GD schaap & geit 9

Page 1

samen werken aan diergezondheid

schaap & Geit

Maatschap Hin:

“Mensen mogen zien wat hier gebeurt� samenwerken in het belang van mens en dier

Van dood tot diagnose

huidproblemen: eerst diagnose, dan aanpak

09 oktobeR 2015


Sheep Bullet ISC Investering met rendement! SHEEP

Slechts â‚Ź 0,02 per schaap per dag. (inclusief btw)

De mineralenbolus voor uw schapen Bevat: Cobalt, Selenium en Jodium.

Voordelen Sheep Bullet ISC: Eenmaal toedienen = 6 maand werkzaam. Zorgt voor een hoger geboortegewicht per lam. Zorgt voor meer lammeren per ooi. Verbeterde vitaliteit van de lammeren. Optimale gezondheid van de ooi. Zorgt voor optimale vruchtbaarheid. Wetenschappelijk onderzocht en bewezen. Gegarandeerde, gecontroleerde gift per dag. Arbeids- en tijdbesparend.

Sheep Bullet ISC is verkrijgbaar bij uw dierenarts en de betere agrarische handel! Of kijk en bestel op www.boerenwinkel.nl


| Voorwoord

| INHOUD 04 Nieuws & Tips 06 “Zonder wormmiddelen kan wél”

12

09 Vraag & Antwoord 11

Keurmerk Zoönosen voor SVR

12 Van dood tot diagnose 16 Signaleringsoverleg Zoönosen

18

18

Leverbot in beeld

19 Monitoring 20 De passie van Christ Schippers

Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770, optie 3. Van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

GD Veekijker De GD Veekijker Schaap Geit (voor veterinaire vragen) is iedere werkdag te bereiken tussen 15.00 en 17.00 uur via 0900-7100 000. Voor spoedgevallen is de gehele dag één dienstdoende dierenarts/zoötechnisch deskundige beschikbaar.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en € 9,60 basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en monster­materiaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot

Het blijft oppassen Op een schapenbedrijf in Midden-Frankrijk, ongeveer zestig kilometer ten noorden van Clermont-Ferrand, deden zich op 21 augustus van dit jaar klinische verschijnselen van bluetongue voor. Ruim drie weken later bevestigden de Franse autoriteiten deze uitbraak en het aantal bevestigde gevallen is nadien gestaag opgelopen. Het veroorzakende virus is bluetongue­ virus serotype 8 (BTV-8), waarschijnlijk hetzelfde serotype dat vanaf 2006 in grote delen van NoordwestEuropa voor serieuze problemen heeft gezorgd. De eerste verdenking in 2006 was op maandag 14 augustus op een schapenbedrijf in Zuid-Limburg. Het bedrijf is dezelfde dag bezocht door een deskundigenteam. Een dag later kwam de bevestiging van het CVI. Direct daarna bleken ook onze buurlanden besmet. In 2007 kwam bluetongue terug, niet alleen eerder in het jaar, maar ook veel ernstiger. De problemen waren het heftigst in september en oktober. Aan het eind van 2007 hadden in Europa meer dan 50.000 bedrijven een BTV-8-besmetting gemeld en in Nederland waren 6.469 bedrijven besmet verklaard. Onderzoek van GD toonde aan dat alleen al in de tweede helft van 2007 ruim 27.000 schapen stierven aan bluetongue.

en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

COLOFON

GD Schaap & Geit is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren | Redactie René van den Brom, Silke Joswig-Buist, Carlijn Kappert, Karianne Lievaart-Peterson, Eva Onis, Piet Vellema | EINDREDACTIE Yoni Pasman | Redactieadres GD, Marketing­ support & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productie­ coördi­natie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp Fokko-Ontwerp VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen GD Schaap & Geit wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaar­ abonnement (3 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 16,75 (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie 3 keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze doorgeven aan de redactie via redactie@gddiergezondheid.nl. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na t­ oestemming van de uitgever.

Naast rundvee importeert Nederland ook enkele honderden tot vijftienhonderd schapen en enkele tientallen tot bijna duizend geiten per jaar uit Frankrijk, vooral voor de slacht maar ook voor de fokkerij. Naast bewegingen van knutten vormen vooral dierbewegingen vanuit een land met een bluetongue uitbraak een risico. Het blijft de komende maanden dus oppassen. PIET VELLEMA SECTORMANAGER KLEINE HERKAUWERS

ISSN: 2214-1707 Adreswijzigingen: bel 0900 1770, kies 3 (lokaal tarief)

GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

3


NIEUwS & TIPS weinig kans op ernstige leverbotbesmetting Ondanks de vele leverbotslakken in het voorjaar heeft de droogte in mei, juni en juli ervoor gezorgd dat vooral in West-Nederland tot half november weinig leverbotproblemen worden verwacht. In leverbotgebieden in de strook van Midden-Utrecht naar NoordoostGroningen is het risico op een leverbotbesmetting vanaf begin september groter. Na mei is het aantal leverbotslakken sterk gedaald tot een zeer laag niveau. Vooral in West-Nederland was het zeer droog in de zomer. In augustus en september nam de hoeveelheid neerslag toe. Alleen in de strook van MiddenUtrecht naar Noordoost-Groningen wordt in leverbotgebieden vanaf eind augustus een toename van het aantal leverbotslakken gezien. In deze gebieden kan in september een infectie op het gras zijn afgezet. Op bedrijven met verhoogde waterstand waar ook tijdens de droogte de percelen vochtig zijn gebleven, dient men blijvend rekening te houden met een leverbotbesmetting. behandeling De Werkgroep Leverbotprognose adviseert om op bedrijven waar vorig jaar een leverbotbesmetting heeft plaatsgevonden en in leverbotgebieden in de strook van Midden-Utrecht naar Noordoost-Groningen vanaf begin oktober te controleren of de schapen een infectie hebben opgelopen. Dit kan via bloedonderzoek van minimaal vijf lammeren met een leeftijd van meer dan vijf maanden.

4

Optimaal de dekperiode in: koper bepalen Een (te) laag bloedkopergehalte is een indicatie voor kopertekort in het rantsoen. Te veel uit voeding opgenomen koper wordt opgeslagen in de lever. Pas als deze levervoorraad helemaal uitgeput is, wordt een tekort in het bloed zichtbaar. Koper is belangrijk voor veel enzymen die een rol spelen in het centraal zenuwstelsel, de botopbouw en afweer. Kopergebrek bij ooien kan voor problemen bij de lammeren

zorgen: (vertraagde) swayback, abnormale botopbouw, groeiachterstand en verlaagde afweer. Swayback is een niet te herstellen zenuwaandoening waarbij de lammeren moeilijk of zelfs niet op de achterpoten kunnen staan. Tijdig bijsturen indien een kopertekort speelt, is goed mogelijk. Maar let op: doe dit alleen op indicatie, aangezien te veel koper levensgevaarlijk is.

Mineralenonderzoek bij melkgeiten De eerste bijeenkomst ‘GD voerindustrie melkgeiten’, die afgelopen zomer voor mensen uit de voerindustrie werd gehouden, krijgt in december een vervolg. Dan komen de onderzoeksresultaten aan de orde van stagiaire Hanneke Rongen, die in september is gestart. Haar onderzoek

richt zich op vier mineralen: jodium, selenium, koper en zink. Met de resultaten hoopt zij in december een bijdrage te leveren aan de referentiewaarden voor Tankmelk Mineralen voor gangbaar gehouden Nederlandse melkgeiten.


Tarieven 2016 In 2016 is het tarief voor SG-Online 28,05 euro en voor de Georganiseerde Zorg 43,75 euro. De dierbijdrage is dan 0,85 euro per dier aanwezig op 1 december 2015. Actuele tarieven, ook voor alle andere abonnementen en laboratoriumbepalingen, kunt u opvragen via uw dierenarts of bij GD via 0900-1770 (optie 3, schaap geit).

om de gezondheid van de aangevoerde dieren nauwgezet in de gaten te houden en te handelen naar bevinding. Ook is het raadzaam om de dieren tweemaal te ontwormen met middelen uit verschillende groepen. Wij raden u aan om tien tot veertien dagen na ontwormen mestonderzoek te laten doen. Zo kunt u ook insleep van resistente maagdarmwormen voorkomen.

Quarantaine bij aanvoer Iedere aanvoer van dieren geeft risico op insleep van ziekten en parasitaire infecties. Daarom is het verstandig om de dieren die u aanvoert, bijvoorbeeld een dekram, eerst in quarantaine te plaatsen.

Quarantaine betekent dat de aangevoerde dieren op een bedrijf een bepaalde periode (minimaal vier weken) apart van het aanwezige koppel worden gehouden. In deze quarantaineperiode is het van belang

Jaarlijks voert GD de ‘data-analyse Kleine Herkauwers’ uit. Hieruit blijkt dat op bedrijven met aanvoer de sterftecijfers hoger liggen dan op bedrijven die geen dieren aanvoeren. Deze uitkomst onderschrijft het belang van een quarantaineperiode.

Algemene voorwaarden 2015 Per 1 juli 2015 heeft GD zijn Algemene Voorwaarden gewijzigd. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle werkzaamheden die GD uitvoert in opdracht van

dierhouders en dierenartsen. Een goed onderzoek begint met de juiste aanvoer van de te onderzoeken materialen. Daarom besteden deze nieuwe voorwaarden extra

aandacht aan de ‘Inzend- en Acceptatievoorwaarden’. De aangepaste Algemene Voorwaarden vindt u in de bijlage van deze GD Schaap & Geit. GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

5


Maatschap Hin ontwormt niet, tenzij

“ Zonder wormmiddelen

kan wél”

Annette Hin verzamelt mest van lammeren voor het mestonderzoek.

Waar je ook kijkt zie je dieren op het gezinsbedrijf van de familie Hin op Texel. Koeien, geiten, kippen, paarden, maar toch vooral schapen. “Daar ben je Texelaar voor”, zegt Jan Hin. Jan en zijn vrouw Annette besloten tien jaar geleden voor volledig biologisch te gaan. En daar hoort terughoudendheid met wormmiddelen ook bij. “We ontwormen al 15 jaar niet meer preventief, en dat gaat goed.” Hoewel de passie voor schapen overduidelijk is, is maatschap Hin van oorsprong een melkveebedrijf. De ouders van Jan kochten het in 1950 en hielden een paar koeien en zo’n veertig schapen. Toen Jan het overnam in 1976 bleef hij koeien

6

melken. Op het hoogtepunt liepen er vijftig koeien. “Eigenlijk is Jan meer een koeienboer”, zegt Annette. Toch besloot het echtpaar in 2007 te stoppen met melken. “Ik had graag biologische melk willen leveren, maar om het van Texel

te laten halen moesten genoeg collega’s ook biologisch gaan melken. Dat haalden we bij lange na niet. Toen was de lol van het melken er voor ons wel af, je hebt geen uitdaging meer. Je wilt wel verder komen.”


tekst: DRS. YONI PASMAN | REPORTAGE

antibiotica als er echt een reden voor was. We hoorden vaak ‘niet doen’, ‘daar krijg je problemen van’. Maar we bleven het doen en hebben uiteindelijk gelijk gekregen.” Zo ook met wormmiddelen. Annette vertelt dat de schapen het al 15 jaar in principe zonder wormmiddelen doen. ‘Dat kon niet’ en ‘dat bestond niet’, hoorden ze vaak. “En toch gaat het goed. Het kan wél.”

Proef Dat het zo bijzonder is wat Maatschap Hin doet, kwam pas echt aan het licht toen het echtpaar een enquête invulde van GD. “Dat doen we eigenlijk nooit, maar nu toevallig wel. Daarin vulden we in dat we eigenlijk geen wormmiddelen meer gebruiken. Blijkbaar was dat zo interessant dat we werden gevraagd mee te draaien in een proef omtrent maagdarmwormen.” Binnen die proef volgt GD, samen met Faculteit Diergeneeskunde, CVI en WUR Livestock Research, een tiental bedrijven. “Er is één ander bedrijf van Texel, en verder uit alle uithoeken van het land. Het is een heel gevarieerd gezelschap.” De proef draait inmiddels twee jaar. Onderdeel hiervan is ook praktische ondersteuning van GD’er Piet Vellema met het werken met het beweidingsschema en mestonderzoek.

