Samen werken aan diergezondheid
Varken
GD-dierenarts Theo Geudeke op bedrijfsbezoek:
Op zoek naar het werkelijke probleem Drinkwaterkwaliteit vraagt aandacht
Lessen uit de PED-uitbraken
E. coli:
vele varianten en ziektebeelden
79 SEPTEMBER 2015
PRRS onder controle? Bereid u voor op een nieuwe aanpak.
| Voorwoord
| INHOUD 04 Nieuws & Tips 07
08
Wegwijs op Veeonline
08 E. coli: vele varianten en ziektebeelden
11 Monitoring: Kleine
onderzoeken van groot nut
12 GD-dierenarts op bedrijfsbezoek
14 Drinkwaterkwaliteit
16
16 Maagdarmaandoeningen:
niet-infectieuze oorzaken
18
Lessen uit de PED-uitbraken
21 GD actief in varkensproject
21
Vietnam
23
Vraag & Antwoord
24 Aandacht voor detail:
Adriaan van Walderveen
Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,80 basiskosten. Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
COLOFON
GD Varken is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren | REDACTIE Alfred van Lenthe, Theo Geudeke, Monica van Eelen | EINDREDACTIE Eva Onis | REDACTIEADRES GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | basisontwerp Fokko-Ontwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem Druk Senefelder Misset Doetinchem | ABONNEMENTEN GD Varken wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (4 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 15,55 (excl. BTW en verzendkosten) ADVERTENTIES PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | VERSCHIJNINGSFREQUENTIE 4 keer per jaar | SUGGESTIES Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
Gezondheid loont Het strikt opvolgen van hygiënemaatregelen lijkt soms lastig of onpraktisch, maar het werkt wel. Met een gecoördineerde aanpak, goede bedrijfsbegeleiding en het stug opvolgen van hygiëneprotocollen zijn we er samen in geslaagd om de PED-uitbraken in ons land te beperken tot nagenoeg één regio. Hoe dat is gegaan en welke lering we daaruit kunnen trekken, leest u op pagina 18 en 19 van deze GD Varken. De financiële schade van PED kan fors zijn, dat kunnen vooral de getroffen zeugenbedrijven helaas beamen. Zeker in deze economische zwaardere tijden in de varkenshouderij, is het dus van belang om vreemde indringers die schade kunnen aanrichten buiten de deur te houden. Daarbij is monitoring een onmisbaar instrument. Zo hebben we ook het eerste PED-geval ontdekt, waardoor we tijdig maatregelen konden treffen om verdere verspreiding vanuit dat bedrijf tegen te gaan. Deze monitoring wordt nu vernieuwd (zie ook pagina 5) om nog sneller te kunnen signaleren. Een goede bedrijfsvoering en optimale hygiëne zijn basisvoorwaarden. Het voorkomt niet alleen schade, het draagt ook bij aan lager antibioticumgebruik en betere technische resultaten. En dat is ook duidelijk merkbaar in de portemonnee: betere gezondheid loont. Alfred van Lenthe, Sectormanager varken
ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)
GD Varken | September 2015 |
3
NIEUWS & TIPS
Veranderingen I&R en VVL I&R Varken wordt nu nog uitgevoerd door het I&RVL-bureau (onderdeel van GD), maar dit bureau stopt per 4 oktober met deze werkzaamheden. De taken van het I&RVL-bureau worden dan overgenomen door via RVO.nl aangewezen databanken. Het aanvragen van toestemmingen voor transporten (voorheen transportdocument genoemd) en het registreren van verplaatsingen (I&R-meldingen) dient per 4 oktober daarom bij één van deze data banken plaats te vinden. U kunt kiezen uit twee databanken: Producentenorganisatie Varkenshouderij (POV) in Zeist of Varkenspost.nl (DGB in Hardenberg). De databanken informeren u over hoe u zich aan kunt melden en inloggegevens kunt krijgen. Bent u niet bekend bij de databanken? Neem dan zelf contact met hen op. U hoeft zich niet bij beide databanken aan te melden. De databank zorgt ervoor dat uw gegevens aan RVO.nl worden doorgegeven.
Algemene voorwaarden 2015 Per 1 juli 2015 heeft GD zijn Algemene voorwaarden gewijzigd. Deze voorwaarden zijn van toepassing op alle werkzaamheden die GD uitvoert in opdracht van dierhouders en dierenartsen. Een goed onderzoek begint met de juiste aanvoer
van de te onderzoeken materialen. Daarom besteden deze nieuwe voorwaarden extra aandacht aan de ‘Inzend- en Acceptatievoorwaarden’. De aangepaste Algemene Voorwaarden vindt u in de bijlage van deze GD Varken.
GD op LIV Hardenberg
Het aanvragen en wijzigen van uw bedrijfss tatus, en wijzigen van uw relatiegegevens en UBN regelt u via mijn.rvo.nl. Dit geldt ook voor het aanvragen van een ontheffing voor regels over varkensleveringen. Wel kunnen aangewezen databanken u hierbij ondersteunen en adviseren. Meer informatie Heeft u nog vragen, kijk dan op mijn.rvo.nl of neem contact op met een van de databanken: • POV: 088 - 004 89 00/helpdesk@pov.nl • Varkenspost.nl: 0523 - 68 33 39 (optie 4)/ I&R@varkenspost.nl
4
Zoals elk jaar is GD weer aanwezig op de Landbouwdagen Intensieve Veehouderij (LIV) in Hardenberg. De beurs wordt dit keer gehouden op 20 tot en met 22 oktober. De LIV is een belangrijk contactmoment voor de Nederlandse en Duitse
pluimvee-, varkens- en kalverhouderij. Bij onze stand praten wij u graag bij over actuele zaken rond varkensgezondheid en uiteraard kunt u bij ons terecht met vragen over uw bedrijfsvoering.
Online Monitoring gestart Zoals aangekondigd in GD Varken 78 is GD, op verzoek van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders, de Land- en Tuinbouworganisatie Nederland en de kwaliteitssystemen van varkenshouders (IKB’s) en dierenartsen (geborgde dierenarts), op 1 juli gestart met de online monitoring van de varkensgezondheid in Nederland. Met dit systeem verwacht de sector een beter beeld te krijgen van trends in varkensgezondheid. Dat is nuttig om bijvoorbeeld veranderingen in antibioticumgebruik te kunnen onderbouwen, maar kan ook een hulpmiddel zijn bij de advisering door dierenartsen. Maar wat houdt het concreet in en wat zien we ervan terug?
Wat houdt het in? Bij een bedrijfsbezoek legt de dierenarts met een paar muisklikken in VeeOnline vast wat er op het varkensbedrijf aan de hand is. Het makkelijkst is het als er geen
gezondheidsproblemen zijn: dan is het antwoord op de vraag ‘Zijn er afwijkingen?’ simpelweg ‘Nee’. Zijn er wel gezondheidsproblemen, dan volgen er maximaal vijf extra muisklikken: 1. D iercategorie: ongespeende of gespeende biggen, vleesvarkens, opfokvarkens, zeugen of beren 2. Orgaansysteem: bijvoorbeeld ademhaling, spijsvertering of vruchtbaarheid 3. Belangrijkste verschijnselen: bijvoorbeeld hoesten, diarree of verwerpen 4. Meest waarschijnlijke oorzaak: bijvoorbeeld App, Brachyspira of PRRS 5. Aangevraagd labonderzoek (indien van toepassing): bijvoorbeeld sectie, mestonderzoek of bloedonderzoek
Wat zien we ervan terug? Zodra voldoende informatie is verzameld
in het gegevensbestand, krijgen de dierenartsen overzichten opgestuurd. Daarin staat per diercategorie weergegeven op welk percentage van de varkensbedrijven van een dierenartsenpraktijk afwijkingen zijn gemeld. Dat wordt vergeleken met het landelijk beeld. Daarnaast worden kaartjes van Nederland gemaakt waarop is te zien in welk mate bepaalde gezondheidsproblemen in bepaalde regio’s zijn gemeld, bijvoorbeeld ‘veel maagdarmproblemen bij vleesvarkens in Noord-Nederland’. Als de gegevens over een langere periode bekend zijn, kunnen tevens overzichten van het verloop in de tijd worden gemaakt, bijvoorbeeld bij najaarsverwerpen. Het is met deze overzichten overigens nooit mogelijk om informatie van individuele bedrijven te traceren. In de figuren zijn een paar fictieve voorbeelden te zien (deze zijn dus niet gebaseerd op werkelijke gegevens).
Monstername A-, C- of E-bedrijven alleen via dierenarts Met de overgang van de VVL-regeling (Verordening Varkensleveringen) van het PVV naar het ministerie van Economische Zaken (EZ), is er ook wat veranderd aan de monstername van de maandelijkse bemonstering voor Aujeskzy (ZvA) en Klassieke Varkenspest (KVP) door A-, Cen E-bedrijven. De nieuwe regelgeving schrijft voor dat de ZvA- en KVP-monsters uitsluitend door de dierenarts genomen mogen worden (Staatscourant nr. 35166). Monstername via de slachtlijn mag wel voor de vanuit EZ verplichte ZvAmonitoring die per trimester moet worden uitgevoerd en voor onderzoek uit de IKBreglementen zoals voor salmonella. GD Varken | September 2015 |
5
PCV2 VACCIN VOOR BIGGEN
A SANOFI COMPANY
| VEEONLINE | XXXXX TEkST: DrS. JESSICA HIrSCH-VAN TEkST: STEKXXXXX
Wegwijs op
VeeOnline
Als veehouder bent u dagelijks bezig met diergezondheid. Daar kunt u VeeOnline goed bij gebruiken. Er zijn drie goede redenen om naar VeeOnline te gaan: uw statussen en deelnames, uw BGP/BBP en uw labuitslagen. Op VeeOnline vindt u de labuitslagen terug vanaf juni 2014. Hieronder vindt u een korte uitleg van de informatie die onder Labuitslagen beschikbaar is.
Filter
labuitslagen Ga in de bovenbalk naar ‘Lab’ en kies ‘Mijn labuitslagen’
U ziet in één overzicht al uw labuitslagen. Hebt u meerdere diersoorten of wilt u zoeken op een bepaalde periode, dan kunt u het filter gebruiken om te zoeken in uw uitslagen.
Sorteren U kunt ook de sortering aanpassen, klik hiervoor op een van de kopjes in de donkerblauwe balk. Klikt u bijvoorbeeld op Onderzoeken, dan zet VeeOnline al uw inzendingen alfabetisch onder elkaar. Handig als u bijvoorbeeld al uw Aujeszky-uitslagen bij elkaar wilt zien.
uitslagen (Deel)uitslagen vindt u als u klikt op onder het kopje Uitslag. Als u daarop heeft geklikt, ziet u de uitslagen inclusief referentiewaarden. Voorlopig geldt dit alleen voor klinische chemie. Alle andere uitslagen worden als PDF getoond in de kolom rapport. Tip: de uitslagen klinische chemie kunt u sinds kort ook exporteren naar Excel, handig als u een zeer uitgebreide lijst hebt die u wilt bekijken.
GD Varken | September 2015 |
7
ONDErzOEk | TEkST: Dr. THEO GEUDEKE EN DrS. PAUL FrANSSEN
E. coli: vele varianten
en ziektebeelden
De bacterie Escherichia coli, meestal kortweg E. coli genoemd, is een oude bekende voor de varkenssector. Veroorzaker van veel verschillende problemen en in de belangstelling door het streven naar minder antibioticumgebruik en door de aanpak via vaccinatie. E. coli-infecties behoren tot de multifactoriële ziekten. Dit betekent dat de ziektekiem een kans krijgt bij minder optimale omstandigheden en dat management, voeding en huisvesting invloed hebben op het tot uiting komen van het probleem. Bekende uitingen van E. coli-infecties zijn geboortediarree, speendiarree en oedeemziekte. Maar ook bloedvergiftiging en blaasontsteking zijn mogelijk. De verschillende ziektebeelden worden vaak door verschillende typen E. coli-bacteriën veroorzaakt.
Eigenschappen van de ziektekiem E. coli behoort tot de grote familie van darmbacteriën waartoe ook salmonella behoort. Er bestaan veel varianten van E. coli. Een voorbeeld daarvan is STEC: dat staat voor Shiga-Toxine producerende E. coli. Deze bacterie produceert bepaalde toxinen die zijn ontdekt door de Japanse onderzoeker Kiyoshi Shiga. Shiga-toxine kan bij varkens oedeemziekte veroorzaken. Andere E. coli ’s produceren weer andere toxinen met andere ziekmakende gevolgen. Verder is bepalend in hoeverre de E. coli-bacteriën in staat zijn zich aan bijvoorbeeld darmcellen te binden.
8
E. coli-infecties behoren tot de multifactoriële ziekten. Voeding is één van de factoren die invloed hebben op het tot uiting komen van het probleem.
Verspreiding E. coli komt op vrijwel alle varkensbedrijven voor en zit vooral in de mest. Biggen worden vaak al tijdens de geboorte besmet. Goede hygiëne draagt bij aan een verlaging van de infectiedruk. De belang-
rijkste verspreidingsroute is via besmette varkens, maar de bacterie overleeft ook lang in de bodem en in water, vooral bij lagere temperaturen. De bij het varken voorkomende E. coli-bacteriën zijn in het algemeen varkensspecifiek.
Ziekteverloop Geboortediarree Het ontstaan van geboortediarree is afhankelijk van de eigenschappen van de aanwezige E. coli (aanhechtingsfactoren en toxineproductie). Verder spelen omgevingsfactoren een rol, zoals hygiëne rond werpen (infectiedruk) en de omgevingstemperatuur. Bij temperaturen lager dan 25 graden Celsius is de darmbeweeglijkheid van biggen verminderd, waardoor verspreiding van afweerstoffen uit de biest en uitdrijving van ziekteverwekkers door de darm langzamer verlopen. Ook de erfelijke gevoeligheid speelt een rol en natuurlijk de hoeveelheid en kwaliteit van de opgenomen biest. De beschermende werking van biest tegen E. coli duurt ongeveer drie weken. Oedeemziekte en speendiarree Ook hier veroorzaken speciale toxinen de problemen. Factoren die een rol spelen bij speendiarree zijn bijvoorbeeld: • het wegvallen van de melk en de (abrupte) overgang naar ander voedsel; • het stalklimaat (temperatuur, luchtsnelheid); • bijkomende infecties zoals rotavirus; • samenstelling van het voer na het spenen: veel ruw eiwit en weinig structuur zijn riskant; • wateropname na het spenen.
Ziekteverschijnselen
Oedeemziekte Oedeemziekte treedt meestal rond tien dagen na het spenen op. Typisch is het onderhuids oedeem aan vooral de oogleden. Biggen lopen te slingeren en later vertonen ze fietsbewegingen en verminderd bewustzijn. Dat beeld lijkt sterk op hersenvliesontsteking door een streptokokkeninfectie. Acute sterfte kan voorkomen. Ook nu is de lichaamstemperatuur niet verhoogd.
Preventie
Diagnostiek
Oedeemziekte en Speendiarree Voldoende wateropname is belangrijk. Zorg voor schoon en niet te koud water, dat goed bereikbaar is. Minimaliseer stress bij het spenen en zorg voor een optimaal stalklimaat (30 tot 32 graden Celsius in de eerste drie dagen na het spenen). De voeropname moet de eerste vier dagen na spenen voldoende hoog zijn en is te stimuleren door het verstrekken van smakelijk speenvoer. Bijvoeren voor spenen is essentieel voor een goede voeropname na spenen. Vanaf circa vijf dagen na spenen kan de voeropname van biggen de verteringscapaciteit van de darm overstijgen, dit resulteert dan in speendiarree. Door het aanzuren van speenvoeders of drinkwater met organische zuren wordt de maag-pH verlaagd waardoor bacteriegroei wordt geremd. Als aangetoond is dat oedeemziekte in het spel is door Shiga-toxine producerende E. coli-bacteriën, is vaccinatie van de biggen mogelijk.
De diagnose kan gesteld worden via sectie in combinatie met het aantonen van E. coli-bacteriën. Gestorven biggen dienen vers en onbehandeld te zijn. Anders kan de bacterie niet of nauwelijks worden aangetoond en getypeerd en kan ook geen gevoeligheidspatroon voor antibiotica bepaald worden. Bloedonderzoek van zieke biggen heeft geen zin.
Behandeling Bij ernstig zieke dieren is een behandeling per injectie noodzakelijk. Bepaling van het gevoeligheidspatroon is belangrijk voor de juiste keuze van het antibioticum. Het doorgaans goed werkzame colistine is geen eerstekeusmiddel meer en mag dus niet zonder nader onderzoek toegepast worden. Aanvullende therapie van de toomgenoten met antibiotica via een bekpompje is nodig en elektrolyten kunnen via het drinkwater worden toegediend.
Geboortediarree Optimale hygiëne, een goed stalklimaat (30 graden Celsius in het biggennest) en een goede biestvoorziening zijn essentieel. Specifieke afweerstoffen in de biest zijn te stimuleren door vaccinatie. Vaccins tegen geboortediarree werken goed, maar ze zijn niet effectief tegen diarree bij niet gespeende, oudere biggen en bieden zeker geen bescherming tegen speendiarree.
Geboortediarree Geboortediarree komt tijdens de hele kraamperiode voor, maar meestal ziet men de heftige geelgroene waterdunne diarree binnen enkele uren na de geboorte. Sterfte door uitdroging en onderkoeling kan snel optreden. Biggen kruipen op elkaar, hebben soms blauwe oren, zitten grof in het haar en zien er vies uit vanwege de diarree. Bij oudere biggen verloopt de infectie milder. Biggen van gelten hebben vaak meer problemen omdat de kwaliteit van de biest van gelten wat minder is. Speendiarree Speendiarree treedt soms al op direct na het spenen, maar meestal vier tot zes dagen na het spenen. Biggen stoppen met eten, zijn suf, dun en bleek en kruipen op elkaar. Plotselinge sterfte kan voorkomen als gevolg van endotoxineshock, maar de lichaamstemperatuur is niet verhoogd.
Een goed stalklimaat, met een temperatuur van 30 graden Celsius in het biggennest, is belangrijk om geboortediarree te voorkomen.
GD Varken | September 2015 |
9
w Do w ed w. e cd ch i-c e he ck! ck .n l
Houd uw Computergestuurde Droogvoer Installatie rendement voor u verborgen? Haal meer rendement uit uw CDI met CDI-XPERT. Met CDI-XPERT stuurt en voert u doelgericht op de exacte behoeften van uw vleesvarkens voor grip op uw resultaat:
ü Meer varkens in concept
ü Optimale
spier-spekverhouding
ü Scherpe
voer-/EW-conversie
ü Minimale
verspilling
Dat CDI-XPERT werkt, bewijzen onze klanten: ü ‘Dit jaar verwacht ik 600 varkens meer af te leveren.’
ü ‘We leveren geruime tijd een constante en uitmuntende kwaliteit varkens.’
ü ‘De koppels varkens worden steeds uniformer en de spierbedekking is toegenomen.’
ü ‘Mijn voerconversie werd snel scherper, dat heeft mij in het begin verrast.’
Lees hun ervaringen op www.cdi-check.nl Maak verborgen rendement zichtbaar
Nijsen/Granico B.V. Veulenseweg 20 5814AC VEULEN/VENRAY T: +31 (0)478 - 55 29 00 E: info@nijsen-granico.nl
Kleine onderzoeken van groot nut “De monitoring door de Veekijker van GD is een geschikte manier om bijzondere bevindingen vast te stellen, omdat dierenartsen en veehouders juist bij onverwachte ziektebeelden vaak de telefoon pakken. Maar we kunnen aan de telefoon ook opmerken dat bepaalde vragen opvallend vaak gesteld worden en dat kan aanleiding zijn om bijvoorbeeld een pilotstudie op te zetten. Meestal zijn dat kleine onderzoeken om een specifiek gezondheidsprobleem beter in kaart te brengen.
kreupele vleesvarkens De laatste tijd blijkt dat over kreupelheid veel vragen gesteld worden. Uit een nadere telefonische inventarisatie door de Veekijker bleek dat het vaak gaat over kreupelheid bij vleesvarkens. Vaak ziet men binnen enkele weken na opleg varkens met dikke gewrichten of met leggers bij de hakken. De varkens hebben er duidelijk last van, maar meestal gaat het probleem na enige tijd wel weer over zonder dat sprake is van veel uitval. Wel ontstaan verschillen in ontwikkeling doordat de kreupele varkens moeilijk aan de voerbak komen.
Infectieus of niet? Om iets te kunnen zeggen over preventie of behandeling, zal eerst een oorzaak achterhaald moeten worden. Bij het raadplegen van de literatuur blijkt dat het beschreven beeld van de kreupelheid kan passen bij bepaalde ontwikkelingsstoornissen zoals osteochondrose of bij infecties met bijvoorbeeld Mycoplasma hyosynoviae. Bij sectie kunnen deze oorzaken aan het licht gebracht worden. Maar dit onderzoek is vrij lastig. Om osteochondrose vast te
MONITOrING
GD-dierenarts Theo Geudeke
stellen, worden de botten en gewrichten heel secuur onder de microscoop bestudeerd. Anderzijds is het kweken van Mycoplasma hyosynoviae evenmin eenvoudig. Bovendien worden niet veel kreupele vleesvarkens voor sectie ingestuurd naar GD, omdat het probleem niet gepaard gaat met veel uitval.
Met pilotstudies kunnen we specifieke gezondheidsproblemen beter in kaart brengen Pilotstudie Dit is bij uitstek een onderwerp om een pilotstudie aan te wijden. Momenteel worden daarom de vleesvarkens die op de sectiezaal van GD worden aangevoerd en waarvan bekend is dat ze kreupel waren met verdikte gewrichten, extra nauwkeurig onderzocht. We zoeken dus niet alleen naar de doodsoorzaak, maar onderzoeken ook gewrichtsvloeistof uit de (verdikte) gewrichten op Mycoplasma hyosynoviae. Ook kijkt de GD-patholoog of de varkens een gewrichtsontsteking hebben die past bij een infectie met die kiem. Zo kunnen we een beeld krijgen of deze kiem inderdaad voorkomt in Nederland. Daarover is namelijk weinig bekend, vooral ook omdat er in het verleden niet vaak doelgericht naar is gezocht.�
Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij intensief samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
GD Varken | September 2015 |
11
Bedrijfsbezoek | tekst: dr. Theo Geudeke en drs. Eva Onis
GD-dierenarts op bedrijfsbezoek
GD-dierenarts Theo Geudeke op bedrijfsbezoek.
Casus: te
veel doodgeboren biggen
Varkensdierenartsen van GD bezoeken geregeld varkensbedrijven met gezondheidsproblemen. Dit doen zij op verzoek van de varkenshouder, de dierenarts of soms de voorlichter. De problemen lopen uiteen, maar zijn vaak chronisch. Een recent voorbeeld is een bedrijf met te veel doodgeboren biggen. 12
De voorbereiding van een bedrijfsbezoek bestaat uit het verzamelen van informatie, zoals laboratoriumuitslagen, gegevens uit het zeugenmanagementsysteem en eerdere bezoekverslagen. Bij het bezoek zelf is het liefst ook de dierenarts van de varkenshouder aanwezig, eventueel samen met een voorlichter van
bijvoorbeeld de veevoerleverancier of de fokkerijorganisatie. Zij maken eerst samen met de GD-dierenarts een rondgang door de stal, met aandacht voor de varkens, de stal, het voer en het water.
De bedrijfsbezoeken worden deels gefinancierd vanuit de diergezondheidsmonitoring, aangezien GD via deze bezoeken ook de gezondheidsstatus van de Nederlandse varkens in de gaten houdt.
Probleemstelling
Voorbeeldcasus
Dan volgt de probleembespreking. Het belangrijkste doel hiervan is om de probleemstelling helder te krijgen, want soms is het werkelijke probleem net even anders dan gedacht. Ook wordt gekeken naar de geschiedenis van het gezondheidsprobleem en aanvullende informatie uit het zeugenmanagementsysteem, lab onderzoeken, voeranalyses, stalklimaaten wateronderzoek. Daarnaast vult de GD-dierenarts een checklist in met specifieke vragen over de gang van zaken per leeftijdscategorie, behandelingen, vaccinaties, voeding en de watervoorziening. Op basis van al deze informatie geeft hij, soms nog na aanvullend onderzoek, zo concreet mogelijk advies. De conclusie is zoveel mogelijk ‘evidence based’, dat wil zeggen: gebaseerd op (wetenschappelijk) bewijs. Daarna volgt de verslaglegging en vaak nog een vervolgafspraak.
Op een bedrijf dat GD-dierenarts Theo Geudeke onlangs bezocht, was al lange tijd sprake van te veel doodgeboren biggen. “De veehouder vermoedde dat dit te maken had met de introductie van een ander type zeugen enkele jaren geleden”, vertelt Theo. “Pathologisch onderzoek door GD op meerdere dode biggen leverde geen aanwijzingen op voor een infectieziekte. Ook vond GD in het water geen afwijkingen die kunnen leiden tot veel doodgeboorte.”
Tijdens de rondgang door de stal wordt aandacht besteed aan de varkens, de stal, het voer en het water.
Advies: nader onderzoek Theo adviseerde de zeugenhouder om nader onderzoek te doen. “Ik heb hem gevraagd om te registreren hoe lang het werpproces werkelijk duurt. Uit het gesprek ontstond de indruk dat dit weleens behoorlijk lang kan zijn. Gemiddeld is drie uur. Langer dan zes uur is écht te lang: zeugen raken dan uitgeput en de biggen kunnen dan door zuurstofgebrek tijdens de geboorte doodgaan. Gemiddeld zit tussen twee opeenvolgende biggen minder dan een kwartier, behalve soms tussen de
Soms is het werkelijke probleem net even anders
Tijdens de rondgang door de stallen trof Theo inderdaad diverse doodgeboren biggen aan, de meeste waren vrij klein. “Deze waren zo te zien niet lang voor de werpdatum overleden. Ook zag ik vrij veel biggen met spreidzit. De conditie van de zeugen was redelijk goed: er waren in ieder geval niet te veel vette zeugen. Wel zag ik enkele enigszins schrale zeugen in de dekstal. Het klimaat in de kraamstal was vrij warm, maar dat is op veel bedrijven zo. Verder zag ik aan de dosators dat de meeste zeugen in de kraamstal op een vrij hoog voerniveau zaten.” Tijdens de probleembespreking ging Theo dieper in op het vermoeden van de varkenshouder dat het probleem samenhing met de introductie van een ander type zeugen. “Uit de analyse bleek dat het totaal aantal geboren biggen per worp sinds enkele jaren geleidelijk afnam, terwijl het aantal doodgeboren biggen per worp toenam. Per saldo betekent dat een behoorlijke afname van het aantal levend geboren biggen per worp. Bij de oudere zeugen was het probleem het grootst, dus juist niet bij het nieuw geïntroduceerde type zeug. De jongere zeugen hadden wel duidelijk minder grote tomen. Verder was er geen duidelijke relatie met de drachtlengte: er waren weinig zeugen die te vroeg werpen. De drachtlengte was zelfs iets langer dan gemiddeld, ondanks dat bij een deel van de zeugen geboorte-inductie werd toegepast. Daarom rees de vraag of het geboorteproces wel vlot genoeg verloopt.”
eerste twee biggen.” Ook adviseerde hij om via bloedonderzoek te bepalen of de kalk-, energie- en eiwitstofwisseling naar behoren functioneren. Het bloedonderzoek leverde duidelijke aanwijzingen voor een matige voer- en wateropname rondom het werpen. Met de voerleverancier zal worden nagegaan of de samenstellingen van het dracht- en lactovoer goed op elkaar aansluiten. Daarnaast is het verstandig om de wateropname goed te controleren, maar ook het stalklimaat in de kraamafdeling.
Evidence based Over doodgeboren biggen is enkele jaren geleden in België een proefschrift geschreven door Vanderhaeghe. Enkele van de factoren die de kans op meer doodgeboren biggen vergroten volgens dat onderzoek, waren aanwezig op het bedrijf. Een voorbeeld daarvan is intensief toezicht tijdens het werpen. Zeugen willen met rust gelaten worden en stellen het werpen liever uit tot een rustig moment, zoals ‘s nachts. In kraamstallen is het vaak te warm voor de zeug en op dit bedrijf waren diverse ventilatiesystemen in gebruik die lang niet overal doeltreffend waren. De zeugen werden gewassen met koud water terwijl warm water (30 tot 35 graden Celsius) gunstiger is. Hoewel de toomgrootte in het algemeen niet geweldig was, kwamen de meeste doodgeboren biggen toch voor bij de grotere tomen. Verder bleek dat zeugen die in de vorige worp doodgeboren biggen hadden, daarop ook meer kans hadden bij een volgende worp. GD Varken | September 2015 |
13
drinkwater | tekst: dr. Guillaume Counotte en drs. Paul Franssen
Drinkwaterkwaliteit vraagt aandacht
Smakelijk en kwalitatief goed drinkwater is een eerste levensbehoefte van het varken. Toch voldoet niet al het drinkwater op de Nederlandse varkensbedrijven aan de eisen. Van de watermonsters die GD in 2014 onderzocht was 38,4 procent ‘minder geschikt’: het hoogste aantal van de laatste tien jaar.
Drinkwater heeft invloed op de gezondheid van het varken en daarmee dus ook op de kwaliteit van het vlees. Vandaar dat er ook kwaliteitseisen worden gesteld aan het drinkwater in de varkenshouderij. GD kan, afhankelijk van de wens van de klant, op drie manieren drinkwateronderzoek doen: 1. Chemisch onderzoek Bij het chemische onderzoek bepaalt GD van een aantal chemische stoffen de gehaltes in de drinkwatermonsters. Die
14
gehaltes geven aan of het drinkwater mogelijk verontreinigd is of dat wellicht een behandeling van het water nodig is. 2. Bacteriologisch onderzoek Bij het bacteriologisch onderzoek bepaalt GD het totaal aantal kiemen per milliliter drinkwater en specifiek het precieze aantal E. coli-bacteriën. Deze informatie is van belang om te bepalen of het drinkwater bacteriologisch gezien veilig is. De E. coli-bepaling is ook een maat voor de hoeveelheid salmonella’s in het water.
3. Organoleptisch onderzoek Bij het organoleptische onderzoek bepaalt GD de waterkwaliteit door te kijken en te ruiken: - I s het water helder of is het troebel met bezinksel? - Wat is de kleur? - Wat is de geur?
Trendbreuk Van de watermonsters van varkensbedrijven die GD in 2014 onderzocht voldeed 60,4 procent aan de normen voor veilig drinkwa-
Waarom ongeschikt? De oorzaak van een beoordeling ‘ongeschikt als drinkwater’ is wel duidelijk. De belangrijkste bevindingen zijn: - e en kiemgetal hoger dan 100.000 per milliliter; - een te hoog ammoniumgehalte; - een te hoog ijzergehalte; - een te hoog nitrietgehalte en - e en te hoog zuurgehalte (te veel zuur in het water). Klachten door lage drinkwaterkwaliteit worden vaker gezien op bedrijven met een hoog kiemgetal in het water bij de nippel. Ook hogere ammoniumgehaltes worden op die bedrijven gevonden. Als het drinkwatermonster bij de drinknippel is genomen, is de kans groter dat een bacteriologische verontreiniging wordt aangetoond dan wanneer het monster direct bij de bron of meteen na de bewerkingsinstallatie is genomen.
Eigen bron of leidingwater
ter voor varkens. Maar liefst 34,8 procent was minder geschikt als drinkwater en 4,8 procent was ongeschikt. De uitslag ‘minder geschikt als drinkwater’ is van toepassing als de normen de minimale referentiewaarden overschrijden. Wat betreft deze uitslag is in 2014 sprake van een trendbreuk. Tot 2013 werd het aantal ‘minder geschikte’ drinkwatermonsters geleidelijk lager, maar in 2014 is plotseling het hoogste percentage in tien jaar gemeten. Daar staat tegenover dat het aantal volledig afgekeurde monsters wel langzaam steeds lager wordt. Wat precies de oorzaak is van de plotselinge stijging van het percentage ‘minder geschikt’ drinkwater is niet exact bekend. Feit is wel dat het aantal onderzochte monsters de afgelopen tien jaar ongeveer even groot is gebleven en dus afkomstig moet zijn van het steeds kleiner wordend aantal varkensbedrijven.
Veel bedrijven waar het drinkwater afkomstig is van een eigen waterbron, maken gebruik van waterbewerkingsinstallaties om de waterkwaliteit te verbeteren. Dat kan zijn om de hardheid te verminderen, of om ijzer en mangaan uit het water te filteren. Juist wanneer de hardheid van het water afneemt naar minder dan 0,5 Duitse graden (°D), wordt het water minder geschikt. Ontharders op basis van zout halen alle kalk uit het water en stoppen daarvoor natrium in de plaats. Maar ze halen ook alle zuurstof uit het water. Ook wanneer de beluchting, om ijzer neer te laten slaan als ijzeroxide (roest), van een ontijzeringsinstallatie te ruim is afgesteld, wordt nitriet gevormd uit ammonium. Ammonium kan van nature aanwezig zijn of als product van bacteriële omzetting. In eerste instantie zal het water ‘minder geschikt’ zijn en uiteindelijk ‘ongeschikt’.
Het grootste gedeelte van de varkensbedrijven gebruikt water uit eigen bron als drinkwater. Helaas is dat water niet altijd meteen geschikt. Het moet eerst bewerkt worden in een bewerkingsinstallatie. Daarvan zijn er verschillende soorten voor diverse toepassingen op de markt. Wanneer een bewerkingsinstallatie gebruikt wordt is periodiek onderhoud van groot belang, dat hoort bij de installatie, zodat de werkzaamheid gewaarborgd is. Leidingwater behoeft nooit een dure bewerking en is altijd veilig en smakelijk bij binnenkomst op het bedrijf. Wat vaak voorkomt, is dat leidingen verontreinigd raken door het toedienen van medicijnen of zuren via drinkwater. Volgens de wet is een directe koppeling van het leidingwaternet aan het drinkwatersysteem van het varkensbedrijf niet toegestaan. Daarom moet, ook vanwege praktische redenen, een breektank gebruikt worden. In en na de breektank kan bacteriologische verontreiniging optreden.
Belastingvrij Om het voor varkenshouders aantrekkelijker te maken om leidingwater te gebruiken voor hun dieren, is het sinds 1 juni 2015 mogelijk om vrijstelling aan te vragen voor de belasting op leidingwater. GD Varken | September 2015 |
15
ONDErzOEk | TEkST: Dr. THEO GEUDEKE
Maagdarmaandoeningen:
Stress en andere niet-infectieuze oorzaken Veel problemen van het maagdarmkanaal worden veroorzaakt door infecties die leiden tot darmontsteking en diarree. Denk aan E. coli, PIA, dysenterie of PED. Maar er zijn ook maagdarmaandoeningen die niet direct een infectieuze oorzaak hebben. En soms vinden we wel een kiem in de darm, maar is het maar de vraag of die de oorzaak is. Uit gegevens van de GD Veekijker blijkt dat we bij biggen vrij vaak een darmontsteking zien waarbij geen infectieuze oorzaak kan worden vastgesteld. Ook in bijvoorbeeld Denemarken ziet men vooral bij pasgeboren biggen vaak ernstige diarree waarbij geen ziekteverwekker te vinden is. Maar het tegenovergestelde kan ook: soms vinden we bij sectie een mogelijke ziekteverwekker in de darm die vervolgens geen rol van betekenis blijkt te spelen. Bekende voorbeelden zijn eencellige parasieten zoals Balantidinum coli en Giardia
16
lamblia. Deze kunnen massaal voorkomen in de darm, maar de ziektekundige betekenis is te verwaarlozen. In dit soort gevallen is het altijd de vraag of sprake is van een onderliggende infectie, bijvoorbeeld dysenterie door Brachyspira.
Maagwandbeschadigingen Maagwandbeschadigingen komen veel voor bij varkens. Dat zijn altijd aantastingen rondom de ingang van de maag vanaf de slokdarm. Dat is anders dan bij mensen, waar maagzweren juist meer in de buurt van
de uitgang van de maag zitten. Het begint bij varkens altijd als korstvorming op het maagslijmvlies als reactie op irritatie van de maagwand, bijvoorbeeld door overmatige inwerking van maagzuur. Tussen de korsten in kunnen door de beweeglijkheid van de maag slijmvliesbeschadigingen ontstaan, en als die groot zijn kan zelfs een maagbloeding optreden. Een enkele keer leidt dat tot sterfte van het varken door overmatig bloedverlies. Vaak zien we dan dat de mest zwart is door bloedresten en lijkt het ziektebeeld sprekend op acute PIA.
niet geleverd. Als varkens door een infectie (bijvoorbeeld Circovirus) slecht eten en dus vaak een lege maag hebben, stijgt de kans op maagwandbeschadigingen omdat dan de zure maagsappen ongehinderd op de maagwand kunnen inwerken. De nadelige effecten van maagwandbeschadigingen vallen doorgaans mee. Bij ernstige aantasting zijn de effecten wel duidelijk: slechte groei, verminderde voeropname en soms zelfs sterfte door een maagbloeding. Het is ook een kwestie van economische afwegingen: voer waardoor varkens snel en efficiënt groeien vergroot de kans op maagwandbeschadigingen enigszins. Het vermijden van stress is vanzelfsprekend altijd belangrijk.
Maagdarmdraaiingen Draaiingen van delen van het maagdarmkanaal zijn vaak het gevolg van een sterke beweeglijkheid van maag of darm in combinatie met sterke uitzetting door gasvorming. Draaiingen van de maag ontstaan bij varkens relatief eenvoudig, net als bij bepaalde grote hondenrassen. Dat komt doordat de ‘ophanging’ van de maag in de buikholte niet erg solide is. Ook kan door schrokkerig eetgedrag of stress de maag plotseling verwijden. Als dergelijke aanvallen van maagverwijding geregeld optreden, kunnen de ophangbanden van de lever ook beschadigd raken en kunnen delen van de lever eveneens gaan draaien.
Als dat gebeurt, raakt de bloedvoorziening van de lever letterlijk in de knel, waardoor vervolgens rupturen (scheuringen) kunnen ontstaan, vaak met dodelijk gevolg. De milt kan iets soortgelijks overkomen. Die zit deels aan de maagwand bevestigd, dus die draait vaak mee met de maag. Bij de milt wordt dan vaak de bloedafvoer verstoord. Als het bloed wel in maar niet uit de milt kan, kan de milt enorm opzwellen en vervolgens openscheuren. Bij draaiingen van delen van de darmen kan ook in de darm de bloedvoorziening verstoord raken, waardoor het darmweefsel kan afsterven. Daarnaast kan door gasophoping grote druk ontstaan op grote, belangrijke bloedvaten in de buikholte. Ook dat loopt vaak fataal af. Maagdarmdraaiingen en gasophopingen in de darm zijn te voorkomen door: • gespreid over de dag te voeren; • niet te veel gemakkelijk te verteren koolhydraten in het voer te doen; • geen te hoog vochtgehalte in voer toe te staan; • gistvorming tegen te gaan; • goede voerhygiëne aan te houden; • onrust en stress tijdens het voeren te vermijden. In de praktijk kan dit betekenen dat het soms verstandig is om juist wel eenmaal daags te voeren. Dat hangt sterk van de bedrijfsomstandigheden af.
Zowel bij zeugen als bij vleesvarkens zien we maar weinig echt perfecte maagwanden. Maar er zijn ook niet veel varkens met ernstige maagwandbeschadigingen. Uit diverse onderzoeken blijkt dat er een verband bestaat tussen maagwandbeschadigingen en het mengen en verplaatsen van varkens en het niveau van stresshormoon in het bloed. Ook blijkt dat er een relatie is met voeraspecten: maalfijnheid, pelletering en gebruik van grondstoffen zoals mais en tarwe in plaats van haver en gerst. Bij de voeding is de passagesnelheid door de maag van belang. Naarmate voer langer in de maag blijft en een betere menging plaatsvindt met maagsappen, heeft dat een gunstig effect. Of infecties een rol spelen is geen uitgemaakte zaak. De bacterie Helicobacter suis wordt vaak genoemd, maar hard bewijs dat deze kiem de maagwand aantast is nog
Er bestaat een verband tussen maagdarmaandoeningen en voeraspecten: maalfijnheid, pelletering en gebruik van grondstoffen.
GD Varken | September 2015 |
17
TrANSPOrT | TEkST: DrS. PAUL FrANSSEN
lessen uit de PED-uit Dat PED de Nederlandse varkenshouderij bereikt heeft, zal niemand ontgaan zijn. In november 2014 werden we geconfronteerd met een eerste besmetting en daarna volgden er nog ruim vijftig. Gelukkig ging het steeds om de milde vorm, al kan die ook veel schade aanrichten. Welke lessen kunnen we trekken uit de afgelopen uitbraken? Dat het PED-virus niet als een tsunami over Nederland trok, hadden we in eerste instantie niet verwacht. De situatie in de VS was immers drastisch anders. Daar bleek PED in de varkensdichte gebieden en zelfs daarbuiten niet te stuiten. In de VS ging het dan wel om de virulentere variant, maar de milde vorm kan zich op vergelijkbare wijze verspreiden.
Gecoรถrdineerde aanpak PED is niet aangifte- of bestrijdingsplichtig. Dat neemt niet weg dat, gezien de kans op grote schade in de varkenshouderij, een grondige aanpak noodzakelijk is. De Nederlandse varkenssector heeft gekozen voor een gecoรถrdineerde PED-aanpak, net als in Canada. Direct na de eerste uitbraak in Nederland is de stuurgroep PED gevormd, met daarin diverse vertegenwoordigers uit de sector. De Producenten Organisatie Varkenshouderij heeft GD gevraagd om de aanpak te coรถrdineren en onderzoek te doen naar het verloop en de verspreiding van PED op vijf vleesvarkensbedrijven, vijf zeugenbedrijven en een
Het virus verspreidt zich onder andere via transportmiddelen.
18
braken biggenopfokbedrijf in Nederland. Ook fungeert GD als centrale informatiebank. Op de GD-website staan bijvoorbeeld de PEDprotocollen van alle contactorganisaties. Daarnaast is een zogeheten ‘nulmeting’ gedaan bij ruim 800 zeugen in Nederland. Daaruit bleek dat PED in Nederland niet voorkwam voor november 2014.
Financiële schade Ook bij de milde variant van PED kan de schade hoog oplopen. Op besmette vleesvarkensbedrijven kan de voerconversie een aantal weken hoger zijn en door vertraagde groei en verlies van uniformiteit kan de mestperiode langer duren. Op sommige van deze bedrijven wordt de verloren groei echter grotendeels ingehaald en valt de verhoging van de voederconversie mee. In die gevallen is de geschatte schade zo’n 2 euro per besmet varken. Als de herstelgroei niet optreedt en de voederconversie ongeveer met 0,2 stijgt, loopt de schade al snel op naar 7 tot 10 euro per besmet varken. Een bedrijf met 2500 vleesvarkens kan meer dan een halfjaar last van ziekteverschijnselen hebben met een geschatte schade van 25.000 euro. Op zeugenbedrijven ligt het gecompliceerder. De uitval bij biggen in de kraamafdeling kan vooral door uitdroging, maar ook door onvoldoende biestopname, oplopen tot 100 procent per ronde. De besmette gespeende biggen hebben groeivertraging en een hogere voederconversie en zijn lastiger te verkopen. Besmette zeugen vertonen vruchtbaarheidsstoornissen. Bij elkaar kan de schade op een bedrijf met 500 zeugen oplopen tot 40.000 euro per jaar.
Geleerd van Canada en de VS
Tussenbalans
Canada had al bewezen dat met een gezamenlijke, gecoördineerde aanpak het aantal geïnfecteerde bedrijven beperkt kan blijven. Daarnaast konden we dankbaar gebruikmaken van onderzoeken uit de VS en Canada, waarbij onderzoekers steeds weer uitkwamen op hygiëne. Vaccinatie lijkt namelijk nog weinig effectief te zijn.
Hoewel nog niet alle onderzoeken zijn afgerond, kunnen we wel een tussenbalans opmaken. Zo is duidelijk dat uitgebreide hygiënemaatregelen op varkensbedrijven bij varkenstransporten en op slachterijen essentieel zijn. Op geïnfecteerde vleesvarkensbedrijven hebben we geleerd dat we het virus kunnen uitroeien door stug volgens de hygiëneprotocollen te blijven werken: op die manier zijn drie van de vijf geïnfecteerde vleesvarkensbedrijven die GD begeleidt weer virusvrij geworden. Zeugenbedrijven die zelf ook de biggenopfok doen zijn moeilijker PED-virusvrij te krijgen. Vooral bij de gespeende biggen kan het virus makkelijk blijven rondgaan. Zodra biggen van zeugen die van PED zijn
Gecoördineerde aanpak werkt ook in Nederland
hersteld, voldoende biest hebben opgenomen, zijn ze tijdens de lactatieperiode beschermd. Deze biggen worden niet ziek zolang ze gespeend zijn. De bescherming uit biest en melk duurt echter niet langer dan de eerste vijf weken, daarna zijn ze weer gevoelig voor een PED-infectie. Op de meeste zeugenbedrijven blijft het virus vervolgens circuleren bij de gespeende biggen, ook omdat het volledig scheiden van de afdelingen lastig te verwezenlijken is. Is er in de biggenopvang echter een gat van minimaal drie weken vanwege 100 procent uitval of vanwege verkoop van biggen direct na het spenen, dan lijkt het mogelijk om het virus uit de gespeende biggenopvang te verwijderen.
We weten inmiddels dat het virus vrij gemakkelijk te inactiveren is met het juiste desinfectiemiddel. Ook is bekend dat zieke varkens enorme hoeveelheden virus uitscheiden en dat het virus gemakkelijk verspreid wordt via varkens, transportmiddelen, mensen, mest, stof en ongedierte. Op de tien bedrijven die GD begeleidt, is geconstateerd dat het virus in de winter en in het vroege voorjaar tot negen dagen kan overleven en dat het zich zelfs via droge mest kan verspreiden.
Hygiëneprotocollen Sinds juni 2015 is nog één nieuw PEDgeval gemeld. Het blijft uiteraard van groot belang om de hygiënemaatregelen in acht te nemen. Alle sectorvertegenwoordigers hebben hygiëneprotocollen opgesteld voor hun deel van de sector. Deze zijn te vinden op www.gddiergezondheid.nl/varken.
Mestmonster bestemd voor PED-onderzoek.
GD Varken | September 2015 |
19
Degelijke ter plaatse gestorte betonnen mestsilo’s!
>>>>> type toepassing dichtheid afwerking verwarming bouwtijd ervaring
Monostore/Wolf bouwde reeds honderden silo’s voor mestopslag en vergisting Ook aan uw mestsilo en vergistingsinstallatie geven we graag vorm
Gewapend betonnen tanks; monoliet gestort Mestopslag, mestvergisting, slib, enz. Gasdichte, naadloze wand Compleet met isolatie en gasbuffer Verwarming desgewenst ingestort Zeer korte bouwtijd (speciale bekisting) Al meer dan 60.000 tanks gebouwd
Tankbouw in beton en staal
MESTOPSLAGSILO’S
MONOSTORE Kampen | Antwerpen t. 038-3370700 e. info@monostore.com i. www.monostore.com
Perfectie in uw stal. n Iedereeien! wil ze z
• Voor vleesvarkens en biggen • Mia/vamil-waardig • Probleemloos verstrekken van brokken, meel en c.c.m. • Nauwkeurige afstelling van voerafgifte
Copernicusstraat 12 6604 CR Wijchen T +31 (0)24 6414289 www.groba.nl
Complete betonnen hokinrichting voor varkensstallen Volledig op maat Hoge duurzaamheid Brandveilig
Wil je nog meer weten, surf dan naar andersbeton.com of bel naar 0651 371 784
Naamloos-1 1
12-05-15 14:37
TEkST: DrS. TOM DUINHOF | BUITENLAND
GD actief in
Varkensbedrijf in de omgeving van Saigon met twaalf zeugen en vijftig vleesvarkens
varkensproject Vietnam De Vietnamese overheid heeft de Nederlandse overheid om ondersteuning gevraagd bij het verbeteren van de varkensketen. Belangrijke onderdelen van dit project zijn de dierziektesituatie en voedselveiligheid. GD is actief in het projectonderdeel voor dierziektebewaking. Om de dierziekten in de Vietnamese varkenshouderij beter te kunnen bewaken, ondersteunt GD het opzetten van dierziekteprogramma’s en structuren. Zo worden in Hanoi en Saigon workshops gegeven over de belangrijkste kenmerken en de aanpak van dierziekten. In dit programmaonderdeel ligt de focus eerst op mond- en klauwzeer, Klassieke Varkenspest en PrrS.
en de industriële meer dan honderd. De grotere varkensbedrijven zijn momenteel in opkomst. Tussen 2001 en 2006 is de varkenssector in Vietnam sterk gegroeid, met een stijging van 10 procent in de vleesproductie per jaar. Vergeleken met 2001 is de varkensproductie verdubbeld. Sinds 2006 is de groei echter getemperd door de invloed van uitbraken van ziekten.
Andere aandachtsgebieden van het overheidsproject zijn vleesverwerking, vleeshygiëne en management van veehouderijbedrijven.
kleinschalige productie Vietnam heeft ruim 88 miljoen inwoners. Met 26 miljoen varkens, waarvan 4 miljoen zeugen, staat het land vijfde op de lijst van landen met de meeste varkens in de wereld. Naar schatting wordt 65 procent van het varkensvlees in Vietnam geproduceerd door 8,85 miljoen huishoudens, die gemiddeld vijf tot tien varkens houden. Activiteiten in en rondom de huishouding zijn in Vietnam namelijk goed te combineren met het houden van varkens en andere dieren. De overige 35 procent van het varkensvlees wordt geproduceerd door wat het Vietnamese ministerie van landbouw ‘commerciële’ of ‘industriële’ varkenshouderijen noemt. De commerciële houderijen hebben meer dan twintig zeugen
Traditionele ‘wet market’ voor de verkoop van onder andere varkensvlees. Dit vlees wordt ’s nachts geproduceerd en ’s morgens verkocht.
GD Varken | September 2015 |
21
IMPROVAC® oplossing voor injectie voor varkens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •REG NL 101060-UDD •Werkzame bestanddelen: GnRF analoog-proteine conjugaat: min. 300 ųg •Doeldier: Mannelijke varkens (vanaf 8 wkn oud) •Indicaties: Voor gebruik als een alternatief voor castratie ter vermindering van berengeur na aanvang van de puberteit •Toedieningswijze en dosering: SC in de nek: 2 ds met tenminste 4 wkn interval •Contra-indicaties: Niet gebruiken bij mannelijke fokvarkens en niet bij vrouwelijke varkens •Wachttermijn: 0 dgn •Bijwerkingen: Zwellingen op de injectieplaats kunnen voorkomen. Gedurende 24 u na vaccinatie kan een verhoging van de rectale temperatuur van 0,5 °C optreden. In zeer zeldzame gevallen zijn, direct na 1e vaccinatie, anafylactische reacties gezien •Speciale waarschuwingen & Bijzondere voorzorgen: Het aanbevolen tijdstip voor het slachten is 4 tot 6 wkn na de laatste injectie. Het product mag niet toegediend worden door (mogelijk) zwangere vrouwen. Accidentele zelfinjectie kan bij mensen soortgelijke hormonale effecten veroorzaken als bij varkens •Nadere informatie: zie verpakking/bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de lokale vertegenwoordiger: Zoetis B.V. Postbus 81055-3009 GB Rotterdam (email: info.nl@zoetis.com).
VOOR DIEREN. VOOR GEZONDHEID. VOOR U.
Zoetis B.V. – Postbus 81055 - 3009 GB Rotterdam – www.zoetis.nl – info.nl@zoetis.com – T 010-40 64 600
ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE?
Neem contact op met: Misha Stork T 0314-35 58 32 E misha.stork@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl
0000000000 - Copyright © 2015 Zoetis Inc. All rights reserved.
DIK TEVREDEN IN DE STAL
VACCINATIE TEGEN BERENGEUR EN BERENGEDRAG: VARKEN BLIJ, BOER BLIJ.
In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.
?
Vraag: Onze pasgeboren biggen hebben ernstige diarree. In een Deens artikel las ik iets over de bacterie Enterococcus hirae. Kan dat de oorzaak zijn?
Antwoord varkensdierenarts Paul Franssen: Dat kan misschien. In de darmen van jonge biggen verandert kort na de geboorte erg veel en enterokokken zijn normale darmbewoners. Een verstoring van de darmbacteriën kan diarree veroorzaken en als één bacterie sterk de overhand neemt is dat niet gunstig. Het is nog niet bekend of de bacterie Enterococcus hirae hierin een rol speelt bij biggen. Als in de darm slechts enkele van deze bacteriën gevonden worden en als geen sprake is van een darmontsteking, dan is het niet waarschijnlijk dat de diarree is veroorzaakt door Enterococcus hirae. Het is logischer om eerst te zoeken naar bekende veroorzakers van diarree zoals E. coli, Clostridium perfringens of rotavirus.
Vraag & Antwoord
?
Vraag: In een varken met een hartklepontsteking is Actinobacillus equuli aangetoond. Wat is dat voor bacterie?
Antwoord varkensdierenarts Tom Duinhof: Een hartklepontsteking door Actinobacillus equuli is een zeldzaamheid. Actinobacillus equuli is een bacterie die veel voorkomt bij paarden en die bij veulens soms gezondheidsproblemen oplevert. De bacterie lijkt sterk op Actinobacillus suis, die heel veel bij varkens voorkomt. Die laatste kiem kan vooral bij jonge varkens soms een dodelijke bloedvergiftiging veroorzaken. Incidenteel geeft het bij wat oudere varkens luchtwegklachten. Waarschijnlijk kan Actinobacillus equuli dezelfde symptomen veroorzaken. Tot voor kort was het moeilijk om deze twee Actinobacillus-soorten uit elkaar te houden. Als er daadwerkelijk problemen zijn met deze bacteriën dan is waarschijnlijk sprake van een verhoogde gevoeligheid of van verminderde weerstand bij de biggen. Het is dan zaak de biestvoorziening goed onder de loep te nemen.
?
Vraag: Is het zinvol om urineonderzoek te doen bij verdenking op blaasontsteking?
Antwoord varkensdierenarts Theo Geudeke: Ja, dat is zinvol. Blaasontsteking kan ontstaan door infectie vanuit de omgeving, bijvoorbeeld vanuit de mest. Het risico is verhoogd bij zeugen die weinig bewegen, bij on hygiënische omstandigheden en verontreiniging van de achterhand met mest en in stallen met een onvoldoende stalklimaat. Urine-onderzoek is mogelijk in spontaan geloosde urine. Als in de urine meer dan 100.000 bacteriën per milliliter voorkomen van één soort (‘reincultuur’) en als daarbij in het sediment van de urine veel witte bloedcellen zitten, is dat een sterke aanwijzing voor blaasontsteking. Het gebruik van urinesticks levert ook enige informatie op. Als de pH hoog is en in de urine nitriet, bloed of eiwit zit, is dat ook verdacht. Andere bepalingen met een urinestick zoals ketonen, glucose en bilirubine zijn zinloos bij zeugen.
Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Varken.
GD Varken | September 2015 |
23
Aandacht voor detail Adriaan van Walderveen Adriaan van Walderveen is varkensdierenarts bij De Klomp Dierenartsen in De Klomp (Gelderland). Om mestmonsters te laten onderzoeken op PED, maakt hij sinds kort gebruik van de zogeheten ‘ESwab’ van GD.
Verzamelbuisje De ESwab is een steriel pakketje dat bestaat uit een kunststof verzamelbuisje met bewaarvloeistof en een kunststof staafje met nylon haren. Met dit staafje neemt de dierenarts het monster af. Het mestmonster voor PED-onderzoek kan zowel rectaal (in de anus) of van de grond (uit de dunne diarree) genomen worden. Na het afbreken van het steeltje doet de dierenarts het wattenstaafje in het verzamelbuisje.
Handig en schoon De ESwab heeft als groot voordeel tegenover standaard wattenstaafjes dat het nylon het monstermateriaal goed opneemt en daarna ook weer goed afstaat aan het bewaarvloeistof in het buisje. Het materiaal wordt niet vastgezogen in watten, maar kan in het laboratorium weer gebruikt worden voor onderzoek. Ook is het een snellere en schonere manier van monsters nemen dan bijvoorbeeld met een plastic handschoen.
PED-aanpak Op www.gddiergezondheid.nl/varken vindt u actuele informatie over PED, het virus dat deze ziekte veroorzaakt en preventieve maatregelen. Naast onderzoek van mestmonsters is het mogelijk om bij GD sectie te laten doen op dieren die u of uw dierenarts van PED verdenkt. Ook kan GD bloedmonsters (laten) onderzoeken op de aanwezigheid van afweerstoffen tegen PED.
GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl