedrijfsvoorlichters. Vragen kunnen telefonisch worden afgehandeld, maar ook kan besloten worden tot een bedrijfsbezoek en/of uitvoering van laboratoriumonderzoek voor het bevestigen of juist uitsluiten van bepaalde aandoeningen. Het initiatief voor het contact kan ook liggen bij de pathologen van GD in die gevallen waarbij het beeld van een sectie niet strookt met de anamnese op het inzendformulier of als het vermoeden van intoxicaties bestaat. Naar aanleiding van deze meldingen neemt de Veekijker contact op met de practicus en/of de veehouder.

Afdeling pathologie

De informatie die verkregen wordt door pathologisch onderzoek van meestal kadavers, vormt eveneens een reactief onderdeel van de monitor. Geregistreerde pathologen doen onderzoek op gestorven of geëuthanaseerde dieren, verworpen vruchten en soms ingezonden organen. Naast een macroscopische en microscopische beoordeling wordt meestal aanvullend laboratoriumonderzoek uitgevoerd. Pathologisch onderzoek is zeer geschikt voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en niet-endemisch in Nederland voorkomende aandoeningen. Behalve informatie over de doodsoorzaak, wordt informatie over antibioticumgevoeligheid van ziekteverwekkers verkregen.

Bewakingsonderzoek

Het bewakingsonderzoek betreft voor een deel een proactief monitoringsinstrument. Het initiatief voor vergaren van informatie ligt bij GD. Voor het uitsluiten van aanwezigheid van aangifteplichtige ziekten worden alle bedrijven iedere vier weken klinisch onderzocht. Voorts worden bedrijven serologisch onderzocht op het voorkomen van afweerstoffen tegen Ziekte van Aujeszky (ZvA), alleen verplicht bij één van de beide IKB’s. A- en C-categorie bedrijven worden onderzocht op het voorkomen van afweerstoffen tegen klassieke varkenspest (KVP). Daarnaast omvat het bewakingsonderzoek nog een reactief monitoringsinstrument: alle tonsillen (en/of milten) van kadavers aangeboden voor pathologisch onderzoek, worden op klassieke varkenspest onderzocht.

Pilotonderzoek

Pilotonderzoek is eveneens een proactief monitoringsinstrument. Om een signaal dat uit één van de middelen is verkregen te analyseren, wordt op beperkte schaal nadere informatie verzameld. Het pilotonderzoek wordt gestart vanuit het tweewekelijks overleg tussen de Veekijkerdierenartsen en de pathologen.

Wilde zwijnen

Om na te gaan of wilde zwijnen een bedreiging vormen voor de professionele varkenshouderij in Nederland worden, in opdracht van het Ministerie van LNV, de wilde zwijnenpopulaties op de Veluwe en in Limburg onderzocht op de aanwezigheid van afweerstoffen tegen klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en Ziekte van Aujeszky (ZvA). Ook zwijnen die zijn geschoten in zogenaamde nulstandgebieden (onder andere De Kempen en het Leenderbos in Noord-Brabant) worden onderzocht. De uitvoering van dit onderdeel van de monitor berust bij WBVR.

Rapportage

GD rapporteert na afloop van elk kwartaal over de bevindingen aan de belanghebbenden. Het eerste en derde kwartaal betreft dit een tussenrapportage over vooral bijzondere bevindingen en informatie uit de Online Monitor. Na afloop van het tweede en vierde kwartaal levert GD een halfjaarrapportage op met tevens een uitgebreide analyse van trends op basis van informatie uit telefonische vragen, bedrijfsbezoeken, pathologisch onderzoek en de Online Monitor. In de rapportage worden de waarnemingen weergegeven, voorzien van een interpretatie en wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met de bevindingen.

Bijlage II:

Bewaking aangifteplichtige ziekten in Nederland

Tabel II.1 Aantallen onderzochte bloedmonsters (bron: RVO/GD/WBVR).

*Alleen via laboratorium GD

Bijlage III:

Achterliggende gegevens secties

Tabel III.1: Samenvatting van de diagnoses per orgaansysteem in percentages per halfjaar.

Belangrijkste diagnose Luchtwegen

15 Pneumonie door Actinobacillus pleuropneumoniae

19 18 Meningitis door Str. Suis.

algemeen 19 17 Sepsis door Str. Suis.

Tabel III.2: Samenvatting van de diagnoses per orgaansysteem in percentages per leeftijdscategorie per half jaar, exclusief de inzendingen van verworpen biggen en indien leeftijd onbekend.

Tabel III.3: Overzicht van alle diagnoses die ten minste eenmaal zijn gesteld bij pathologisch onderzoek in het tweede halfjaar van 2023 (n=938).

LUCHTWEGAANDOENINGEN: 14 verschillende diagnoses

pneumonie t.g.v. Actinobacillus pleuropneumoniae

pneumonie (longontsteking, geen oorzaak)

pneumonie t.g.v. Pasteurella multocida

pneumonie t.g.v. Streptococcus suis

pneumonie

t.g.v. Glaeserella parasuis

pneumonie interstitieel

longabcessen (o.a. Arcanobacterium pyogenes)

Inclusion Body Rhinitis (cytomegalovirus)

pneumonie t.g.v. Bordetella bronchiseptica

pneumonie t.g.v. Ascaris suum

pleuritis (borstvliesontsteking)

maagzweer/maagperforatie/vernauwing maagingang

verbloeding uit maagzweer

enteritis t.g.v. Salmonella groep B, inclusief typhimurium

enteritis t.g.v. Salmonella groep C 1,5% darmperforatie/invaginatie

rectumprolaps

enteritis/colitis (geen oorzaak vastgesteld)

maagdraaiing

rotavirus-infectie

obstipatie

enteritis t.g.v. Salmonella spp. (per 4 2023) 0,4% rectumstrictuur 0,4% torsie leverkwab 0,4%

Vervolg tabel

ALGEMENE INFECTIEZIEKTEN: 9 verschillende diagnoses

t.g.v. Str. suis

(bloedvergiftiging)

t.g.v Glaesserella parasuis (Glässer)

OVERIGE AANDOENINGEN: 12 verschillende diagnoses

ABORTUS/DOODGEBOORTE: 6 verschillende diagnoses

Vervolg tabel

Bijlage IV:

Gevoeligheidspatronen van stammen gekweekt uit sectiemateriaal en niet-sectiemateriaal (Tabel IV.1)

Achterliggende gegevens ongevoeligheden voor antibiotica (bij hoofdstuk 4.5)

Algemene informatie bij de tabellen:

In tabel IV.1 staan de gevoeligheidspatronen van de meest gekweekte bacteriën in 2023. Isolaten uit sectiemateriaal (gestorven/geëuthanaseerde dieren) en isolaten uit niet-sectiemateriaal (losse inzendingen zoals swabs van klinisch zieke dieren) zijn samengevoegd. De resistentiepercentages zijn niet noodzakelijk representatief voor de hele Nederlandse varkenshouderij. De per bacterie weergegeven antibiotica zijn zoveel mogelijk gebaseerd op het Formularium Varken van de KNMvD; deels betreft het de geteste antibiotica, deels antibiotica waarvan bekend is dat deze kruisresistentie vertonen met het geteste antibioticum. Omdat bij veel bacterieantibioticumcombinaties een significant seizoenseffect aanwezig is, worden de gevoeligheidspatronen weergegeven op halfjaarniveau. Het aantal isolaten dat is vermeld, betreft het totaal aantal aangeboden isolaten van een bacterie, maar niet altijd zijn alle aangeboden isolaten getest op gevoeligheid voor alle bij de betreffende bacterie genoemde antibiotica.

Tabel IV.1: Percentage antibioticumresistente bacteriën gekweekt uit sectiemateriaal en niet-sectiemateriaal, periode 2020 tot en met 2023. Het aantal isolaten dat is vermeld, betreft het totaal aantal aangeboden isolaten van een bacterie, maar niet altijd zijn alle aangeboden isolaten getest op gevoeligheid voor alle bij de betreffende bacterie genoemde antibiotica. (bron: GD-LIMS).

Bacterie

Actinobacillus pleuropneumoniae

Benzylpenicilline

Ongevoelig

pleuropneumoniae (vervolg)

Bordetella bronchiseptica

Glaesserella parasuis

Bacterie

multocida

a Door een technische storing zijn er van niet meer Glaesserella parasuis isolaten antibiogrammen beschikbaar.

Tabel IV.1: Vervolg percentage antibioticumresistente bacteriën gekweekt uit sectiemateriaal en niet-sectiemateriaal.

Bacterie

Escherichia coli, enteropathogeen

Ongevoelig

Salmonella Typhimurium

Salmonella groep B Aantal

Staphylococcus hyicus Aantal

Streptococcus suis

Bijlage V:

Achterliggende gegevens tweedelijns contacten

Tabel V.1a Percentages telefonische vragen over ‘specifieke ziekten’ in het tweede halfjaar van 2023 (n=428).

Ziekte specifieke vragen

Streptokokken PRRS

Haemophilus parasuis App

Influenza

E. coli

Salmonella

Lawsonia

Clostridium

Circo (+PDNS)

Brachyspira

Pasteurella (niet Pm+)

Influenza (pandemische H1N1 2009)

M. hyopneumon. Parvo

Leptospiren

Voedingsdeficiënties

Erysipelas Schurft

AR (Pm+)

Staphylococcen

Prolap anus/rectum

B. bronchiseptica

Throbocytopenia purpura

MRSA (Methicill resist Staph.aure)

Maag/darmdraaiingen

M. hyorhinis

Klebsiella pneumoniae

Aujeszky

Andere vergiftigingen

Zoutintoxicatie

Rota/Corona Wormen

Moerbeihartziekte PED

Maagzweren/-bloedingen

M. haemosuis

KVP, advies bloedonderzoek

Brucellose/Brucella suis

Tabel V.1b Percentages telefonische vragen over ‘gezondheidsklachten’ in het tweede halfjaar van 2023 (n=648).

Probleemgerichte vragen

Uitval te hoog

Kreupelheid

Diarree (afwijkende mest)

Achterblijvers/slijters

Zenuwverschijnselen

Plotseling dood

Interpretatie uitslagen algemeen

Hoest (chronisch)

Traag werpen

Huidaandoening

Te veel doodgeboren

Verwerpen/vroeggeboorte

Bleke varkens

Verwerpen begin dracht (<5 weken)

Te lage groei

Niezen

Niet vreten (anorexie)

Verwerpen midden dracht (6 - 14 weken)

Verwerpen einde dracht (dag 100 - 108)

Slachtafwijkingen verhoogd

Necrose (oor-, staart-, poot-)

Mummies

Kannibalisme (oor-, staart-, poot-)

Hogere of verhogen gezondheidsstatus

Geboorteproblemen

Temperatuursverhoging/koorts

Witvuilen

Verminderen medicijngebruik

Vaccinatieschema (algemeen)

Urinewegen (nieren/blaas)

Te weinig melkgift/uierproblemen

Te veel terugkomers

Slechte berigheid (gespeende) zeugen

Scheve neuzen

Ongewenste berigheid

Medicijnen/Medicatie

Kraamstalberigheid

Berigheidsproblemen

Bijlage VI:

Serologie wilde zwijnen in Nederland

Rapportage serologisch onderzoek bij wilde zwijnen in Nederland

Rapportage 3e kwartaal 2023

Michiel Kroese, Eric de Kluijver, Jeanet van der Goot

Jaarlijks wordt, in opdracht van het Ministerie van LNV, het bloed van wilde zwijnen die in Nederland worden geschoten door jagers, steekproefsgewijs onderzocht op antistoffen tegen de virusziekten klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en de ziekte van Aujeszky (ZvA). Deze monitoring heeft tot doel om na te gaan wat de prevalentie van deze besmettelijke ziekten bij wilde zwijnen in Nederland is. Daarmee kan worden ingeschat of wilde zwijnen een bedreiging vormen voor de verspreiding van dierziekten naar de reguliere varkenshouderij. In deze rapportage worden alle resultaten van de eerste drie kwartalen van 2023 gepresenteerd. In totaal zijn 426 monsters van wilde zwijnen in Nederland ontvangen in deze periode. Hiervan zijn 236 monsters geselecteerd voor de serologische testen op KVP, AVP en ZvA. Er zijn in de onderzochte monsters van wilde zwijnen geen antistoffen aangetroffen tegen KVP, AVP en ZvA (ELISA’s).

Bijlage VII:

Publicaties die uit de Veekijker voortkomen

In de tweede helft van 2023 zijn diverse publicaties verschenen in de GD vakbladen Varken (verschijnt twee keer per jaar) en de Veterinair (verschijnt negen keer per jaar) die direct of indirect betrekking hadden op de resultaten van de monitor. Een overzicht hiervan staat weergegeven in de onderstaande tabel. Daarnaast zijn in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde korte artikelen verschenen met informatie direct uit de monitor. Dit betreft vooral informatie over trends gebaseerd op informatie uit de Online Monitor.

Tabel bijlage VII: Overzicht van het aantal pagina’s van de GD-publicaties die direct of indirect betrekking hadden op de resultaten van de monitor varkensgezondheid.

Relatie met monitor: Direct Afgeleid

GD Varken

Editie

HPAI

GD Veterinair

Juli Nitraat-intoxicatie

en zoötechnische factoren

Monitorpagina in Tijdschrift voor Diergeneeskunde Augustus Streptokokken

November PRRS

Totaal: 3

Bijlage VIII:

Colofon

Begeleidingscommissie Monitoring Varkens (per 1 januari 2023)

K. Oomen (voorzitter)

F. Herder (POV)

K. Jansen (POV)

E. Hendrikx (POV)

M. van de Peut (POV)

J. Hulzing (KNMvD)

M. Spierenburg (NVWA)

F. Reeuwijk (LNV)

Auteurs Rapportage

C. Sanderman (GD)

T. Tobias (GD)

E. van Langen-Willems (GD)

B. Engel (GD)

H. Kreutzmann (GD)

A. Heuvelink (GD)

Bijlage IX:

Gebruikte afkortingen

ADIS = Animal Disease Information System

ADNS = Animal Disease Notification System

App = Actinobacillus pleuropneumoniae

CMV = Centrum Monitoring Vectoren

CRM = Customer Relationship Management

DWHC = Dutch Wildlife Health Center

ELISA = Enzyme-Linked ImmunoSorbent Assay

GD = Royal GD (v/h Gezondheidsdienst voor Dieren)

KI = kunstmatige inseminatie

KNMvD = Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde

LIMS = Laboratorium Informatie en Management Systeem

LNV = Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit

MALDI-TOF = Matrix Assisted Laser Desorption Ionization Time of Flight Mass Spectrometry.

MoRP = Monitoring Registratie Programma

NVWA = Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit

OIE = Office International des Epizooties (Wereldorganisatie voor Diergezondheid)

PCR = Polymerase Chain Reaction

POV = Producenten Organisatie Varkenshouderij

PRRSv = Porcine Respiratoir and Reproductie Syndroom virus

RIVM = Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

SOZ = Signaleringsoverleg Zoönosen

WBVR = Wageningen Bioveterinary Research

Royal GD Arnsbergstraat 7

Postbus 9, 7400 AA Deventer

T. 088 20 25 500

info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl

GD3054/05-24

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.