Gd pluimvee juli 2013

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

Pluimvee

Frank de Ronde en Jolanda Bakker, Happy Chicken Farm:

“Neem de tijd om te kijken� Sectorbrede M.s.-monitoring:

de eerste resultaten

Hoe agressief is IBV Xindadi?

Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) verder uitgebreid

53 JuLI 2013


ÒEen vitale en gezonde hen die presteert. Dat is toch wat u wilt?Ó

verbeek broederij en opfok Postbus 11, 6740 AA Lunteren ¥ Kauwenhoven 3, 6741 PW Lunteren

Telefoon 0318 57 82 50 ¥ Fax 0318 48 24 11 ¥ info@verbeek.nl

www.verbeek.nl


| Voorwoord

| INHOUD 05 Nieuws & Tips 06 “We gaan regelmatig de

06 10

stal in om alleen maar te kijken”

09 Monitoring 10

Sectorbrede M.s.-monitoring: verrassende eerste resultaten

12

Puzzelen met darmgezondheid

15

I B-proef: hoe agressief is IBV Xindadi?

17 Veterinaire Monitoring

Pluimvee (VMP) verder uitgebreid

12

18 “Up-to-date gevoeligheidsbepalingen doen”

20 De stal van Dick Schieven

Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,40 basiskosten. Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

COLOFON

GD Pluimvee is een uitgave van de GD | REDACTIE Rob Nijland, Sjaak de Wit, Jan Workamp, Merlijn Kense | EINDREDACTIE Eva Onis | REDACTIEADRES GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddeventer.com, www.gddeventer.com | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp Fokko-Ontwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | ABONNEMENTEN GD Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (3 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 15,25 (excl. BTW en verzendkosten) | ADVERTENTIES PSH Mediasales, T. 026-750 18 00 | VERSCHIJNINGSFREQUENTIE 3 keer per jaar | SUGGESTIES Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)

En nu doorzetten Al ruim een halve eeuw worden er in de veehouderij antibiotica ingezet. Daarmee is grote vooruitgang geboekt in de diergezondheid. We weten nu echter ook dat onzorgvuldig antibioticumgebruik nadelige effecten heeft voor de volksgezondheid, maar ook voor de diergezondheid. Dat bewustzijn heeft in de pluimveesector geleid tot een slagvaardige aanpak. We liggen op koers met de reductie van het antibioticumgebruik. Om het gebruik nog verder terug te dringen, is het zaak om de diergezondheid consequent op orde te houden. Het is uiteraard niet alleen een kwestie van anders denken, maar ook van anders handelen. Wat is er bijvoorbeeld nog te bereiken met een aangepaste opvang van de dieren, verhoogde aandacht voor drinkwaterkwaliteit of stalklimaat? Ik ben ervan overtuigd dat verdere transparantie in de keten ook nog kan bijdragen aan de beoogde reductie. Wat is er bekend van de geschiedenis van de aangeleverde dieren, wat koppelt uw afnemer terug? Daarnaast is het bedrijfsgezondheidsplan, en afhankelijk van het antibioticumgebruik op uw bedrijf het eventuele verbeterplan, een prachtige gelegenheid om met de voorlichter van uw voerleverancier, kuikenbroederij en dierenarts tot een gezamenlijke aanpak te komen. Met goed onderbouwde plannen, die consequent worden opgevolgd en geëvalueerd, kunt u als ondernemer voordelen behalen. Natuurlijk blijft het belangrijk dat zieke dieren effectief behandeld kunnen worden. Om te bepalen voor welke antibiotica een bacterie gevoelig is, maakt de GD gebruik van een nieuwe uiterst nauwkeurige methode. Op pagina 18 en 19 wordt uitgelegd waarom deze ‘microbouillonverdunningsmethode’ de gouden standaard is. Als antibiotica toch nodig zijn, dan worden de logboekgegevens, de klinische verschijnselen en de diagnose door uw dierenarts vastgelegd in IKB CRA, de centrale database die de GD in opdracht van de sector heeft ontwikkeld en beheert. IKB CRA is onderdeel van VMP. U leest in dit nummer over de uitbreiding van de samenwerking tussen practici en de GD in VMP-verband. Jan Workamp, SECTORMANAGER PLUIMVEE

GD Pluimvee | Juli 2013 |

3


Uw constante partner in de legsector


NIeUwS & tIPS Overzicht PCr-testen pluimvee

Functiewijziging robert Jan molenaar

De Polymerase Chain Reaction (PCR) is een snelle en zeer gevoelige methode om uit kleine hoeveelheden genetisch materiaal specifiek één of meer gedeeltes te vermenigvuldigen. De GD gebruikt deze techniek voor het aantonen en karakteriseren van virussen, bacteriën en parasieten. In de flyer “PCR-testen voor pluimvee” vindt u een overzicht van alle PCR-testen die momenteel voor pluimvee beschikbaar zijn. De digitale versie van deze flyer is te vinden op www.gddeventer.com/pluimvee (producten en diensten).

Binnen de afdeling Pluimvee van de GD wordt ook invulling gegeven aan de tweedelijns gezondheidszorg in de pelsdierenhouderij. De afgelopen 22 jaar werd de functie van specialist Pelsdierengezondheidszorg vervuld door Frans Kleyn van Willigen. Hij gaat in oktober 2013 met pensioen. Pluimveedierenarts Robert Jan Molenaar zal zijn werkzaamheden overnemen. Daarnaast zal Robert Jan Molenaar nog voor een deel de pluimveesecties blijven uitvoeren en betrokken zijn bij uitvoering van projecten.

Sjaak de wit in Hall of Honour wVPa GD-dierenarts Sjaak de Wit zal eind augustus 2013 een eervolle onderscheiding ontvangen tijdens het wereldcongres voor pluimveegezondheid van de World Veterinary Poultry Association (WVPA) in Nantes (Frankrijk). Sjaak wordt een inaugural member van de Hall of Honour van de WVPA. In de 52 jaar waarin de WVPA bestaat, is deze onderscheiding wereldwijd 52 keer uitgereikt, doorgaans aan het eind van een langdurige wetenschappelijke carrière aan een universiteit of onderzoeksinstituut.

Salmonella-/ mycoplasmabesmettingen Salmonella Enteritis oktober 2012 november 2012 december 2012 januari 2013 februari 2013 maart 2013 april 2013 mei 2013

•(1) •(1) •(2)

•(3) •(2) •(2) •(9) •(4) •(1) •(5) •(1)

• vleessector vermeerdering • leghennen

Salmonella Typhimurium

•(2)

Salmonella Java

Mycoplasma Gallisepticum

•(1) •(1) •(1)

•(1) •(1)

GD Pluimvee | Juli 2013 |

5


Interview | tekst: drs. Eva Onis

Leghennenhouder Frank de Ronde:

“We gaan regelmatig de stal in

Frank de Ronde en Jolanda Bakker

Na een ernstige S.g.-besmetting in 2010, heeft leghennenhouder Frank de Ronde het diergezondheidsmanagement op zijn bedrijf flink aangescherpt. “Samen met Jolanda Bakker, de bedrijfsleidster van onze beide vestig­ ingen, hebben we strakke werkschema’s en actielijsten opgesteld. Ook hebben we gekozen voor proactieve veterinaire begeleiding.” Frank houdt op zijn bedrijf ‘Happy Chicken Farm’ in totaal 122.000 leghennen, verdeeld over twee locaties in Drenthe: Spier en Hooghalen. We ontmoeten Frank en Jolanda op de vestiging in Spier. “Op deze locatie houden we 32.000 Freiland­ kippen”, vertelt hij. “In Hooghalen hebben we 30.000 Freilandkippen en een serrestal met 60.000 scharrelkippen. Op die tweede locatie stonden we in 2010 voor een enorme uitdaging: een besmetting met Salmonella gallinarum (S.g.). Het was frustrerend om te zien hoe een ogenschijnlijk gezonde hen binnen tien minuten sterft.

6

Roland Bronneberg van AviVet B.V. heeft ons geholpen bij het oplossen van dit probleem, hij is nog steeds onze veterinair begeleider.”

Structuur en overzicht 2010 is ook het jaar waarin Jolanda bedrijfsleidster werd. Frank: “Samen met haar heb ik een uitgebreid bedrijfsgezondheidsplan opgesteld. Jolanda is planmatig heel sterk. Ze plant het personeel in en stelt schema’s op voor de diverse taken, zoals maagkiezel verstrekken, ontwormen, strooisel bijhouden en stal- en

bloedluiscontroles. Daarnaast coördineert zij alle werkzaamheden en houdt ze de administratie bij voor de IKB, de Duitse KAT-certificering (Kontrollierte Alternative Tierhaltungsformen) en het Beter Levenkeurmerk.” “Ik let er ook op dat er afwisseling in de taken zit, zodat de mede­werkers scherp blijven”, voegt Jolanda toe. “En we hebben vaste momenten ingepland waarop Roland op bedrijfsbezoek komt: tijdens de opfok, aan het begin van de leg en op 27 en 35 weken leeftijd.” Monsternames, zoals bloedtappen, worden niet gecombineerd met veterinaire controles. Frank: “Daarvoor plannen we aparte afspraken in. Wanneer je aan het werk bent, heb je een andere focus. Roland komt dus ook langs om gericht te kijken naar zaken als uniformiteit, gedrag, wormen, luizendruk, hengewicht en klimaat. Vorig jaar hebben we uitgebreid het thema ‘voer en legpersistentie’ behandeld, waardoor we onder andere het voer opnieuw hebben afgestemd op de verschillende


om alleen

maar te kijken”

levensfases. Ook bleek het effectiever om vanaf ongeveer 50 weken continu grit toe te voegen, in plaats van alleen in bepaalde periodes.”

Natuurlijk gedrag Frank en Jolanda kiezen zelf ook dagelijks een moment waarop ze de hennen observeren zonder te ‘werken’. “Als je volgens een strakke planning werkt, houd je daar ook tijd voor over”, aldus Jolanda. “Het gedrag van de hen zegt veel over de gezondheid en dus over de eierproductie. Daarom vinden wij het belangrijk dat de kippen zoveel mogelijk natuurlijk gedrag kunnen vertonen, zowel buiten als binnen. Kippen willen graag hogerop kunnen zitten, dus kozen we voor het volièresysteem van Big Dutchman, met gelijkmatig verdeeld daglicht. Ook hebben onze kippen de mogelijkheid om in het stro te scharrelen en stofbaden te nemen. De voergoten en drinknippels zijn goed bereikbaar, de automatische wegrol­ nesten bieden voldoende beschutting en de hennen hebben de beschikking over voldoende afleidingsmateriaal. Ze kunnen bijvoorbeeld hun snavels schuren aan gasbetonblokken en ze vinden het heerlijk om baaltjes luzerne uit elkaar te trekken.” Ook de lichamelijke conditie van de dieren is goed. Frank: “De hennen zitten aan het einde van de legperiode, na ongeveer 70 weken, nog goed in hun veren. De zandbaden en luzerne dragen bij aan de darmgezondheid, waardoor de mest droger is. We proberen de infectiedruk zo laag mogelijk te houden, bijvoorbeeld door de drink­waterleidingen regelmatig door te

“Kippen willen graag hogerop zitten, dus kozen we voor het volièresysteem van Big Dutchman.”

spoelen en frequent mest te verwijderen. Daarnaast maken we het raaphok dagelijks en de eieropslag wekelijks nat schoon. Eén van onze medewerkers is zelfs gespecialiseerd in ratten- en muizenbestrijding.” Het uitvalpercentage bij het oudste koppel is op dit moment slechts 3% in totaal, terwijl Frank in de begroting standaard rekening houdt met 10%. “Deze resultaten zijn een optelsom van allerlei factoren, waaronder dus de strenge hygiënemaatregelen, maar ook de toepassing van een bedrijfsspecifiek vaccin (autovaccin). Wat mogelijk ook een rol heeft gespeeld, is dat we zelf actief het klimaat tot in detail hebben ingeregeld. Hierdoor kunnen we eerder reageren op wisselende buiten­ temperaturen. Uiteindelijk geldt: als het met de kippen goed gaat, dan gaat het met ons ook goed.”

Samenwerken Een ander belangrijk thema in de bedrijfsvoering van Happy Chicken Farm is samenwerking. Elke maandagochtend is er een werkbespreking over de actielijsten, de bedrijfsresultaten en de diergezondheid. Frank: “We hebben zelf ook een speciale applicatie ontwikkeld voor de mobiele telefoon. Via de dashboardfunctie kunnen we op ieder moment eenvoudig de belangrijkste technische resultaten inzien. Alle medewerkers, waaronder ook scholieren in weekenden en vakanties, registreren via deze app hoeveel eerste en tweede soort eieren zij hebben geraapt, evenals gegevens over voer, water en uitval.”

Vernieuwend project Frank houdt zelf graag operationeel de handen vrij, zodat hij zich kan richten op de groei van het bedrijf. Betekent dit dat hij grootste toekomstplannen heeft? “Ik ben bezig met een aantal projecten. Een mooi voorbeeld daarvan is Lifestyle Eggs BV: samen met twee andere bedrijven ontwikkelen we een opfok- en legstal in één. De stal past zich aan de ontwikkeling van de kuikens aan, waardoor de dieren in dezelfde stal kunnen blijven. Zo blijft de sociale rangorde vanaf dag één in stand en heb je geen transportrisico’s meer. Dat zou een geweldige vooruitgang zijn. Het haalbaarheidsonderzoek is nu afgerond en begin volgend jaar starten we met een pilot.”

Bedrijfsgeschiedenis Hoewel hij geen agrarische achtergrond heeft, was Frank de Ronde altijd al geïnteresseerd in landbouw. Zijn opleiding volgde hij aan de Hogere Landbouwschool in Deventer. Na een aantal jaren in de ICT te hebben gewerkt, kocht hij in 1995 een pluimveebedrijf in Spier en begon met 5.000 scharrelkippen. In 2006 was het bedrijf al uitgegroeid naar 30.000 hennen, in 2008 kwam de locatie in Hooghalen erbij (30.000 hennen) en in 2012 bouwde hij een nieuwe serre­ stal. Op dit moment telt Happy Chicken Farm 122.000 leghennen. Jolanda Bakker is fulltime bedrijfsleidster. Daarnaast zijn er twee parttimers en een aantal scholieren in dienst.

De eieropslag in Hooghalen.

GD Pluimvee | Juli 2013 |

7


Met AHS geen hittestress AHS is: ● Rijk aan elektrolyten en vitamine C ● Goed oplosbaar en bruist niet AHS draagt bij aan: ● Handhaving van productiviteit ● Stabiele vochtbalans ● Stabiele pH waarden van het bloed

www.farmosan.nl | farmosan@nutreco.com | 0341 371 611


Ziekte van Gumboro: blijf waakzaam “De GD krijgt de laatste tijd steeds meer meldingen van Gumboro. Tot 9 juli 2013 zijn er 31 uitbraken van deze ziekte gemeld bij de GD: 26 bij vleeskuikens, 3 bij opfokleghennen en 2 bij hobbypluimvee. Deze uitbraken gingen gepaard met verhoogde uitval (tot enkele procenten) en verminderde voeropname. Van de bedrijfsmatig gehouden koppels waren er 23 gevaccineerd met reguliere vaccins voordat de uitbraken plaatsvonden. Van 3 uitbraken is materiaal naar de GD gestuurd om het virus aan te tonen. In alle gevallen werd de bekende zeer virulente DV86-stam gevonden.

Zeer resistent virus De DV86-stam werd in 1986 voor het eerst aangetoond in Nederland en verspreidde zich in enkele jaren over heel West-Europa en een groot deel van de wereld. Sindsdien zien we deze stam geregeld opduiken. Het virus is zeer resistent. Gumboro-problemen kunnen daarom lang op bedrijven aanwezig blijven. Een zeer grondige reiniging en desinfectie zijn dan ook noodzakelijk om de infectiedruk zo veel mogelijk te verlagen. De ervaring is dat het virus na een uitbraak nog enige rondes aanwezig blijft in de stal. Het wordt overgedragen via direct en indirect contact. Mest en insleep op het bedrijf (bijvoorbeeld via vangploegen) zijn een belangrijk risico, zeker in gebieden met een verhoogde infectiedruk.

Entadvies Bloedonderzoek is een hulpmiddel om de optimale leeftijd te bepalen waarop het koppel kan worden gevaccineerd. De leeftijd van vaccineren is vooral afhankelijk van de antilichaamtiter tegen Gumboro die de kuikens meekrijgen via het ei. Deze hoeveelheid antistoffen kan sterk variëren tussen koppels. Hoe hoger de titer, hoe later er gevaccineerd kan worden. Daarnaast speelt de doorbraaktiter van het vaccin een rol, dit is de antilichaamtiter in het kuiken waarbij het vaccin kan aanslaan. Vaccins met een hogere doorbraaktiter (de ‘intermediate plus’ of ‘hete’ vaccins) kunnen op jongere leeftijd worden ingezet. Te vroeg vaccineren geeft weinig of geen bescherming. De in Nederland beschikbare vaccins zijn in staat om kuikens te beschermen tegen de gevolgen van een infectie met de DV86-stam. Hiervoor moet het vaccin wel goed

aangeslagen zijn. Dit houdt in dat de drinkwater-enting correct en op het juiste tijdstip moet zijn uitgevoerd. De GD adviseert daarom te vaccineren volgens het ent advies gebaseerd op minimaal 18 bloedmonsters en de instructies van de vaccinfabrikanten op te volgen. Voor advies over een goed uitgevoerde vaccinatie kunnen pluimveehouders contact opnemen met hun dierenarts. Geadviseerd wordt om zeker te vaccineren als: 1. een eerdere Gumboro-besmetting op het bedrijf heeft plaatsgevonden; 2. het bedrijf in de buurt ligt van bedrijven waar Gumboro is geconstateerd en 3. het bedrijf anderszins risico loopt op de besmetting.

mONItOrINg

GD-pluimveedierenarts Gert Jan Boelm:

‘De ervaring is dat het virus nog enige rondes aanwezig blijft’ De GD stuurt na elke melding een lijst naar de pluimveedierenartsen, waarop per postcodegebied wordt aangegeven waar een uitbraak van Gumboro is geconstateerd. Ook is op de website van de GD (www.gddeventer.com/ pluimvee) een kaart van Nederland te vinden waarop de uitbraken worden weergegeven. We vragen dierenartsen Gumboro uitbraken van september 2012 Gumboro te (blijven) tot 22 mei 2013 melden aan de GD (56) en materiaal op te 22 mei t/m sturen zodat veld9 juli 2013 (16) stammen kunnen worden getypeerd. ©2013 Zo houden we een vinger aan de pols en blijft de sector goed geïnformeerd over Gumboro.”

Bij de GD gemelde Gumboro-uitbraken in Nederland

De monitoringsfunctie die de GD-afdeling Pluimvee in opdracht van EZ en PPE vervult, bestaat uit drie onderdelen: 1) Secties (pathologie). 2) Veekijker: een instrument waarmee de GD via telefoon, bedrijfsbezoeken en overleggen vragen en informatie over gezondheidsproblemen bij pluimvee binnenkrijgt. 3) VMP: Veterinaire Monitoring Pluimvee. Via een internetapplicatie tussen dierenartspraktijken (VMP-deelnemers) en de GD worden data en ervaringen over gezondheidsproblemen, vaccinaties en behandelingen uitgewisseld.

GD Pluimvee | Juli 2013 |

9


m.S.-mONItOrINg | TEkST: DR. ANNEKE FEBERWEE

Sectorbrede M.s.-monitoring:

verrassende eerste resultaten

Bloedonderzoek in het GD-laboratorium middels de M.s.-SPA-test. De ‘troebele’ druppels zijn positief, de ‘heldere’ druppels negatief.

Mycoplasma synoviae (M.s.) heeft niet alleen een belangrijke ziektekundige betekenis; het veroorzaakt ook handelsbeperkingen. Veel landen accepteren geen pluimvee en broedeieren besmet met deze mycoplasmasoort. Vanwege dit toegenomen commercieel belang is het PPE in januari 2013 gestart met een sectorbrede M.s.-monitoring. De resultaten van het eerste kwartaal laten al een verrassende ontwikkeling zien ten opzichte van de situatie in 2005-2006. De bestrijding van M.s. richt zich in de huidige situatie op: 1. Brede en frequente monitoring (middels bloedonderzoek) om besmette en vrije pluimveekoppels van elkaar te onderscheiden. Het doel van deze seromonitoring is om op elk niveau (materialen, koppels, eieren, enzovoorts) kanalisatie mogelijk te maken. Op broederijniveau is dit belangrijk om overdracht van

10

moederdieren op nakomelingen te verminderen. Het slachten van M.s.besmette reproductiekoppels is economisch niet haalbaar in de huidige situatie omdat het aantal positieve koppels nog relatief hoog is. 2. Het verminderen van de insleep vanuit de omgeving door het verbeteren van de bedrijfshygiëne. Ook is bewezen dat seromonitoring de bewustwording ver-

hoogt, waardoor meer aandacht wordt besteed aan hygiëne en preventiemaatregelen.

Resultaten eerste kwartaal In tabel 1 staan de resultaten van M.s.seromonitoring in de periode 2005-2006 en de mate van voorkomen van M.s. in het eerste kwartaal van 2013 (na de start van de structurele monitoring in janu-


ari 2013). De resultaten van het eerste kwartaal laten al een duidelijke ontwikkeling zien, namelijk: een grote daling van het voorkomen van M.s. ten opzichte van 2005-2006 in de pluimveecategorieĂŤn fok (vlees en leg), legvermeerdering, opfokleg en de kalkoensector. In de legsector en in de slachtvermeerderingssector is het percentage besmette koppels het hoogst en gelijk aan de metingen in de periode 2005-2006. De legvermeerdering heeft een grote slag geslagen met een daling van 25% naar 6%. Het resultaat van deze daling is ook al zichtbaar in de opfoklegsector (69% in 2009 en 10% in het eerste kwartaal van 2013). Op termijn zal dit naar verwachting ook resulteren in een daling in de legsector. M.s.-vaccinatie wordt tot nu toe alleen in de slachtvermeerderingssector op een deel van de bedrijven toegepast. Er is op dit moment een levend M.s.-vaccin beschikbaar, dat via de oogdruppelmethode wordt toegediend. Het te vaccineren koppel dient voor de vaccinatie wel vrij te zijn van een M.s.-veldinfectie. De gevaccineerde koppels worden M.s.-serologisch positief en een M.s.-veldinfectie is niet meer op te sporen via bloedonderzoek.

M.s.-vaccinatie afgeraden Wanneer M.s. de oorzaak is van klinische problemen, zoals luchtzakontsteking, GPE (Glazige Punt Eieren) en gewrichtsontsteking, dan kan M.s.-vaccinatie geadviseerd worden. Het is aangetoond dat deze vaccinatie de ziekteproblemen vermindert, maar niet voorkomt. Binnen de door het PPE gekozen strategie voor een sectorbrede M.s.-aanpak wordt het gebruik van M.s.-vaccinatie echter afgeraden.

Tabel 1: Resultaten M.s.-monitoring 1e kwartaal 2013 Percentage M.s.serologisch positieve bedrijven 2005-2006

Percentage M.s.-serologsich positieve bedrijven 1e kwartaal 2013

% positief

Totaal aantal onderzochte bedrijven

Aantal positief

% positief

Slachtfok

10

25

0

0

Slachtopfok

6

67

7 (2)**

10

Slachtvermeerdering

35

185

68 (7)***

37

Vleeskuikens

6

-

-

-

Legfok

0

6

0

0

pluimveetype

Legopfokvermeerdering

-

8

0

0

Legvermeerdering

25

34

2

6

Opfokleg

69*

88

9

10

Leg

73

161

104

65

Vleeskalkoenen

16

33

2

6

*prevalentie gemeten in 2009; **7 bedrijven met 1 of meer M.s.-serologisch positieve inzendingen waarvan 2 bedrijven door M.s.-vaccinatie; ***68 bedrijven met 1 of meer M.s.-serologisch positieve inzendingen, waarvan 7 bedrijven door M.s.-vaccinatie Rode cijfers: significant gedaald t.o.v. prevalentie gemeten in 2005-2006

M.s.-vaccinatie heeft als onderdeel van een bestrijdingsprogramma namelijk veel nadelen: 1. Het is niet bekend of vaccinatie de verticale overdracht (van moederdier op nakomelingen) voorkomt. 2. Een gevaccineerd koppel kan een veldinfectie maskeren. Experimentele studies hebben aangetoond dat een veldstam alsnog kan aanslaan ondanks vaccinatie. Een gevaccineerd en besmet koppel kan een risico opleveren voor verspreiding van M.s. naar andere (M.s.vrije) pluimveecategorieĂŤn. 3. Vaccinatie kan de monitoring vertroebelen omdat er een test ontbreekt

waarmee de vaccinstam van veldstammen kan worden onderscheiden. De GD werkt op dit moment aan de ontwikkeling van een onderscheidende test (PCR). Om bij een positief resultaat van het bloedonderzoek vervolgens een veldinfectie uit te sluiten, zouden er extra monsters (swabs) genomen moeten worden. Dit onderzoek is daarom relatief duur. 4. Het is nog onbekend in hoeverre M.s.vaccinatie bijdraagt aan een reductie van de uitscheiding van de kiem. De legvermeerderingssector heeft de significante daling in M.s.-prevalentie bereikt zonder gebruik te maken van M.s.vaccinatie. Deze sector laat dus zien dat een succesvolle aanpak zonder toepassing van M.s.-vaccinatie haalbaar is.

Conclusies

Het doel van bloedonderzoek op M.s. is om besmette en vrije pluimveekoppels van elkaar te onderscheiden en op elk niveau kanalisatie mogelijk te maken.

De eerste resultaten van de structurele M.s.-monitoring tonen aan dat de M.s.seroprevalentie in meerdere pluimveecategorieĂŤn laag is. In de legsector en in de slachtvermeerderingssector is de prevalentie het hoogst en gelijk aan de resultaten van 2005-2006. M.s.-vaccinatie wordt tot nu toe alleen in een deel van de slachtvermeerderingssector toegepast. Binnen de sectorbrede M.s.-aanpak die door het PPE is gestart, wordt M.s.-vaccinatie afgeraden. GD Pluimvee | Juli 2013 |

11


Darmgezondheid | tekst: drs. Christiaan ter Veen

Puzzelen met darmgezondheid, deel 1

De prevalentie van darmvirussen

bij vleeskuikens

Darmgezondheid is een onderwerp dat de laatste jaren steeds meer aandacht krijgt in de pluimveehouderij. Maar wat bedoelen we precies met ‘darmgezondheid’, waarom is het zo belangrijk en welke factoren zijn van invloed? Om die vragen te beantwoorden, treft u de komende tijd in de GD Pluimvee een serie aan over dit onderwerp. In deze editie staat de mate van voorkomen (prevalentie) van darmvirussen bij vleeskuikens centraal. Een goede darmgezondheid is belangrijk voor het welzijn, de weerstand, de groei en het economisch rendement van het vleeskuiken. Darmgezondheid kan worden gezien als een puzzel: de kwaliteit van de darmwand, de bacteriën in de darm en de voedingssamenstelling vormen de randen en de vele risicofactoren zijn de stukjes. Enkele stukjes kunnen best ontbreken, maar als er te veel missen, dan valt de puzzel uit elkaar en ontstaan er digestiestoornissen. Problemen met darmgezond-

12

heid blijken in de praktijk gemakkelijk te ontstaan. Dit zien we onder andere terug in het antibioticumgebruik in de pluimveehouderij: sinds 2008 zijn darmproblemen de belangrijkste reden voor het voorschrijven van antibiotica.

Veel factoren Hoewel digestiestoornissen veel voorkomen, is het doorgaans niet mogelijk om een exacte oorzaak aan te wijzen. Dat komt doordat er veel verschillende facto-

ren van invloed zijn. Van een aantal van die factoren zijn de puzzelstukjes, en hoe ze in elkaar passen, bekend. Van andere factoren mist echter nog veel kennis. Een goed voorbeeld daarvan is de virale component: Rotavirus (A en D), Astrovirus (Chicken Astro Virus en Avian Nefritis Virus 3) en Reovirus. Tijdens screening bij koppels vleeskuikens met digestiestoornissen werden deze virussen regelmatig aangetoond. De manier waarop ze schade kunnen veroorzaken is bekend, maar in


welke mate ze in Nederland voorkomen en welke rol ze precies spelen is nog onduidelijk. Om hier een vinger achter te krijgen heeft de GD, met financiering van het PPE en het Productschap Diervoeder (PDV), een grootschalig onderzoek opgezet naar het voorkomen van ziekteverwekkers in de darm. Naast de genoemde virussen zijn hierin ook de belangrijkste soorten Eimeria (coccidiose) bij vleeskuikens meegenomen: E. acervulina, E. maxima en E. tenella.

Onderzoek Tijdens het onderzoek zijn 100 vleeskuikenkoppels wekelijks gescreend op de aanwezigheid van de genoemde ziekteverwekkers en digestiestoornissen gedurende een periode van zes weken. Dit om precies te kunnen achterhalen hoe de infectie verloopt, en of er een relatie is met de aanwezige darmstoornissen of ontstekingen. De resultaten van dit onderzoek tonen aan dat op vrijwel alle bedrijven in meer of mindere mate digestiestoornissen en darmontstekingen voorkomen. Bij vrijwel elke sectie van kuikens uit koppels ouder dan 2 weken werd een digestiestoornis waargenomen. Ook de onderzochte ziekteverwekkers werden veelvuldig gezien: Rotavirus A, Chicken Astrovirus, Avian Nefritis Virus 3, Reovirus en E. acervulina komen op vrijwel alle bedrijven voor. Rotavirus D, E. maxima en E. tenella werden in ongeveer de helft van de koppels aangetoond (zie grafiek 1). Kenmerkend is het moment van voorkomen. De Astrovirussen komen vooral in de eerste en tweede levensweek voor, Rotavirus A in de tweede en derde levensweek en Rotavirus D en Reovirus worden op verschillende leeftijden gezien (zie grafiek 2). Coccidiose werd voor het eerst aangetoond in de tweede levensweek (E. acervullina) maar komt vooral vanaf de derde of vierde levensweek voor. De verschillende infecties volgen elkaar op, waardoor de darmgezondheid continu onder druk staat.

Veel variatie De ernst van de afwijkingen verschilt van bedrijf tot bedrijf en het stalbeeld laat niet altijd problemen zien. Een mogelijke reden hiervoor is dat er veel variatie zit in het ziekteverwekkend vermogen van de verschillende virusstammen. Daarnaast kan het zo zijn dat de overige risicofactoren (de rest van de puzzelstukjes) in orde zijn, waardoor problemen niet tot uiting komen. Echter, van coccidiose is bekend dat er ook sprake kan zijn van economi-

sche schade wanneer de infectie subklinisch (dus zonder zichtbare ziekteverschijnselen) verloopt. Bij de virussen zijn er aanwijzingen dat met name Rotavirus D, Chicken Astrovirus en Avian Nefritis Virus 3 schade veroorzaken.

Vervolgstap

onmogelijk om ze helemaal uit de stal te krijgen. De infectie wordt dan slechts verschoven naar een later moment in de ronde. Dit geeft de darmwand echter wel de gelegenheid om goed tot ontwikkeling te komen (een ander puzzelstukje), waardoor de darm beter met infecties kan omgaan.

De rand van het virale deel van de puzzel is nu gelegd, want we weten nu dat darmvirussen veel voorkomen. De vervolgstap is dat we de rest van dit deel van de puzzel gaan invullen. Van sommige stukjes weten we wat ze zijn: door goed schoonmaken (met formaline of op alcohol gebaseerde middelen) kan de infectiedruk minder worden. Maar omdat deze darmvirussen erg resistent zijn, is het vrijwel

Interventies om de virusdruk ook later in de ronde laag te houden, zijn (nog) niet beschikbaar. Hiervoor is meer onderzoek nodig. Ook is het nog belangrijk om te onderzoeken wat de interacties tussen virussen en de andere risicofactoren zijn. Voor coccidiose is de puzzel veel beter ingevuld. In een volgend deel van deze serie wordt daar verder op ingegaan.

100% 90% 80% 70% 60% 50% 40% 30% 20% 10% 0%

Rotavirus A

Rotavirus Chicken D Astrovirus

Avian Nefritis Virus 3

Reovirus

E. acervulina

E. maxima

E. tenella

Grafiek 1: Voorkomen van darmziekteverwekkers op bedrijfsniveau

100% 90% 80% 70%

Avian Nefritis Virus 3

Chicken Astrovirus

60% 50% 40%

Reovirus

30% 20% 10%

Rotavirus A Rotavirus D

0% 1 (n = 93)

2 (n = 97)

Grafiek 2: Voorkomen van darmvirussen per week

3 (n = 96)

4 (n = 98)

5 (n = 96)

6 (n = 48)

n = aantal onderzochte koppels

GD Pluimvee | Juli 2013 |

13


GD Pluimvee

U bouwt de stal, wij doen de rest!

 

■ ■ ■ ■ ■ ■ ■

Stalinrichting Voer- en drinkinstallaties Eierautomatisering Klimaattechniek Elektrotechnische installatie 24 uurs service en onderhoud Voor AL uw pluimvee

27-10-2010

12:05

Pagina 1

HEUVA REINIGING Stalreiniging & ontsmetten

Voor het reinigen en ontsmetten van alle soorten stallen. Tevens ook voor het reinigen van: Silo’s – Vloeren – Gevels – Daken.

IKB PSB Gecertificeerd

Tel: 0493-472172 Mob: 0628230356 www.heuvareiniging.nl

Meerheide 48-50, 5521 DZ Eersel, +31 (0)497 64 10 77

www.vencotec.nl

        

 





Voor levering en montage van: silo’s & vijzels voederinstallaties

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE?

ventilatiegordijnen stalinrichtingen De Hooge Hoek 8 - 3927 GG Renswoude Tel. 0318-572923 - fax 0318-572725 www.nijborgagri.nl - info@nijborgagri.nl

PSH Media Sales T 026-750 18 43 E info@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl


tekst: Dr. Sjaak de Wit | IB

IB-proef:

hoe agressief is IBV Xindadi? Sinds 2010 wordt in Nederland een nieuwe IB-stam aangetroffen die verwant is aan de

gedaan, die financieel mogelijk werd gemaakt door de fokkerijorganisaties (vlees en leg) en de opfokorganisaties/ kuikenbroeders in de leg.

Chinese Xindadi-stam. De stam wordt vooral

Proefopzet

gevonden bij leghennen met productiedalingen en eischaalproblemen. Hoe agressief is deze nieuwe stam? De GD heeft de nieuwe IBV Xindadi-stam sinds het voorjaar van 2010 bijna 40 keer aangetoond. De stam werd vooral gevonden in Nederlandse koppels leghennen met productiedalingen, eischaalproblemen en/of hoge watervoerverhoudingen, maar ook in monsters afkomstig van buitenlandse vleeskuikenbedrijven met luchtwegproblemen. In 2012 gaf een pilotonderzoek naar antistoffen tegen de Xindadi-stam op opfokbedrijven aanwijzingen dat het virus ook daar kan voorkomen. Een van de verdachte opfokkoppels, die ook positief was op antistoffen tegen IBV D388, vertoonde in de legperiode schijnleg. Het was echter niet duidelijk of dit veroorzaakt werd door de IBV D388-infectie of door de Xindadi-stam. Over het vermogen van de Xindadi-stam om schijnleg te veroorzaken was namelijk nog niets bekend. Een golfje schijnleggerkoppels in de herfst van 2012 versterkte vervolgens de behoefte om daar snel inzicht in te krijgen. Daarom is er een IB-proef

Een groep van 45 één dag oude SPF-hennetjes is op dag 1 per oogdruppel geinfecteerd met de IBV Xindadi-stam en gehuisvest in een isolator. Vervolgens zijn de klinische verschijnselen genoteerd en werden 5 van deze hennen op dag 5, 8 en 11 gecontroleerd op schade in de luchtpijp, virusvermenigvuldiging en schade in de nieren en eileiders. Op 10 weken leeftijd zijn de overige 30 dieren onderzocht op cystes in de eileider als teken van schijnleg.

Resultaten en conclusie De resulaten van deze proef maken duidelijk dat de IBV Xindadi-stam geen bijzonder pathogene IBV-stam is. De schade in de luchtpijp op 5 dagen na de besmetting was duidelijk, maar voor een veldstam relatief mild (69%, terwijl deze vaak 100% is). Op 5, 8 en 11 dagen na de besmetting was er geen vermenigvuldiging van het virus in de nier of eileider aantoonbaar, wat erop wijst dat de Xindadi-stam geen ‘nier-IB-stam’ genoemd mag worden. De afwezigheid van cystes in de eileider op 10 weken leeftijd, samen met de afwezigheid van virus in de eileider op 5, 8 en 11 dagen na infectie, leidde tot de conclusie dat de IBV Xindadi-stam geen rol van betekenis zal spelen bij schijnleg. Deze proef zegt overigens niets over het niveau van kruisbescherming van de huidige vaccinatieschema’s tegen deze stam. Hiervoor zouden vaccinatiechallengeproeven uitgevoerd moeten worden. GD Pluimvee | Juli 2013 |

15


ElEctor

EffEctiEf bloEdluis bEstrijdEn1

Extra aantrEkkElijk tijdEns

2+1 voorjaarsactiE

bestel 2 behandelingen en krijg de 3e gratis Tot 31 augustus of zolang de actievoorraad strekt.

ProfitEEr van dit uniEkE aanbod. nEEM vandaaG noG contact oP MEt uW distributEur LET OP! Om te profiteren van dit unieke aanbod moet uw bestelling uiterlijk 31 augustus bij uw distributeur binnen zijn! Hij kan u tevens meer vertellen over de actievoorwaarden.

1

Spinosad Technical Bulletin, Dow AgroSciences (2001)

Elanco Animal Health Division of Eli Lilly Nederland BV Grootslag 1-5 3991 RA Houten Tel: +31 (0)30 6025952 e-mail: elanco_benelux@lilly.com klantendienst: 0800-9999-001 www.drogestal.nl

WWW.stoPbloEdluis.nl


tekst: drs. Merlijn Kense | VMP

Groepsfoto van een deel van de VMP-deelnemers

Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) verder uitgebreid VMP is een samenwerkingsverband tussen pluimveedierenartsen en de GD. Een belangrijk onderdeel daarvan is de verplichte registratie van onder meer antibioticumgebruik in een database. Sinds kort worden hierin op vrijwillige basis ook aanvullende gegevens vastgelegd. Een onderdeel van het PPE-Masterplan ‘Correct en selectief gebruik van antibiotica’ is de verplichting dat pluimveedierenartsen alle voorgeschreven antibiotica, koppelbeelden en diagnoses vastleggen in een centrale database: IKB-CRA (Centrale Registratie Antibiotica). Deze database is opgenomen in VMP en wordt, in opdracht van de pluimveesector, beheerd door de GD. Uit deze database worden ook de benchmarkrapporten gegenereerd.

Trends en ontwikkelingen De gegevens uit VMP geven een goed beeld van de trends en ontwikkelingen in het veld. Problemen worden in een vroegtijdig stadium gesignaleerd, zodat het mogelijk is om snel maatregelen te nemen of nader onderzoek uit te

voeren om de schade zo veel mogelijk te beperken. Om de database nog effectiever te kunnen benutten, leggen deelnemende dierenartsenpraktijken sinds kort ook aanvullende gegevens vast. Hierbij gaat het om toegediende vaccinaties en bevindingen van elk bedrijfsbezoek, ook als geen antibiotica zijn voorgeschreven. Deze gegevens worden alleen geregistreerd wanneer de betreffende pluimveehouder daarvoor toestemming heeft gegeven. Deze toestemming wordt geregeld via een overeenkomst tussen pluimveehouder en dierenarts.

Uitwisseling van kennis Het VMP-platform wil kennis en ervaringen uitwisselen, met als belangrijkste doel het verbeteren van de gezondheidsstatus van de Nederlandse pluimveestapel. Deelnemende dierenartsen wonen kwartaalbijeenkomsten bij, waarin de actuele VMP-gegevens worden besproken en ervaringen worden uitgewisseld. Ook worden er voor hen cursussen georganiseerd. Ruim 20 pluimveedierenartsen hebben zich al aangemeld als VMP-deelnemer.

VMP-bordje

Rob Vriens, voorzitter van het VMP-platform, reikt een VMP-bordje uit aan Sible Westendorp van Pluimveedierenartsenpraktijk West Nederland

De meest recente VMP-bijeenkomst vond plaats op 20 juni 2013. Tijdens die bijeenkomst heeft Rob Vriens, de voorzitter van het VMP-platform, een bordje overhandigd aan zeven praktijken waarvan alle pluimveedierenartsen deelnemen aan VMP. Dit bordje kunnen zij aan de buiten­ kant van hun praktijk ophangen. De namen van alle deelnemende dierenartsenpraktijken zijn te vinden op www.VMP-groep.nl. Op deze website is ook meer informatie te vinden over VMP als samenwerkingsverband. GD Pluimvee | Juli 2013 |

17


Antibiotica | tekst: drs. Helen de Roode en drs. Christiaan ter Veen

“Up-to-date gevoeligheids

De microbouillonverdunningsmethode: cupjes met verschillende concentraties antibiotica. Na een nacht kweken is duidelijk bij welke concentratie de toegevoegde bacteriestam nog kan groeien (de lichter gekleurde cupjes) en bij welke concentratie de groei van de bacterie wordt geremd (de roder gekleurde cupjes).

In een tijd waarin van u en uw dierenarts een meer verfijnd en verantwoord antibioticumgebruik wordt gevraagd, neemt ook de belangstelling voor en de noodzaak van betrouwbare gevoeligheidsbepalingen toe. Om te onderzoeken voor welke antibiotica een bacterie gevoelig is, maakt de GD sinds kort gebruik van een nieuwe methode. “De ‘gouden standaard’ op het gebied van gevoeligheidsbepalingen”, aldus GD-bacterioloog Annet Heuvelink.

Bij de tabletmethode wordt aan de hand van de remmingszone bepaald hoe gevoelig de bacterie is voor het gebruikte antibioticum.

18

Tot voor kort maakte de GD gebruik van de ‘tabletmethode’ om te bepalen voor welke antibiotica een bacterie gevoelig is. Heuvelink: “Hierbij leg je een antibioticumtablet op een voedingsbodem waarop ook de te onderzoeken bacteriecultuur is aangebracht. Het antibioticum verspreidt zich vervolgens rondom het tablet in de voedingsbodem; naarmate de afstand tot het tablet groter is, zal de concentratie van het antibioticum lager zijn. Na een nacht kweken kijk je hoe dicht de gekweekte bacteriecultuur in de buurt van het tablet is gekomen; je meet de ‘remmingszone’. Aan de hand van de diameter van deze zone wordt bepaald of de bacterie ‘gevoelig’, ‘in-

termediair gevoelig’ of ‘ongevoelig’ is voor het gebruikte antibioticum.”

De nieuwe methode De nieuwe methode die de GD sinds april 2013 gebruikt voor het testen van de gevoeligheid van bacteriën voor antibiotica, wordt ook wel de ‘microbouillonverdunningsmethode’ genoemd. “Hierbij doen we verschillende antibiotica in verschillende concentraties -dus meer of minder verdundin kleine cupjes. Aan deze cupjes voegen we vervolgens de bacterie toe. Na een nacht kweken bekijken we voor elk antibioticum bij welke concentratie de bacteriestam nog kan groeien en bij welke concentratie niet


bepalingen doen” meer. De laagste concentratie van een antibioticum waarbij de groei van de bacterie wordt geremd, noemen we de ‘minimale inhiberende (remmende) concentratie’ (MIC) van het antibioticum ten opzichte van de geteste kiem. Waar bij de ‘oude’ methode het aantal millimeters van de remmingszone werd vertaald in de uitslag ‘gevoelig’, ‘intermediair gevoelig’ of ‘ongevoelig’, wordt nu de MIC-waarde vertaald in een van deze drie mogelijke uitslagen.”

Gouden standaard Voordeel van de microbouillonverdunningsmethode is volgens Heuvelink onder andere dat het een directe en daarmee nauwkeuriger methode is: “De MIC-methode wordt internationaal gezien als de ‘gouden standaard’. Je werkt zeer secuur want je weet precies wat de antibioticumconcentratie in ieder cupje is en hoeveel bacteriën je in de cupjes pipetteert. Bij de tablet­methode wordt de diameter van de remmingszone door een analist met een schuifmaat op­ gemeten.”

Aansluiten op Formularia Met de nieuwe methode is ook het palet antibiotica dat getest wordt uitgebreid. “De testpanels zijn nu zodanig samengesteld dat ze goed aansluiten op de werkzame stoffen die genoemd worden in onder meer het nieuwe Formularium Pluimvee van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij voor Diergeneeskunde (KNMvD).” De Formularia

van de KNMvD bevatten behandelrichtlijnen voor de dierenarts en zijn bedoeld als uitgangspunt voor het invullen van het bedrijfsbehandelplan (BBP) dat onderdeel vormt van het bedrijfsgezondheidsplan (BGP). Om het gebruik van bepaalde anti­ biotica aan banden te leggen (in verband met resistentiegevaar), zijn de verschillende typen antibiotica ingedeeld in eerstetweede- en derdekeusmiddelen. Voor derdekeusmiddelen geldt sinds begin 2013 in alle gevallen dat ze alleen nog gebruikt mogen worden als op basis van een gevoeligheidsbepaling (ook wel: antibiogram) kan worden aangetoond dat eerste- of tweedekeusmiddelen niet werken. Voor het gebruik van tweedekeusmiddelen is een goede onderbouwing nodig en hierbij speelt het antibiogram een zeer belangrijke rol. In dat geval gaat het om ofwel historische antibiogrammen ofwel een actueel antibiogram. Om de vinger aan de pols te houden is het ook bij eerstekeusmiddelen belangrijk om een bacteriologisch onderzoek met gevoeligheidsbepaling in te zetten. “Dit alles maakt het doen van een gevoeligheidsbepaling nu extra actueel en voor ons als GD van groot belang om helemaal ‘up-to-date’ te zijn met een geavanceerde en op de Formularia aansluitende methode.”

Antibiotica gericht inzetten De nieuwe Formularia maken dat er meer aandacht is voor gevoeligheidsbepalingen, maar de groeiende belangstelling heeft volgens Heuvelink niet alleen te maken met de nieuwe regelgeving. “Ook vorig jaar, toen de Formularia nog meer vrijblijvend waren, zagen we een stijging in de vraag naar bacteriologisch onderzoek en gevoeligheids­bepalingen. Veehouders en dierenartsen zijn natuurlijk al langer bezig met het verantwoord inzetten van antibio-

Annet Heuvelink: “Met de nieuwe methode zijn we helemaal up- to-date.”

tica en antibiogrammen spelen hierin een cruciale rol. Dankzij een antibiogram kun je bijvoorbeeld buikvliesontsteking veel gerichter behandelen; je voorkomt dat je antibiotica verspilt die toch niet werken, maar ook dat je onnodig een tweedekeusmiddel inzet. Ook als je -omwille van de tijd- al begonnen bent met het behandelen, is een gevoeligheidsbepaling van belang. Het geeft een handvat voor de verdere behandeling waarbij, indien het ingezette middel niet werkzaam blijkt of een tweede behandeling nodig is, kan worden overgegaan op een eerstekeusmiddel. Na een gevoeligheidsbepaling is het gebruik van een antibioticum niet meer schieten met hagel, maar een zeer gerichte inzet waardoor de kans op een succesvolle genezing toeneemt. Een manier van werken die in de humane sector al gebruikelijk is en ‘scaling down’ genoemd wordt.”

De vingerafdruk van de bacterie

“De microbouillonverdunningsmethode is zeer secuur.”

Een gevoeligheidsbepaling volgt altijd op een bacteriologisch onderzoek (BO). Heuvelink: “Wil je weten welke antibiotica je moet testen, dan is het belangrijk om precies te weten met welke bacterie of bacteriën je te maken hebt. Hier kom je achter door middel van bacteriologisch onderzoek.” Sinds begin 2012 gebruikt de GD voor de identificatie van bacteriën de MALDI-TOF Biotyper: “Met dit apparaat kunnen we sneller en nauwkeuriger dan voorheen de ‘vingerafdruk’ van een bacterie lezen. Bovendien kunnen we meer bacteriesoorten onderscheiden. Een ideale combinatie dus; de correctheid van een gevoeligheidstest valt of staat immers bij een juiste identificatie van de bacterie.”

GD Pluimvee | Juli 2013 |

19


De STAl van

Dick Schieven Vleeskuikenhouder Dick Schieven uit Zieuwent heeft als wens om volledig energieneutraal te produceren. Daarom heeft hij eind vorig jaar een nieuwe stal gebouwd volgens het SunBro-concept, aangevuld met energie van zonnepanelen.

Duurzame systemen Met diverse duurzame computersystemen wordt het klimaat in de stal gereguleerd: een aardwarmtepomp met gesloten systeem, vloerverwarming, een warmtewisselaar en een luchtwasser (die ook ingezet kan worden als warmtewisselaar). De warmte die vrijkomt bij het wassen van de lucht wordt bovendien weer teruggewonnen. Dick: “Dit alles maakt het mogelijk om energiebesparend te werken, zonder afbreuk te doen aan klimaat, welzijn en milieu. De emissies van ammoniak-, geur- en fijnstof uit de SunBro-stal zijn slechts een fractie van de emissies uit een traditionele stal.”

Passend in het landschap Een ander uitgangspunt was dat de stal in het landschap zou passen. Daarom koos Dick voor een bijzonder ontwerp: een voorgevel met twee aparte kappen, waardoor de stal minder massaal lijkt. De zijwanden heeft hij antraciet laten verven.

Goede resultaten Met het SunBro-systeem is het niet alleen mogelijk om op bedrijfsniveau een lage CO2-uitstoot te realiseren, ook het stalklimaat is volgens Dick goed en constant. “Het klimaat is beter voor zowel de kuikens als de pluimveehouder. De investeringen die ik heb gedaan, betalen zichzelf terug. De energiekosten zijn al flink omlaag gegaan en de voetzoolleasiescore in de SunBro-stal is gemiddeld 20 ten opzichte van 40 tot 60 in de bestaande stallen.”

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddeventer.com, info@gddeventer.com


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.