Samen werken aan diergezondheid
Pluimvee qPCR-onderzoek op mestmonsters:
Gerichte aanpak van coccidiose
Besmetting met haarworm altijd behandelen
Drie monitoringspilots van start
Besteed zorg aan
IB-vaccinatie
57 DECEMBER 2014
Breeding for 500 first quality Eggs! 500400300-
Verlengde lagecampseweg 4, 4051 CG Ochten, Nederland tel: 0031 (0)344 641 349 www.hetankerbv.nl
Heiberg 26-A, 5504 PB Veldhoven, Nederland tel: 0031 (0)40 253 2732 www.vepymo.com
Beselarestraat 155. 8940 Geluwe, BelgiĂŤ tel: 0032 (0)56 511 318 www.verhaeghe-hetanker.be
Nieuwstraat 2, 2382 Poppel, BelgiĂŤ tel: 0032 (0)14 654 140 www.vepymo.com
| Voorwoord
| INHOUD 04 Nieuws & Tips 06 Coccidiose-onderzoek op mestmonsters
06
09 Monitoring: besmetting met haarworm altijd behandelen
11 Monitoringspilots in samenwerking met dierenartsen
12 Interview met GD-directeur Ynte Schukken
11
15 Verlamde hennen aan het einde van de opfok
16 Infectieuze bronchitis type D388-QX
19 Vraag & Antwoord
16
20 De stal van Marco Ruiten
Op verzoek van de PPE-adviescommissie Pluimvee gezondheidszorg treft u in deze GD Pluimvee een flyer aan met informatie over Ms. Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,60 basiskosten. Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
COLOFON
GD Pluimvee is een uitgave van de GD | REDACTIE Rob Nijland, Sjaak de Wit, Jan Workamp, Merlijn Kense | EINDREDACTIE Eva Onis | REDACTIEADRES GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 057063 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp Fokko-Ontwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | ABONNEMENTEN GD Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (3 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 15,25 (excl. BTW en verzendkosten) | ADVERTENTIES PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | VERSCHIJNINGSFREQUENTIE 3 keer per jaar | SUGGESTIES Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
Sterkte Niet eerder heb ik voor het schrijven van een voorwoord zo naar woorden gezocht als deze keer. Opnieuw hoogpathogene vogelgriep in Nederland: wat een verschrikkelijke ervaring voor de getroffen pluimveehouders en hun gezinsleden, wat een zorgen en spanning, wat een enorme schade voor de gehele pluimveesector! Toen ik zaterdagmiddag 15 november werd gebeld over een ernstige verdenking in Hekendorp, kwamen bij mij direct de herinneringen boven van een vergelijkbaar telefoontje op vrijdagavond 28 februari 2003. Destijds besefte ik nog niet wat dat betekende, nu zat de schrik er gelijk goed in. Wat ook gelijk door m’n hoofd speelde: er is met z’n allen in de afgelopen tien jaar een goede structuur en enorme kennis opgebouwd, daarmee zou het moeten lukken de schade te beperken. Ik ben oprecht onder de indruk van de samenwerking tussen pluimveehouders, dierenartsen, de periferie, sectorbestuurders, de GD, het CVI, EZ en de NVWA. Ik schrijf deze woorden op woensdag 3 december. De eerste versoepelingen van de regelgeving gaan vannacht in; hopelijk zijn op het moment van verschijnen van dit blad verdere versoepelingen aan de orde en is het rustig gebleven. Ik realiseer me dat we bij de dag geleefd worden, de manier waarop de getroffen bedrijven geconfronteerd werden met de gevolgen van dit H5N8-virus leiden begrijpelijk tot spanning en onzekerheid. Het is nu van het grootste belang de gezondheidsstatus te stabiliseren, maximale aandacht te besteden aan de bedrijfshygiëne en blijvend alert te zijn op klinische verschijnselen. Ik wens u juist in deze spannende tijd prettige kerstdagen, veel sterkte en in alle opzichten een gezond 2015 toe. Jan Workamp, Sectormanager Pluimvee
ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)
GD Pluimvee | December 2014 |
3
NIEUWS & TIPS VeeOnline nu ook voor pluimvee Ook alle uitslagen van pluimvee zijn nu digitaal te raadplegen op VeeOnline. Zowel veehouders als dierenartspraktijken kunnen hier alle uitslagen terugvinden die sinds 16 september 2014 naar hen zijn verstuurd. Op den duur komen er met terugwerkende kracht meer uitslagen in te staan. Voor de uitslagen kunt u inloggen op www.veeonline.nl met uw Z-login. Indien u die nog niet heeft kunt u die op dezelfde webpagina direct aanvragen. Via ‘Lab’ en daarna ‘Mijn labuitslagen’ of ‘Labuitslagen bij UBN’ komt u in het overzicht waar u alle uitslagen kunt vinden. Met behulp van de filters kunt u het overzicht aanpassen naar de gewenste periode. Hierin ziet u wanneer en welke onderzoeken zijn uitgevoerd. Daarnaast kunt u alle uitslagen downloaden als PDF. De GD blijft de uitslagen nog per post of per e-mail versturen. Houd er wel rekening mee dat we in de nabije toekomst afscheid gaan nemen van de fax als mogelijkheid om uitslagen te versturen.
Vervolgtraject: De beschikbaarheid van alle uitslagen op VeeOnline is het begin van een digitalisatieproject. De volgende stap is een weergave van alle koppels met de hiervoor geplande onderzoeken en het eventueel zelf inschrijven van monsters. Derden (broederijen, voorlichters, voerfabrikanten, enzovoort) kunnen de uitslagen momenteel nog niet terugvinden op VeeOnline. Hier wordt hard aan gewerkt. Zodra deze mogelijkheden beschikbaar komen, stelt de GD u daarvan op de hoogte.
4
Wormen bij hobbypluimvee De GD krijgt de laatste tijd geregeld vragen over worminfecties bij hobbypluimvee. Hieronder vallen de soorten Ascaridia, Heterakis, Railletina, Capillaria (haarworm, zie ook pagina 9) en Syngamus trachea. We zien dat bij hobbypluimvee een grotere verscheidenheid aan haarwormsoorten voorkomt. Bij watervogels wordt bovendien Amidostomum anseris gezien. De haarwormsoorten zijn lastig van elkaar te onderscheiden. Ze verschillen in de plaats van infectie (slokdarm, krop of darm) of het gebruik van een tussengastheer (de regenworm). De gevolgen zijn vrijwel altijd hetzelfde: er ontstaat een ontsteking van de darmwand en bij ernstige infecties ontstaat er bloedarmoede.
Bij ganzen wordt een enkele keer Amidostomum anseris aangetoond. Deze worm is 10 tot 25 millimeter groot, is rood van kleur en heeft een directe cyclus. De infectie gaat via de spiermaag, waar de worm zich voedt met bloed, waardoor bloedarmoede en sterfte optreedt. Het aantonen van worminfecties kan door middel van mestonderzoek. De wormeieren laten zich, met uitzondering van Heterakis en Ascaridia, goed van elkaar onderscheiden. De meeste wormen zijn ook goed met het blote oog te zien, behalve Capillaria. Of behandeld moet worden hangt af van de klinische verschijnselen, het ziekteverwekkend vermogen van de soort worm en de immuniteit van de dieren.
Dutch Poultry Centre op bezoek bij GD Onder de naam Dutch Poultry Centre (DPC) presenteren toonaangevende Nederlandse bedrijven en instituten in de pluimveesector zich op de internationale markt. Op 17 september waren de leden van het DPC te gast bij de GD. Na ontvangst kreeg het gezelschap een rondleiding door het laboratorium en
de sectiezaal, gevolgd door een aantal presentaties over de activiteiten van de GD in binnen- en buitenland. De DPC-leden kregen zo een goed beeld van de organisatie en weten waar ze de GD voor kunnen benaderen indien ze in het buitenland tegen vraagstukken aanlopen op het gebied van diergezondheid.
Salmonella- en Mycoplasmabesmettingen Salmonella Enteritidis (SE), Salmonella Typhimurium (ST), Salmonella Java (SJ) Mycoplasma Gallisepticum (Mg)
SE oktober 2012 november 2012 december 2012 januari 2013
• vermeerdering
ST
•(1) •(1) •(2)
SJ
Mg
•(1) •(1) •(1)
SE oktober 2012 november 2012 december 2012 januari 2013
februari 2013
februari 2013
maart 2013
maart 2013
april 2013
april 2013
mei 2013
mei 2013
juni 2013
juni 2013
juli 2013
juli 2013
augustus 2013
augustus 2013
september 2013
september 2013
oktober 2013
oktober 2013
•(4)
november 2013 december 2013
november 2013 december 2013
januari 2014
januari 2014
februari 2014
februari 2014
maart 2014
maart 2014
april 2014
april 2014
mei 2014 juni 2014
•(1)
juli 2014
mei 2014
•(1)
augusus 2014 september 2014 oktober 2014
juni 2014 juli 2014 augustus 2014
•(1) •(1) •(1) •(3)
september 2014 oktober 2014
•(3) •(2) •(2) •(9) •(4) •(1) •(4) •(1) •(2) •(1) •(3) •(3) •(9) •(3)
• leghennen ST
•(2) •(1) •(1) •(1) •(1) •(1) •(2)
•(2) •(4) •(4) •(5) •(1) •(4) •(5)
De GD heeft sinds oktober 2014 een nieuwe pluimveedierenarts en onderzoeker in dienst: Jeanine Wiegel. Jeanine is afgelopen januari afgestudeerd in de diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht. Binnen de GD-afdeling pluimvee gaat zij in eerste instantie aan de slag als centrale dierenarts: zij wordt een aanspreekpunt voor iedereen die graag pluimveetechnisch advies wil. Daarnaast gaat ze zich bezighouden met onderzoeksprojecten.
•(1) •(1)
Uitbraken van ILT: blijf waakzaam
•(1)
In Meppen (Duitsland) en omstreken zijn recentelijk veel pluimveebedrijven (met name vleeskuikenbedrijven) getroffen door ILT-uitbraken met vaak forse economische schade en ziekte. Hier worden, op advies van de GD, zeer ingrijpende maatregelen getroffen, zoals het leegmaken van het gebied, het langer dan gebruikelijk laten leegstaan van stallen en het gesynchroniseerd weer opzetten van bedrijven. Doel hiervan is om de ILT-infectiedruk in de regio te verminderen en om insleep van ILT-virus op bedrijven te voorkomen. In het aangrenzende gebied in Nederland (postcodegebied 95) bevinden zich 38 bedrijven. Vier hiervan zijn in juni (2) en juli (2) getroffen door ILT en begin november kwam hier nog een bedrijf bij. Waakzaamheid om insleep van ILT-virus op bedrijven in Noordoost-Nederland te voorkomen is geboden. Uw dierenarts kan u adviseren over specifieke maatregelen. In de rest van Nederland lijkt de situatie wat betreft ILT-uitbraken rustig te zijn.
Prijswinnaar LIV Eind oktober vonden in Hardenberg weer de Landbouwdagen Intensieve Veehouderij (LIV) plaats. De GD-stand is bezocht door veel pluimveehouders met diverse vragen over diergezondheid. Een ander veelbesproken onderwerp was een onderdeel van de prijsvraag: hoeveel bloedbuizen zitten er in de vaas? Het antwoord is 975. Voor de pluimveeprijsvraag zijn de volgende antwoorden correct: 1. Waar staat de D voor bij de IB-stammen? Denk aan D1466. Doorn en/of Deventer 2. Waar kunt u altijd en overal uw labuitslagen inzien? b. Veeonline.nl
Jeanine Wiegel nieuwe pluimveedierenarts
De prijswinnaar is Rob Ruig Vleeskuikens VOF uit Aartswoud, zij hebben een tablet gewonnen. Van harte gefeliciteerd!
GD Pluimvee | December 2014 |
5
mestonderzoek | tekst: drs. Christiaan ter Veen en drs. Eva Onis
Coccidiose-onderzoek op mestmonsters:
Richtlijnen voor een goede monstername Coccidiose is een veelvoorkomende parasitaire aandoening: vrijwel alle pluimveekoppels maken een vorm van coccidiose door. Mestonderzoek kan inzicht geven in de infectiedruk in een koppel, zodat u als pluimveehouder de juiste anticoccidiosestrategie voor uw bedrijf kan bepalen. Er zijn twee verschillende onderzoeksmethoden: oöcystentelling of kwantitatieve Polymerase Chain Reaction (qPCR). Voor een betrouwbare uitslag is een goede monstername belangrijk.
Voor mestonderzoek is een mengmonster van minimaal vijftig individuele verse mesthoopjes per hok nodig.
6
Coccidiose wordt veroorzaakt door de darmparasiet Eimeria. De oöcysten (‘eitjes’) van deze parasiet zijn zeer resistent en kunnen na weken (in mest) of maanden (in aarde) nog steeds infectieus zijn. De term coccidiose is eigenlijk een verzamelnaam voor vijf verschillende ziektebeelden die elk door een andere eimeriasoort (E. acervulina, E. brunetti, E. maxima, E. necatrix en E. tenella) worden veroorzaakt (zie kader). Daarnaast zijn er nog twee eimeriasoorten (E. mitis en E. praecox) die vaak niet als ziekte herkend worden maar die wel schade bij pluimvee aanrichten.
De meeste kippen komen al vroeg met verschillende coccidiosesoorten in aanraking en zijn daarna voor de rest van hun leven tegen deze soorten beschermd. Maar als een (opfok)bedrijf vrij is van een bepaalde eimeriasoort, kunnen de kippen na overplaatsing op het productiebedrijf alsnog de betreffende infectie doormaken. Ook bij een sterk verminderde weerstand kan coccidiose weer de kop opsteken.
Infectiedruk in beeld Binnen een koppel kunnen coccidioseinfecties op verschillende manieren tot uiting komen. Sommige dieren maken een zware infectie door, zijn ziek en scheiden hoge aantallen oöcysten uit, terwijl andere dieren op dat moment al immuun zijn en nauwelijks ziek zijn of oöcysten uitscheiden. Bij sectieonderzoek op individuele dieren is het dus belangrijk om er rekening mee te houden dat de ‘beste’ dieren wel eens geen coccidiose kunnen laten zien, en achterblijvers (die ‘zwakker’ zijn door coccidiose of andere oorzaken) juist wel. Een goed alternatief is mestonderzoek: via oöcystentelling of kwantitatieve (q)PCR kan de infectiedruk binnen een koppel in beeld worden gebracht. Hiervoor is een mengmonster van minimaal
vijftig individuele verse mesthoopjes per hok nodig (zie ‘monstername en insturen’). Beide onderzoekstechnieken geven het aantal oöcysten per gram mest weer. Voordelen van de oöcystentelling zijn dat het goedkoper is dan qPCR-onderzoek en dat het sneller uitgevoerd kan worden. Het nadeel is echter dat de verschillende eimeriasoorten, met uitzondering van E. maxima, met deze methode lastig van elkaar te onderscheiden zijn. De qPCR-test kan alle zeven bij pluimvee voorkomende eimeriasoorten wel goed van elkaar onderscheiden. Per aanwezige coccidiosoort wordt de infectiedruk op bedrijfsniveau weergegeven. Door deze test regelmatig in te zetten, is het verloop van de infectiedruk van de aanwezige coccidiosesoorten goed te ‘monitoren’, waardoor ook meetbaar is welk effect de ingezette anti-coccidiosemiddelen hebben gehad op de ronde. Wel dient bij de interpretatie rekening gehouden te worden met verschillen in de hoeveelheid uitscheiding van de verschillende eimeriasoorten: bij een E. acervulina-infectie worden meer oöcysten uitgescheiden dan bij een E. maximainfectie, omdat de ‘reproductie-index’ bij deze soort hoger is. Voor E. tenella kan de uitscheiding erg variëren, afhankelijk van het type mest (hoofddarmmest of blindedarmmest) dat wordt onderzocht.
Hoofddarmmest
Henk Wolters besloot op basis van qPCR-onderzoek om zijn anti-coccidiosestrategie te wijzigen.
Vleeskuikenhouder Henk Wolters uit Dalfsen is deelnemer aan de coccidiosemonitoringspilot van de GD en veevoerleveranciers: “Via Agrifirm hoorde ik over dit GD-project. Omdat er in het verleden E. tenella op mijn bedrijf speelde, en de uitval weer wat hoger was, besloot ik mee te doen. Inmiddels heb ik van twee rondes de infectiedruk in beeld gebracht. De eerste ronde heb ik gekeken welk effect enten tegen coccidiose had. Uit de resultaten van de qPCR-test bleek toen dat de problemen werden veroorzaakt door E. brunetti. Dat is heel opmerkelijk, want dit werd al op 4,5 weken leeftijd aangetoond en normaal gesproken komt deze infectie pas vanaf week 6 voor (het niet
inzetten van anti-coccidiosemiddelen en het langer aanhouden van dieren speelt hier waarschijnlijk een rol, red.). Daar had ik dus anders nooit aan gedacht. Vanwege deze uitslag besloot ik om te stoppen met enten en voorlopig een anti-coccidiosemiddel te gebruiken. Dan kan ik later eventueel weer overstappen op enten. In de tweede ronde bleek dat het anti-coccidiosemiddel inderdaad effect heeft: de vertering gaat goed en de cijfers tonen aan dat de infectiedruk momenteel niet noemenswaardig is. Het monitoringsprogramma maakt naar mijn mening veel inzichtelijk. Je kunt de vinger aan de pols houden en bijvoorbeeld ook resistentie tegen een anti-coccidiosemiddel aantonen. “
Blindedarmmest
GD Pluimvee | December 2014 |
7
mestonderzoek | tekst: drs. Christiaan ter Veen en drs. Eva Onis
Verschillende eimeriasoorten Coccidiose is een verzamelnaam voor de ziektebeelden die door zeven verschillende eimeriasoorten veroorzaakt worden: E. acervulina komt vanaf week 2-3 bij nagenoeg alle (opfok)koppels voor en veroorzaakt een vrij milde darmstoornis. De dieren lopen (geringe) groeivertraging op. Vaak is geen sprake van zieke koppels. Incidenteel wordt gedurende meerdere dagen dunne mest en bolzitten waargenomen.
Door in banen door de stal te lopen, kunt u een representatief monster verzamelen.
Monstername en insturen Voor een betrouwbare uitslag is het essentieel om verse droppings te verzamelen en deze gekoeld (ongeveer 4 ºC in de koelkast) te bewaren. Als oöcysten niet gekoeld bewaard worden, gaan ze namelijk ‘rijpen’, waardoor na verloop van tijd één oöcyst als het ware vier keer geteld kan worden. Dan ontstaat een overschatting van de infectiedruk. De voorkeursmethode voor het verzamelen van monstermateriaal bestaat uit de volgende stappen: 1) Merk een pot met UBN, stalnummer en datum monstername. 2) Loop in vier banen door de stal volgens het schema hieronder. 3) Verzamel per baan ongeveer tien verse hoopjes hoofddarmmest en twee á drie hoopjes blindedarmmest (zie afbeeldingen) 4) Bewaar het monster in de koelkast (ongeveer 4 ºC). 5) Zorg ervoor dat het monster binnen 24 uur bij de GD is.
8
Voor stappen 1 tot en met 3 is ook een alternatieve methode mogelijk: 1) Leg de avond voor de monstername een vel papier in een mestverzamelbak ter grootte van een krant op tien plekken in de stal volgens het schema hiernaast. 2) Merk een pot met UBN, stalnummer en datum monstername. 3) Verzamel op de dag van monstername de mest van de vellen papier in de pot (ongeveer vier hoopjes hoofddarmmest en een hoopje blindedarmmest).
Verpakken en insturen Het monstermateriaal dient in een lekdichte zak verpakt te worden. Ook wordt u verzocht vochtabsorberend materiaal toe te voegen en een tweede zak of doos met daarin het inzendformulier eromheen te doen. Het inzendformulier is te vinden op www.gddiergezondheid.nl/formulieren (inzendformulier monsters pluimvee (geen sectiemateriaal)).
E. maxima komt vanaf week 3-4 bij alle pluimveetypes voor. Iets minder dan de helft van alle koppels vleeskuikens lijkt de infectie door te maken. Doorgaans is de infectie mild en ontstaat groeiachterstand door verminderde vertering. In ernstige gevallen kunnen bloedingen in de dunne darm optreden, waardoor de kippen sterk vermageren, bleek worden, hun veren opzetten en soms sterven. Ook kan het risico op necrotiserende enteritis (darmwandontsteking) toenemen. E. tenella komt bij alle pluimvee soorten voor en wordt vanaf ongeveer week 4 in bijna een derde van de vleeskuikenkoppels gevonden. E. tenella veroorzaakt een bloederige blindedarmontsteking, waardoor de dieren lusteloos en bleek worden en snel sterven. Ook bij een lichte infectie kan de uitval oplopen. E. brunetti komt vaak voor bij opfokof productiedieren vanaf week 6. Het ziektebeeld is meestal mild en gaat gepaard met diarree. De infectie komt weinig bij vleeskuikens voor. E. necatrix komt vooral in week 9-14 van de opfok voor of bij productiekoppels na aankomst op het legbedrijf. Geïnfecteerde dieren vermageren sterk en hebben waterige, bloederige en/of slijmerige mest. Ze worden bleek en sterven aan de infectie. De uitval kan oplopen tot 25%. E. praecox en E. mitis veroorzaken over het algemeen bijna geen ziekteverschijnselen maar wel een groeiachterstand.
MONITORING
GD-pluimveedierenarts Christiaan ter Veen:
Besmetting met haarworm altijd behandelen “Af en toe blijken leghennen met darmproblemen besmet te zijn met haarworm (Capillaria). Hoewel de meeste wormsoorten, zoals de grote en de kleine spoelworm, bij leghennen heel normaal zijn en in de regel bij geringe infecties niet schadelijk, is behandeling van een besmetting met haarworm wel van groot belang. De haarworm heeft namelijk een behoorlijk ziekteverwekkend vermogen.
Gevolgen van besmetting In tegenstelling tot de grote en kleine spoelworm in volwassen stadia graaft de haarworm zich diep in in de darmwand. Hierdoor raakt de darmwand ontstoken en kan diarree ontstaan. Dit treedt bij de grote en de kleine spoelworm normaliter niet op. De schade wordt nog groter doordat de haarworm zich voedt met bloed. Bij infecties met hoge aantallen haarwormen kunnen kippen hierdoor zelfs bloedarmoede krijgen, vermageren en uiteindelijk sterven. Bij lage aantallen neemt de behoefte aan voedingsstoffen toe terwijl de opname van voedingsstoffen in de darm vermindert.
Het advies is om infecties met haarwormen altijd te behandelen, ook als er weinig wormen aangetoond worden. Eén behandeling is niet genoeg, omdat kippen nauwelijks weerstand opbouwen tegen haarworm en wormeieren tijdens de behandeling niet worden gedood. Wormeieren kunnen enkele maanden tot zelfs jaren in de stalomgeving overleven. Na behandeling treedt dus vaak direct herinfectie op. Alleen een hittebehandeling of ontsmetting met ammoniak vermindert de infectiedruk. Behandelingen moeten bovendien met kortere tussenpozen gebeuren dan bij de overige wormen, vanwege de kortere cyclus.
Haarworm heeft een behoorlijk ziekteverwekkend vermogen
De haarwormsoort die het meest bij commercieel pluimvee voorkomt heeft een directe cyclus. Dat betekent dat er geen tussengastheer (bijvoorbeeld een regenworm) nodig is om weer infectieus te worden. De haarworm kan dus ook bij kippen in de stal voorkomen nadat wormeieren vanuit de omgeving de stal in zijn gesleept. De cyclus is bovendien erg kort: onder ideale omstandigheden worden eieren binnen zeven tot tien dagen infectieus. Na opname van de eieren duurt het ongeveer drie weken voordat de wormen volwassen worden en zelf eieren gaan uitscheiden. Ter vergelijking: bij de grote en kleine spoelworm duurt diezelfde cyclus ongeveer acht weken.
Verschil met andere wormen Het opvallendste verschil met spoelwormen is de grootte van de haarworm. De grote spoelworm is met het blote oog zichtbaar en de kleine spoelworm met enige moeite, maar de haarworm is nauwelijks te zien. De worm is slechts een á twee millimeter dik en tien tot vijftien millimeter lang en zit in de wand van de dunne darm. Bij microscopisch onderzoek zijn de eieren echter goed te onderscheiden vanwege de ‘poolproppen’ (zie afbeelding). Eieren van andere maagdarmwormen zijn meer afgerond.
Uw dierenarts kan de wormdruk eventueel in de gaten houden met onderzoek op mestmonsters. Bij algemene darmproblemen in het koppel moet ook altijd gekeken worden of haarwormen een rol spelen, bijvoorbeeld door sectie. Als hierbij wormen worden aangetoond, houd er dan rekening mee dat magere, minder fitte dieren vaak meer wormen hebben dan de gemiddelde kip in een koppel. Dit onderzoek zegt dus weinig over de gemiddelde wormdruk. Ook als er lage aantallen haarwormen worden gevonden, is een ontwormingskuur altijd het advies. Let wel: hiermee is vaak niet direct het hele darmprobleem opgelost. De dieren waarin de GD haarwormen De eieren van de haarworm (Capillaria) zijn vindt, hebben vaak ook veel kleiner dan die van de grote spoelworm andere ziekteverwekkers (Ascaridia galli) en de kleine spoelworm en stoornissen.” (Heterakis gallinarum).
De Als monitoringsfunctie sinds 2002 houdt dedie Gezondheidsdienst de GD-afdeling Pluimvee voor Dieren in opdracht (GD) zichvan intensief EZ en PPE bezig vervult, met bestaat de uitvoering uit drie van onderdelen: de diergezondheidsmonitoring 1) Secties (pathologie). in Nederland. 2) Veekijker: Hiervoor een instrument werken wijwaarmee de intensief GD via samen telefoon, metbedrijfsbezoeken onder andere de en diersectoren, overleggen de vragen zuivel, enhet informatie ministerie over van gezondheidsEZ, problemen dierenartsen bijen pluimvee veehouders. binnenkrijgt. Deze rubriek 3) VMP: verhaalt Veterinaire over bijzondere Monitoring gevallen, Pluimvee. speciaal Via een internetapplicatie onderzoek en opvallende tussen resultaten dierenartspraktijken die het werk (VMP-deelnemers) van de monitoring en oplevert. de GD worden Samen data en ervaringen werken we aan overdiergezondheid gezondheidsproblemen, in het belang vaccinaties van dier, endierhouder behandelingen en samenleving. uitgewisseld.
GD Pluimvee | December 2014 |
9
www.aviagen.com Tel: 0032 (0)14 44 37 70 – Fax: 0032 (0)14 46 08 37 – e-mail: salesplanning-epi@aviagen.com
tekst: DRS. NAOMI DE BRUIJN | PILOTONDERZOEK
Monitoringspilots
in samenwerking met dierenartsen Binnen de diergezondheidsmonitoring is ruimte gecreëerd voor onderzoek naar gecompliceerde gezondheids problemen in de pluimveesector waarvan de oorzaak nog niet helder is. Inmiddels is de GD gestart met drie monitoringpilots die gericht zijn op: uitval in de eerste levensweek, leverafwijkingen in vleeskuikens en ‘landelijke antibiogrammen’ voor de meest voorkomende bacteriële infecties. Aan de monitoringspilots werken peildierenartsenpraktijken mee. Dit zijn dierenartsen die deelnemen aan de VMP of minimaal tien bedrijven in de pluimveesector begeleiden. De resultaten van de pilots worden besproken met deze peildierenartsenpraktijken en na overeenstemming binnen de sector gedeeld. Als één of meer van de volgende problemen voorkomen op uw bedrijf, en u wilt deelnemen aan deze monitoringspilots, dan kan dat via uw begeleidend dierenarts.
Uitval in de eerste levensweek Doel: Meer inzicht in ziekteverwekkers die een rol spelen bij uitval in de eerste levensweek onder Nederlandse omstandigheden. Deze pilot is opgezet voor vleeskuiken- en opfokbedrijven die in de eerste levensweek een uitval van meer dan 0,5 procent per dag hebben, waarbij meer dan 2 procent van de dieren aangetast is. In veel van deze gevallen spelen bacteriële infecties een rol die leiden tot een antibioticumbehandeling op basis van een gevoeligheidsbepaling (antibiogram). Maar in de eerste week kunnen ook andere infecties voorkomen, veroorzaakt door virussen of schimmels. Deze kunnen directe schade aan inwendige organen veroorzaken, maar ze kunnen ook indirect leiden tot bacteriële problemen. Met deze pilot wordt inzichtelijk gemaakt welke infecties aanwezig zijn bij de gezondheidsproblemen in de eerste levensweek. Bovendien wordt van de bacteriële infecties die in de eerste week een rol spelen een doorlopend antibiogram gemaakt, die gebruikt kan worden voor de behandeling van aangetaste koppels. Met de kennis uit dit onderzoek kunnen pluimveehouders hun bedrijfsvoering optimaliseren en kan de deelnemende peildierenartsenpraktijk bedrijfsbegeleiding op maat leveren.
Leverafwijkingen in vleeskuikens Doel: Aantonen van mogelijke oorzaken van leverafwijkingen in koppels vleeskuikens en de mate van aantasting aan de slachtlijn. Deze pilot is opgezet voor vleeskuikenbedrijven die te maken hebben met afkeuringen door leverafwijkingen aan de slachtlijn. In de Nederlandse slachterijen wordt een deel van de aangevoerde kuikens afgekeurd vanwege een ‘hepatitisbeeld’. Aan deze koppels was in de stal vaak niets te zien. Er zijn veel factoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan van hepatitis, waaronder bacteriële en virale infecties. Tot nu toe is nog geen eenduidige oorzaak voor dit probleem aangetoond. Met de uitkomsten van deze pilot krijgen dierenartsen en pluimveehouders inzicht in dit omvangrijke probleem en kan de economische schade hiervan in de toekomst mogelijk beperkt of voorkomen worden.
Landelijk antibiogram Doel: Ontwikkelen van een monitoringssystematiek waarmee de bepaling van de antibiogrammen voor de meest voorkomende bacteriële infecties (E. coli, Staphylococcus aureus en Enterococcus spp.) centraal plaatsvindt. De pluimveehouderij heeft sterk ingezet op reductie van het antibioticumgebruik. De sector is erin geslaagd om het gebruik ten opzichte van het referentiejaar 2009 te verminderen met bijna de helft. Het onderzoek richt zich op een eenduidige uitvoering en interpretatie, zodat een breed pakket aan antibiotica getest kan worden. Deelnemende dierenartsen beschikken daardoor steeds over landelijke en betrouwbare gegevens over de gevoeligheid van de betreffende bacteriën voor antibiotica. Deze informatie kunnen ze inzetten op de bedrijven die ze begeleiden. GD Pluimvee | December 2014 |
11
interview | tekst: ING. BERT DE LANGE
GD-directeur Ynte Schukken:
“Zowel dier, veehouder als samenleving hebben belang bij uitstekende diergezondheid” GD-directeur Ynte Schukken: “Een hoge diergezondheidsstatus is niet alleen goed voor het dier zelf, de veehouder merkt het ook door meer werkplezier en lagere kosten.”
Ruim een jaar geleden kwam hij terug uit de Verenigde Staten om bij de GD aan de slag te gaan. Tijd voor een nadere kennismaking met een veelzijdig man die hamert op het belang van een hoge diergezondheidsstatus van Nederland. Een ding heeft Ynte Schukken inmiddels wel geleerd: de GD is een organisatie die de kunst van het balanceren verstaat. “We werken als GD voor de boeren, de dierhouders. Tegelijkertijd moeten de overheid en de samenleving de overtuiging hebben dat ons werk betrouwbare resultaten oplevert. Onze monitoringsopdracht is daar een mooi voorbeeld van. Om die taak goed uit te voeren is het cruciaal dat we middenin de veehouderijsector staan, omdat we daardoor signalen over ziekten snel binnen krijgen. Diezelfde sector en de samenleving willen er vervolgens op kunnen bouwen dat we bevindingen die de dier- en volksgezondheid raken, direct terugkoppelen. Dat kan alleen als we dat vertrouwen als GD ook waarmaken.”
12
Ynte Schukken 2013-heden Gezondheidsdienst voor Dieren: Directeur Diergezondheid 1999-2013 Cornell University: Hoogleraar en leidinggevende bij dochteronderneming Quality Milk Production Services. 1990-1999 Universiteit Utrecht: Onderzoeker, dierenarts en universitair docent aan de Faculteit Diergeneeskunde 1990 Universiteit Utrecht: Promoveert op zijn onderzoek naar het verloop van klinische mastitis op bedrijven met een laag tankcelgetal
Het lukt de GD om die balans te vinden, zegt Schukken, en dat is mede te danken aan de transparante werkwijze. “We laten alles zien wat we doen. Als GD zijn we objectief en kennisgedreven. We baseren ons niet op gevoel maar zijn daarmee niet gevoelloos. Noem het ingebouwde objectiviteit. Als we uitspraken doen, dan baseren we die op bevindingen die we in de praktijk opdoen of ontdekken via toegepast onderzoek. Ik merk dat onze klant deze manier van werken steeds meer herkent en waardeert.” Schukken hamert op het belang van een hoge diergezondheidsstatus van Nederland. “Dat is niet alleen goed voor het dier zelf, de veehouder merkt het ook door meer werkplezier en lagere kosten.
En gezien de raakvlakken tussen dier- en volksgezondheid profiteert de samenleving ervan, wat bovendien zal bijdragen aan de ‘license to produce’ van de veehouderij in Nederland.” Bij de GD gaat het om meer dan rundvee. Hij ziet dat als een verrijking. Door tal van bedrijfsbezoeken heeft hij zich snel ingewerkt in de wereld van pluimvee, varkens, schapen, geiten, paarden en gezelschapsdieren. Maar er is altijd een noodzaak om te blijven leren en te blijven luisteren.
Antibiotica-discussie Dat de GD zich bewust is van de veelheid aan belangen die er spelen, blijkt ook uit de missie van de GD, zo vindt Schukken. Die luidt: ‘Samen werken aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving’. De GD-directeur: “Op korte termijn kunnen de belangen op gespannen voet staan, maar op lange termijn stemmen ze overeen. In de discussie over de reductie van antibiotica komt dat goed naar voren. Iedereen is het er wel over eens dat het onontkoombaar en zinvol is om zo min mogelijk antibiotica te gebruiken om resistentie tegen te gaan. Maar op korte termijn zie je dat het op veehouderijbedrijven pijnpunten kan geven, omdat je een bepaald antibioticum niet meer mag toedienen, of omdat een andere werkwijze wordt gevraagd. We kunnen daar op twee manieren mee omgaan: blijven benoemen dat het vroeger allemaal beter en makkelijker was, of de uitdaging aangaan en als eerste in de wereld met creatieve oplossingen komen die voor zowel dier, dierhouder, als samenleving van waarde zijn.”
De GD is objectief en kennisgedreven, zegt Schukken. “Als we uitspraken doen, dan baseren we die op bevindingen die we in de praktijk opdoen of ontdekken via toegepast onderzoek.”
Vroeger heffingen, tegenwoordig volledig betaalde dienstverlening Als directeur Diergezondheid bezoekt Ynte Schukken veel klanten. Daarbij heeft hij ervaren dat het beeld van de GD als een overheidsgerelateerde ‘dienst’ nog leeft. “Vanuit de historie is dat goed verklaarbaar, maar de GD heeft in de afgelopen jaren grote veranderingen ondergaan. We verdienen ons geld niet meer met heffingen of subsidies, maar volledig via betaalde dienstverlening. Het uitvoeren van labonderzoek is een belangrijke inkomstenbron. De diverse diergezondheidsprogramma’s dragen ook financieel bij en de GD voert tal van projecten uit voor het bedrijfsleven. Daarnaast vervult de GD een spilfunctie in de Monitoring Diergezondheid, dat als doel heeft om tijdig dierziekten of onbekende aandoeningen te signaleren.” En de GD is nog volop in beweging, zo constateert Schukken. “We blijven investeren in nieuwe producten en diensten. Verder zijn we volop bezig met een grote digitaliseringslag; denk aan de ontwikkeling van VeeOnline waar nu ook alle labuitslagen voor pluimvee digitaal te raadplegen zijn. Ook ondergaat het veterinaire laboratorium, met vier miljoen bepalingen één van de grootste ter wereld, binnenkort een metamorfose, met als doel om de prijs-kwaliteitverhouding en de doorlooptijden verder aan te scherpen.
Inkomsten vanuit de markt •V oorheen: heffing per dier (Landbouwschap) en basis-subsidies. • Daarna: afbouw heffingen en subsidies. • De GD is een BV: met volledig betaalde dienstverlening door levering van producten en diensten. 1980 1990 2000
2013
Levering betaalde producten en diensten Heffingen & subsidies
Het is volgens hem aan organisaties als de GD om altijd te proberen oplossingen te vinden om daarmee als dierhouderij in Nederland een signaal van innovatie en kwaliteit de wereld in kunnen sturen. “We doen bijvoorbeeld volop onderzoek naar het ontwikkelen van gevoeligheidsbepalingen op bedrijfsniveau. Die bepalingen stellen veehouders en dierenartsen in staat om een rationele keuze te maken uit de beschikbare antibiotica. En dat betekent uiteindelijk gezondere dieren, lagere kosten en een verminderde resistentieontwikkeling.” Schukken is ervan overtuigd dat de Nederlandse veehouderij er baat bij heeft om tijdig op dit soort ontwikkelingen in te spelen. “Onlangs was er een internationale conferentie over de resistentieproblematiek. De grote reductie in het gebruik van antibiotica in de Nederlandse veehouderij is daar gelukkig niet onopgemerkt gebleven. Dat geeft ons imago en onze producten in het buitenland nu en in de toekomst extra waarde.”
Kracht van programma’s Schukken hecht sterk aan een goede rela-
tie met de dierenartsenpraktijken. “Om de veehouders goed van dienst zijn hebben we elkaar nodig. We zien tegelijkertijd dat steeds meer dierenartsenpraktijken zelf bepaalde testen kunnen uitvoeren.” Schukken ziet dat niet als een bedreiging. “Nee, dat is een verschuiving die al enige tijd gaande is en altijd door zal gaan. En dan niet alleen van de GD naar de dierenarts, ook van universiteit naar de GD en zeker ook van de dierenarts naar de veehouder, die via allerlei nieuwe technieken zelf bepalingen uit kan voeren op het eigen bedrijf. Als GD spelen we hierop in door fors te investeren in innovatie. Daardoor blijken we in staat iedere keer nieuwe en betere testen te ontwikkelen.” Bovendien is de GD meer dan een veterinair laboratorium. “We doen veel onderzoek en werk waar de praktijk direct iets aan heeft. En de GD is heel sterk in het uitvoeren van diergezondheidsprogramma’s. Dat vraagt veel meer kennis en werk dan ik had gedacht, maar deze programma’s zijn essentieel voor het diergezondheidsmanagement op de bedrijven en voor de diergezondheidsstatus van Nederland.” GD Pluimvee | December 2014 |
13
Tel. +31(0)342-473460 • Fax +31(0)342-464857 info@multiheat.eu • www.multiheat.eu
• Hoog rendement door Crossflow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecïente (lage weerstand) filters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen • Krachtige centrifugaal ventilator • Goedgekeurd voor fijnstofreductie
Agro installaties Industriële automatisering Zonnepanelen Fancom dealer
LEVERBAAR MET RVS WISSELAAR
ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER
Besparen op de voerkosten? Zelf de kwaliteit bepalen? Graandrogers & Opslag
Uw GSI partner voor Nederland en België voor meer info: www.maisdroger.nl
Ter overname aangeboden Ter overname aangeboden een succesvolle en ambulante handel in gegrilde kippen met vaste wekelijkse routes. Alles compleet met woonhuis en prima geoutilleerde werkruimtes met koeling en spoelkeuken. Tevens 2 compleet ingerichte Ford Transits. Met goede en aantoonbare winstcijfers. In Nederland geregistreerd.
• • • •
Hogedrukreiniging Warm- of koud water Salmonellabestrijding Loaderwerkzaamheden
• • • • •
Uitsluitend Pluimveestallen Kwaliteit & betrouwbaarheid Eigen Personeel en materiaal Géén uitzendkrachten Werkgebied: geheel Nederland
DE NIJBORG AGRI B.V. Voor levering en montage van: silo’s & vijzels voederinstallaties stalinrichtingen ventilatiegordijnen De Hooge Hoek 8 - 3927 GG Renswoude Tel. 0318-572923 – fax 0318-572725 www.nijborgagri.nl - info@nijborgagri.nl
Totale vraagprijs, inclusief onroerend goed € 495.000,= k.k. Gelegen in Belgische grensplaats Ravels, Berkenlaan 44. Bijlsma 24-11-2014 11:09 Pagina 1 Zie www.vostersonroerendgoed.nl
| xxxxx tekst: DRS. NAOMI DE BRUIJN |tekst: VERLAMDE xxxxx HENNEN
Uit de sectiezaal:
Verlamde hennen
Afbeelding 1: Verlamde opfokhen
aan het einde van de opfok
De sectiezaal van de GD krijgt jaarlijks een aantal inzendingen binnen met opfokhennen die in een korte periode verlammingsverschijnselen hebben ontwikkeld. Dit betreft hennen aan het einde van de opfokperiode of aan het begin van de productieperiode. Het vermoeden bestond dat een virus ontstekingen in de hersenen van deze dieren veroorzaakte. Een nieuwe test gaf meer duidelijkheid. Het probleem in het koppel waaruit de betreffende hennen afkomstig zijn, beperkt zich soms tot enkele dieren die ongecoรถrdineerd lopen, in andere gevallen zijn dieren echt verlamd. Het aantal aangetaste hennen kan in die gevallen oplopen tot enkele honderden.
Ontstekingen Tijdens de sectie waren de aangetaste dieren vermagerd, maar ze hadden geen verdere afwijkingen. Bij vervolgonderzoek bleken de hersenen van deze hennen er heel anders uit te zien dan die van gezonde hennen (zie afbeelding 2 en 3). Op diverse plaatsen waren forse ontstekingsreacties te zien. Het type ontsteking deed vermoeden dat een virusinfectie een rol speelt bij deze verlammingsverschijnselen.
Nieuwe test Een nieuwe test die aantasting van de hersenen door trilziekte (AEV) kan aantonen, gaf uiteindelijk meer
Afbeelding 2: Microscopisch beeld van normale hersenen van een hen.
duidelijkheid. Bij de onderzochte hennen gaf deze test een sterke reactie in het aangetaste hersenweefsel (zie de bruine aankleuring in afbeelding 4). Door deze nieuw ontwikkelde test kan daarom sinds kort een deel van de problemen van deze hennen verklaard worden: de hersenen bleken in deze gevallen sterk ontstoken door het trilziektevirus.
Onverwachte uitslag Trilziekte staat erom bekend hersenverschijnselen in heel jonge dieren te kunnen veroorzaken. Dat het virus ook tot laat in de opfok tot problemen kan leiden is minder bekend, maar wel beschreven. In Nederland blijkt dit beeld dus ook voor te komen. Door leghennen in de opfok zorgvuldig te vaccineren tegen trilziekte zijn deze problemen mogelijk te beperken of te voorkomen. Bloedonderzoek naar de titeropbouw na vaccinatie kan hierbij als controlemiddel ingezet worden.
Afbeelding 3: Microscopische beeld van ontstoken hersenen van een hen.
Afbeelding 4: Microscopisch beeld met bruine aankleuring van trilziektevirus in de hersenen.
GD Pluimvee | December 2014 |
15
ib | tekst: DR. SJAAK DE WIT
Infectieuze bronchitis type D388-QX:
Besteed zorg aan IB-vaccinatie Infectieuze bronchitis (IB) is een virus dat zich makkelijk verspreidt. Preventieve maatregelen zijn dan ook van groot belang. De D388-QX-stam, die sinds 2005 het meest aangetoonde IB-type is in Nederland, kan op alle leef tijden ernstige schade veroorzaken. Goede diagnostiek en zorgvuldige vaccinatie zijn essentieel voor de aanpak.
IB wordt veroorzaakt door een virus waarvan meerdere varianten voorkomen in Nederland. Alle stammen kunnen luchtwegschade en productiedalingen veroorzaken. Sommige stammen, zoals de D388-QX– stam, kunnen vooral bij jonge dieren ook de nieren ernstig aantasten, en tevens verantwoordelijk zijn voor schijnleg, maar
16
die verschijnselen treden niet vaak op. Een infectie met D388-QX uit zich bij vleeskuikens vooral als een ademhalingsziekte. Een infectie bij leggende dieren laat zich vooral zien als een tijdelijke voerdaling en productiedaling. De mate waarin hangt erg af van de mate van bescherming, de leeftijd en het voorkomen van andere infecties op
hetzelfde moment. De ervaring leert dat infectie met meerdere IB-veldstammen extra schade kan veroorzaken. Ook het tegelijk voorkomen van IB met andere ziekteverwekkers kan tot aanzienlijk meer schade leiden. Sinds 2005 is het D388-QX-type het meest aangetoonde IB-type van Nederland (figuren 1 en 2).
tekst: DR. SJAAK DE WIT | IB
De waarde van onderzoek Goede diagnostiek is essentieel. Het vermoeden dat D388 een rol speelt is niet genoeg, het moet aangetoond zijn om de juiste conclusies te kunnen trekken en betere maatregelen te kunnen nemen. De waarde van het onderzoek wordt een stuk hoger wanneer ook gekeken wordt of er meer dan IB alleen speelt (zoals TRT, laagpathogene AI, Mg, Coryza) en welke IB-stam(men) het betreft. Wanneer dit het geval is en men dit niet weet, zet men zichzelf op het verkeerde been, het is vaak verkeerde zuinigheid. Als uit onderzoek blijkt dat er geen andere infecties aanwezig zijn, dan is dat een belangrijke stap voor een gerichte aanpak. Een negatieve uitslag is dan ook juist een gunstige uitslag. Bij diagnostiek geldt ook de regel dat een film meer informatie biedt dan een foto. Een IB-uitslag van het vorige koppel zegt niets over het huidige koppel, een uitslag van nu is geen garantie voor de toekomst. Aanpassingen aan bijvoorbeeld vaccinatieschema’s hebben meer kans op succes wanneer de onderliggende probleemanalyse niet gebaseerd is op een enkel onderzoek.
Verspreiding door uitscheiding Het IB-virus kan via de lucht verspreid worden. Het is erg besmettelijk, maar raakt gemiddeld vrij snel geïnactiveerd. De infectie kan zich verder verspreiden bij lage temperaturen, geen zon, meer wind en bij grote hoeveelheden uitgescheiden virus. Zo is de kans dat een paar sierkippen genoeg virus uitscheiden om een bedrijf op een paar honderd meter te besmetten waarschijnlijk erg laag, terwijl dit gemakkelijk zal lukken wanneer een stal met 30.000 vleeskuikens of legdieren
besmet raakt en de dieren het virus uit gaan scheiden. Verspreiding van IB over grotere afstanden kan door mensen (kleding, schoeisel), apparaten en machines, besmette mest of besmette dieren. Let op wanneer u mest bewaart. Een bedrijf met één leeftijd en mest van de vorige ronde heeft in feite twee leeftijden. Het virus kan in mest lange tijd overleven. Vooral wanneer de mest in beweging komt (opladen, stuiven) is de kans op verspreiding naar het koppel groot.
Bescherming tegen IB Vaccineren is noodzakelijk om een goede bescherming tegen IB, en dus ook tegen D388-QX, op te kunnen wekken. Afhankelijk van de omstandigheden is er keuze uit diverse opties, er bestaat geen standaardoplossing. Wat wel standaard is, is de zorg die men dient te besteden aan de IB-vaccinatie. Naast het zorgvuldig toepassen van de injectie-enting bij de leg- en ouderdieren, geldt voor de levende vaccins bij alle dieren dat IB-virussen en dus ook vaccins gemakkelijk beschadigd kunnen raken.
Effectiviteit van vaccinatie Uit een groot veldonderzoek in 2006 en 2007 bleek dat de gemiddelde respons bij vleeskuikens een stuk lager was dan bij dezelfde IB-enting op dezelfde leeftijd in vermeerderingsdieren en grootouderdieren. Zo vertoonde 17 procent van de vleeskuikenkoppels helemaal geen aantoonbare respons na de vaccinatie tegen enkele procenten in de ouderdieren en 0 procent in de grootouderdieren. Een deel van de verklaring lijkt te zitten in de aandacht en tijd die aan de enting besteed wordt (de duurste dieren vertoonden de beste resultaten). Ook is de neiging om zo tegen
Figuur 1: Overzicht van de in Nederland bij vleeskuikens aan getoonde IB-stammen (door de GD) per kwartaal vanaf 2010.
IB-virus te vaccineren dat er geen entreactie ontstaat, in strijd met de behoefte om een goed niveau aan bescherming op te wekken. Geen entreactie willen hebben geeft meer risico op geen of lage effectiviteit van de vaccinatie, een vaccin moet nu eenmaal wat schade veroorzaken om te kunnen werken. Na een goede vaccinatie is deze schade kortdurend en overzichtelijk, na een matige toepassing kan een vaccin gaan rollen en de kuikens langdurig gevoeliger maken voor E. coli. Bovendien verlaagt en vertraagt dit de bescherming tegen IB. Ook is een vaccinatie (spray en drinkwaterenting) erg gebaat bij het gebruik van koud water, elke graad lager dan 18 graden Celsius gaf 3,2 procent extra resultaat. Bij sprayvaccinaties hoort de ventilatie uitgeschakeld te zijn. Daarnaast heeft veldonderzoek sterk verbeterde reacties laten zien bij dieren die niet in het donker gevaccineerd waren. Ook de atomistenting heeft zich experimenteel en in het veld bewezen als een goed alternatief voor de spray- en drink waterening. Het advies hierbij is om het vaccin op te lossen in koude, vetarme melk. In een veldproef met de atomistenting in 2009-2010 bij opfoklegkuikens werden 8000 doses vaccin (een dosis per dier) opgelost per liter koude melk en werden goede resultaten behaald: de entreactie verschilde niet van de sprayvaccinatie. De GD overlegt regelmatig met de opfokorganisaties en kuikenbroederijen over het optimale vaccinatieschema, afhankelijk van de actuele situatie en de nieuwste inzichten. Uw dierenarts kan u helpen om voor uw bedrijf de beste oplossing te vinden.
Figuur 2: Overzicht van de in Nederland bij leghennen aan getoonde IB-stammen (door de GD) per kwartaal vanaf 2010.
GD Pluimvee | December 2014 |
17
Shellboost voor sterke eierschalen
Geef uw eierschalen een boost! Shellboost: ● Is toepasbaar via het voer ● Bevat een complete formule met Hy-D Shellboost draagt bij aan: ● Sterke eierschalen ● De opname van calcium ● Het aantal 1e soort eieren
www.farmosan.nl | farmosan@nutreco.com | 0341 371 611
In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.
?
Vraag: Wat is de betekenis van een ongunstige uitslag op M.s. op basis van bloedonderzoek of differentiërende M.s.-PCR?
Antwoord Anneke Feberwee, pluimveedierenarts “Als u na bloedonderzoek op nietgevaccineerde dieren een ongunstige SPA- of ELISA-uitslag op M.s. krijgt, betekent dat dat de dieren besmet zijn met een M.s.-veldstam. Als er op een bedrijf levend vaccin gebruikt is, kan de differentiërende M.s.-PCR aantonen of er een infectie is met een veldstam. Deze test geeft duidelijkheid over de aanwezigheid van een M.s.-vaccinstam of M.s.-veldstam. De gevolgen van infectie met een M.s.-veldstam kunnen nog niet voorspeld worden. Het ziekmakend vermogen van de M.s.-stammen die in het veld circuleren kan erg verschillen. Sommige stammen veroorzaken pootproblemen, andere eipuntschaalafwijkingen en andere stammen veroorzaken geen ziekte. Helaas beschikken we (nog) niet over een test waarmee we de ziekmakende eigenschappen van een bepaalde M.s.-veldstam kunnen voorspellen.”
?
Vraag: In de legperiode worden zeer wisselende IBentschema’s gebruikt. Wat is het advies over de frequentie van enten: elke drie weken of elke vijf tot zes weken?
Antwoord Sjaak de Wit, pluimveedierenarts:
Vraag & Antwoord
?
Vraag: Hoe komen signalen van dierziekten en andere bijzonderheden bij de GD binnen en wat gebeurt er met deze signalen?
Antwoord Merlijn Kense, pluimveedierenarts: “Signalen van dierziekten en andere bijzonderheden kunnen op meerdere manieren bij de GD binnenkomen: via dieren die ingestuurd worden voor sectie, via telefonisch contact met de GD Veekijker (de centrale dierenarts) of via de laboratoriumuitslagen. De dierenartsen beslissen of direct actie nodig is. Een verdenking van een meldingsplichtige ziekte (zoals AI) moet bijvoorbeeld direct bij de overheid gemeld worden. Andere gevallen worden besproken in het Veekijkeroverleg, waaraan onder meer een sectiezaaldierenarts, een Veekijkerdierenarts en een patholoog deelnemen. Op basis van dit overleg wordt besloten of er aanvullende acties of onderzoeken nodig zijn. De belangrijkste bevindingen worden gepresenteerd bij de begeleidingscommissie monitoring pluimvee. Daarnaast kan de GD voorstellen doen voor nader kleinschalig onderzoek waarover de begeleidingscommissie monitoring pluimvee uiteindelijk een beslissing neemt. De dierenartsen in het veld, veehouders en vele andere partijen hebben dus een belangrijke rol in het melden van signalen aan de GD. De reden voor deze partijen om de GD te bellen is echter niet primair om de GD te voorzien van deze signalen maar om advies in te winnen. De GD speelt een belangrijke rol in het filteren van alle binnengekomen signalen en vragen, die vervolgens anoniem en vertrouwelijk, in overleg met de direct betrokkenen, verwerkt worden.”
“Wanneer men tijdens de legperiode tegen IB wil blijven vaccineren om de lokale weerstand op peil te houden, zijn er diverse vaccinatieschema’s mogelijk. Wanneer steeds hetzelfde vaccin wordt toegepast, is het advies dit elke vijf tot zes weken te herhalen. Wanneer men meerdere entstoffen wil gebruiken om een bredere kruisbescherming te krijgen, kan dit het beste om en om gedaan worden, met drie weken tussen de vaccinaties. Afhankelijk van de bedrijfsomstandigheden en infectiedruk kan de tussenperiode wat verlengd worden. “
Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Pluimvee.
GD Pluimvee | December 2014 |
19
De STAl van
Marco Ruiter Marco Ruiter en zijn vader Kees runnen in Barneveld een opfokbedrijf met 51.000 biologische leghennen. Ze fokken deze hennen op voor Verbeek Broederij en Opfok. Samen met opfokbegeleider Ron Agterberg van Verbeek bedacht Marco de ‘AgteRuiter Kuikenredder’: een systeem dat voorkomt dat kuikens vast komen te zitten in de voergoot.
Vanuit het midden Om het voer snel rond te laten gaan, hebben Marco en zijn vader ervoor gekozen om vanuit het midden van de stal te voeren. Marco: “De voerweger staat in de opslagruimte voor in de stal. Via een vijzel gaat het voer naar een voorraadbak in de overdekte uitloop aan de linkerzijde. Vanwege de benodigde hoeveelheid voer was deze bak noodzakelijk, anders houdt de vijzel het niet bij.”
Kuikenredder Het voer gaat in vierenhalve minuut rond. Om te voorkomen dat kuikens vast komen te zitten, zijn ‘kuikenlifters’ in de voergoten bevestigd. “Daarnaast hebben we de ‘AgteRuiter Kuikenredder’ ontwikkeld”, vertelt Marco. “Aan het houten plankje (zie foto, red.) hebben we borstelharen bevestigd. Wanneer een kuiken deze borstelharen op zijn rug voelt, schrikt het en zal het de voergoot direct verlaten. Kuikens weten namelijk instinctmatig dat gevaar van bovenaf komt. We hebben op elke bocht zo’n plankje geplaatst.” Mede dankzij de kuikenredder heeft het bedrijf minder uitval in de eerste twee weken. Een mooie bijkomstigheid is dat er ook vrijwel geen voer in de put terechtkomt.
GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl