Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 23 • APRIL 2017
Vitale Biggen, Gezonde Start: Pakket Diarree BIG Diarree bij biggen in het kraamhok veroorzaakt darmschade, vochtverlies en verminderde groei met als gevolg een lager speengewicht. Om mogelijke infectieuze oorzaken te achterhalen heeft GD het Pakket Diarree BIG ontwikkeld. Daarmee komen met één PCR-pakket de meest voorkomende ziekteverwekkers in beeld. Uit recente gegevens van de Online Monitor blijkt dat tijdens 11,3 procent van de bedrijfsbezoeken aan zeugenbedrijven, diarree bij biggen in het kraamhok als gezondheidsprobleem door practici wordt gemeld. Het is belangrijk om te weten waardoor diarree ontstaat, zodat de zeugenhouder preventieve maatregelen kan nemen. Diarree in het kraamhok wordt meestal veroorzaakt door een infectie met E. coli of Clostridium, eventueel gecombineerd met een rotavirus. Bij diarree is niet altijd een infectieuze oorzaak aan te wijzen. Soms is het biggennest te koud of is de darmflora verstoord door antibioticumgebruik. Het is daarom ook verstandig om bij zuigende biggen met diarree bepaalde niet-infectieuze oorzaken uit te sluiten. De voordelen van Pakket Diarree BIG zijn: compleet overzicht, veroorzakers van diarree bij biggen in één pakket, eenvoudig met de ESwab mestmonsters afnemen. Bij een gerichte verdenking op PED biedt GD een aparte PCR-test aan. Wanneer de ESwab mestmonsters voor 9.00 uur 's ochtends bij GD binnen zijn, dan ontvangt u aan het einde van de dag uitslag. Drs. Tom Duinhof, dierenarts varken
Insulineresistentie paard: hoe meet ik dat? Het Equine Metabool Syndroom (EMS) wordt gekarakteriseerd door een niet goed gereguleerde insulinehuishouding, een abnormaal verdeelde vetopslag en een verhoogd risico op hoefbevangenheid. EMS vindt zijn oorsprong in een combinatie van erfelijke aanleg met factoren uit de omgeving (waaronder voeding en management). Vroegtijdig signaleren van EMS en diagnostiek van een verkeerde insulineregulatie zijn voor paarden van belang om complicaties als hoefbevangenheid te voorkomen. In 2016 deed een internationale EMS-expertgroep aanbevelingen voor diagnostiek en management van EMS. Hierin zijn onder andere twee manieren beschreven om een afwijkende insulineregulatie te diagnosticeren: het meten van insuline tijdens vasten en het meten van de insulinerespons na voeding. De eerste methode is het meten van glucose en insuline van paarden voordat ze ’s morgens krachtvoer krijgen of het weiland ingaan (GD Pakket EMS (10287)). Op basis van de glucose- en insulinewaarden worden aanvullende parameters berekend (HOMA, RISQI en MIRG). Deze zeggen iets over de oorsprong van de eventueel afwijkende insulineregulatie. De andere beschreven methode bestaat uit het geven van een vastgestelde hoeveelheid suikers (glucose of dextrose) en het meten van de insulineresponse gedurende de eerste uren na toediening. Ook hiervoor kunnen bloedmonsters naar GD worden gestuurd. De interpretatie van de resultaten is sterk afhankelijk van de werkwijze (bloedafname nuchter of na glucosebelasting).