Beweidingsschema Natuurlijk gaat het niet vanzelf. Om maagdarmwormbesmettingen onder controle te houden heeft het echtpaar een secuur beweidingsschema, dat Annette met de grootste nauwkeurigheid bijhoudt. “We letten er goed op dat de lammeren nooit op land komen waar kort daarvoor schapen hebben gelopen.” De ooien lopen nu bij elkaar en de lammeren zijn verdeeld over drie stukken: één stuk voor de zware lammeren die weg moeten, één voor de lichtere lammeren die nog bij moeten groeien en één voor de lammeren die aanblijven. Ook de eenjarigen hebben een apart stukje grond. Annette heeft alle percelen een nummer gegeven en houdt in een schriftje bij welke dieren waar hebben gelopen. “Het is wel even puzzelen met de hoeveelheid gras die de schapen nodig hebben om in drie weken op te eten. Met de ervaring die we nu hebben zitten we met de indeling van de percelen aardig goed. En als de grasgroei mee- of tegenvalt moeten we ons beweidingsschema weleens aanpassen.” Jan en Annette beseffen goed dat ze met 30 hectare land een groot voordeel hebben. “Maar het kan ook met minder land, als je de percelen maar goed verdeelt. Volgens Piet Vellema kan je het beweidingsschema ook uitvoeren met meer dan vijftien schapen per hectare.”

‘Kan niet’ Jan en Annette, en sinds kort ook hun jongste dochter Mirjam, besloten zich helemaal op de Texelaars te richten. Voor het land, maar ook voor het vlees, dat ze nu aan enkele restaurants op Texel leveren. Vanuit het biologische gedachtengoed was het gezin al langer bezig om minder medicijnen te gebruiken, ook met het oog op resistentie. Door minder antibiotica en minder wormmiddelen te gebruiken, vertraagt de ontwikkeling van resistente bacteriën en parasieten. Het gezin is hun tijd ver vooruit. “De koeien zette ik al selectief droog, dus ik gebruikte alleen

Dochter Mirjam begeleidt de schapen tijdens het verweiden.

GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

7


REPORTAGE | tekst: DRS. YONI PASMAN

Wormplan

Mestmonsters

Slowfood

Een wormplan bestaat uit een beweidingsschema, mestonderzoek en een behandelplan.

Het beweidingsschema helpt om te voorkomen dat lammeren zware maagdarmwormbesmettingen opdoen (zie kader). Maar helemaal vrij van besmettingen is maatschap Hin niet en dat is ook niet nodig. “We zien het snel als er iets is met een lam. In het voorjaar is diarree bijvoorbeeld een symptoom van een Nematodirusinfectie en in de zomer kan de rode lebmaagworm bleke ogen veroorzaken door bloedarmoede. Als we dat zien laten we een mestmonster onderzoeken”, legt Annette uit. “De uitslag vertelt ons hoe ernstig de besmetting is. Zitten er 1500, 300 of 10 eitjes in een gram mest?” Op basis daarvan en in overleg met Piet Vellema besluiten we of we gaan behandelen. Dit jaar hebben we nog maar vier lammetjes behandeld en ze zijn er helemaal bovenop gekomen.”

Het gezin vindt eerlijk eten belangrijk. Niet alleen het lamsvlees, maar ook het vlees van de ossen en geitenlammeren is populair bij lokale restaurants. “Mensen willen weten waar hun voedsel vandaan komt. Daar zijn we heel open in, mensen mogen zien wat hier gebeurt. We hebben geen geheimen.” Krachtvoer krijgen de dieren zo min mogelijk, ze moeten het doen met wat het land te bieden heeft. “Dat noemen ze ‘slowfood’”, zegt Annette lachend. “Het duurt wat langer, maar ze groeien hier niet minder dan ergens anders.” De grootste uitdaging? Jan: “Met zo weinig mogelijk medicijnen en een goede beweiding, gezonde dieren produceren en het land zo goed mogelijk benutten.”

Beweidingsschema Een beweidingsschema is de basis van elk wormplan en heeft tot doel de lammeren zo lang mogelijk te weiden op zo schoon mogelijk land: land waar minimaal drie maanden geen schapen of lammeren hebben gelopen. Ooien gaan met de lammeren in het voorjaar naar buiten op veilig land en de lammeren worden altijd verweid binnen drie weken maar tussen 15 juni en 15 september elke twee weken. Mestonderzoek Bij een beweidingsschema is mestonderzoek bij lammeren heel belangrijk: doe dit vier weken na terugkeer op het perceel waar eerder in hetzelfde jaar schapen of lammeren hebben gelopen. Behandelplan Behandel alleen na mestonderzoek. Laat tien tot veertien dagen na de behandeling nogmaals mestonderzoek uitvoeren om het effect van de therapie te controleren.

8

“Mensen mogen zien wat hier gebeurt, we hebben geen geheimen.”


In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.

?

raag: Ik voer geregeld (oud) brood aan mijn geiV ten, ze zijn er dol op. Dat is toch geen probleem?

?

Antwoord van Karianne Lievaart-Peterson, dierenarts kleine herkauwers: Helaas kan dat wel problemen geven: brood is niet gemaakt voor geiten (of schapen). Af en toe een enkele (niet beschimmelde) boterham kan geen kwaad. Maar regelmatig brood voeren is af te raden. Brood is rijk aan energie en geiten worden er snel dik van. Nog belangrijker is dat te veel brood pensverzuring kan veroorzaken. Ook zorgt veel brood voor een disbalans in calcium en fosfor, omdat er veel fosfor in brood zit. Als dan ook nog weinig ruwvoer gevoerd wordt, waardoor de fosforkringloop (via speeksel) in de war raakt, is er een verhoogde kans op blaasstenen. Een bok met in de plasbuis vastgelopen blaasstenen is doodziek en moet meestal geopereerd worden.

?

Vraag: Wat moet ik doen als ik geiten wil exporteren?

Antwoord van Saskia Luttikholt, binnendienstmedewerker: U kunt bij GD een exportverklaring aanvragen. Op de exportverklaring staan deelnames aan CAE-vrij certificering, CL-vrij certificering en scrapiebewaking van GD vermeld, daarnaast wordt aangegeven hoe lang u deelneemt aan deze programma’s. GD beslist niet over de eisen voor export, deze zijn bekend bij de NVWA (Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit). Neem dus over de regelgeving, aanvullende eisen per importerend land en alle andere zaken rondom export contact op met de NVWA via 0900-0388.

Ook een vraag?

Vraag & Antwoord

raag: Welk telefoonnummer moet ik bellen voor de V ophaaldienst?

Antwoord van Inga Hovenkamp, medewerker klantencontact: De afdeling pathologie voert secties uit en zet indien nodig vervolgonderzoeken in om de ziekte- of doodsoorzaak vast te stellen bij onder andere schapen en geiten. U kunt 24 uur per dag, dus ook ‘s avonds en in de weekenden, dode dieren aanmelden via het centrale meldnummer: 0900-20 200 12. Als u ‘s avonds voor 22.00 uur uw opdracht aanmeldt, worden de dieren gegarandeerd de eerstvolgende werkdag opgehaald. Als u ‘s ochtends belt bekijkt de planner of uw opdracht nog in de route past. Houd er rekening mee dat dit niet altijd het geval is. Spreek op het antwoordapparaat de volgende gegevens duidelijk in: uw naam, UBN, telefoonnummer, diersoort, het aantal op te halen dieren en het gewicht.

?

raag: Mijn schapen en lammeren hebben allemaal V voor scrapie het genotype ARR/ARR. Krijg ik nu automatisch de status ‘scrapieresistent’?

Antwoord van Herman Scholten, zoötechnisch medewerker: Niet automatisch. Nadat u zich heeft aangemeld door het formulier voor deelname aan het scrapie­ resistent-programma in te vullen, uw dieren heeft laten onderzoeken en alleen nog beschikt over dieren met genotype ARR/ ARR, kunt u GD vragen om voor de scrapieresistentstatus in aanmerking te komen. Vervolgens bezoeken wij uw bedrijf. Bij dit bedrijfsbezoek gaan wij na of de werkelijke situatie op uw bedrijf overeenkomt met de gegevens die GD van uw bedrijf heeft. Belangrijk is dat vanaf één maand voor het dekseizoen alleen nog maar ARR/ARR-rammen op het bedrijf aanwezig mogen zijn. Eén maand voordat de eerste lammeren zijn of worden geboren mogen er alleen nog maar ARR/ARR-ooien op het bedrijf aanwezig zijn. De scrapieresistent-status kan met terugwerkende kracht worden verleend als blijkt dat aan alle voorwaarden is voldaan.

Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Schaap & Geit.

GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

9


Voor hygiëne in uw stal

pH 10+

pH 9+

• Hoge pH van 10 draagt bij aan maximale hygiëne • Zeer krachtige, drogende werking • O.a. geschikt voor gebruik op matten/matrassen • Ook geschikt voor de kalverbox • Geen schrale spenen

• Hoge pH van 9 draagt bij aan maximale hygiëne • Droog ligbed met maximaal comfort • Geschikt voor diepstrooiselboxen • Zorgt voor stabiele matras • Geen schrale spenen

DEKAMIX STALHYGIËNEKALK

VITAKAL EF KALKSTROMATRAS

www.agrikal.nl www.kalkstromatras.nl info@agrikal.nl

Agrikal Hoevensestraat 4 6595 ME Ottersum

+31(0)6 - 24 69 70 90 +31(0)6 - 51 26 91 09

“Met Crystalyx “Met snellerCrystalyx zichtbaar resultaat” “Met Crystalyx sneller zichtbaar resultaat” sneller zichtbaar  Dirk Geleijns uitresultaat” Zevenbergen  Dirk Geleijns uit Zevenbergen Begrazingsbeheer | 2100 dieren  Dirk Geleijns uit Zevenbergen Begrazingsbeheer | 2100 dieren Begrazingsbeheer | 2100 dieren

V V V

Crystalyx Extra High Energy: Crystalyx ExtradeHigh Energy: de prof onder likblokken! Crystalyx Extra High Energy: de prof onder de likblokken! de prof onder de likblokken! Hoog energie 16 mj/kg

  Hoog energie  Proteïnen 17%16 mj/kg  Hoog energie 16 mj/kg  Proteïnen  Droge stof17% 99%  Proteïnen  Droge stof17% 99%  Vitaminen, mineralen en spoorelementen  Droge stof 99%  Vitaminen, mineralen en spoorelementen  Weersbestendig  Vitaminen, mineralen en spoorelementen  Weersbestendig  Verantwoorde opname  Weersbestendig  Verantwoorde opname  Extra groei  Verantwoorde opname  Extra groei  Extra groei Ga voor kwaliteit: Ga voor Crystalyx voedingsblokken! Ga voor kwaliteit: Ga voor Crystalyx voedingsblokken! Ga voor kwaliteit: Ga voor Crystalyx voedingsblokken! Meer informatie bij: Exclusief importeur Meer informatie bij:voor Nederland en België MeerBoer informatie bij:Numansdorp Van Tot Boer, Exclusief importeur voor Nederland en België Exclusief voor Nederland en België 0186-575578 06-51193127 Van Boer importeur Tot of Boer, Numansdorp Van Boer Tot of Boer, Numansdorp E-mail : info@vanboertotboer.nl 0186-575578 06-51193127 0186-575578 of 06-51193127 E-mail : info@vanboertotboer.nl E-mail : info@vanboertotboer.nl

www.crystalyx.nl www.crystalyx.nl www.crystalyx.nl V V V

van_boer_tot_boer.indd 1

Uit voorraad leverbaar: MOOI BLANK STRO!

Bruinisse Telefoon 0111-481592 www.stouten-fourage.nl

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Bel met: Misha Stork T 0314-35 58 32 E misha.stork@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

28-09-15 13:38


tekst: DRS. SILKE JOSWIG-BUIST | ZOÖNOSEN

Keurmerk Zoönosen voor SVR

“ Bewust omgaan met gezondheid van mens en dier”

Speciale actie in 2015!

Steeds vaker worden dierhouders, bij wie de dieren contact hebben met mensen, geconfron-

Als u zich voor 1 december aanmeldt voor het GD Keurmerk Zoönosen 2016, hoeft u geen abonnementsgeld te betalen voor het Keurmerk 2015. U ontvangt het bordje met een goedkeuringszegel al in 2015 (bij een Zoönosen verantwoord bedrijf). Hiervoor dient uw dierenarts de checklist voor 31 december retour te sturen. Ga voor meer informatie over het Keurmerk Zoönosen en direct aanmelden naar www.gddiergezondheid.nl/keurmerkzoönosen

teerd met de vraag welk risico de dieren vormen voor de bezoekers. Daarom heeft GD het Keurmerk Zoönosen. Grondlegger van SVR en campingeigenaar Wim van den Berg ontving ‘zijn’ Keurmerk Zoönosen uit handen van Toon van Hoof, portefeuillehouder diergezondheid bij LTO. Zoönosen zijn ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn. Om aan te tonen dat dierhouders maatregelen nemen om zoönosen te voorkomen en de kans op besmetting te beperken, bestaat het GD Keurmerk Zoönosen. Toon van Hoof reisde speciaal naar Meerkerk om het keurmerk aan Wim van den Berg te overhandigen.

Alles netjes en schoon Wim van den Berg: “Ik vind het Keurmerk Zoönosen een geweldig iets. Zoönosen vind ik moeilijk uit te spreken,

maar waar het over gaat is erg belangrijk. Er komen hier op de camping veel mensen over de vloer. Dan moet alles netjes en schoon zijn.” Campinggasten mogen overal kijken op de boerderij. “Als onze koeien afkalven, willen campinggasten daar graag bij zijn. Dan klop ik – soms midden in de nacht - op de caravan. Dan springen ze hun bed uit en komen kijken. Toen er laatst een tweeling werd geboren, gingen de campinggasten rond met 130 beschuitjes met muisjes. Zo betrokken zijn ze. Als gasten dan zo dichtbij de dieren komen, dan wil je gewoon alles netjes op orde hebben.”

Er is veel veranderd Toon van Hoof (LTO) reikte het Keurmerk aan Wim van den Berg uit. Toon van Hoof: “Vroeger was diergezondheid echt iets van de boer en de dierenarts. Maar er is veel veranderd. Er zijn meer vragen over diergezondheid van de burger. Het is daarom als veehouder goed om bewust met gezondheid van mens en dier bezig te zijn. Zeker als er veel bezoekers op het bedrijf komen, dan moet je daarvoor ook maatregelen nemen. Juist om te voorkomen ‘dat’… Het Keurmerk Zoönosen kan daarbij prima helpen.” GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

11


SECTIE | tekst: DRS. YONI PASMAN

Pathologisch onderzoek van begin tot eind

Van dood

Een paar dagen geleden stond er nog een lam onder te drinken, en nu ligt de Zwartbles van Henry Kruid ineens dood in de wei. Hoe dat zo is gekomen is de schapenhouder een raadsel. Daarom laat hij het ophalen voor sectie bij GD. Wat daarna gebeurt, van aanmelding tot diagnose, leest en ziet u hier. Donderdagavond, 18.15 uur Aanmelden Anne-Marie Boerkamp, logistiek planner bij GD, luistert het bandje af met aanmeldingen voor sectie. Een van de berichten is van Henry Kruid, hobbyschapenhouder uit Hijken. Hij heeft zijn schaap diezelfde dag plotseling dood in de wei gevonden. Of GD het dier kan ophalen voor sectie. Het adres dat hij doorgeeft lijkt alleen niet te kloppen. Anne-Marie belt met Henry, het adres blijkt van de schuur van zijn bedrijf, waar hij het dier zolang ‘bewaart’. Henry heeft het dier voor 22.00 uur aangemeld, dus Anne-Marie zet het adres in Hijken in de route van chauffeur Tjapko Lensen voor de volgende dag.

Vrijdagochtend, 6.04 uur Vertrek bij GD Tjapko vertrekt met de vrachtwagen van GD naar Beilen. Inmiddels heeft hij er al drie andere adressen bij gekregen. “Ik ben soms zelf ook wel nieuwsgierig naar de diagnose. Ik heb twintig jaar op een boerderij gewerkt, en je hebt soms wel een idee als de boer het probleem uitlegt.” Het ophalen doet hij met plezier, maar het kan ook weleens gevaarlijk zijn, legt hij uit. “Veel mensen weten niet dat we het aan de rand van het erf moeten ophalen. Maar dat betekent ook dat we soms in de berm van de doorgaande weg moeten parkeren. Daar rijden ze 80, dus dat kan best gevaarlijk zijn.”

12


tot diagnose Vrijdagochtend, 8.05 uur Aankomst bij de veehouder De vrachtwagen parkeert achteruit bij de erfgrens van Henry Kruid. Tjapko kleedt zich om bij de zogenaamde ‘schone ruimte’ van zijn vrachtwagen. Daar pakt hij een nieuw overall, schone laarzen en nieuwe handschoenen. Terwijl hij zich omkleedt, vraagt hij Henry om alvast het formulier in te vullen. De hobbyhouder weet niet wat er aan de hand is met zijn schaap. “Ineens was de ooi dood, ik heb niets afwijkends gezien. Twee dagen geleden stond er nog een lam onder te drinken, en vervolgens lag het dier ineens dood in de wei.” Het is het vierde dier dat dit jaar plotseling sterft. “De veearts zei dat ik maar eens sectie moest laten doen. Dat kost nu één keer een klein beetje geld, maar kan me veel geld besparen. Een dood schaap kost namelijk nog veel meer.”

Vrijdagochtend, 8.31 uur Het schaap wordt ingeladen Met een kruiwagen komt Henry aanlopen met het schaap, een Zwartbles. Het dier is nog nat van het water waarin het heeft gelegen. “Het heeft in bronwater gelegen”, vertelt Henry. “Dan blijft het langer goed.” Hij wijst nog eens op de uier: “Je ziet er niks aan”. Het dier krijgt een identificatienummer zodat bij GD meteen duidelijk is welk dier bij welk inzendformulier hoort. Voordat Henry het dier erin kan leggen, zet Tjapko een sproeier aan om de vrachtwagen te ontsmetten. Dan mag het dier erin. Tjapko vertelt dat de gootjes aan de binnenkant van de laadruimte uitkomen op een reservoir dat bij GD wordt geleegd. Als er dan bloed of ander vocht lekt, dan komt het in het reservoir en niet op de grond van de veehouder of de openbare weg. GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

13


Zelf insturen? Soms gebeurt het dat een dier sterft zonder duidelijke reden, zoals bij Henry Kruid. Als u de doodsoorzaak wilt weten, dan kan sectie uitkomst bieden. Wanneer u het dier voor 22.00 uur aanmeldt, ligt het de volgende dag op onze sectietafel. Aanmelden kan 24 uur per dag, dus ook ’s avonds en in het weekend, via telefoonnummer 0900-20 200 12. Pathologisch onderzoek kost 88,60 euro per dier, inclusief het afvoeren van het kadaver naar Rendac.

Vrijdagochtend, 8.39 uur Tjapko controleert het inzendformulier De klep gaat dicht. Tjapko kan zijn overall nu weer uittrekken bij de ‘vuile ruimte’, aan de andere kant van de vrachtwagen. Daar doet hij zijn overall en handschoenen in een prullenbak. Hij kijkt nog even naar het inzendformulier om te zien of alles erop staat. Henry zegt dat het dier toch wel heel slap was, en volgens een kennis kan dat duiden op een vergiftiging. “Dat kan je er nog op zetten”, zegt Tjapko. Maar Henry vindt het goed zo. Op het inzendformulier staat nu dat het schaap ‘plotseling dood’ was. Tjapko ontsmet zijn banden via een drukknop in de cabine en gaat verder naar het volgende adres.

Vrijdagmiddag, 13.12 uur Terug bij GD GD-patholoog Reinie Dijkman is net terug van de lunch als Tjapko binnen komt rijden met de dieren die hij die ochtend heeft opgehaald, waaronder de Zwartbles van Henry. In de sectiezaal liggen al enkele dieren, die de sectiezaalmedewerkers hebben opengesneden. Het eerste wat opvalt is de lucht, het kan behoorlijk stinken in de sectiezaal. “Als je hier morgen weer zou komen, zou het al heel anders ruiken”, zegt Reinie. Nu moeten we het ermee doen. Tjapko geeft eerst de inzendformulieren af zodat de dieren ingeschreven kunnen worden. Daarvoor worden de identificatienummers en de gegevens op het inzendformulier nog een keer gecontroleerd. Dat moet heel precies, want de uiteindelijke uitslag van de Zwartbles moet wel naar Henry in Hijken.

14


tekst: DRS. YONI PASMAN | SECTIE

Vrijdagmiddag, 13.35 uur Diagnose Als Reinie een eerste blik werpt op het schaap, dat net is opengemaakt, zegt ze dat het wel erg bleek ziet. Uit de vloeistof in de lebmaag haalt ze vervolgens hele kleine spiraalvormige ´haartjes´: het zijn rode lebmaagwormen. Of ze al iets kan zien? “Ik heb al een diagnose. Het dier heeft haemonchose: een ziekte die veroorzaakt wordt door de rode lebmaagworm.” Ze wijst naar het deel onder de vacht: “Hier bij de nek is het dik door oedeem en het lekt vocht. Verder zie je dat alle organen wat bleek zien, dat komt door bloedarmoede. Dat is een duidelijk teken van haemonchose.” De dikke hals en kop is bij schapen soms lastig te zien, zegt ze. “Omdat de vacht wat dikker is. Je ziet het niet goed als je er niet op bedacht bent.” Ze ziet ook in de darmen veel vocht. De patholoog ‘knipt’ er een stukje uit en legt het apart. “Dat wil ik nog even laten uitzoeken.” Vervolgens somt ze haar bevindingen op, terwijl ze met haar vingers en een mes door het schapenlichaam gaat. Sandra, servicemedewerker in het lab, typt alles in een computer. Dit komt, na goed overleg, op de deeluitslag te staan.

Maandagmiddag, 17.21 uur De einduitslag Na afronding van het onderzoek op de darmen is de einduitslag bekend: het blijft haemonchose. Vrijdagmiddag kreeg Henry al de deeluitslag met dezelfde diagnose. “Binnen vijf minuten was ik bij de veearts om wormmiddelen te halen. Schapen hebben altijd wel wat wormen, maar ik had niet verwacht dat het er zo veel waren.” Henry gaat meteen alle schapen behandelen. Hij is blij dat hij het onderzoek heeft laten uitvoeren. “Nu kan ik er meteen wat mee doen. We ontwormden al wel, maar nu ga ik het nog grondiger aanpakken door een goed beweidingsschema op te zetten en vaker mestonderzoek uit te laten voeren.” GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

15


SAMENLEVING | tekst: DRS. EVA ONIS

Signaleringsoverleg Zoönosen:

Samenwerken in het belang van mens en dier Sommige infectieziekten van landbouwhuisdieren zijn besmettelijk voor mensen. Het is van groot belang om deze zogeheten ‘zoönosen’ snel te signaleren, zodat we kunnen ingrijpen als dat nodig is. Daarom is in 2011 het Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z) in het leven geroepen. Voorzitter Arjen van de Giessen: “De crux is dat het veterinaire en humane domein structureel samenwerken bij signalering en bestrijding.” “Experts uit de humane en de veterinaire gezondheidszorg komen maandelijks bij elkaar om signalen van zoönosen uit binnenen buitenland te bespreken”, vertelt Van de Giessen. Hij is hoofd van het centrum Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu. “Alle relevante organisaties zijn vertegenwoordigd. Zij hebben allemaal hun eigen instrumenten waarmee ze de dier- of volksgezondheid monitoren. Een bekend voorbeeld van zo’n monitoringsinstrument is de GD Veekijker: de telefonische hulpdienst voor dierenartsen en veehouders.”

zoönosestructuur Het SO-Z is onderdeel van de zoönosestructuur die de ministeries van Economische Zaken en van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in mei 2011 vaststelden. Van de Giessen: “De Q-koortsepidemie van 2007 tot 2010 was een belangrijke drijfveer daarvoor. Uit het evaluatierapport van de Commissie Van Dijk bleek toen dat de samenwerking tussen humaan en veterinair beter moest, vooral de signalering en bestrijding. Voor 2011 hadden we al een blauwdruk voor deze structuur, binnen het project EMZOO (Emerging Zoonoses, red.), zodat het SO-Z snel en goed van start kon.”

16

Bij de signalen is een belangrijk onderscheid te maken: wel of geen meldingsplicht. Meldingsplichtige signalen moeten gemeld worden bij de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (veterinair) of de Gemeentelijke Gezondheidsdienst

Dr. ir. Arjen van de Giessen, voorzitter SO-Z en hoofd van het Centrum Zoönosen en Omgevingsmicrobiologie van het RIVM.

(humaan). “Dan is er meestal geen rol voor het SO-Z”, legt hij uit. “De acties zijn dan logisch en worden direct in gang gezet, meestal op basis van protocollen of draaiboeken. Wel gaan we na of er nog open eindjes zijn, maar het SO-Z is met name


van belang voor niet-meldingsplichtige zoönosen, in het schema aangegeven als ‘gewone signalen’. Als we die bespreken stellen we twee vragen: is er een risico voor de volksgezondheid en zijn er acties nodig? Er zijn verschillende gradaties van respons. De meeste signalen blijven aan de ‘linkerkant’ van de structuur, die bespreken we alleen in het SO-Z, waarbij de nodige acties worden afgestemd tussen de verantwoordelijke partijen. Deze zijn dan gericht op bijvoorbeeld het vergaren van meer informatie en het informeren van belanghebbenden. Hierbij kan het ook gaan om signalen waarbij we niet kunnen uitsluiten dat sprake is van een zoönose, wat heel relevant kan zijn. Af en toe leidt een signaal tot doormelding naar de volgende schakel, maar de uiterst rechterkant van de structuur, waar wordt besloten tot forse ingrepen, wordt zelden bereikt. In het geval van Q-koorts zou je bijvoorbeeld de hele structuur doorlopen.”

criteria Het SO-Z hanteert een aantal criteria om een signaal te melden aan de volgende schakel in de structuur: 1) Een uitbraak van een zoönose met meer of ernstigere ziektegevallen dan normaal of waarbij bestrijding of preventie complex is. 2) Lacunes in behandeling of preventie. Als één van de partijen bijvoorbeeld

Rondetafelgesprekken Gd en GGd’en Professionals uit het humane (GGD en CIb) en het veterinaire (GD en NVWA) werkveld kwamen tussen april en juni bij elkaar voor rondetafelgesprekken met als thema ‘Diergezondheidsmonitoring en het belang voor de (regionale) volksgezondheid’. Tijdens vijf bijeenkomsten is uitgebreid gesproken over de monitoringssystemen in de veehouderij en de humane gezondheidssector. Aan de hand van een fictieve casus bespraken de professionals de samenwerking tussen humaan en veterinair. Ook keken zij naar mogelijke verbeterpunten in de communicatie over humaan-veterinaire signalering op landelijk en regionaal niveau. De bijeenkomsten maakten het mogelijk om op decentraal niveau lijntjes te leggen. Een belangrijke conclusie van alle vijf bijeenkomsten is dat het SO-Z goed functioneert. Op landelijk niveau zijn er geen andere wensen voor verbetering van de humaan-veterinaire signalering. Op regionaal niveau is een nadrukkelijke wens dat er vaker en meer contact is tussen GD en GGD’s. De betrokken partijen pakken de suggesties hiervoor verder op.

merkt dat een protocol onvolledig is, dan wordt dat gemeld aan de volgende schakel, zodat het protocol aangepast kan worden. 3) Het opduiken van een nieuwe ‘emerging’ verwekker waarvan de impact nog onbekend is. 4) Maatschappelijke onrust. “Het derde criterium is misschien wel het belangrijkst. Een goed voorbeeld hiervan is de ontdekking van het schmallenbergvirus eind november 2011. GD had al begin september de eerste signalen besproken in het SO-Z, toen opvallend veel koeien diarree vertoonden. Op dat moment was er geen reden tot verdere acties vanuit het SO-Z. Toen in november het virus was ont-

dekt en ook aangetoond bij herkauwers in Nederland, kwam het tot een deskundigenberaad zoönosen, waarin besloten werd om bloedonderzoek te doen bij mensen. Van 301 personen die veel contact hadden gehad met afwijkende kalveren of lammeren is toen een bloedmonster afgenomen. In het bloed van deze personen, waaronder veel veehouders en dierenartsen, werden geen antistoffen tegen schmallenbergvirus aangetoond. Op basis daarvan is geconcludeerd dat er geen aanwijzingen zijn dat dit virus van dier op mens kan worden overgedragen.”

blinde vlek Volgens Van de Giessen zijn zoönosen vaak nog een ‘blinde vlek’ voor huisartsen. “Infectieziekten, en nog specifieker zoönosen, zijn maar een klein onderdeel van hun werk. Doordat ze er zelden tegenaanlopen, bestaat de kans dat ze minder vaak voorkomende zoönosen niet herkennen. Daarom is een goede informatieuitwisseling tussen beide domeinen ook zo belangrijk.”

communicatie “Bij elk overleg bespreken we ook welke ‘afgeronde’ signalen we breder gaan communiceren. Deze signalen verspreiden we onder experts via een maandelijks overzicht. Daarnaast kunnen we, zodra dat nodig is, gericht communiceren via onder andere de berichtenservice Vetinf@ct voor dierenartsen, ‘Inf@ct’ voor GGD-artsen infectieziekten en Labinf@ct voor artsenmicrobiologen. Ook publiceren we geregeld in onder meer het Tijdschrift voor Diergeneeskunde en het Infectieziektenbulletin. In het geval van een doormelding van een signaal aan de volgende schakel van de structuur ligt de communicatie bij die schakel.” GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

17


LEVErBOT | tekst eN tekeNiNGeN: DRS. SILKE JOSWIG-BUIST EN WENDY VAN DE STREEK

Leverbot in beeld Wist u dat bedrijven die weidegang of zomerstalvoedering toepassen te maken kunnen krijgen met leverbot? De cruciale factor voor het voorkomen van de leverbot is de aanwezigheid van de leverbot slak. De leverbot doorloopt verschillende stadia, de leverbotcyclus, voordat het een dier kan infecteren. We nemen u graag mee in de cyclus van de leverbot. Graseters die weiden in waterrijke gebieden hebben een verhoogde kans op leverbot. Zij kunnen besmettelijke cysten binnenkrijgen via het eten van gras.

Uit de besmettelijke cysten ontwikkelen zich kleine leverbotjes die op zoek gaan naar de lever.

Lever

Tien tot twaalf weken na de opname van de cysten leggen de volwassen leverbotten leverboteieren. Deze komen via de mest op het land terecht. Uit deze eieren komen trilhaarlarven.

Vervolgens gaat de trilhaarlarve op zoek naar de leverbotslak en de leverbotslak neemt de trilhaarlarve op.

De trilhaarlarve ontwikkelt zich in twee tot drie maanden in de leverbotslak. Er ontstaan dan 150 tot 200 staartlarven. Bij vochtige omstandigheden verlaten de staartlarven de leverbotslak.

De staartlarven gaan daarna zwemmend op zoek naar grassprieten.

De staartlarven zetten zich af op het gras, verliezen hun staart en worden besmettelijke cysten. De dieren die de besmettelijke cysten via het gras opnemen, kunnen (opnieuw) ge誰nfecteerd worden met leverbot.

Wilt u tips over leverbot ontvangen of inzicht krijgen in het actuele leverbotrisico? Dat kan met de leverbotalert. Dit zijn digitale meldingen die het leverbotrisico aangeven. Meld u aan voor de leverbotalert op www.leverbot.nl.

18


MONITOrING

Huidproblemen: eerst diagnose, dan aanpak De GD Veekijker Kleine Herkauwers krijgt geregeld vragen over huidproblemen bij schapen en geiten. Ziekmakende kiemen kunnen hiervan de oorzaak zijn, maar ook een verkeerd samengesteld rantsoen of een tumor. Een diagnose is dan belangrijk, zodat u weet of een behandeling nodig is. Huidproblemen komen geregeld voor bij schapen en geiten. Bijvoorbeeld Zwartblesschapen met een huidprobleem dat doet denken aan staart- en maneneczeem bij paarden, luizen bij melkgeiten, plaveiselcelcarcinomen op de uierhuid van melkschapen en -geiten en een progressieve huidaandoening bij schapenlammeren. Er zijn veel mogelijke oorzaken, zoals virussen, bacteriën, parasieten, schimmels, maar ook een verkeerd samengesteld rantsoen of een tumor kan huidproblemen veroorzaken. Voordat een behandeling kan beginnen is het belangrijk dat eerst de diagnose wordt gesteld. Goede methoden hiervoor zijn klinisch onderzoek, microscopisch onderzoek van een haar- of wolmonster, een afkrabsel of biopt, bacteriologisch onderzoek, schimmelkweek, serologisch en pathologisch onderzoek. Na de diagnose kunt u vaststellen of behandeling nodig is en met welk middel. Zo voorkomt u onnodig gebruik van diergenees- en bestrijdingsmiddelen.

oorzaken van huidproblemen bij schapen en geiten: • Bacteriën (bijvoorbeeld Dermatophilus congolensus) • Virussen (bijvoorbeeld zere bekjes en papillomatose) • Parasieten (bijvoorbeeld luizen, mijten en teken) • Schimmels (bijvoorbeeld ringschurft) • Tumoren • Mineralengebrek (bijvoorbeeld kobalt en koper) • Overgevoeligheid Sommige huidaandoeningen, zoals mond- en klauwzeer, blauwtong en schapen- en geitenpokken zijn aangifte- en bestrijdingsplichtig (zie www.nvwa.nl).

wolschurft Al in 2008 deed GD melding van hardnekkige wolschurft op een aantal bedrijven. Hierbij vermageren de dieren, hebben ze ernstige jeuk en wolverlies, en er kan zelfs sterfte optreden. Kennis over preventie en behandeling leek destijds tekort te schieten. Hiervan lijkt ook sprake bij recente gevallen. Daarnaast speelt resistentie van schurftmijten voor diazinon mogelijk een rol, waardoor de problemen moeilijk onder controle zijn te krijgen. In

de afgelopen jaren is diazinon ook ingezet om blauwtong te bestrijden. Onderzoek op resistentie van uitwendige parasieten is niet eenvoudig, we kunnen daarom niet met zekerheid zeggen of sprake is van resistentie. In het verleden was wolschurft een aangifteplichtige ziekte volgens de Veewet, maar momenteel is er niet veel informatie over de mate van voorkomen in de Nederlandse schapenhouderij.

Als sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij intensief samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

GD Schaap & Geit | Oktober 2015 |

19


Samen werken aan diergezondheid

De passie van Christ Schippers Ooit wilde Christ Schippers ‘koeienboer’ worden. “Maar dat was voor een burgerjongen als ik niet haalhaar”, vertelt hij. “Daarom koos ik voor het vrije ondernemerschap in de geitensector en nu zou ik niets anders meer willen. Eerst had ik weinig met geiten, maar nu heel veel.”

12.000 bezoekers Hun bedrijf in Oerle, bekend onder de naam ’t Geitenboerke, bouwde Christ in 1999 samen met zijn vrouw Marleen. “We houden hier 600 melkgeiten en organiseren allerlei activiteiten, zoals excursies, dagjes uit, kinderfeestjes en bedrijfsuitjes. Elk voorjaar houden we de ‘geitenkijkdagen’: een drukbezocht evenement. Gemiddeld ontvangen we 12.000 bezoekers per jaar.” “Mensen kunnen bij ons van alles meemaken: geitjes de fles geven, een geboorte zien, meekijken bij het melken en noem maar op. We hebben een excursieruimte waar we presentaties geven en mensen kaas en geitenlikeur kunnen proeven. Met zoveel bezoekers is hygiëne natuurlijk een belangrijk aandachtspunt. Daarom liggen op veel plekken ontsmettingsmatten en kun je op verschillende punten je handen wassen. Ook heeft ons bedrijf sinds 2012 het GD-keurmerk Zoönosen, waarmee we aantonen dat we maatregelen treffen tegen ziekten die van dier op mens kunnen worden overgedragen.”

Kaaswinkel en zorgboerderij “De geiten worden twee keer per dag gemolken, met een 48-stands carrousel. De melk wordt verwerkt door Bettinehoeve en de kazen, de geitenmelk en zelfs het geitenijs verkopen we in onze eigen kaas­ winkel. Ook zijn we een zorgboerderij geworden, voor drugs- en drankverslaafden, in samenwerking met zorgproject Novafarm. Er is hier echt altijd wat te beleven en dat is een geweldige kans.”

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.