samen werken aan diergezondheid
schaap & Geit
“samen werken aan een goed imago van de sector� Onderzoek:
scrapieresistentie bij geiten
Testvergelijking zwoegerziekte en CAE
website Gd volledig vernieuwd
04 MaaRt 2014
Maatwerk in Stalinrichting
Laageinde 37 4016 CT Kapel-Avezaath Tel.nr. +31(0)344-661495 / mob. +31(0)620315904 E-mail: info@schapenartikelen.nl Website: www.schapenartikelen.nl
Houtenvoerbak Voor schapen en lammeren Leverbaar in de maten 3mtr en 4 mtr
Houten landhek Leverbaar in de maten 1,33mtr 2 mtr, 3mtr, 4mtr en 5mtr
Doppelruif / Wandruif Leverbaar in de maten 3mtr en 4 mtr
Doppelruif Leverbaar in de maten 3mtr en 4 mtr
Diagonaal voerhek met biksbak en poten Leverbaar vanaf 1mtr tot 5mtr
Zweeds model voerhek Tbv gehoornde Schapen en Geiten Leverbaar in lengte van 2,5 mtr
Rumevite Gate Feeder Voor het voeden van Rumevite naar gehuisvest runderen en schapen
Rumevite Knoflook blok Een knoflook verrijkte minerale vitamine blok formulering
Rumevite Schapen Een hoogwaardige mineraal vitamine blok
Rumevite Spike Feeder Ideaal voor ooien en lammeren op het gras en op root/voedergewassen
Rumevite MAG Booster Een combinatie van voeding en mineralen aan te vullen met extra hoogniveau van magnesium
Rumevite Magnesium Het hoge blok magnesium voor schapen en runderen
| Voorwoord
| INHOUD 04 Nieuws & Tips
06
06 “Samen werken aan een
goed imago van de sector”
09 Vraag & Antwoord 10 Onderzoek naar scrapie-
De ene test is de andere niet
11
Als u een uitslag ontvangt van de GD moet positief positief zijn en negatief negatief. Toch is het niet altijd zo eenvoudig. Ik noem twee voorbeelden.
resistentie bij geiten
10
Eli(te)test beste koop
12 De passie van Dirk Reijne Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770, optie 3, van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
GD Veekijker De GD Veekijker Schaap Geit (voor veterinaire vragen) is iedere werkdag te bereiken tussen 15.00 en 17.00 uur via 0900-7100 000. Voor spoedgevallen is de gehele dag één dienstdoende dierenarts/zoötechnisch deskundige beschikbaar.
Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en € 9,40 basiskosten.
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
COLOFON
GD Schaap & Geit is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren | Redactie René van den Brom, Catholine Koster, Karianne Lievaart-Peterson, Eva Onis, Piet Vellema | EINDREDACTIE Helen de Roode | Redactieadres GD, Marketing support & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp FokkoOntwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen GD Schaap & Geit wordt gratis toegezonden aan
Het eerste voorbeeld betreft de door de GD ontwikkelde tankmelktest op leverbot. Deze test is zo afgesteld dat de test een ‘positieve’ uitslag (=antistoffen aangetoond) geeft als meer dan 10% van de lacterende dieren seropositief is. Na zo’n uitslag is het belangrijk dat eigenaar en dierenarts samen aan de slag gaan om eerst de bron van de infectie op te sporen om vervolgens preventieve maatregelen te nemen en zonodig te behandelen. Een ‘negatieve’ (=gunstige) uitslag van de tankmelktest betekent dat er best wel enkele dieren ‘positief’ kunnen zijn. Bij de zwoegerziekte- en CAE-test van de GD geldt iets heel anders. Als u dieren aankoopt van een vrij bedrijf moet u ervan opaan kunnen dat de dieren echt vrij zijn. Voor het heronderzoek dat elke twee jaar plaatsvindt heeft de GD daarom gekozen voor een heel gevoelige test die in een vroeg stadium een infectie aantoont. Dit is het belangrijkste doel geweest bij de keuze voor deze test, niet de prijs van de test. Uit een testvergelijking bleek onlangs opnieuw dat onze zwoegerziekte- en CAE-test inderdaad de beste en meest betrouwbare resultaten geeft. Hierover leest u meer op pagina 11 van deze GD Schaap & Geit. De ene test is echt de andere niet. PIET VELLEMA, SECTORMANAGER KLEINE HERKAUWERS
relaties van de GD. Een jaar abonnement (3 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 16,75 (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Mediasales, T. 026-750 18 00 | Verschijningsfrequentie 3 keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze doorgeven aan de redactie via redactie@gddiergezondheid.nl. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
ISSN: 2214-1707 Adreswijzigingen: bel 0900 1770, kies 3 (lokaal tarief)
GD Schaap&Geit | Maart 2014 |
3
NIEUws & tIps Nieuwe website gd Leverbotresistentie en mestonderzoek Ook de afgelopen herfst is er weer op enkele bedrijven leverbotresistentie voor triclabendazol geconstateerd. De maanden februari en maart zijn het juiste moment om via mestonderzoek te controleren of er mogelijk sprake is van leverbotresistentie op uw bedrijf. Schapen worden afhankelijk van de omstandigheden vaak in de herfst al behandeld voor leverbot. De effectiviteit van de behandelingen is te controleren door een gepoold mestonderzoek (mengmonster van minimaal vijf, liefst tien dieren) te nemen. Indien bij dit onderzoek nog leverboteieren worden aangetoond, dan kan dit een eerste indicatie zijn voor mogelijke leverbotresistentie of voor een onjuiste dosering bij de behandeling. Onderzoek van een gepoold mestmonster genomen op de dag van behandelen en een mestmonster van drie weken later kunnen een goede indicatie geven voor leverbotresistentie. Schapenhouders wordt gevraagd om vermoedens van leverbotresistentie te melden bij de GD via telefoonnummer 0900-1770.
Via mestonderzoek kunt u controleren of er mogelijk sprake is van leverbotresistentie op uw bedrijf.
De nieuwe website van de GD is live! Met www.gddiergezondheid.nl lanceren we een eigentijds en inhoudelijk sterk online platform waar u snel de informatie vindt die u zoekt. Voor u als schapen- of geitenhouder bevat de website een eigen startpagina, waar u in één oogopslag ziet wat voor u actueel en relevant is. De informatie die u vroeger op CapraOvis vond is ook in deze website geïntegreerd. Belangrijke diergezondheidsartikelen, producten
en formulieren zijn makkelijker vindbaar en duidelijker ingedeeld. Minder kliks, meer overzicht. Ook dat is samen werken aan diergezondheid.
CapraOvis is volledig geïntegreerd in www.gddiergezondheid.nl.
resultaten data-analyse kleine herkauwers Jaarlijks voert de GD een zogenaamde dataanalyse uit waarbij beschikbare gegevens over kleine herkauwers vanuit verschillende databases worden gekoppeld en anoniem geanalyseerd. Dit gebeurt op verzoek van het ministerie van Economische Zaken (EZ) en het Productschap Vee en Vlees (PVV). Doel is om inzicht te verschaffen in onder andere dieraantallen, bedrijfsaantallen, bedrijfsgrootte, sterftecijfers en gebieden waar sterfte optreedt. Sinds 2012 worden ook de contact-
structuur en importen geanalyseerd. Hieruit blijkt dat er sprake is van een afname van het aantal schapen in Nederland, dat het aantal geiten op professionele bedrijven toeneemt en dat de sterftecijfers voor zowel schapen als geiten licht toe lijken te nemen. Ook blijkt dat het aantal bedrijven dat jaarlijks meer dan één dier aanvoert toeneemt. Dit verhoogt het risico op ziekte-insleep. Het feit dat in het kwartaal dat bedrijven dieren aanvoeren de sterftecijfers hoger liggen, is hiervoor een sterke aanwijzing.
tarieven zwoegerziekte- en CaEonderzoek in 2014 In 2014 wordt een aantal veranderingen doorgevoerd op het gebied van zwoegerziekte- en CAE-onderzoek. Zo komen er twee verschillende tarieven voor gepoold en individueel onderzoek en wordt er een meer gevoelige, goedkopere bevestigingstest (confirmatietest) ingezet. De staffelkorting die in 2013 is ingevoerd, geldt nog steeds. Meer informatie: www.gddiergezondheid.nl/schaapgeit.
4
Jaarlijks voert de GD een data-analyse uit waarbij beschikbare gegevens over kleine herkauwers worden geanalyseerd.
pas op met vitaminepreparaten Onder het mom ‘baat het niet, dan schaadt het niet’ wordt het rantsoen van schapen en geiten nog wel eens aangevuld met vitaminepreparaten. Het gebruik van dergelijke preparaten is echter niet zonder risico. Zo kan een overmaat aan vitamine D leiden tot hypervitaminose D. Wanneer een dier te veel vitamine D binnenkrijgt kan er weefsel verkalken, waardoor er schade aan de organen kan optreden. Zichtbare verschijnselen zijn in eerste instantie extreme dorst, bleekheid, kortademigheid
en vermageren. In een later stadium kan ook dwerggroei voorkomen. Behalve door het verkeerde gebruik van vitaminepreparaten kan hypervitaminose D ook veroorzaakt worden door voedingsfouten, waardoor een overmaat aan vitamine D in de melk of in het voer aanwezig is. Wanneer wordt vermoed dat de aandoening wordt veroorzaakt door fouten in de samenstelling van de melk of het voer, geldt op basis van de Kaderwet Diervoeding een meldplicht bij de NVWA.
Behalve door het verkeerde gebruik van vitaminepreparaten kan hypervitaminose D ook veroorzaakt worden door voedingsfouten.
geldigheid gd Keurmerk Zoönosen De GD krijgt regelmatig vragen over de geldigheidsduur van het Keurmerk Zoönosen. Feit is dat het keurmerk een kalenderjaar geldig is en dus niet een jaar vanaf de afgiftedatum. Hoe eerder het keurmerk dus in het jaar wordt toegekend, des te langer u er profijt van heeft. Elk jaar ontvangen dierenartsen van deelnemers in de maand november van ons een nieuwe checklist, bedoeld voor het komende jaar. Deelnemers krijgen een bericht dat de checklist naar de dierenarts is verstuurd. Enkele jaren geleden is de GD gestart met het Keurmerk Zoönosen, in eerste instantie om kinderboerderijen ondersteuning te bieden bij een zorgvuldige manier van werken. De achtergrond daarvan was dat op kinderboerderijen in Nederland jaarlijks ongeveer 28 miljoen bezoeken worden gebracht door ouderen, kinderen, zwangeren en mensen met een verminderde weerstand. Door een andere manier van werken zouden de risico’s voor deze doelgroep om een ziekte op te lopen kunnen worden verkleind. Met
de checklist GD Keurmerk Zoönosen brengt de deelnemer samen met zijn dierenarts de risico’s van mogelijk voorkomende zoönosen in beeld en op basis daarvan wordt een score toegekend. Bij een voldoende hoge score ontvangt een deelnemer het keurmerkbordje “Zoönosen-verantwoord bedrijf”. Inmiddels hebben ook veel schapen- en geitenhouders dit keurmerk aangevraagd, passend binnen de ontwikkelingen rond de zogenaamde zorgvuldige veehouderij. Kijk voor meer informatie op www.gddiergezondheid.nl/schaapgeit.
Het Keurmerk Zoönosen is een kalenderjaar geldig.
Besmettelijke oorzaken van abortus Het is altijd vervelend wanneer u op uw bedrijf te maken krijgt met abortus, zeker wanneer het meerdere gevallen in een koppel betreft. Incidentele abortus wijst vaak op een ‘niet-besmettelijke’ oorzaak zoals stress en ziekte van het moederdier. Wanneer meerdere gevallen van abortus in een koppel optreden is vaak sprake van een ‘besmettelijke oorzaak’. Uit onderzoek is gebleken dat Chlamydia abortus, Campylobacter spp., Toxoplasma gondii, Listeria spp. en Yersinia spp. in 2012 en 2013 de meest vastgestelde oorzaken van besmettelijke abortus bij kleine herkauwers waren. Het betreft hier steeds van dier op mens overdraagbare aandoeningen (zoönosen). In geval van abortusproblemen is het dus niet alleen vanuit economisch perspectief zinvol om de oorzaak te achterhalen; ook voor de gezondheid van de dierhouder, mensen die het bedrijf bezoeken en mogelijk zelfs mensen in de omgeving is het stellen van een diagnose van groot belang. De kans op het stellen van een diagnose is significant groter wanneer vrucht én nageboorte worden ingestuurd, het ingestuurde materiaal vers is en wanneer er, in geval van een abortusprobleem, meerdere vruchten en meerdere nageboorten worden ingestuurd. Voor een afwijkend aantal abortussen bij kleine herkauwers geldt een meldplicht (zie www.nvwa.nl). Meer informatie vindt u in de flyer ‘Abortusdiagnostiek bij schapen en geiten’ op www.gddiergezondheid.nl/schaapgeit.
Facturen zonder acceptgirokaart Sinds 1 december 2013 stuurt de GD niet langer acceptgirokaarten mee met facturen. Betalingen kunnen gedaan worden via automatische incasso, internetbankieren of een overschrijvingsformulier van uw bank. Wanneer u kiest voor automatische incasso ontvangt u 1% korting op het netto factuurbedrag. Aanmelden voor automatische incasso kan via het machtigingsformulier dat te downloaden is via www.gddiergezondheid.nl. Ingevulde formulieren kunt u sturen naar: De Gezondheidsdienst voor Dieren, t.a.v. BRBS, Antwoordnummer 404, 7400 VB Deventer (een postzegel is niet nodig). De machtiging is geldig vanaf de eerste factuur die u ontvangt na terugzending van het formulier. GD Schaap&Geit | Maart 2014 |
5
INtErVIEw | tekst: DRS. HELEN DE ROODE
In gesprek met Jan en Jeannette van de Ven
“samen werken aan een goed
“Als er lammetjes geboren worden, halen we ze meteen weg bij de moeder. We geven ze in een krat door via een speciaal doorgeefluik.”
Toen Jeannette van de Ven zo’n 30 jaar geleden aan het werk ging in de verpleging, had ze niet kunnen denken dat ze jaren later, samen met haar man Jan, aan het roer zou staan van een groot melkgeitenbedrijf. Laat staan dat ze zich op landelijk niveau hard zou maken voor het imago en de professionalisering van de sector. Maar dat ze op haar plek zit, is wel duidelijk. We spreken met Jan en Jeannette op hun bedrijf in Oirschot. “We zijn in 1995 begonnen met 200 lammetjes”, vertelt Jan, die jarenlang als rundvee-inseminator heeft gewerkt. Inmiddels telt het bedrijf zo’n 1550
6
melkgeiten en 600 opfoklammeren, waarbij zowel de geitjes als de bokjes worden opgezet. Jeannette: “Mijn vader had hier tot 1985 een melkveebedrijf,
maar toen hij stopte was ik er nog niet klaar voor om het over te nemen. Ik kende Jan toen ook nog niet, dus dan had ik het alleen moeten doen.”
De eerste jaren dat Jan en Jeannette samen in het voormalige huis van Jeannettes ouders woonden, werden de stallen verhuurd aan een jongveeopfokker. Jeannette: “Toen die ermee stopte zijn we na gaan denken wat we eventueel zelf met de ruimte zouden kunnen doen. Hierbij hebben we ons heel breed georiënteerd, van vakantiewoningen tot een pierenkwekerij. Toen we op een melkgeitenbedrijf gingen kijken, hadden we allebei het gevoel dat dit goed bij ons zou kunnen passen. We hebben echt een ‘klik’ met geiten en melkproductie zit in onze genen; Jans vader was ook melkveehouder.”
Melk en vlees Naast de vrouwelijke dieren houden Jan en Jeannette als gezegd ook de bokjes aan.
niet neergezet worden als een stelletje rotzooiers.”
Boeren met de buren De Q-koortsperiode ziet Jeannette als een ‘kantelpunt’: “We moesten als sector gaan vechten voor ons bestaansrecht en ons imago. We zijn ons er heel bewust van geworden dat we maatschappelijk draagvlak nodig hebben en dat we dat alleen kunnen krijgen door samen te werken en onze omgeving erbij te betrekken. We moeten boeren met de buren.”
Paratbc-project Maar het gaat niet alleen om een goed imago. “Het is ook belangrijk dat we verder professionaliseren op het gebied van diergezondheid, economisch rendement en
mentmaatregelen, zoals we die al hebben ingezet, strak aan te blijven houden en ervaringen te blijven uitwisselen met de andere deelnemers.”
Lammerloket Eén van de managementmaatregelen waar Jan en Jeannette erg over te spreken zijn is het werken met een zogenaamd ‘lammerloket’. Jan: “Als er lammetjes geboren worden, halen we ze meteen weg bij de moeder. We geven ze in een krat door via een speciaal doorgeefluik. Hierdoor weet je zeker dat je niet met dezelfde kleding en laarzen van de ene naar de andere afdeling gaat lopen. Verder houden we zoveel mogelijk lammetjes van jongere geiten aan, want jongere geiten scheiden nog geen paratbc-bacteriën uit. Ook geven
imago van de sector” “We mesten ze af tot ongeveer vier maanden. Er is dan niet alleen méér vlees, maar het vlees heeft ook meer ‘bite’. Hiervoor is vooral interesse vanuit de horeca. Ik moet zeggen dat het nu nog niet kostendekkend is, maar we doen dit ook niet alleen om uiteindelijk onze rentabiliteit te verbeteren. Er zit ook een bepaald idealisme achter: als je de bokjes zelf afmest is er minder uitval en je gebruikt relatief minder antibiotica. We willen graag een goed imago voor de sector en willen daarmee bij onszelf beginnen.”
Voorzitterschap LTO Dat ‘goede imago’, daar maakt Jeannette zich ook op landelijk niveau hard voor. Sinds 2010 is ze voorzitter van de landelijke vakgroep melkgeitenhouderij van LTO. “Toen ik in 2009 begon als bestuurslid viel ik midden in de problemen rond de Q-koortsepidemie. Het was een heftige start, veel collega-melkgeitenhouders waren gefrustreerd en ook ons eigen bedrijf moest begin 2010 gedeeltelijk geruimd worden. Ik vond het fijn dat ik in mijn functie bij LTO echt iets kon doen, bijvoorbeeld zorgdragen voor een goede schade- en compensatieregeling, maar ook zoveel mogelijk invloed uitoefenen op de communicatie via de media. Ik heb me er vanaf het begin hard voor gemaakt dat we
fokkerij.” In het kader hiervan was Jeannette nauw betrokken bij de opstart van het paratbc-project dat inmiddels ruim drie jaar loopt. Doel van het project is paratuberculose bij melkgeiten in Nederland in beeld te brengen en de kennis over de aanpak van deze aandoening binnen de sector te vergroten. “Uit onderzoek van de GD blijkt dat op ruim 85% van de geitenbedrijven paratbc voorkomt, daar moet je wat mee als sector. En dan kun je maar beter zelf de handschoen oppakken dan wachten tot het van bovenaf wordt geregeld. Voor het project zijn 20 melkgeitenbedrijven -met en zonder paratbc- geselecteerd. De bedrijven worden, door middel van diverse onderzoeken, gevolgd op het gebied van paratbc en, via studiegroepen, geholpen bij het ontwikkelen van strategieën tegen de aandoening. Bedoeling is dat van de kerngroep een ‘olievlekwerking’ uitgaat zodat de hele sector er profijt van heeft.”
Onderzoek op paratbc Jan en Jeannette nemen zelf ook deel aan het project. Jan: “Bij ons blijken er in lichte mate antistoffen aanwezig, dat kan wijzen op paratbc, maar het kan ook van de vaccinatie komen, daarvoor is verder onderzoek nodig. Het is voor ons in ieder geval een aanleiding om de manage-
we lammetjes om die reden geen biest van oudere geiten.”
Resultaten project Als we Jeannette vragen naar de belangrijkste resultaten van het paratbc-project benadrukt ze eerst dat er nog meer tijd nodig is: “Een van de inzichten is dat je paratbc niet één-twee-drie oplost. Je kunt niet zeggen: als ik dit en dit doe, dan word ik vrij. We hebben een lange adem nodig. Wel hebben we samen een ‘Paratbc Wijzer’ kunnen opstellen waarin diverse strategieën zijn opgenomen om besmetting te voorkomen of uit te stellen. Daarnaast heeft het project heel concreet een bruikbare melktest opgeleverd. Gebleken is dat de melktesten zoals die gebruikt worden bij het rund ook geschikt zijn voor de geit. Dat is een mooi resultaat want de melktest is veel goedkoper en een melkmonster kun je als geitenhouder zelf nemen. De drempel om regelmatig een monster te nemen is veel lager geworden, dat is winst voor de sector.” “Wat ik ook belangrijk vind is dat we met dit project echt laten zien dat we als sector professioneel zijn en onze verantwoordelijkheid nemen”, besluit Jeannette. “We laten zien dat we serieus willen werken aan gezonde dieren en een gezond eindproduct.” GD Schaap&Geit | Maart 2014 |
7
A SANOFI COMPANY
15916_Biodyl adv schaap 184X130 01.indd 1
Leven gaat voor. De Nierstichting zet alles op alles om ervoor te zorgen dat nierpatiënten zoals Willem in leven blijven en ook écht kunnen blijven leven. We strijden voor meer donoren, maken ons hard voor preventie en werken vastberaden aan een draagbare kunstnier. Want dialyseren is geen leven, maar overleven. We doen dan ook alles wat in ons vermogen ligt om het leven van nierpatiënten te verbeteren. Dat doen we niet alleen. Maar samen met patiënten, onderzoekers, professionals, donateurs, bedrijven, vrijwilligers en vele anderen die het leven liefhebben. Leven gaat voor, in alles wat we doen. www.nierstichting.nl
12-02-13 07:22
Vraag & Antwoord
In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-medewerkers vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.
?
raag: Mijn bedrijf heeft de status ‘scrapie V resistent’. Hoe zorg ik ervoor dat mijn lammeren het ARR/ARR-genotype ontvangen?
?
Antwoord van binnendienstmedewerker Inga Hovenkamp: Wanneer de status ‘scrapie resistent’ is toegekend, ontvangen ge registreerde lammeren op basis van de ouderdieren het genotype. Bloedonderzoek is meestal niet meer nodig. Het is dus belangrijk dat bij geboortemeldingen de juiste en volledige oudergegevens worden doorgegeven. Zonder oudergegevens ontvangen de lammeren geen genotype. Wanneer wij signaleren dat er één of meerdere lammeren aanwezig zijn waarvan op grond van de beschikbare gegevens nog geen genotype kan worden bepaald, ontvangt u van ons een afstammingslijst om de ontbrekende gegevens in te vullen. Om dit te voorkomen is het goed erop te letten dat wanneer u diermutaties normaliter via andere organisaties (bijvoorbeeld stamboeken) meldt, u daar ook de volledige oudergegevens doorgeeft. Dat geldt ook als u diermutaties via SG-online meldt.
?
raag: Mijn drachtige jaarlingooien lopen nog V buiten, maar er is een aantal dieren erg stijf en ‘liggerig’. Er zijn geen afwijkingen aan de klauwen te zien, wat zou het probleem wel kunnen zijn?
Antwoord van dierenarts René van den Brom: De problemen die u beschrijft zouden kunnen passen bij een aandoening die ‘stijve overhouders’ wordt genoemd. In winters waarin voldoende gras beschikbaar is en de drachtige jonge ooien niet worden bijgevoerd, kunnen problemen in de botstofwisseling ontstaan. De botstofwisselingsproblemen ontstaan doordat het aanbod van calcium en/ of fosfor te laag is of wanneer er onvoldoende vitamine D beschikbaar is. Door de tekorten ontstaan bewegingsstoornissen, waarbij in eerste instantie stijfheid en later kreupelheid kan worden waargenomen. Aangedane dieren kunnen worden behandeld met vitamine D en daarnaast is het verstrekken van hooi en krachtvoer aan te bevelen.
Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Schaap & Geit.
raag: Het antibioticumgebruik bij kleine V herkauwers is laag. Waar zijn nog verbeteringen mogelijk?
Antwoord van dierenarts Piet Vellema: Uit onderzoek dat de GD heeft uitgevoerd in opdracht van staatssecretaris Dijksma van Economische Zaken en minister Schippers van Volksgezondheid, Welzijn en Sport blijkt dat het antibioticumgebruik bij kleine herkauwers laag is. Dit betekent niet dat er geen verbeteringen meer mogelijk zijn. Het onderzoek toont namelijk ook aan dat er schapen- en geitenhouders zijn die veel antibiotica gebruiken. Bovendien komt naar voren dat er relatief veel zogenaamde tweedekeusmiddelen worden gebruikt. Tenslotte werd duidelijk dat de identificatie en registratie (I&R) van de dieren lang niet altijd op orde was. Het is belangrijk dat veelgebruikers samen met hun dierenarts aan de slag gaan en proberen om meer preventief te werk te gaan. Ook het verminderen van het gebruik van tweedekeusmiddelen is een actiepunt voor eigenaar en dierenarts. Als u problemen heeft om de I&R op orde te brengen en te houden, aarzel dan niet om contact met ons op te nemen. Misschien kunnen wij u helpen om dit te verbeteren.
?
Vraag: Wat kan ik doen bij E. coli-diarree?
Antwoord van dierenarts Karianne Lievaart-Peterson: De bacterie Escherichia coli (E. coli) kan tijdens of vlak na de geboorte opgenomen worden via de bek. In de darm kan E. coli gifstoffen (toxines) gaan produceren. Dit gaat gepaard met zeer acute, heftige diarree tijdens de eerste twee levensdagen. Door de heftige diarree vindt snel uitdroging plaats die binnen 24 uur tot sterfte kan leiden. Voldoende vocht, bijvoorbeeld in de vorm van een elektrolytendrank, is van levensbelang. Soms is het noodzakelijk dat de dierenarts een infuus geeft om de zuurgraadafwijking van het bloed te corrigeren en het vochtverlies te compenseren. Daarnaast kan in zeer ernstige gevallen door de dierenarts een eerstekeus-antibioticum tegen E. coli voor toediening in de bek worden voorgeschreven. Echter, voorkomen is natuurlijk altijd beter dan genezen. Om het risico van infectie te verkleinen is hygiëne erg belangrijk. Daarom is het advies om dieren in een schone omgeving te laten lammeren. Daarnaast is het tijdig verstrekken van voldoende biest van goede kwaliteit van groot belang.
GD Schaap&Geit | Maart 2014 |
9
ONDERZOEK | tekst: DR. PIET VELLEMA
Onderzoek naar
scrapieresistentie bij geiten
Bij scrapie denken we vaak vooral aan schapen, maar ook geiten kunnen scrapie krijgen. Eind vorig jaar zijn het CVI en de GD een onderzoek gestart om te achterhalen hoeveel procent van de Nederlandse geitenpopulatie resistent is tegen Doel van het onderzoek is inzicht te krijgen in het percentage scrapieresistente geiten in Nederland en in waar deze geiten zich bevinden.
scrapie. In Nederland is scrapie bij schapen in oktober 1957 voor het eerst vastgesteld. Voor schapen bestaat er sinds 2004 een vrijwillig scrapiebestrijdingsprogramma, waarbij wordt gefokt op het scrapie-ongevoelige genotype ARR/ARR. Bij de geit werd in november 2000 het eerste geval van scrapie gediagnosticeerd, gevolgd door een tweede geval op hetzelfde bedrijf enkele maanden later. Bij vier van
Aanscherping exporteisen fokdieren Hoewel scrapie in Nederland bijna niet meer voorkomt zijn de exporteisen voor fokdieren per 1 januari 2014 zwaarder geworden. Op basis van Verordening 999/2001 kunnen fokschapen alleen worden geëxporteerd als ze: 1. genotype ARR/ARR hebben of 2. afkomstig zijn van een scrapie-onverdacht bedrijf op basis van het zogenaamde koppenonderzoek. Per 1 januari 2014 heet een bedrijf dat gedurende drie jaar met goed gevolg heeft deelgenomen aan het koppenonderzoek ‘een bedrijf met een gecontroleerd scrapie-risico’. Bij zeven jaar deelname wordt nu gesproken van ‘een bedrijf met een verwaarloosbaar risico’. Voor dieren, embryo’s en sperma gelden dezelfde voorwaarden. Oostenrijk, Zweden, Denemarken en Finland eisen bij import nu zeven jaar deelname aan het koppenonderzoek, ook voor mestdieren. In de andere lidstaten geldt een termijn van drie jaar en alleen voor fokdieren. Voor slachtdieren gelden in geen van de lidstaten extra eisen. Omdat genotypering bij geiten nog in de kinderschoenen staat is export van fokgeiten alleen mogelijk bij deelname aan het zogenaamde koppenonderzoek.
10
de resterende elf geiten op dit bedrijf werd ook scrapie aangetoond. Sindsdien is in ons land geen scrapie meer vastgesteld bij geiten. Wanneer scrapie optreedt op een schapen- of geitenbedrijf, worden alle geiten geruimd en alleen de schapen die niet het genotype ARR/ARR hebben.
Doel van het onderzoek Binnen het project GOAT-TSE-FREE werken Nederland en zes andere Europese lidstaten samen om meer te weten te komen over scrapie-resistentie bij geiten. Het genoemde onderzoek van het CVI en de GD is onderdeel van dit project en heeft als doel het vóórkomen in Nederland van erfelijke resistentie tegen scrapie bij geiten in kaart te brengen. Hiervoor worden steekproefsgewijs bloedmonsters verzameld. Waar we bij schapen weten dat genotype ARR/ARR zorgt voor ongevoeligheid voor scrapie, is uit onderzoek onder geiten gebleken dat de zogenaamde ‘222K-dragers’ ongevoelig zijn. Het streven is inzicht te krijgen in het percentage 222K-dragers in Nederland en in waar deze dragers zich bevinden. Uit eerder onderzoek bleek al dat het percentage 222K-dragers slechts 2 tot 3% is. Of en op welke wijze met deze dieren vervolgens een fokprogramma wordt opgezet om de scrapie-ongevoeligheid van de populatie te vergroten wordt in onderling overleg met de sector bepaald. Gezien de lage frequentie, is het voorlopig belangrijk om zoveel mogelijk bloedlijnen te onderzoeken. Wij houden u op de hoogte van de uitkomsten van dit onderzoek.
tekst: DR. KARIANNE LIEVAART PETERSON | tEstVErgELIJKINg
Eli(te)test
beste koop
In het onderzoek zijn de vijf belangrijkste testen uit Europa voor zwoegerziekte en CAE met elkaar vergeleken.
De beoordelingen ‘als beste getest’ en ‘beste koop’ kennen we allemaal van de Consumentenbond. Om te onderzoeken welke test voor zwoegerziekte en CAE deze predicaten verdient, is onlangs een vergelijkend testonderzoek gedaan. De Elitest die de GD gebruikt blijkt nog steeds de beste en meest betrouwbare resultaten te geven. waarom een testvergelijking? De test die de GD nu gebruikt voor zwoegerziekte en CAE, de Elitest, is in 1999 gevalideerd en vergeleken met andere toen beschikbare testen. Omdat het streven is constant de beste kwaliteit te kunnen leveren, is de GD eind 2013 opnieuw op zoek gegaan naar de beste test, waarbij opnieuw ook de prijs-kwaliteitverhouding van de verschillende testen is meegenomen.
hoe verliep de testvergelijking? De vijf belangrijkste testen uit Europa voor zwoegerziekte en CAE zijn met elkaar vergeleken. De testen zijn toegepast op ruim 800 ‘positieve’ en ‘negatieve’ schapen- en geitenmonsters en de uitslagen zijn vergeleken met die van de huidige bevestigingstest, een test die wordt gebruikt om monsters met een ongunstige uitslag nog een keer te testen. Twee testen vielen na deze ronde af omdat ze een aanzienlijk lagere gevoeligheid lieten zien voor het testen van seropositieve dieren. Bij de drie overgebleven kandidaten is daarna gekeken naar andere testeigenschappen. Hierbij bleek één test minder robuust en herhaalbaar. Verder leek de detectielimiet van twee testen dusdanig hoog te liggen (er moeten veel afweerstoffen aanwezig zijn, wil de test ze vinden) dat dit problemen zou kunnen opleveren bij het gezamenlijk testen van monsters (pooling).
and the winner is...? De Elitest die de GD gebruikt bleek het meest specifiek en gevoelig. De test is bovendien voldoende herhaalbaar
wat is zwoegerziekte? en cae? Zwoegerziekte is een aanhoudende virusinfectie bij schapen; CAE is een aanhoudende virusinfectie bij geiten. Beide ziekten zijn nauw aan elkaar verwant en gaan gepaard met vleesuiers, gewrichtsontstekingen, longproblemen (met name bij schapen), een langzaam voortschrijdende vermagering en uiteindelijk sterfte. en robuust en heeft een lage detectiegrens. Alhoewel er een zeer goede andere test voor zwoegerziekte en CAE op de markt is, valt deze op basis van de kosten en de waarschijnlijk beperkte poolbaarheid af als kandidaat voor ‘beste test’ en ‘beste koop’. Deze test zal in de toekomst wel worden ingezet als bevestigingstest bij ongunstige uitslagen.
wat betekent dit in de praktijk? De Elitest wordt gebruikt in de certificeringsprogramma’s voor zwoegerziekte en CAE van de GD en dat blijkt nog steeds de beste keuze. Er worden in Nederland goedkopere, maar minder betrouwbare testen aangeboden, onder andere in certificeringsprogramma’s. Bij gebruik van deze testen worden seropositieve dieren niet of later opgemerkt. De betrouwbare en gevoelige Elitest die de GD inzet zorgt voor een snelle ontdekking van mogelijke besmettingen. Op deze manier kan alert worden gereageerd en kunnen ernstige gevolgen voor uw bedrijf en de bedrijven die uw dieren hebben gekocht, worden voorkomen. GD Schaap&Geit | Maart 2014 |
11
Samen werken aan diergezondheid
De passie van Dirk Reijne “In 1974 ben ik begonnen als inspecteur bij het Texels Schapenstamboek Noord-Holland (TSNH). Op 1 februari 2014 ben ik met pensioen gegaan nadat ik bij benadering 80.000 Texelaars heb ingeschreven in het stamboek.”
Inspecteur “Bijna veertig jaar ben ik inspecteur geweest. De tijden zijn erg veranderd. Zo is het aantal leden in de loop der jaren helaas hard teruggelopen. In het begin waren er enkele honderden leden die we jaarlijks tweemaal bezochten; de voorjaarsinspectie om de lammeren te beoordelen en te tatoeëren en de najaarsinspectie om de fokdieren op te nemen in het stamboek. De verzamelde gegevens werden vervolgens overgeschreven en in kaartenbakken bewaard. Al vroeg in de jaren tachtig zijn we binnen het TSNH begonnen met digitalisering. Dit biedt meer mogelijkheden voor de fokkerij op indexen voor vruchtbaarheid en groei. Het is wel jammer dat niet alle schapenstamboeken meer hetzelfde softwareprogramma gebruiken, zoals dat een aantal jaren geleden het geval was.”
Afscheidstournee “Afgelopen jaar voelden de inspecties als één groot afscheidstournee. Ik heb met veel plezier de fokkers in al die veertig jaar bezocht. De bedrijfsbezoeken ga ik enorm missen. Veel relaties hebben mij bedankt met mooie woorden en presentjes. Van de fokkers op Texel heb ik een prachtige kunst-Texelaar gekregen (zie foto). Bedankt allemaal!”
GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl