GD Herkauwer 84

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - mei 2016 - nummer 84

herkauwer

REPORTAGE

Marcel Groot Zevert: “Antibiogram geeft richting”

FIT DOOR VOEDING

Water, van bron tot bek

ONDERZOEK

Wat weegt de koe anno 2016?


Maak van BVD geschiedenis EEN EPISCHE OPLOSSING IS BINNEN HANDBEREIK

Binnen 1 jaar 1,5 miljo en runderen gevaccin ee in Europa rd .

Eén jaar bescherming na éénmalige vaccinatie Vanaf 3 maanden leeftijd Voorkomt het ontstaan van drager dieren BVD type 1 en type 2 bescherming L2D technologie (Live Double Deleted)

De jaarlijkse vaccinatie tegen BVD Productnaam: Bovela, bevat per dosis (2 ml): levend verzwakt BVDV-1, ncp stam KE-9 en levend verzwakt BVDV-2, ncp stam NY-93. Doeldier: Rund Indicatie: Voor de actieve immunisatie vanaf een leeftijd van 3 maanden om hyperthermie te beperken en de reductie van leukocyten veroorzaakt door BVDV-1 en BVDV-2 te minimaliseren, en om de virusuitscheiding en viremie veroorzaakt door BVDV-2 te verminderen. Voor de actieve immunisatie van runderen tegen BVDV-1 en BVDV-2 om de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren te voorkomen. Duur van de immuniteit: 1 jaar Contra-indicatie: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of één van de hulpstoffen. Toediening: 2ml Intramusculair. Het wordt aanbevolen om rundvee tenminste drie weken vóór inseminatie/dekking te vaccineren voor foetale bescherming vanaf de eerste dag van conceptie. Dieren die later dan 3 weken vóór de dracht of tijdens de vroege dracht gevaccineerd worden zijn mogelijk niet beschermd tegen foetale infectie. Dit dient in overweging genomen te worden bij koppelvaccinatie. Hoewel persisterende infectie van de foetus door vaccinatie niet is aangetoond, kan transmissie naar de foetus niet worden uitgesloten. Daarom dient gebruik tijdens de dracht per geval beoordeeld te worden door de behandeld dierenarts, rekening houdend met bijvoorbeeld de immunologische BVD status van het dier, de duur tussen vaccinatie en dekking/ inseminatie, het stadium van de dracht en het risico op infectie. Voornaamste bijwerkingen: een milde zwelling en noduli tot 3 cm diameter werden waargenomen op de plaats van injectie en verdwenen binnen 4 dagen na de vaccinatie. Een verhoging van de lichaamstemperatuur binnen de fysiologische marge komt vaak voor binnen 4 uur na vaccinatie en verdwijnt spontaan binnen 24 uur. Wachttijden: Nul dagen. REG NL 114058 Kanalisatie: UDD voor overige informatie zie bijsluiter of raadpleeg onze website boehringer-ingelheim-ah.nl. Juni 2015.

Vraag uw dierenarts om meer informatie.


voorwoord

OOG VAN DE ME(ES)TER Wat moet het zwaarst wegen bij het managen van een veestapel: beslissen vanuit de filosofie ‘meten is weten’ of is het oog van de meester doorslaggevend? Zeker, de meetbaarheid van zaken is groter dan ooit en levert ons een schat aan gegevens. Toch blijft het in artikelen doorklinken – ook in deze Herkauwer: onderschat de kracht van het oog niet. In dit opzicht is het artikel over waterkwaliteit exemplarisch. We kunnen de kwaliteit van het water op tal van aspecten meten en exact aangeven of het van voldoende kwaliteit is. Toch is het verstandig om niet alleen naar de getallen te kijken. Het blijkt zeer informatief om over het voerhek leunend het drinkgedrag van de koeien te bestuderen. Niet alleen aan het oog, ook in de neus herkent men de meester; de geur van het water zegt veel over de smakelijkheid. Overigens ligt hier een herkenbare parallel naar het aroma van het voer: welke veehou-

der heeft niet de neiging om snel een pluk voer te pakken en de smakelijkheid te beoordelen aan de geur? Ter vervanging van de kuilanalyse en rantsoenberekening zullen de zintuigen niet dienen maar aan de waarde ervan zullen maar weinigen twijfelen. Meten, en vanuit weten(schap) en ervaring interpreteren is bij GD dagelijks werk. Het laboratorium vervult hierin een fundamentele rol. Jaarlijks komen miljoenen monsters naar het laboratorium in Deventer. Via allerlei verfijnde technieken en testen kan GD feitelijk vaststellen aan welke aandoening een dier lijdt of door welke ziekte een veestapel is getroffen. Via de serie ‘Uit het lab’ geven we een inkijkje in deze wereld. Dit keer over de testmethode van het Pakket Spoorelementen Uitgebreid. In aanvulling op de Mineralencheck in tankmelk, zegt dit bloedonderzoek iets over de mineralenopname bij individuele dieren. Veestapelmanagement vraagt om een breed gezichtsveld. Twee ogen geven daarbij een bredere kijk dan één: met idealiter één gericht op de meter, het andere gedreven door de meester. Bert de Lange, sectormanager Rund

inhoud

04 Actueel 07 Kalender 09 Uiergezondheid in 2015

Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

10 Water: van bron tot bek 14

14 Marcel Groot Zevert: “Antibiogram geeft richting”

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

18 Wat weegt de koe anno 2016?

COLOFON

20 Uit het lab: Pakket Spoorelementen Uitgebreid

Herkauwer is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Sietske Haarman, Bert de Lange, Jet Mars, Helen de Roode, Linda van Wuijckhuise | Eindredactie Yoni Pasman | Redactieadres GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Herkauwer wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (vier nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 19,20 euro (exclusief btw) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie vier keer per jaar Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze via redactie@gddiergezondheid.nl doorgeven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875a-2594 Adreswijzigingen: bel 0900 1770 (lokaal tarief)

24 Dierenarts Pauline Athmer: ‘BVD een

18

weerstandskiller’ 389 kg

26 Mogelijk meer leverbotbesmetting door milde winter

29 Buitendienst ‘on the road’ 932 kg

31 De boer op 24

32 Diergezondheid volgens Arjen Lensink

Herkauwer, mei 2016 - 3


Huisvesting fokkalveren: van stro naar rooster

Als je mineralentekort ziet ben je te laat Droge en oudmelkte koeien die geen extra mineralen via het basisrantsoen of het krachtvoer krijgen, kunnen te maken krijgen met een suboptimale mineralenvoorziening of een mineralentekort. Door al tijdens de droogstand de actuele mineralenopname van de droogstaande dieren te controleren, kunt u tijdig bijsturen om gezondheidsproblemen na het afkalven te voorkomen. Gezondheidsproblemen na het afkalven worden vaak veroorzaakt door een verminderde afweer van de verse koe. Denk dan bijvoorbeeld aan meer mastitisgevallen, baarmoederontsteking en slepende melkziekte. Met als resultaat dat er meer dieren behandeld moeten worden, en dus extra werk en verlies van melk. Bloedonderzoek spoorelementen Herkent u het bovenstaande op uw bedrijf of wilt u gewoon weten hoe het ervoor staat met de mineralenvoorziening bij uw droge koeien? Uw dierenarts kan van vijf dieren bloed afnemen in een (heparine)buis waarin GD de selenium(Se), jodium- ( I), koper- (Cu) en zinkvoorziening (Zn) kan meten. Op de uitslag van dit onderzoek (Pakket Spoorelementen Uitgebreid genaamd) ziet u of de voorziening aansluit bij de behoefte of dat bijsturen in de mineralengift nodig is. Meer over het Pakket Spoorelementen Uitgebreid leest u op pagina 20 en 21 van deze Herkauwer of op www.gddiergezondheid.nl/fit.

4 - Herkauwer, mei 2016

Vanaf een leeftijd van drie à vier maanden worden de meeste kalveren verplaatst van strohuisvesting naar een systeem van ligboxen met roostervloer. De overgang van het vrij opstaan en liggen, naar passen en meten in ligboxen, vraagt van uw kalveren een groot aanpassingsvermogen. Als dat niet snel of volledig genoeg gebeurt ontwikkelen kalveren soms de gewoonte om op de roosters te gaan liggen (‘damslapers’). Om dit te voorkomen wordt vaak geprobeerd het de kalveren moeilijk te maken om op de roosters te gaan liggen: veehouders leggen diverse spullen op de roosters: van ijzeren hekwerk tot autobanden. Het is zinvol om de tijd te nemen om goed te kijken of de kalveren wel gemakkelijk kunnen liggen en opstaan in de toegewezen boxen. Ruimere en vooral ook comfortabelere boxen zijn een beter alternatief om damslapers te voorkomen. De boxmaten voor kalveren moeten minstens 70 centimeter breed zijn bij een lengte van 160 centimeter. Een boxbedekking in de vorm van een matras of een ruime droge laag met strooiselmateriaal maakt het liggen comfortabeler en het opstaan gemakkelijker.

Neospora: heeft ontwormen van de hond zin? Om hondeneigenaren te attenderen op de risico’s van hondenpoep voor de gezondheid van koeien plaatste GD onlangs een animatie op Facebook. Dit riep veel reacties op. Ook kregen we veel vragen binnen over de verspreiding van neospora en de rol van de hond hierbij. Onder andere de vraag “Heeft het ontwormen van je hond zin als het gaat om neospora?”, maar ook: “Kan een stier neospora overbrengen?”, of: “Kan neospora bij honden ook verticaal worden overgedragen?” GD-rundveedierenarts Thomas Dijkstra, deskundige op het gebied van neospora, gaf antwoord op onze website. Volg daarvoor onderstaande link. BENIEUWD NAAR DE ANTWOORDEN? GA NAAR WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/NEOSPORA


actueel

Oorbiopten tijdig inzenden Steeds meer veehouders maken gebruik van oorbiopten met als doel hun bedrijf BVD-vrij te krijgen en te houden. In 2015 is het gebruik fors toegenomen: GD heeft 65 procent meer oorbiopten onderzocht in vergelijking met 2014. Het komt nog wel eens voor dat langer dan twee weken wordt gewacht met het inzenden van de biopten. Om de voordelen van het gebruik van oorbiopten optimaal te benutten is het van belang om biopten dagelijks of wekelijks in te zenden. Zo ontvangt u de uitslag sneller en minimaliseert u de periode dat een eventuele BVD-drager het virus kan spreiden. Met het oog op de kwaliteit van het onderzoeksmateriaal is het belangrijk niet langer dan twee weken te wachten met inzenden. Bewaar de biopten gekoeld wanneer u ze niet direct opstuurt.

Schat aan uiergezondheidsinformatie De schat aan informatie die het UGCNproject (2005-2010) heeft opgeleverd voor de melkveesector is per 1 januari 2016 geüpdatet en beschikbaar via de website van GD. Op www.gddiergezondheid.nl/uiergezondheid vindt u alle managementtips uit de ‘schijf van vijf’ (controle, weerstand, melken, infectiedruk, behandelen), praktische tools, instructiekaarten en uitgebreide achtergrondinformatie over mastitis(onderzoek). De (deels verouderde) sites ugcn.nl en handboekuiergezondheid.nl komen hiermee te vervallen.

Subsidie ZuivelNL: Stimuleringsregeling Diergezondheid

Nu al preventie hittestress In de zomer kan de temperatuur weer hoog oplopen, dan is extra alertheid geboden. Het is goed om juist vóór de start van de zomer na te denken over wat u nu kunt optimaliseren om de hittestress te beperken. Een koe heeft het liefst een temperatuur tussen -5 en +18 graden Celsius. Al vanaf 21 graden heeft ze last van de warmte. Daarbij speelt de luchtvochtigheid ook een rol: hoe hoger de luchtvochtigheid, hoe eerder de koe last heeft van hittestress. Om dit te voorkomen, zorgt u in de eerste plaats voor voldoende fris, schoon drinkwater. Zorg dat de stal goed is geventileerd, maak eventueel gebruik van ventilatoren. Voorkom directe zoninval in de stal en laat het licht zoveel mogelijk via de zijgevels binnenkomen. Doe bij voorkeur aan siëstabeweiding: laat de koeien overdag binnen en voer daar bij en stuur ze ’s nachts naar buiten.

Vanuit het Europese steunpakket voor de Nederlandse melkvee- en varkenshouderij is 3 miljoen beschikbaar voor het stimuleren van diergezondheid door het terugdringen van dierziektes als BVD, IBR en mastitis. Het door ZuivelNL opgestelde projectplan voorziet in de uitvoering van deze maatregel door toekenning van een korting op tarieven voor labanalyses en deelnames aan diergezondheidsprogramma’s door goedgekeurde aanbieders. Bij deze Herkauwer ontvangt u een bijlage waarop Subsidie ZuivelNL: per onderdeel (BVD, IBR en Mastitis) is aangegeven hoe u bij GD gebruik kunt maken van de subsidie. Vragen? Bel gerust met 09001770 (optie 1). Samen werken aan diergezondheid

Stimuleringsregeling Diergezondheid Melkveehouders kunnen bij GD op verschillende manieren gebruik maken van de subsidie Diergezondheid van ZuivelNL. In deze flyer vindt u alle mogelijkheden op een rijtje. Vanuit het Europese steunpakket voor de Nederlandse melkvee- en varkenshouderij (30 miljoen euro) is 3 miljoen beschikbaar voor het stimuleren van diergezondheid door het terugdringen van dierziektes als BVD, IBR en mastitis. Het door ZuivelNL opgestelde projectplan voorziet in de uitvoering van deze maatregel door toekenning van een korting op tarieven voor labanalyses en deelnames aan diergezondheidsprogramma’s door goedgekeurde aanbieders.

van GD beschikbaar met een korting van 110,00 euro. De QuickScan is een eerste, laagdrempelige stap om met BVDbestrijding aan de gang te gaan.

Hieronder geven we per onderdeel (BVD, IBR en Mastitis) aan op welke manier melkveehouders bij GD gebruik kunnen maken van de beschikbare middelen voor stimulering van de diergezondheid.

c) Een tegemoetkoming van 200 euro op de kosten voor het uitvoeren van diagnostiek die nodig is om, óf direct de eerste stap te zetten naar BVD-vrij Certificering, dan wel om de overstap te maken van het programma BVD Tankmelk Onverdacht naar BVD-vrij Certificering. Om voor de 200 euro in aanmerking te komen gelden de volgende criteria:

Stimulering bestrijding BVD a) In de periode 1 april 2016 – 31 december 2016 is de QuickScan BVD

b) In de periode 1 april 2016 – 31 december 2016 ontvangen veehouders 3 euro korting (per biopt) op de onderzoekskosten van BVD Oorbiopten bij GD. Het oorbioptonderzoek is een methode om snel BVD-dragers onder jonge kalveren op te sporen.

BVD

BVD

16-BVD-4

4-BVD-16

Melkveehouders die twee jaar of langer gunstige uitslagen hebben binnen BVD- of IBR Tankmelk Onverdacht kunnen met relatief weinig diagnostiek vrij-certificeren. Zij ontvangen een tegemoetkoming van 200 euro als zij voor 31 december vrij-certificeren.

• of het intake-onderzoek in het kader van het programma BVD-vrij Certificering afgerond hebben in de periode van 1 april tot en met 31 december 2016 (voor de bedrijven die geen BVD Tankmelk Onverdacht status hebben); • of onderzoek met betrekking tot de overstap hebben uitgevoerd en daardoor de status BVD-vrij hebben bereikt in de periode van 1 april tot en met 31 december 2016 (voor de bedrijven die al de BVD Tankmelk Onverdacht status hebben). d) Veehouders die een abonnement hebben of nemen op één van BVDbestrijdingsprogramma’s van GD ontvangen een tegemoetkoming van maximaal 50 euro. Iedere melkveehouder die op 1 juli 2016 abonnee is ontvangt via de derde kwartaalfactuur een korting van 25 euro. In het najaar volgt een soortgelijke actie: iedere melkveehouder die op 1 oktober 2016 een abonnement op één van de BVDprogramma’s heeft ontvangt, mits nog voldoende middelen beschikbaar vanuit het steunpakket, (nogmaals) 25 euro korting, te verrekenen via de factuur over het vierde kwartaal. Het betreft de volgende BVD-programma’s: BVD Tankmelk Onverdacht, BVD-vrij Certificering, BVD Jongvee AntistoffenMonitor en BVD Jongvee DragerCheck.

Herkauwer, mei 2016 - 5


Bovilis Longworm

Beschermd de wei in! Longwormschade is niet te genezen, maar wel te voorkomen. Door te vaccineren met Bovilis Longworm bouwen uw dieren zelf, op een natuurlijke manier, weerstand op tegen longworminfecties. Vraag uw dierenarts om advies.

Vaccineren met Bovilis Longworm Basis voor levenslange bescherming Bovilis® Longworm, bevat per dosis (25 ml): Minstens 1000 bestraalde levende Dictyocaulus viviparus larven (derde stadium, L3). Doeldier: Rund. Indicatie: Actieve immunisatie van kalveren vanaf de leeftijd van 6 weken tegen parasitaire bronchitis, veroorzaakt door Dictyocaulus viviparus. Bijwerking: Een lichte respiratoire vaccinatiereactie kan voorkomen. Toediening en dosering: Orale toediening van 1 dosis (25 ml). Tweevoudige vaccinatie van kalveren vanaf de leeftijd van 6 weken met telkens één dosis per dier, met een interval van 4 weken. Wachttermijn: 0 dagen. Waarschuwing: Na de tweede vaccinatie dient men 2 weken te wachten voordat de gevaccineerde dieren in een gecontamineerd milieu gebracht kunnen worden. REG NL 3219 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter.

www.rundvee-msd-animal-health.nl


kalender

Preventie van maagdarmworminfecties Bij weidegang kan uw jongvee een te heftige maagdarmworminfectie oplopen. Dit is niet altijd snel en duidelijk zichtbaar en uit zich bijvoorbeeld in verminderde groei, vermageren, dof haarkleed, verminderde melkproductie en soms diarree. Een lichte infectie kan zich op de weide snel opbouwen tot een zwaardere maagdarmworminfectie. Wat kunt u doen om gecontroleerd de weerstand van de dieren met eerste weidegang op te bouwen, waardoor preventieve behandeling niet nodig is? Praktische tips • Het grasland maaien heeft een positief effect op het terugdringen van de besmettingsdruk van de maagdarmworminfectie op het land (minder op die van longworm en leverbot). • Een lichte besmetting oplopen en daardoor een gecontroleerde immuniteitsopbouw tegen maagdarmwormen en longwormen is goed. Besmettelijke maagdarmwormlarven kunnen overwinteren op het land en gevoelige dieren (dieren met eerste weidegang) tot juli dit jaar infecteren. Start met het jongvee en de kalveren daarom na 1 juli met weidegang op een weide waar dit jaar niet eerder vee heeft gelopen. • Met goed weidemanagement kunt u gecontroleerd immuniteit opbouwen bij de dieren met eerste weidegang en schade voorkomen. Dat wil zeggen dat de weides maagdarmworm-‘vrij’ zijn voordat u start met weidegang van het jongvee (of dieren met eerste weidegang) en binnen drie weken omweiden naar een schoon perceel. • Check zes tot acht weken na uitscharen hoe het gesteld is met de wormbesmetting op het land. Dit kan via gepoold mestonderzoek bij jongvee of dieren met eerste weidegang op maagdarmwormen bij vijf dieren. Voor een advies op maat over de bestrijding van infecties met maagdarm- en longwormen in het eerste seizoen is er de online ‘Wormsleutel’. DE WORMSLEUTEL VINDT U OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/WORMINFECTIES

MEI JUNI JULI

Reinheid van koeien verdient aandacht Hoe schoner de koeien, hoe kleiner de kans op uierontsteking door met name omgevingsbacteriën zoals E. coli, Klebsiella spp. en S. uberis. Deze mastitisverwekkers zorgen voor een vaak ernstige uierontsteking met als gevolg een zieke koe, verlies aan melk en veel extra werk. Een eenvoudig instrument als de hygiënescorekaart brengt de reinheid van uw koeien in beeld en vertelt u iets over de hygiëne van de koeien en de huisvesting op uw bedrijf. Door eenvoudige aanpassingen te doen kan de hygiënescore van de koeien en daarmee uw werkplezier aanzienlijk verbeteren. Zoals vaker de uiers scheren of branden, de staarten scheren, vaker de mestgangen schuiven, aanpassingen van het rantsoen om de mest dikker te krijgen of aanpassing van de soort en hoeveelheid ligboxstrooisel. DE HYGIËNESCOREKAART VINDT U OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/UGATOOLS

Herkauwer, mei 2016 - 7


STARTVAC POLYVALENT GEÏNACTIVEERD VACCIN tegen rundermastitis, in emulsie voor injectie

The Reference in Prevention for Animal Health

RU-02/2016 NL-BE

www.startvac.com

* Andrew Bradley et al. An investigation of the efficacy of a polyvalent mastitis vaccine using different vaccination regimens under field conditions in the United Kingdom. J. Dairy Sci. 2015; 98: 1706–1720 STARTVAC®, Polyvalent geïnactiveerd vaccin, rundermastitis, emulsie voor injectie. Samenstelling Escherichia coli (J5) geïnactiveerd > 50 RED60* Staphylococcus aureus (CP8) stam SP 140 geïnactiveerd, die Slime Associated Antigenic Complex (SAAC) tot expressie brengt > 50 RED80** * RED60: Rabbit Effective Dose (effectieve dosis bij konijnen) bij 60% van de dieren (serologie). ** RED80: Rabbit Effective Dose (effectieve dosis bij konijnen) bij 80% van de dieren (serologie). Indicaties: Voor gebruik in gezonde koeien en vaarzen, om het optreden en de ernst van de verschijnselen van klinische of subklinische mastitis veroorzaakt door Staphylococcus aureus, coliformen of coagulase-negatieve stafylokokken te verminderen. Toedieningsweg: Intramusculair gebruik. De injecties dienen bij voorkeur afwisselend aan beide zijden van de nek gegeven te worden. Dosering: Dien een dosis (2ml) toe door middel van een diepe intramusculaire injectie in de nekspieren op 45 dagen voor de verwachte afkalfdatum en dien een maand daarna een tweede dosis toe (minimaal 10 dagen voor afkalven). Een derde dosis moet 2 maanden hierna toegediend worden. Het hele vaccinatieprogramma moet elke dracht herhaald worden. Bijwerkingen: Er kunnen na toediening van één dosis vaccin lichte tot matige, voorbijgaande, plaatselijke reacties optreden. Dit zijn voornamelijk: zwelling (gemiddeld tot 5 cm2), die binnen 1 of 2 weken verdwijnt. In sommige gevallen kan er ook pijn optreden op de plaats van de injectie, die spontaan in maximaal 4 dagen verdwijnt. Er werden na toediening van een overdosis vaccin geen andere bijwerkingen bij de dieren waargenomen dan de bijwerkingen waargenomen na toediening van een enkele dosis vaccin.Contra-indicaties: Geen. Wachttijd: Geen. Speciale voorzorgsmaatregelen: Alleen gezonde dieren dienen geïmmuniseerd te worden. Het vaccin vóór toediening op een temperatuur van +15°C tot +25 °C laten komen. Schudden voor gebruik. Speciale voorzorgsmaatregelen, te nemen door degene die het diergeneeskundig product aan de dieren toedient: Dit product bevat minerale olie. Accidentele injectie/zelf-injectie kan ernstige pijn en zwelling tot gevolg hebben, vooral in geval van injectie in een gewricht of vinger; zonder snel medisch ingrijpen kan dit in zeldzame gevallen leiden tot verlies van de betrokken vinger. Kan tijdens de dracht en lactatie worden gebruikt. Gekoeld bewaren en transporteren (+2 tot +8 °C) en beschermen tegen licht. Niet in de vriezer bewaren. Voor verdere informatie verwijzen wij u naar de bijsluiter in de verpakking. Verpakkingsgrootten: Kartonnen doos met 20 injectieflacons met elk 1 dosis. Kartonnen doos met 1 injectieflacon met 5 doses. Kartonnen doos met 1 injectieflacon met 25 doses. Op diergeneeskundig voorschrift. Nummer(s) van de vergunning(en) voor het in de handel brengen: EU/2/08/092/003; EU/2/08/092/004; 2/08/092/006. Houder van de vergunning voor het in de handel brengen: LABORATORIOS HIPRA, S.A. Avda. la Selva, 135. 17170 Amer (Girona), Spanje. Tel. (972) 430660 – Fax (972) 430661.Verdeler:Hipra Benelux N.V. Adequat Business Center, Brusselsesteenweg 159, 9090 Melle BELGIUM.Gebruik geneesmiddelen op een verantwoorde wijze.

Hipra Benelux, N.V. Adequat Business Center Brusselsesteenweg 159 9090 Melle - Belgié Belgié: Tel (+32) 9 324 21 58 Fax (+32) 9 324 21 59 Nederland: Tel (+31) 23 533 25 26 Fax (+31) 23 540 11 25 benelux@hipra.com www.hipra.com


Hans Miltenburg, zoötechnisch specialist en Ryan van Egmond, dierenarts rundvee

RESULTATEN UIERGEZONDHEID • Percentage S. aureus en S. agalactiae (koegebonden) is vrijwel gelijk gebleven. • Percentage coliformen en Klebsiella (omgevingsgebonden) is licht gedaald. • Percentage S. uberis en S. dysgalactiae (omgevingsgebonden) is licht toegenomen. In onderstaande figuren staan de seizoenseffecten weergegeven van S. uberis en Klebsiella.

Figuur 1: Streptococcus uberis 9.5% 9%

Percentage positief

8.5% 8%

UITSLAGEN TANKMELK IN 2015 Steeds meer veehouders doen mee aan het abonnement Uiergezondheid Tankmelk. De resultaten samen geven een beeld van de uiergezondheid in Nederland. Zo zien we dat in 2015 het percentage monsters waarin coliformen en Klebsiella zijn aangetoond licht is gedaald ten opzichte van 2014. Aan het begin van ieder jaar doet GD een analyse op de -geanonimiseerde- resultaten uit alle abonnementen Uiergezondheid Tankmelk van het voorgaande jaar. Dit geeft een beeld van de trends rondom uiergezondheid. Zo zien we dat in 2015, ten opzichte van 2014, het percentage monsters met S. aureus en S. agalactiae vrijwel gelijk is gebleven, met coliformen en Klebsiella licht is gedaald en met omgevingsstreptokokken (onder andere S. uberis en S. dysgalactiae) licht is toegenomen. Aanpak Als coliformen zijn aangetoond, komt dit meestal doordat de melk in contact is geweest met vuil, zoals mest. Dit kan bijvoorbeeld via vuile spenen maar ook door afgevallen of afgeslagen melkstellen die vuil opzuigen. De stalhygiëne en de wijze van voorbehandelen hebben veel invloed op het aantal coliformen, waaronder Klebsiella en E. coli. Bij onvoldoende reiniging van de melkinstallatie kan het aantal coliformen in de tankmelk ook toenemen.

7.5% 7% 6.5% 6% 5.5%

se p ok t no v

ju l au g

ap r m ei ju n

b

ar

m

ja

fe

n

5%

Maand

Figuur 2: Klebsiella 6.5%

6% 5.5%

5% 4.5%

4% 3.5%

3%

ju l au g se p ok t no v

ap r m ei ju n

ar

m

fe

b

2.5%

ja n

Percentage positief

wetenschap

S. uberis kan in tankmelk terechtkomen via geïnfecteerde kwartieren, maar ook direct vanuit de omgeving. Met het opsporen en aanpakken van de geïnfecteerde dieren zal het aantal S. uberis-bacteriën dalen. Stal- en melkhygiëne zijn belangrijk om te voorkomen dat de melk in contact komt met vuil vanuit de omgeving. De bacterie S. uberis is een omgevingsgebonden kiem die zich gedeeltelijk gedraagt als een koegebonden kiem. De bacterie wordt door geïnfecteerde koeien uitgescheiden in de melk. Het is dus belangrijk om overdracht tijdens het melken te voorkomen. Seizoenseffecten Met name in de zomerperiode en de herfst zijn er regelmatig uitbraken van S. uberis bij kalfkoeien (zie figuur 1). Deze kiem komt veel voor in (vervuild) stro. De hygiëne van de afkalfstal (strohok) speelt hierbij een belangrijke rol. Coliformen kunnen zich onder warme en vochtige omstandigheden net als de andere omgevingskiemen snel vermenigvuldigen. De belangrijkste bronnen van Klebsiella zijn zaagsel, mest en grond, die van E. coli is mest. In figuur 2 zijn de seizoenseffecten te zien van Klebsiella. Door met deze seizoenseffecten rekening te houden, zijn maatregelen te nemen om de infectiedruk het hele jaar door zo laag mogelijk te houden, zoals het opschroeven van de hygiëne in de zomer en de herfst. Bespreek de mogelijkheden met uw dierenarts.

Maand

Herkauwer, mei 2016 - 9


1

2

3

SERIE FIT DOOR VOEDING

Van bron tot bek Het lijkt simpel: water moet gewoon schoon zijn. De kwaliteitseisen van water zijn sterk afhankelijk van het gebruiksdoel. Wordt het alleen gebruikt voor het schoonmaken van stallen, of ook als drinkwater voor mensen? Is het bedoeld voor de voorkoeler, voor het schoonmaken van de melktank, of alleen als drinkwater voor dieren? Een eigen waterbron (1) Water van een eigen bron moet vaak een behandeling ondergaan om geschikt te zijn als drinkwater. In ruw bronwater zit vaak te veel ijzer of mangaan. Het kan ook andere stoffen bevatten die met filters of waterbehandelingsinstallaties verwijderd moeten worden. Uit onderzoek van GD (2015) onder 437 melkveehouders blijkt dat bijna tweederde van de Nederlandse melkveehouders een eigen waterbron heeft. Daarvan maakt 22 procent geen gebruik van een waterbehandelingsinstallatie. 65 procent van de ondervraagde melkveehouders werkt met een ontijzeringsinstallatie, 18 procent heeft een systeem om het water te ontharden en 8 procent heeft een systeem op basis van omgekeerde osmose. Bronboorbedrijven kunnen het pakket ‘Veedrinkwater chemisch onderzoek’ aanvragen. De uitslag van dit wateronderzoek is bepalend voor welk type waterbehandelingsinstallatie geplaatst wordt achter de bron. Aandachtspunten daarbij zijn de afstelling van de waterbehandelingsinstallatie en het onderhoud ervan. Bronwateronderzoek KKM of Foqus Planet (2) Eigen bronwater dat wordt gebruikt voor het reinigen van melkwinningsapparatuur of wordt gebruikt in de voorkoeler,

10 - Herkauwer, mei 2016

moet aan de hoogste (humane) normen voldoen. Een zeer geringe verhoging van het kiemgetal kan het water dan al ongeschikt maken. GD biedt hiervoor het pakket ‘Veedrinkwater KKM/ Foqus’ aan. Wist u dat GD voor u kan regelen dat de watermonsters één keer per jaar worden genomen door een erkende monsternemer van CRV? Als u zich heeft aangemeld hoeft u verder niets te doen. CRV plant de monstername efficiënt in, bijvoorbeeld in combinatie met uw MPR of bedrijfsbezoek in uw regio. Door deze samenwerking met CRV kan GD u een wateronderzoek tegen een scherp tarief bieden. Waterkwaliteit op drinkplaats (3) Hoe ruikt het water op de drinkplaats? Zou u een glas water uit de drinkbak drinken? Water dat in de stal als veedrinkwater wordt gebruikt (3), stroomt soms door watersystemen die van slechte kwaliteit zijn of leidingen die dichtgeslibt zijn. Dan kan het water dat bij de ingang of eigen bron goed is, toch afwijkend testen als het watermonster genomen wordt op de drinkplaats. Het lijkt een open deur, maar een goede drinkwaterkwaliteit en daarmee een goede wateropname begint bij het regelmatig schoonmaken van de waterbakken en regelmatig ‘checken’ of het water op de drinkplaats voldoet aan de eisen voor veedrinkwater. GD biedt met het pakket ‘Veedrinkwater Drinkbakcheck’ een laagdrempelig onderzoek tegen een voordelig tarief. Diergezondheidsproblemen (4) De (mede)oorzaak van diergezondheidsproblemen (4) is soms een afwijkende waterkwaliteit, door bijvoorbeeld schadelijke


FIT-serie

Toine van Erp, zoötechnisch specialist en Martine Verwoerd, marktmanager

4

componenten in het water of te lage wateropname. Vage klachten bij het vee kunnen aanleiding zijn om het veedrinkwater te laten onderzoeken. Vooral een te hoge ammoniumwaarde, een te lage of te hoge waterhardheid en een te hoog totaal kiemgetal zijn regelmatig redenen van afkeuren. Een te hoog ijzergehalte kan ervoor zorgen dat het water minder smakelijk is en dat koeien te weinig drinken. Ook bij hittestress kan dat sneller tot problemen en een lagere melkproductie leiden. De relatie tussen de kwaliteit van het drinkwater en de melkproductie is in 2013 wetenschappelijk bewezen door de PennState University in de Verenigde Staten. Bedrijven met een goede drinkwaterkwaliteit hadden een gemiddelde melkproductie die ongeveer 10 procent hoger lag (gemiddeld 28 liter melk vergeleken met 25 liter melk per dag) vergeleken met de bedrijven met een afwijkende waterkwaliteit. Bij onder andere het kiemgetal gelden voor kalveren andere normen dan voor koeien. Jonge kalveren hebben nog geen optimale penswerking en zijn daardoor gevoeliger voor water en voer met een verhoogd kiemgetal. Bij koeien geldt de grens van 100.000 kiemvormende eenheden (kve) per milliliter. Bij kalveren mag het water niet meer dan 10.000 kve bevatten. Het wekelijks controleren en reinigen van de drinkbakken en het vaker schoonmaken van de drinkemmers is dan ook geen overbodige luxe voor deze nog kwetsbare diergroep. Als het water niet goed ruikt, zichtbaar verontreinigd is of als dieren om onverklaarbare reden ziek worden, laat uw water dan direct uitgebreid onderzoeken met pakket ‘Veedrinkwater geschiktheid inclusief een visuele- en geurbeoordeling’.

Observeer Neem eens de tijd om van een afstandje te kijken naar het drinkgedrag van de koeien. Ziet u opvallende dingen? • Staan de waterbakken op de juiste plaats? Kunnen de ranglaagste koeien erbij? • Hoe gemakkelijk kunnen de dieren drinken? • Zijn er zichtbare stressmomenten? Worden koeien verdrongen bij de drinkbak? • Twijfelen de koeien voor dat ze water gaan drinken? Lepelen ze alleen met de tong het water uit de bak en gaan ze niet echt drinken? • Hoeveel drinken de dieren? Plaats een watermeter en meet hoeveel water de koppel daadwerkelijk opneemt. U ziet veel aan deze ‘koesignalen’. Twijfels? Bespreek dit met deskundigen om juiste stappen te nemen. FIT-serie FIT is de voedingsaanpak van GD. In de FIT-serie lichten we verschillende oplossingen uit de FIT biedt. Deze keer staat gezond drinkwater centraal. Goed drinkwater is een essentieel onderdeel van gezonde voeding. Een koe vreet immers minder als zij een mindere kwaliteit water tot haar beschikking heeft. FIT biedt verschillende onderzoeken aan op de belangrijkste criteria voor gezond en schoon drinkwater. Voor meer informatie over de wateronderzoeken van FIT gaat u naar www.gddiergezondheid.nl/ rundveedrinkwater

Herkauwer, mei 2016 - 11


Gezocht: ondernemende jonge melkveeboeren! BEN JIJ KLAAR VOOR HET LEIDEN VAN HET BEDRIJF VAN DE TOEKOMST?

Wil jij in 1 jaar je carrière een boost geven? Kies dan voor ons DairySmart programma en werk samen met de beste zuivelboeren van Nieuw-Zeeland. New Zealand Dairy Careers vergroot jouw perspectief met een werk & studie programma op maat! Je gaat full time werken en wonen op een door ons geselecteerde en gemonitorde melkveeboerderij.

Onderdelen van ons éénjarige programma • contract met een toonaangevend melkveebedrijf • introductieprogramma • studieprogramma, ontwikkeld voor werkende boeren • accommodatie • volledig salaris • continue ondersteuning

Voor meer informatie: sjoerd@nzdairycareers.nl • 06 - 28 34 32 07

Tegen vliegen, luizen en teken op runderen, schapen en lammeren ■ Efficiënte, gemakkelijke behandeling en preventie tegen Vrijwel alle veel voorkomende uitwendige parasieten, ook tegen myiasis op schapen. ■ Eenvoudig te doseren. Eén enkelvoudige dosering van 10 ml voor runderen. ■ Geen wachttijd voor melk. Melk van behandelde schapen mag worden afgeleverd voor humane consumptie. ■ Maatwerk in parasietenbestrijding: verpakking van 500 ml of 1 liter. ■ Verpakking is na opening nog 12 maanden te gebruiken. ■ Verkrijgbaar bij uw dierenarts.

Gericht op resultaat! Shaping the future of animal health DELTANIL 10 mg/ml Pour-on oplossing voor runderen en schapen. REG NL 111025. Voor meer informatie en de bijsluiter kijk op www.virbac.nl/Deltanil. Lees voor gebruik altijd de bijsluiter.


Daphne de Leeuw en Jessica van Stek

HAAL MEER UIT VEEONLINE Als veehouder bent u dagelijks bezig met de gezondheid van uw dieren. Daar kunt u VeeOnline goed bij gebruiken. VeeOnline biedt één website waar u alle gezondheidsinformatie van uw vee kunt vinden die bekend is bij GD. Zo geeft VeeOnline u eenvoudig een volledig overzicht van de diergezondheid op uw bedrijf.

VEEONLINE HANDIGE TIPS

Snel een labuitslag opzoeken voordat de dierenarts komt? Zodra ons laboratorium een uitslag heeft afgerond, is deze direct online beschikbaar in VeeOnline. Naast labuitslagen kunt u ook zien welke onderzoeken er voor uw certificering gepland zijn en wat uw bedrijfsstatus is voor de verschillende GD-programma’s. Verder kunt u onder het tabblad ‘Mijn bedrijf’ veel informatie inzien (zie kader). Dus log nu in op VeeOnline en bekijk de mogelijkheden voor uw bedrijf!

Onder het tabblad ‘mijn bedrijf’ vindt u: • Huidige en historische stallijsten • Gezondheids­verklaringen- en certificaten • Het opvragen van gezondheidsdocumenten • Het bedrijfsbehandelplan dat u online kunt bekijken, ondertekenen en inclusief stalkaarten kunt afdrukken.

GA NAAR WWW.VEEONLINE.NL

Herkauwer, mei 2016 - 13



reportage

Yoni Pasman, redacteur

MARCEL GROOT ZEVERT:

“Antibiogram geeft richting” Hij heeft een visie die misschien nog het meest op ‘totaalboeren’ lijkt. Melkveehouder Marcel Groot Zevert uit Beltrum ging ruim 25 jaar geleden van de varkens naar de koeien, en nam gebruiken als hygiëne en verantwoord antibioticagebruik mee. Samen met zijn dierenarts Johan Mol van Slingeland Dierenartsen draait de veehouder aan de knoppen om de dieren zo gezond mogelijk te krijgen. “Het bedrijf moet een kringloop zijn, met een diergezondheid die beheersbaar is.” Dat Marcel en zijn vrouw een melkveebedrijf konden gaan runnen, viel eigenlijk met het toeval samen. “We waren bedrijfsleiders op een varkensbedrijf in het noorden van het land, maar de bedrijven van onze beide ouders hadden geen opvolgers. Dus het liep even anders. Er lagen hier meer kansen.” Sindsdien, 1990, is het een goed lopend bedrijf geworden met inmiddels zestig melkkoeien. “Uitbreiden doen we nu niet, want we hebben zelf nog geen opvolgers.”

“Het bedrijf moet een kringloop zijn”

Meestal S.aureus Uiergezondheid staat bij Marcel hoog in het vaandel, net als eigenlijk alle andere aspecten van diergezondheid. “Ons celgetal was vorig jaar 185.000 en is nu 153.000. Met Uiergezondheid Tankmelk krijg je inzicht in wie de boosdoener is. Hier is het meestal S.aureus waardoor het celgetal hoger is.” Dierenarts Johan valt hem bij: “Je hebt niet veel koeien met een hoog celgetal maar wel een paar met een heel hoog celgetal.” Marcel let daar wel goed op. “Van een hoog celgetal op zich merk je niet veel, maar bij zichtbare uierontsteking ga ik meteen behandelen volgens het bedrijfsbehandelplan.” Sinds het verplichte selectief droogzetten is er voor Marcel niet zoveel veranderd. “Eigenlijk deed ik dat al. Als de koeien boven de norm uit kwamen zette ik ze met antibiotica droog. Ik heb het ook een tijdje helemaal niet gedaan, maar dat werkt niet.” Volgens Johan zijn de regels dan ook niet voor niets. “Je moet de ruimte gebruiken die er is. We evalueren hoe ze uit de droogstand komen, als het celgetal te hoog is, dan gaat er iets verkeerd.”

Bedrijfsgegevens: VOF Groot Zevert en Klein Falckenborg Grootte: 60 melkkoeien Sinds: 1990 Productie: ca. 8.000 kilo per koe per jaar Celgetal: 153.000

Herkauwer, mei 2016 - 15


Bedrijfsantibiogram Mastitis Om nog gerichter te kunnen behandelen is Marcel begonnen met het Bedrijfsantibiogram Mastitis. De uitslag van het onderzoek geeft snel inzicht in de resistentie voor bepaalde antibiotica op een bedrijf (zie kader Bedrijfsantibiogram Mastitis). Marcel was geïnteresseerd en kaartte het aan bij Johan. “Het leek me een goed hulpmiddel.” De dierenarts vond het een goed idee. “Voor ons is het ook belangrijk om het antibioticagebruik te onderbouwen. Zo’n uitslag geeft richting aan, ook hoe het met de resistentie zit op het bedrijf. Het is een goedkope manier en een goed begin, vooral op bedrijven waar nog weinig of geen individueel bacteriologisch onderzoek wordt gedaan.” In Marcels geval bleken de stafylokokken, waaronder S.aureus, gevoelig te zijn voor alle middelen. “Dit kunnen we inzetten als basis voor het bedrijfsbehandelplan”, zegt Johan. “Maar ik pleit altijd voor individueel onderzoek, zodat je weet welke bacterie bij welke koe hoort. Voor aanpak en preventie moet je weten of

Dierenarts Johan (l) en veehouder Marcel (r) lopen elk half jaar het bedrijf helemaal na, en maken afspraken voor verbeteringen.

Bedrijfsantibiogram Mastitis Het Bedrijfsantibiogram is de nieuwste innovatie van GD op het gebied van uiergezondheid. Het biedt deelnemers aan het abonnement Uiergezondheid Tankmelk of de eenmalige Uiergezondheidscheck, de mogelijkheid om naast inzicht in de mastitiskiemen op het bedrijf, ook inzicht te krijgen in de actuele antibioticagevoeligheid van deze kiemen op koppelniveau. De uitslag geeft een goede indicatie van de antibioticagevoeligheid voor de komende zes maanden: per gevonden kiem ziet u of de gevoeligheid voor een bepaald antibioticum goed, matig of slecht is. Hiermee levert het Bedrijfsantibiogram waardevolle input voor uw bedrijfsbehandelplan en helpt het u eerder het juiste middel te kiezen bij problemen met mastitis.

je een koegebonden of omgevingsgebonden kiem aanpakt.” De dierenarts ziet zeker de toegevoegde waarde van het Bedrijfsantibiogram. “Het is een middel om in de gaten te houden of er een trend ontstaat. Als bij één van de kiemsoorten alle vakjes van de eerstekeuzemiddelen rood worden, dan moet je aan de slag. Dan gaat er een infectie rond in de koppel die je niet goed behandelt. Het past bij het huidige antibioticabeleid, dat je je best doet om zoveel mogelijk te verantwoorden wat je doet, van diagnose tot behandeling.” Hij waarschuwt wel dat je niet op basis van de uitslag zomaar kunt overschakelen op een derdekeuzemiddel. “Maar het kan een signaal geven om gerichter individueel te gaan onderzoeken.” Hygiëne Bij de varkens zijn ze al veel langer bewust bezig met het antibioticagebruik, vindt Marcel. Daar speelt hygiëne bovendien nog een veel grotere rol dan in de melkveehouderij. De veehouder nam die gebruiken mee naar zijn melkveebedrijf, met een indrukwekkende hygiëne volgens de dierenarts.“Dit is één van

16 - Herkauwer, mei 2016


reportage

Yoni Pasman, redacteur

“Hoe de koe erbij loopt is de norm” de reinste bedrijven van de praktijk. Je kan hier bij wijze van spreken op je sokken door het bedrijf lopen.” Voor Marcel vanzelfsprekend. “Je moet het gewoon bijhouden, ook bij de koeien. Als je ziet dat er één vies is, niet afwachten maar meteen even schoonspuiten.” Maar ook preventie van insleep is een speerpunt. “Ik begin altijd bij de kalveren, zodat ik niets uit de stal versleep naar de kalveren. Mensen die kalveren komen halen mogen niet de stal in. Eigenlijk is dat het grootste gevaar voor insleep, vaak komen die mensen op meerdere bedrijven op een dag. Dat hoort er ook allemaal bij, je moet denken aan hygiëne in het geheel.”

Afspraken Twee keer per jaar komen alle erfbetreders bij elkaar om de resultaten te bespreken en een rondje door de stal te maken. Dat klinkt als een groot gezelschap, zegt Marcel, maar eigenlijk zijn dat alleen maar Johan en de voeradviseur. “We doen dat om

Het onderzoek van GD Annet Heuvelink, onderzoeker R&D onderzocht de antibioticumgevoeligheid van kiemen. “We hebben op een groot aantal bedrijven herhaaldelijk monsters genomen, zowel tankmelkmonsters als melkmonsters van individuele koeien. Vervolgens hebben we de antibioticumgevoeligheid van verschillende kiemen die we uit de monsters hadden gekweekt bepaald en die onderling met elkaar vergeleken. Uit de analyse bleek dat we op basis van de gevoeligheid van bacteriën uit de tank iets kunnen zeggen over de gevoeligheid van bacteriën die mastitis kunnen veroorzaken. Die overeenkomst is niet alleen een momentopname, maar geldt voor een langere periode.” Het Bedrijfsantibiogram zegt iets over de gevoeligheid voor het komende half jaar.

een beeld te vormen van de situatie op dat moment en te bespreken waar Marcel op dat moment mee zit”, legt de dierenarts uit. “Vervolgens maken we afspraken om een bepaald onderdeel te verbeteren. De vorige keer was dat bijvoorbeeld de klauwgezondheid. Marcel laat nu in plaats van twee keer per jaar maandelijks een klauwbekapper komen”, vertelt Johan. Tot groot genoegen van Marcel.“Dat scheelt zoveel. Anders was het altijd één dag gestress en paniek onder de koeien. Nu pik ik er zo’n tien uit die bekapt worden, dat gaat veel rustiger.” ‘Totaalboeren’ Wat de algehele diergezondheid betreft is Marcel stellig: “Een bedrijf moet gesloten zijn, met een kringloop van eigen dieren. Dan blijft de diergezondheid beheersbaar.” Op zijn gesloten bedrijf kijkt hij bovendien goed naar zijn koeien. “Voor mij is hoe de koe erbij loopt de norm. Of ze te dik is of te mager.” Want een te dikke koe wordt eerder ziek, valt Johan hem bij. “Die heeft meer kans op slepende melkziekte, wat leidt tot een weerstandsdip. En zo is ze weer vatbaarder voor mastitis.” Marcels visie is er dan ook één van iets als ‘totaalboeren’. “Diergezondheid is een complex iets. De cirkel moet goed aansluiten, want alles hangt samen.”

Herkauwer, mei 2016 - 17


Wat weegt de melkkoe anno 2016? Het gewicht van een koe bepalen is zo makkelijk nog niet. Niet iedereen beschikt over een melkrobot met weegschaal. Weten hoe zwaar het dier is, is heel belangrijk om de dosering en daarmee de effectiviteit van medicijnen te bepalen. Uit kleinschalig veldonderzoek van GD blijkt dat de variatie in gewichtsschatting groot kan zijn. Maar hoeveel weegt een gemiddelde melkkoe (HF) anno 2016? En welke methode is het beste om het gewicht te schatten? Om op een effectieve en veilige manier diergeneesmiddelen in te kunnen zetten, is het van belang een juiste schatting van het gewicht van het dier te maken. Bij overschatting van het gewicht wordt mogelijk te veel van een bepaald diergeneesmiddel ingezet. Onderschatting van het gewicht is zeker niet zonder risico’s. Dit leidt tot een te lage dosering van diergeneesmiddelen, dus een minder effectieve behandeling. Onderdosering kan, met name bij antibiotica en anthelminthica (ontwormmiddelen), de kans op resistentieontwikkeling vergroten waardoor de middelen op den duur helemaal niet meer werken. Kortom, een juiste inschatting van het gewicht van een dier is van belang om een effectieve behandeling te kunnen inzetten. Tijdens een kleinschalig veldonderzoek op twee melkveebedrijven is gekeken in hoeverre het meten van de borstomvang met

18 - Herkauwer, mei 2016

389 kg

De gemiddelde koe weegt in dit onderzoek 656 kilo, maar het gewicht varieert nogal: de lichtste koe in dit onderzoek woog 389, en de zwaarste ruim twee keer zo veel, 932 kilo.

een meetlint bij melkgevende dieren een betrouwbare methode is voor het inschatten van het gewicht. Ook is er gekeken naar de betrouwbaarheid van het schatten van het gewicht van de dieren ‘op het oog’. Beide bedrijven hebben een melkrobot met een weegfunctie, zodat de geschatte waarden vergeleken kunnen worden met de gemeten data. Variatie in gewicht In de handboeken staat dat het gewicht van de gemiddelde melkkoe 650 kilogram is. Het gemeten gemiddeld gewicht van de 127 melkgevende koeien op deze twee bedrijven kwam uit op 656 kilo. De variatie is echter groot: het gewicht van 95 procent van de koeien varieert tussen 470 kilo en 826 kilo (zie figuur 2). De lichtste koe woog maar 389 kilo, terwijl de zwaarste 932 kilo woog. De variatie in gewicht is afhankelijk van de uniformiteit van de koppel en eventueel inkruisen met andere rassen. Als bij de inzet van medicijnen bij de koppels uit het veldonderzoek zou worden uitgegaan van een gemiddeld gewicht van 650 kilo, dan is de kans groot dat er over- en ondergedoseerd wordt.


wetenschap

Sanne Carp-van Dijke, dierenarts, Annet Velthuis, onderzoeksleider en Patty Penterman, dierenarts

van de geschatte koeien is het verschil kleiner dan 25 kilo, maar in 61 procent van de gevallen schat de dierenarts de koeien meer dan 25 kilo te zwaar en in 17 procent meer dan 25 kilo te licht. Gemiddeld genomen is de overschatting 43 kilo. Meetlint wint De variatie in gewichtsschatting in een koppel kan groot zijn, blijkt uit dit kleine veldonderzoek. Tevens blijkt dat het meetlint nauwkeuriger is dan een schatting ‘op het oog’. Het meetlint lijkt dus de meest nauwkeurige benadering om het gewicht te schatten, bij afwezigheid van een weegfunctie. Een juiste inschatting van het gewicht van een dier is van belang om een effectieve behandeling te kunnen inzetten. Meten is dus nog altijd weten. 1000 1000 900 900 800

932 kg

Geschat Geschat gewicht gewicht (kg)(kg)

800 700 700 600 600 500 500 400 400

Meten met meetlint Alle melkgevende dieren werden eenmalig gemeten met een meetlint. In figuur 1 staan in het blauw de uitkomsten van de metingen met het meetlint, uitgezet tegen de wegingen via de melkrobot. Hieruit blijkt dat met het meetlint het geschatte gewicht van de koeien vaak wordt over- en onderschat. Slechts bij 39 procent van de gewogen koeien is de afwijking kleiner dan 25 kilo, terwijl bij 45 procent het gewicht door het meetlint met meer dan 25 kilo wordt overschat en bij 16 procent meer dan 25 kilo onderschat. Gemiddeld genomen is het geschatte gewicht door het meetlint 16,7 kilo hoger dan het gemeten gewicht.

Gewicht melkkoeien (kg) volgens dierenarts Gewicht melkkoeien Gewicht melkkoeien (kg) (kg) volgens volgens meetlint dierenarts

300 300300

400

500

300

400

(kg) volgens 500 Gewicht melkkoeien 600 700 melkrobot 800

600

700

Gewicht melkkoeien (kg) volgens meetlint 800 900 1000 900

1000

Gewicht melkkoeien (kg) volgens melkrobot

Figuur 1: Het geschatte gewicht (meetlint en ‘op het oog’) ten opzichte van het door de melkrobot gemeten gemiddelde gewicht.

30 30 25 25 20 20 15 15 10 10 5

Schatting ‘op het oog’ We hebben ook een dierenarts het gewicht van de dieren ‘op het oog’ laten schatten. In figuur 1 staan in het groen de gewichtsschattingen op de twee onderzochte bedrijven, uitgezet tegen de wegingen in de melkrobot. Hieruit blijkt dat het ‘op het oog’ schatten vaak afwijkt van het gemeten gewicht. In 22 procent

5 0 0 Gewicht melkkoeien (kg) Gewicht melkkoeien (kg)

Figuur 2: De frequentieverdeling van het door de melkrobot gemeten gewicht van 127 melkgevende dieren op twee melkveebedrijven.

Herkauwer, mei 2016 - 19


Onderzoek opname spoorelementen Als u vermoedt dat een kalf, pink, droge of zoogkoe het niet helemaal goed doet vanwege de voeding, dan kunt u eens het Pakket Spoorelementen Uitgebreid laten doen. Hiermee onderzoekt u met één bloedmonster de voorziening van selenium, koper, zink en jodium. Een behoorlijk innovatief onderzoek dus, maar hoe gaat dat eigenlijk?

naar de afdeling Veterinaire Chemie. En ook hier worden ze weer gescand, ditmaal om ze te koppelen met de apparatuur. Hier worden ook identificatiestickers geprint, zodat de monsters, als ze worden gesplitst, weer geïdentificeerd kunnen worden. Door de monsters te splitsen kunnen ze met verschillende apparatuur onderzocht worden.

Waar de Mineralencheck via tanmelkonderzoek iets zegt over de mineralenvoorziening van de melkveekoppel, zegt de uitslag van het Pakket Spoorelementen Uitgebreid via bloedonderzoek iets over een individuele koe, of over een selectief groepje van vier tot zes dieren. Hiermee is het dus mogelijk gerichter onderzoek te doen. De monsters die worden ingestuurd, zijn vaak van dieren die vermoedelijk te weinig mineralen hebben opgenomen of klachten laten zien.

Plasma verkrijgen De heparinebuizen gaan eerst in de centrifuge (3), deze scheidt de bloedcellen van het plasma (bloedvloeistof). Na de centrifuge zitten de bloedcellen onderin het buisje en het plasma bovenin (4). Met een heel smalle pipet zuigt de laborant vervolgens 0,2 milliliter plasma uit het buisje, en dat wordt automatisch verdund met 4,8 milliliter verdunningsvloeistof (5). Het verdunde monster gaat vervolgens in de ICP-MS, die de concentratie van verschillende mineralen en spoorelementen kan bepalen.

Op het bedrijf De dierenarts tapt bloed van de koe die onderzocht moet worden (1). Voor de bepaling is een heparinebuis nodig, de heparine zorgt er namelijk voor dat het bloed onstolbaar blijft. Op het inzendformulier moet duidelijk staan welk onderzoek gedaan moet worden en alle contactgegevens en levensnummers. Digitaal inschrijven De dierenarts kan de heparinebuis zelf digitaal inschrijven op het bedrijf met een barcodescanner. Als hij of zij dat nog niet doet, schrijft GD de monsters zelf in (2). We controleren de buizen met de informatie op het formulier, zodat we zeker weten dat later de juiste uitslag bij het juiste dier komt. Is de buis al wel ingeschreven, dan gaan ze meteen door naar de volgende scanner: hier worden de monsters in ons systeem gezet. Ook hier volgt een controle: is de buis niet goed ingeschreven, dan nemen we contact op met de dierenarts. Na het inschrijven gaan de monsters echt het laboratorium in,

20 - Herkauwer, mei 2016

De meting met de ICP-MS Als het plasma uit de originele heparinebuis is gescheiden van de bloedcellen, verdund is met een verdunningsvloeistof en in een speciale monsterbuis is gegaan, kan het monster de ICP-MS in. Het pipetteerstation pipetteert een klein beetje van de gemaakte verdunning en stuurt deze de ICP-MS in. Het monster wordt eerst verhit tot een temperatuur van 6.000 tot 9.000 graden Celsius, in een hittebron. Dit droogt het monster niet alleen, maar zorgt er ook voor dat er ionen worden gevormd. Vervolgens komen de ionen in een vacuüm, waar ze gescheiden worden en dus los van elkaar op de detector komen. De detector meet de massa’s van de ionen, en op basis daarvan kan het apparaat precies vertellen om welk spoorelement het gaat, omdat elk element een unieke massa heeft. Het aantal ionen van het element zegt dan iets over de concentratie. De uitslagen worden vergeleken met een vloeistof die de ‘standaard’


uit het lab

Yoni Pasman, redacteur

1

4

6b 1- De dierenarts tapt bloed van de pink of koe, hiervoor is een heparinebuis nodig, want heparine zorgt ervoor dat het bloed niet stolt. 2- De monsters worden ingeschreven met de barcodescanner. Door de dierenarts via digitaal inschrijven, of bij ons in het lab. 3- De bloedmonsters gaan in de centrifuge om het plasma van de bloedcellen te scheiden. 4- Na het centrifugeren zitten de bloedcellen onderin de heparinebuis, en het plasma bovenin.

2

5

5- Met een pipet zuigt de laborant het plasma op, waarna het gemengd wordt met de verdunningsvloeistof. 6a en 6b- De ICP-MS pipetteert eerst de standaardvloeistof, daarna de monsters. De concentraties spoorelementen worden daarna met elkaar vergeleken, waarna het apparaat precies kan berekenen wat de concentratie in het monster, en dus in de koe is.

3

6a

wordt genoemd (6a). Hiervan is precies bekend wat de concentratie is van de spoorelementen en wordt aan het begin van iedere dag gemaakt. Het apparaat meet eerst de standaard en vervolgens de monsters (6b). Een rekenprogramma bepaalt vervolgens de concentratie van de spoorelementen, en hieraan is dus te zien of de pink of koe te veel of te weinig van een bepaald element heeft opgenomen in de laatste week. Uitslag De uitslag van het onderzoek gaat van de ICP-MS naar een computersysteem, waarna de analisten na controle de uitslag goedkeuren. Alle uitslagen komen vervolgens automatisch in

VeeOnline, waar u als veehouder de uitslag tussen 48 en 72 uur na het insturen van de monsters kunt inzien. De uitslag geeft een goed beeld van de actuele opname van de belangrijkste spoorelementen bij rundvee: koper, zink, selenium jodium. In ĂŠĂŠn oogopslag is te zien of de voorziening aansluit op de behoefte of dat bijsturen in de mineralengift nodig is. Gebruik de toelichting op de uitslag om met uw dierenarts of voeradviseur te bespreken wat eventuele vervolgstappen kunnen zijn. MEER OVER HET PAKKET WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/FIT

Herkauwer, mei 2016 - 21


DROOGZETTEN MANAGEMENT UIERGEZONDHEID WELZIJN

Ref: 2016/RU-005

een nie u w be g i n

DRY YOUR

BEST

www.dryyourbest.com

Velactis® 1,12 mg/ml oplossing voor injectie voor rund - Werkzaam bestanddeel: Cabergoline 1,12 mg – Indicaties: Te gebruiken als hulpmiddel in het kuddebehandelprotocol voor het abrupt droogzetten van melkkoeien door het verminderen van melkproductie, ter: vermindering van melklekkage bij het droogzetten, vermindering van het risico op nieuwe intramammaire infecties tijdens de droogstand, vermindering van ongemak. – Contra-indicaties: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor cabergoline of voor één van de hulpstoffen. – Bijwerkingen: Lichte reacties op de injectieplaats (meestal zwellingen) werden vaak waargenomen na injectie van het product en kunnen ten minste 7 dagen aanhouden. De frequentie van bijwerkingen is als volgt gedefi nieerd: Vaak (meer dan 1 maar minder dan 10 van de 100 dieren) – Doeldier: Rund (melkkoeien) – Dosering en toedieningswijze: Voor intramusculair gebruik. De aanbevolen dosering is 5,6 mg cabergoline (overeenkomend met 5 ml oplossing voor injectie) per dier in één enkele injectie op de dag van droogzetten na de laatste melkbeurt. Het product moet worden toegediend binnen de 4 uur na de laatste melking. – Wachttermijn: (Orgaan)vlees: 23 dagen, Melk: Nul uur na het afkalven als de periode van droogstand 32 dagen of langer is ; 4 dagen (8 melkingen) na het afkalven als de periode van droogstand minder dan 32 dagen is. – Speciale voorzorgsmaatregelen bij bewaren: Geen speciale voorzorgen voor de bewaring van dit diergeneesmiddel. – Houdbaarheidstermijn: Houdbaarheid van het diergeneesmiddel in de verkoopverpakking: 3 jaar. Houdbaarheid na eerste opening van de primaire verpakking: 28 dagen. – Nummer van de vergunning voor het in de handel brengen: EU/2/15/192/001-004 – Kanalisatie: NL: UDA ; BE: Op diergeneeskundig voorschrift – Verdere informatie: Zie bijsluiter of neem contact op met Ceva Santé Animale BV – e-mail: info@ceva.nl of Ceva Santé Animale NV – e-mail: info@ceva.be


BOX PELLETS

De volgende stroproducten zijn zeer aantrekkelijk in prijs-kwaliteitverhouding ten opzichte van andere strooisels. De producten nemen ook veel meer vocht op en hebben een zeer positieve uitwerking op de mest. Crush Lava 3 mix vanaf € 185 per ton • Rubbermatbedden • Diepstrooiselboxen • Pluimvee • Paardenboxen

Immuunsysteem natuurlijk in balans

Boxpellets vanaf € 155 per ton • Diepstrooiselboxen • Paardenboxen • Vrijloopstallen • Potstallen Boxcrush vanaf € 185 per ton • Pluimvee • Rubbermatbedden • Diepstrooiselboxen • Paardenboxen

Nu ook voor uwn kalvere

PLUS

Guido Sinnige • tel. 06 - 215 84 212 • www.boxpellets.nl

...natuurlijk gezonder! Aanvullend voeder ter ondersteuning van de algemene gezondheid van rundvee Vetrinol™ Plus bevat een gepatenteerd knoflookextract afgeleid van gestandaardiseerd en gestabiliseerd allicine.

Naast Vetrinol™ Plus voor uw melkvee, hebben we nu ook Vetrinol™ Neo voor uw kalveren.

AGRI SERVICE JEUKEN B.V. + B

C

M

Y

CM

MY

CY CMY

K

RISORSA®AGRI EASY SERVICE JEUKEN B.V. Nieuwee! formul

Dip spray producten en te gebruiken bij melkrobotsystemen Anzeige Agri Risorsa A5-ha-4c 24.09.2008 10:07 Uhr Seite 1 C

M

Y

CM

MY

CY CMY

K

C

M

Y

CM

MY

CY CMY

K

+ Bim Milchroboter AEinsetzbar

DeRISORSA oplossing ® EUTERPFLEGEMITTEL voor celgetal

u e l! N em e For

Anzeige Agri Risorsa A5-ha-4c 24.09.2008 10:07 Uhr Seite 1

+ B

A

problemen

+ B

Heerbaan 114, 6566 ET Millingen a/d Rijn (nl) Tel: +31 481 433661 Vormt een u e l! N em + B bescherming A lichte Nieuwe e e! formul For Fax: +31 481 432075 Farma GMP. ® ® Mob: +31 (0)6 53195804 BARRIER RISORSARISORSA BARRIER e Schutzfilmbildung Vormt een extremeExtreme bescherming Nieuwe N e u ewww.agriservicejeuken.nl l! ule! ® RISORSALeichte STRONG Schutzfilmbildung

form

For

m

Bekijk onze video

A

InQpharm Animal Health Europe B.V. Bestellingen en klantenservice: 030 89 05 799 info-eu@inqpharm.com www.vetrinol.com


DIERENARTS PAULINE ATHMER:

“BVD monitoren is soort verzekering” Van BVD af komen doe je niet alleen. De best mogelijke aanpak voor uw bedrijf bedenkt u samen met uw veearts. Bij Dierenartsenpraktijk Nijkerk-Wellensiek nemen ze dat heel serieus. De rundveedierenartsen benaderen veehouders proactief over een mogelijke aanpak van BVD. Pauline Athmer, één van die dierenartsen, vertelt. Zo’n twee jaar geleden, in 2014, bedachten de rundveedierenartsen van DAP Nijkerk-Wellensiek een actie om BVD bij ‘hun’ melkveehouders op de agenda te zetten. De ruim tweehonderd bedrijven werden ingedeeld bij één van de acht rundveedierenartsen en tijdens de gesprekken werd BVD aangekaart. Daarnaast lieten ze een folder maken waarin de infectieziekte in illustraties werd uitgelegd. En om de actie extra kracht bij te zetten bood de praktijk in samenwerking met GD de QuickScan BVD aan tegen een gereduceerd tarief, legt Pauline uit. “Op veel bedrijven was de status onbekend. Met de QuickScan kunnen veehouders makkelijk even kijken hoe de vlag erbij hangt.” En de actie had succes: “Het was voor veel veehouders een goede stimulans. Binnen een paar maanden deden zo’n zestig bedrijven mee aan de QuickScan BVD.”

Pauline Athmer adviseert veehouders om altijd íéts te doen met BVD.

24 - Herkauwer, mei 2016

Schadepost Een goede score voor een eenmalige actie, vindt Pauline. “Er komt ook steeds meer animo voor BVD vanuit de zuivel. Daardoor hebben veehouders door dat er iets moet gebeuren. En wij zien natuurlijk wat het met een bedrijf kan doen. De schade die BVD veroorzaakt wens je geen enkel bedrijf toe.” Om het belang van een aanpak van BVD te benadrukken, vertelt ze meestal over haar ervaringen met de infectieziekte op andere bedrijven. “Soms zijn de klachten heel duidelijk. Ik had laatst een bedrijf met acht verwerpers. Dat is natuurlijk een groot drama en een enorme schadepost. Maar je ziet ook veel uiergezondheidsproblemen, productieverlies of kalverdiarree. BVDvirus is echt een weerstandskiller.”


Yoni Pasman, redacteur

interview

“BVD kan echt een sluipmoordenaar zijn”

De QuickScan BVD bestaat uit een combinatie van drie onderzoeken waarmee snel inzicht wordt verkregen in de BVD-situatie op het bedrijf (zie kader). Niet alleen voor het melkveebedrijf is zo’n onderzoek waardevol, ook voor de praktijk is het handig om de ziektestatussen te weten. “Voor de aanpak zelf, maar ook om het eventuele risico op ziekte-insleep te bepalen op contactbedrijven. En zodat je BVD kunt uitsluiten bij bepaalde klachten.”

mogelijkheden zijn, bijvoorbeeld BVD-vrij certificeren of monitoren via tankmelkonderzoek. Daarnaast adviseren we over vaccinatie.” Na een QuickScan kan elk bedrijf hoe dan ook aan de slag, vertelt Pauline. “We doen altijd íéts als we weten wat de status is. Je moet met BVD iets, je kunt het niet maar laten voor wat het is.” De dierenarts vindt het goed dat steeds meer veehouders zich hiervan bewust worden. “Ook dat het niet altijd duidelijk zichtbaar is. BVD kan echt een sluipmoordenaar zijn.”

Sluipmoordenaar Op alle bedrijven die een QuickScan BVD hebben gedaan is de uitslag besproken. “We bespraken met de veehouder wat de

Monitoren na vrij-certificering Is een bedrijf eenmaal vrij-gecertificeerd, dan kan de situatie op twee manieren bewaakt worden: ofwel steekproefsgewijs -twee keer per jaar vijf dieren van 8 tot 12 maanden onderzoeken op BVD-antistoffen- ofwel door onderzoek op BVD-virus bij alle aangehouden kalveren (via bloed of oorbiopten). Welke optie het beste is, is van veel factoren afhankelijk, vindt Pauline. “We kijken altijd naar de ziektegeschiedenis. Heeft het bedrijf bijvoorbeeld ooit eerder een uitbraak van BVD gehad, dan zou ik er eerder voor kiezen om alle kalveren te blijven onderzoeken. Als er dan ineens een drager wordt geboren ondervang je dat heel snel.” Maar ook de insleeprisico’s tellen mee. “Zijn er bijvoorbeeld buurtbedrijven met BVD? Hebben de dieren over-dedraadcontacten, doet het bedrijf aan aankoop van dieren of is het een gesloten bedrijf? En misschien kunnen de dieren op een andere manier indirect in contact komen met BVD.” Hoe groter de risico’s, des te eerder kiest Pauline voor een algehele bewaking. Maar ook de bedrijfsgrootte doet er toe, zegt de dierenarts. “Op een bedrijf met 150 melkkoeien is het onhandig om elke keer te gaan tappen. In dat geval houden we de kalveren goed in de gaten. Laatst was er op een bedrijf een kalf dat achterbleef in groei, waarvan we dachten dat BVD weleens zou kunnen spelen. Dan tappen we alvast alleen dat kalf en laten we het onderzoeken door GD.” Bewaking door alle dieren te onderzoeken is niet goedkoop, geeft Pauline toe. Maar het is niet voor niets: “Monitoren is eigenlijk een soort verzekering.”

Vrij worden na de QuickScan BVD Voor veel veehouders is de QuickScan een opmaat naar BVD-vrij Certificering. De uitslag helpt inzicht te krijgen hoe het zit met BVD op uw bedrijf. De QuickScan BVD bestaat uit drie onderdelen: onderzoek op antistoffen in de tankmelk (zegt iets over het BVD-verleden in de koppel), onderzoek op virus in de tankmelk (zegt iets over de aanwezigheid van virusdragers onder de melkgevende dieren) en onderzoek op vijf bloedmonsters van kalveren tussen de 8 en 12 maanden (deze dieren vertellen of BVD een rol speelt in uw jongveestapel). Er zijn acht uitslagcombinaties. Voor elke uitslagcombinatie gelden andere vervolgstappen. Zijn alle uitslagen gunstig, dan is doorstroom naar de BVDvrij Certificering eenvoudig: via tankmelkonderzoek op antistoffen en op het eind een steekproef kunt u in twee jaar gecertificeerd BVD-vrij worden.

LEES MEER DE AANPAK VAN BVD OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/BVD

Herkauwer, mei 2016 - 25


Mogelijk meer leverbotbesmetting DOOR ZACHTE WINTER Nog nooit eerder waren de temperaturen zo hoog als deze winter. Hierdoor kon de ontwikkeling van leverbotinfecties lang doorgaan. Opvallend zijn de hoge percentages besmette slakken in de afgelopen winter, die hoger zijn dan in 2012, toen er een ernstig leverbotjaar volgde. De leverbot is een parasiet die zich na opname met het gras als jonge parasiet een weg vreet door de lever en zich daarna nestelt in de galgangen van de gastheer (rund, schaap, geit, ree, etcetera). Daar legt de leverbot zijn eieren (ongeveer 4.000 tot 7.000 per dag per bot) die via de mest op het land komen. De leverbot kan zich alleen vermeerderen via een tussengastheer, het leverbotslakje (Galba truncatula) Dit leverbotslakje voelt zich vooral thuis in een vochtig tot nat milieu. Uit de lever-

boteieren die uit de mest op het land zijn gekomen, ontwikkelen zich trilhaarlarven die de tussengastheer, de leverbotslak binnendringen. Binnen de slak kan ĂŠĂŠn trilhaarlarve zich vermenigvuldigen tot 150 tot 200 besmettelijke cysten. Ongeveer twee tot drie maanden nadat de trilhaarlarven de slak zijn binnengedrongen kunnen uit de slakken soms meer dan duizend besmettelijke cysten op het gras worden afgezet. Maar de ontwikkeling van ei tot besmettelijke cyste vindt alleen plaats bij een temperatuur boven de 10 graden Celsius. Onder Nederlandse omstandigheden houdt dit in dat de meeste besmettelijke cysten in de herfst wordt afgezet op het grasland (zie figuur 1). Hoewel de besmettelijke cysten kunnen overwinteren zal er toch afname plaatsvinden door opname door vooral de grazende schapen.

Door de zachte temperaturen is de kans op een leverbotbesmetting in 2016 groter dan normaal.

26 - Herkauwer, mei 2016


april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

jan

feb

Besmettelijke cyste

Besmettelijke cyste

Besmette slak

Besmette slak

mei

juni

juli

aug

sept

okt

april

mei

monitoring

Lammert Moll, zoötechnisch medewerker

april

mrt

nov

dec

jan

feb

mrt

april

mei

april

mei

juni

juli

aug

sept

okt

nov

dec

jan

feb

mrt

april

mei

Figuur 1: Patroon aanwezigheid van besmettelijke cysten en besmette

Figuur 2: Patroon aanwezigheid van besmettelijke custen en besmette

slakken onder normale Nederlandse omstandigheden.

slakken in 2015 en winter 2016.

Besmettelijke cyste

Door de droogte in de zomer van 2015 leek het erop dat er nau­ Besmette slak welijks leverbotproblemen te verwachten waren. Vooral in het leverbotgebied in West-Nederland was het zeer droog tijdens de zomer van 2015. Maar door de hoeveelheid neerslag in de herfst nam het aantal leverbotslakken toe in de strook van het midden van Utrecht naar Noordoost-Groningen. Op basis hiervan en de geconstateerde besmetting met leverbotlarven in de slakken werd aangenomen dat in deze regio vanaf eind september een lichte tot matige leverbotbesmetting op het gras werd afgezet. In West-Nederland pas sept vanaf april mei juni juli isaug okt half nov oktober dec jan een feb infectie mrt april op meihet gras afgezet. De verwachting was dat als er in 2015 een lever­ botbesmetting was opgetreden dit laat in de herfst was gebeurd. Alleen de rundveehouders die hun dieren laat op stal hebben gedaan konden last krijgen van een matige leverbotbesmetting. Anders dan voorgaande jaren Uit extra waarnemeningen in januari blijkt dat het gemiddeld aantal leverbotslakken na november nog is toegenomen. In december en januari is een vermeerdering van het aantal jonge slakken waargenomen, wat duidt op ontwikkeling van de slak­ ken. Terwijl we onder normale Nederlandse weersomstandighe­ den na oktober geen ontwikkeling meer zien van de leverbot buiten de gastheer (rund, schaap, geit, haas, etc etcetera). Opvallend zijn ook de hoge percentages besmette slakken in deze winter. Hoger dan in 2012, toen er sprake was van een ernstig leverbotjaar. Naar aanleiding van deze gegevens heeft de werkgroep ’Leverbotprognose’ in januari extra gewaarschuwd voor een gro­ tere kans op een leverbotbesmetting. Dierhouders die ook in de winter hun dieren weiden is geadviseerd om rekening te houden met een leverbotbesmetting die ernstiger is dan verwacht. Het is nu nog niet duidelijk of de ontwikkelingen in deze winter

leidt tot een mogelijke voorjaarsinfectie. In figuur 2 is te zien dat in vergelijking met voorgaande jaren verwacht mag worden dat dit voorjaar het aantal besmettelijke cysten op het gras veel hoger zal zijn. Risicogebieden Bedrijven in West-Nederland en in de strook van Utrecht tot Noordoost-Groningen hebben een grotere kans op een leverbot­ besmetting in het voorjaar. De verschijnselen zijn bij rundvee vaak moeilijk te herkennen omdat leverbot vaak sluimerend aanwezig is. Controle door middel van bloedonderzoek in augus­ tus/september van lammeren of pinken kan zekerheid bieden. Schapen zijn veel gevoeliger voor leverbot en kunnen sterven bij een ernstige acute besmetting. Controle door onderzoek op dode dieren kan niet alleen duidelijkheid geven voor de scha­ pen, maar ook een beeld geven van de mogelijke leverbotpro­ blemen bij het rundvee.

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de dier­ gezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onder­ zoek en opvallende resultaten die het werk van de monito­ ring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Herkauwer, mei 2016 - 27


GEZONDE KOEIEN. MEER WEERSTAND.

Een goede start Oren merken = BVD-dragers opsporen

Verzeker uzelf ervan dat BVD niet (weer) de kop opsteekt op uw bedrijf door de geboorte van BVD-virusdragers. Met BVD Oorbiopten spoort u dragers zo snel mogelijk op, namelijk direct na de geboorte. Bovendien combineert u het nemen van het oorbiopt met een handeling die u toch al doet: het oormerken van het kalf. Zo werkt u eenvoudig aan een BVD-vrij bedrijf. Meer informatie: www.gddiergezondheid.nl/bvd *Genoemde korting geldt in de periode 1 april - 31 december 2016 en is van toepassing op oorbiopten die zijn onderzocht door GD.

Kies voor de BVD-aanpak van GD: Gezonde koeien. Meer weerstand. GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, www.gddiergezondheid.nl/bvd

Subsidie ZuivelNL: tijdelijk â‚Ź 3,- korting per ingezonden oorbiopt*


FRANS JANSEN

THEO SCHEEPENS “Laatst kreeg ik een vraag over de uitslag van een QuickScan BVD. Bij tankmelkonderzoek was geen BVD-virus aangetoond, maar wel antistoffen. Bij het jongvee werden ook geen antistoffen aangetoond. De veehouder vond het niet nodig om verder onderzoek te doen om officieel BVD-vrij te certificeren, maar wilde weten of er ook andere manieren waren om zonder extra moeite het BVD-vrij certificaat te halen. Via het BVD Tankmelk Onverdacht programma kon in dit geval niet, in de tankmelk waren immers antistoffen aangetoond. Maar de BVD Jongvee Drager Check was wel een mogelijkheid. Daarbij kan de veehouder de kalveren bij het onthoornen laten onderzoeken op BVD-virus. De kalveren liggen er dan rustig bij, de dierenarts kan makkelijk bloedtappen. Na twee jaar is tankmelkonderzoek op virus en bloedonderzoek bij niet-melkgevende koeien voldoende om in het BVD-certificeringssysteem te stappen. Zo is er, zonder extra moeite, controle op BVD-dragers en wordt tegen gespreide kosten gewerkt aan het BVD-vrij worden. De melkveehouder zou dit zeker met zijn dierenarts bespreken. En als ik in de buurt ben, kom ik een keer op bedrijfsbezoek, want hij vindt het toch prettig dat hij een relatiebeheerder heeft bij GD.”

“Na het quotumtijdperk hebben veel bedrijven uitgebreid door dieren aan te kopen. Het is dan geen sinecure om de goede dieren te vinden met een passende gezondheidsstatus. Helaas heb ik ook teleurstellingen gezien, bijvoorbeeld bij een bedrijf dat via de handelaar een koppel koeien kocht in Duitsland. Duitse bedrijven zijn veelal al vrij van IBR en BVD, ook in dit geval. Het aankopende bedrijf was Salmonella Onverdacht en had daarom de koppel laten onderzoeken middels bloedmonsters. Het onderzoek van de in Duitsland getapte dieren werd bij GD uitgevoerd, de uitslag was voor alle dieren gunstig. Bij het onderzoek na aanvoer op dezelfde dieren was de uitslag echter ongunstig. Wat bleek: op het bedrijf in Duitsland waren al dieren met salmonella aanwezig, dat waren niet de aangekochte dieren. De in eerste instantie salmonella-onverdachte dieren liepen dus een besmetting op die er een paar weken later uit kwam. Los onderzoek voor aankoop geeft dus niet altijd zekerheid. Een certificaat zegt iets over het aangekochte dier, maar ook over het bedrijf en de koppel. Met goede maatregelen is het bedrijf gelukkig weer onverdacht geworden.”

BUITENDIENSTMEDEWERKERS Nico Konijn Walter Schouten Chris Raatgever Theo Scheepens Frans Jansen Hans Miltenburg Toine van Erp Heleen Worm Sietske Haarman - Zantinge Chantal Winterman - Schrijver Anita ten Wolthuis - Bronsvoort Anton Gosselink Sabine Tijs Lammert de Vries Jan Strampel

0570 - 66 03 07 0570 - 66 04 62 0570 - 66 04 58 0570 - 66 04 61 0570 - 66 05 44 0570 - 66 03 32 0570 - 66 03 94 0570 - 66 03 75 0570 - 66 03 61 0570 - 66 04 79 0570 - 66 04 32 0570 - 66 04 98 0570 - 66 03 67 0570 - 66 04 39 0570 - 66 04 64

Nico Konijn

Lammert de Vries

Jan Strampel

Nico Konijn

Sabine Tijs Walter Schouten

Chantal WintermanSchrijver

Anton Gosselink Anita ten WolthuisBronsvoort

Walter Schouten

Chris Raatgever

Sietske Zantinge Heleen Worm

Toine van Erp

Hans Miltenburg

Herkauwer, mei 2016 - 29


Voor en door agrarische ondernemers www.farmers4all.nl info@farmers4all.nl

Betaalt u ook teveel voor uw energie?

Normaal tarief: € 0,0335* laag tarief: € 0,0250* SPOT gas: € 0,1848* (gas is incl. regiotoeslag)

GOEDKOOP

Word lid van Farmers4all en doe er uw voordeel mee! *Dagprijs van 12-04-2016

Voor hygiëne in uw stal

pH 10+

pH 9+

• Hoge pH van 10 draagt bij aan maximale hygiëne • Zeer krachtige, drogende werking • O.a. geschikt voor gebruik op matten/matrassen • Ook geschikt voor de kalverbox • Geen schrale spenen

• Hoge pH van 9 draagt bij aan maximale hygiëne • Droog ligbed met maximaal comfort • Geschikt voor diepstrooiselboxen • Zorgt voor stabiele matras • Geen schrale spenen

DEKAMIX STALHYGIËNEKALK

VITAKAL EF KALKSTROMATRAS

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Bel met: Misha Stork T 0314-35 58 32 E misha.stork@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

www.agrikal.nl www.kalkstromatras.nl info@agrikal.nl

Agrikal Hoevensestraat 4 6595 ME Ottersum

+31(0)6 - 24 69 70 90 +31(0)6 - 51 26 91 09


de boer op

62.246 OORBIOPTEN ZIJN ER SINDS DE LANCERING VAN BVD OORBIOPTEN IN 2011 BINNENGEKOMEN BIJ GD

6000STE BVD-VRIJ CERTIFICAAT Velen gingen hem al voor, maar voor Johan van Baren is het extra bijzonder: hij is namelijk de zesduizendste melkveehouder met een BVD-vrij certificaat. Reden genoeg voor een feestelijke uitreiking. Sectormanager Rund Bert de Lange reikt hem het uitgebreide feestpakket uit, op zijn bedrijf in Loenen. Dat Johan nu BVD-vrij gecertificeerd is, was helemaal niet zo vanzelfsprekend. Vijf jaar geleden liepen er nog dertig koeien op het bedrijf, nu negentig. “Op een gegeven moment had ik dertig vaarzen in één keer aan de melk. Dat was wel even aanpoten.” De stal uit 1991, met een 2x4-melkstal, was alleen nog niet gebouwd op de rappe uitbreiding, waardoor er nu een lichte overbezetting is. Daarom vindt Bert het een compliment waard dat Johan op zijn bedrijf zulke goede gezondheidsresultaten behaalt. Want het celgetal blijft netjes onder de 100.000 en ook voor IBR is het bedrijf van Johan Tankmelk Onverdacht.

vraag & antwoord

VRAAG: HET IS ONDUIDELIJK DOOR WELKE MASTITIS­ VERWEKKER MIJN BEDRIJFSCELGETAL IS OPGELOPEN. WAT KAN IK DOEN? ANTWOORD: SABINE TIJS

Uierontsteking, zowel klinisch als een verhoogd celgetal, ontstaat vaak door meerdere factoren. Bepaalde managementmaatregelen zijn effectiever dan andere, afhankelijk van de mastitisverwekker. Zo wordt Staphylococcus aureus voornamelijk tijdens het melken overgedragen, terwijl Streptococcus uberis-infecties grotendeels vanuit de omgeving in de uier terechtkomen. Het achterhalen van de belangrijkste mastitisverwekker(s) op een bedrijf is dus heel nuttig voor het bepalen van effectieve preventieve maatregelen. • Met individueel bacteriologisch onderzoek achterhaalt u de specifieke mastitisverwekker. In dat geval worden melkmonsters genomen van kwartieren met een klinische uierontsteking of een verhoogd celgetal. • Bij bacteriologisch onderzoek van de tankmelk (Uiergezondheid Tankmelk)

wordt volledig automatisch zes of tien keer per jaar gekeken in welke mate specifieke mastitisverwekkers aanwezig zijn binnen de melkgevende koppel. Indien u bij problemen graag zo snel mogelijk maar relatief eenvoudig meer wilt weten is een QuickScan Uiergezondheid een goede optie. Hierbij neemt u zelf drie tankmelkmonsters van drie achtereenvolgende te leveren tanks, met het toegestuurde monsternamemateriaal. Een koerier transporteert deze monsters gekoeld naar GD waar ze worden onderzocht. De uitslag kunt u bespreken met uw dierenarts of met een uiergezondheidsdeskundige van GD, waarna u gericht aan de slag kunt.

MEER OVER UIERGEZONDHEID WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/UGA

Herkauwer, mei 2016 - 31


diergezondheid volgens Arjen Lensink Als jongveeopfokker is het lastig te werken met veehouders met verschillende gezondheidsstatussen. Dat merkte ook Arjen Lensink uit Aalten, die samen met zijn ouders een jongveeopfokbedrijf heeft. Daarom koos hij er twee jaar geleden voor alleen nog samen te werken met bedrijven met hoge statussen voor BVD, IBR, paratbc, salmonella en leptospirose. “De vraag kwam vooral van de klanten af, maar ik vind het ook makkelijker, omdat onze twee locaties verschillende statussen hebben.” Plan van aanpak Samen met Sietske Haarman, buitendienstmedewerker van GD, maakte hij een plan van aanpak. “Daarvoor begonnen we met een checklist en keken we of er in de melk van de toeleverende bedrijven antistoffen werden aangetoond tegen IBR of BVD.” Daarnaast zijn de melkveehouders naar hun eigen bedrijf gaan kijken. “Veel klanten waren enthousiast om thuis in de stal aan de slag te gaan”, zegt Arjen. Daarvoor zijn ze bij de kalveren BVD Oorbiopten gaan gebruiken. “Dat werkt gewoon beter. Je kunt de kalveren eerder testen dan wanneer je bloed moet tappen. Zo hoeven de dieren niet eerst gescheiden te blijven van de rest.” Vrij koeverkeer De thuislocatie was al meer dan tien jaar IBR- en BVD-vrij gecertificeerd. De nevenlocatie, die er enkele jaren later bij kwam, was alleen IBR- en leptospirosevrij.” Arjen begon met één locatie waar hij alle leeftijden kalveren herbergde. “De nieuwe locatie had geen statussen. Je gebruikt toch hetzelfde schoeisel, dezelfde kleding, en de tractor op beide bedrijven. Als alle bedrijven dezelfde statussen hebben, is vrij koeverkeer mogelijk.” En dat betekent weer dat de arbeidsintensieve periode, waarin de kalveren melk drinken en de dieren gedekt worden dichtbij, dus op de thuislocatie kan plaatsvinden. Na zeven maanden verhuizen ze vervolgens naar de nevenlocatie. Arjen weet hoe een ziekte als BVD je de schrik kan aanjagen. “Ik had ooit een dragerkalf die we hebben moeten afvoeren. Daar schrik je wel van, en je vraagt je af of het virus is rondgegaan.” Dat al zijn toeleverende melkveehouders BVD- en IBR-vrij gecertificeerd zijn geeft geen 100 procent garantie, maar wel meer rust. En dat moet zo blijven, vindt hij. “Alles wat hier wordt aangevoerd moet altijd vrij zijn van alles.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.