Veterinair
04
Drs. Linda van den Wollenberg, internist paard en dr. Guillaume Counotte, toxicoloog
Meld u nu aan voor de cursus Fosfaatadvies op maat
Fosfaat staat in de schijnwerpers. Melkveehouders vragen zich geregeld af of actuele gezondheidsproblemen wellicht met een fosfaattekort te maken hebben. Is dat zo? En hoe komt u daarachter? Hoe kunt u veehouders op dit gebied het best adviseren en op basis van welke informatie? Tijdens de cursus ‘Fosfaatadvies op maat’ gaan Gerrit Hegen (De Boerenveearts) en Ryan van Egmond (GD) in op deze en meer vragen. De bijeenkomsten vinden plaats op 9, 10, 17 en 18 mei. Kijk voor meer informatie en om u aan te melden op www.gdacademy.nl. Veterinair, april 2017 -
1
ir. Kris Van Malderen directeur operations bij GD
Monitoring op Brucella abortus In opdracht van het ministerie van Economische Zaken voert GD ook de komende jaren de monitoring op Brucella abortus uit, met als doel het vaststellen van de brucellosevrijstatus.
Honderd jaar Als op een bedrijf een nieuwe directeur wordt aangesteld, wordt vaak gedacht dat deze de koers van het schip zal wijzigen. Mijn streven is om het schip slechts een beetje bij te sturen in de richting die we met z’n allen hebben bepaald, en het vooral met meer kracht te laten varen. Zo denken we in het licht van het aanstaand honderdjarig bestaan van GD al volop na over de volgende honderd jaar. Echter, de realiteit is dat we al heel goed bezig zijn als we vijf jaar vooruit kunnen kijken. De vernieuwde strategie van GD voor de komende jaren heeft vier pijlers: Betrouwbaarheid, Innovatie en continue verbetering, Ondernemend en Internationaal en Samenwerken en passie. Ondernemen gaat niet alleen om het maken van winst. Het betekent vooral kansen zien én benutten, mee-evolueren en niet stilstaan in een wereld die globaliseert, ook op veterinair vlak. De koeien gaan tegenwoordig niet meer van dorp naar dorp, maar van land naar land. Sperma en embryo’s reizen al langer de hele wereld over. En de dierziekten en zoönosen reizen vrolijk mee. Dit maakt alles een stuk complexer en we kunnen het als GD, als land, niet meer alleen. Willen we als GD een toonaangevende en betrouwbare kennisorganisatie zijn en blijven, dan zullen we niet alleen onze processen en analyses doorlopend moeten verbeteren en blijven innoveren, maar ook meer moeten samenwerken met andere landen en onze ideeën uitwisselen en toetsen. GD staat, en heeft altijd gestaan, voor het verbinden van dier, dierhouder, dierenarts en andere stakeholders. De hoogwaardige kennis die we in Nederland en daarbuiten verwerven willen we met u delen. En dat blijven we doen, hopelijk ook nog over honderd jaar!
2
Deze monitoring vindt al jaren plaats, door onderzoek op Brucella abortus van verplicht te tappen ‘verwerpersbloedjes’ van dieren die hebben verworpen. Veehouders werken hieraan mee door het melden van verwerpers aan hun dierenarts. U werkt eraan mee door te tappen op het betreffende bedrijf en het insturen van deze monsters naar GD. Hoewel vanaf 1999 in Nederland geen brucellose-uitbraken bij runderen meer zijn voorgekomen, maakte de uitbraak in België (2012) duidelijk dat aandacht voor brucellose nodig blijft. De visite, het bloedtappen en het onderzoek op brucellose zijn kosteloos; dit wordt vergoed op basis van door het ministerie en KNMvD vastgestelde tarieven. Belangrijk is dat de veehouder het dier dat verworpen heeft niet afvoert voordat de uitslag voor brucellose bekend is. Dit voorkomt dat als in het bijzondere geval een ongunstige uitslag wordt vastgesteld, de hele koppel voor langere tijd geblokkeerd wordt door de NVWA. Verwerpersbloed kunt u eenvoudig digitaal inschrijven via VeeOnline, waar u ook digitaal een declaratieformulier kunt invullen. U hebt ook de mogelijkheid om extra onderzoek op hetzelfde bloedmonster aan te vragen. Zo kan onderzoek worden aangevraagd op antistoffen tegen neospora, salmonella, leptospirose, IBR en BVD. Dr. Thomas Dijkstra, dierenarts rund
i-4-1-Health: project vermindering antibioticumgebruik Begeleidt u als dierenarts varkens- of vleeskuikenbedrijven die het antibioticagebruik willen terugdringen? Dan kunt u via de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht volledig kosteloos ondersteund worden om de bedrijfsvoering en infectiepreventie op die bedrijven te optimaliseren om vervolgens een reductie van het antibioticumgebruik te kunnen realiseren. Dit kan binnen het i-4-1-Health project, gefinancierd vanuit het Europese programma Interreg Vlaanderen–Nederland. Wat zijn de voordelen voor u als dierenarts binnen dit project? U bent straks als eerste in staat om de nieuwe methodologie die uit dit project voortkomt toe te passen. Hierdoor zult u in de toekomst state-of-the art coaching kunnen aanbieden aan al uw klanten. De bedrijven die onder uw hoede deelnemen, werken gedurende dit project aan betere resultaten wat betreft hun antibioticumgebruik, resistentieprofiel en bedrijfsmanagement. Als deelnemer draagt u bij aan belangrijk onderzoek en maakt u deel uit van het kennisnetwerk van deelnemers en onderzoekers in Nederland en Vlaanderen. Tegelijkertijd helpt u het bedrijf naar een meer duurzame toekomst. De volgende aspecten maken deel uit van dit onderzoek: 1) het bedrijf wordt door middel van een 'infectiepreventiescan' geëvalueerd, 2) het antibioticumresistentieprofiel van het bedrijf wordt iedere zes maanden bepaald en 3) vanuit deze resultaten wordt door middel van coaching een geïndividualiseerd verbetertraject gestart. Dit in samenwerking met u als dierenarts, waarbij de focus ligt op dierziektepreventie, biosecurity en vermindering van antibioticumgebruik. Heeft u geschikte vermeerderingsbedrijven (varken) en/of vleeskuikenbedrijven in de begeleiding en wilt u deelnemen of meer weten? Neem dan contact op met Universiteit Utrecht. Contactgegevens: Mw. A. van den Hoogen, dierenarts. Departement gezondheidszorg landbouwhuisdieren, Faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht. E-mail: a.vandenhoogen@uu.nl.
Goede jodiumvoorziening bij de moeder essentieel voor het kalf Jodium wordt in de schildklier gebruikt om het schildklierhormoon (thyroxine) te maken. Van te weinig jodium word je sloom, van te veel word je te actief. Het jodiumgehalte van een koe heeft ook invloed op het kalf. Het meest opvallende verschijnsel is daarbij verdikking van de keelstreek door een vergrote schildklier. Kalveren met onvoldoende jodium krijgen klachten als verlaagde weerstand, droge vacht en kaalheid, minder tolerantie tegen kou en vergroting van de schildklier. Als een koe te weinig jodium heeft gehad, komen mogelijk verwerpen, zwakke of onderontwikkelde kalveren en sterfte bij de kalveren voor. Bij te veel jodium zijn ook symptomen bij het kalf mogelijk: schildklierontsteking, ontstekingen van de huid, verlaagde eetlust, kaalheid, verhoogd metabolisme (vermagering, trillingen), verhoogde sterfte bij nakomelingen, tranende ogen, snotteren, hypersalivatie, hoesten door longontsteking, vergroting van de schildklier en verhoogde lichaamstemperatuur. Sinds oktober 2015 is de bepaling van jodium in bloed (plasma) beschikbaar. GD ontving hiervoor van tot nu toe 885 bedrijven bloedmonsters. Bij 10 procent van de bedrijven lag de gemiddelde jodiumbloedwaarde onder de ondergrens van 0,4 µmol/L. Bij 19 procent van de bedrijven lag de jodiumwaarde boven de optimale grens van 0,8 µmol/L. De jodiumbloedwaarde voor een goede gezondheid ligt volgens de (weinig) beschikbare literatuur tussen de 0,4 en 0,8 µmol/L. Omdat er weinig bekend was over de relatie tussen jodium bij de koe
en het pasgeboren kalf, voerde GD hier een studie naar uit. Aan dit onderzoek werkten honderd veehouders mee die bloed van drachtige koeien hadden ingestuurd. Zij werden, op basis van hun gemiddelde jaargehalte, geselecteerd uit de eerdergenoemde 885 inzendingen. Deze veehouders zagen bij hun dieren klachten die passen bij een overschot of tekort aan jodium. ‘Zwakke pasgeboren kalveren’ en ‘sterfte bij de pasgeboren kalveren’ werden gemeld bij 82 procent van de bedrijven. Deze klachten kwamen significant vaker voor bij een gemiddelde jodiumbloedwaarde onder de 0,4 µmol/L. Bij een verhoogde gemiddelde jodiumwaarde werden snotteren, overmatig zweten en uitpuilende ogen bij kalveren tot zes maanden het meest gemeld. Vooral uitpuilende ogen vielen daarbij op. Een goede jodiumvoorziening bij de drachtige moeder is van essentieel belang voor een goede gezondheid van haar kalf. Met dank aan de honderd veehouders die belangeloos hebben meegewerkt aan dit onderzoek. Fleur Hoorweg, student WUR en dr. Guillaume Counotte, toxicoloog
Ook in 2016 minder dan 1 procent IBR-tankmelkomslagen Het percentage melkveebedrijven dat binnen het programma IBR-vrij Certificering te maken krijgt met een tankmelkomslag is al jaren minder dan 1 procent. In 2016 overkwam dit vijftig melkveebedrijven (0,9 procent). De bewaking op IBR-vrije melkveebedrijven gebeurt via maandelijks tankmelkonderzoek. Als na een uitslag, waarbij antistoffen tegen het IBRgE-eiwit worden aangetoond, óók in het heronderzoek antistoffen worden aangetoond is er sprake van een ‘omslag’ en verliest het bedrijf de vrijstatus. Bij de vijftig bedrijven die in 2016 te maken kregen met een tankmelkomslag was de gemiddelde duur van de vrijstatus op het moment van het ongunstige heronderzoek bijna veertien jaar. Overstappen vanuit IBR Tankmelk Onverdacht gaf geen verhoogd risico op een tankmelkomslag. Elf van de vijftig bedrijven hadden deze route gevolgd om hun IBR-vrijstatus te behalen en hadden reeds lang de onverdacht- en/of vrijstatus bij omslag. Wel was sprake van de bekende seizoensinvloed; de aandoening manifesteerde zich vooral tijdens het najaar en in de stalperiode. Grootste risicofactor: open bedrijfsvoering In deze jaaranalyse had 40 procent van de bedrijven een open bedrijfsvoering (aanvoer laatste jaar). Dat is meer dan op een gemiddeld IBR-vrij bedrijf. Opvallend is dat 50 procent aanvoerde van bedrijven met een lagere IBR-status. Van alle IBR-vrije bedrijven voert slechts 14 procent aan van bedrijven met een lagere IBR-status. Eerdere analyses door GD lieten een twee keer zo hoge kans op een introductie van een IBR-infectie zien bij een open bedrijfsvoering.
De IBR-infectie ging meestal subklinisch rond. Wanneer symptomen als koorts, neusuitvloeiing, hoesten en/of productiedaling optreden en u een IBR-uitbraak niet kunt uitsluiten, dan is het aan te raden om neusswabs te nemen (zie ‘protocol IBR-uitbraak’ op www.gddiergezondheid.nl/dapcontact/dierziekten/ibr-diagnostiek). Dit bevordert een snelle detectie. Gemiddeld slaat de uitslag van het tankmelkonderzoek om bij meer dan 10 procent melkgevende runderen met antistoffen. De uitslag is vier tot acht weken na introductie van het IBR-virus positief. Drs. Frederik Waldeck, dierenarts rund
Financiering Zoetis onderzoek bloederkalveren stopt In de afgelopen jaren werd de diagnostiek van bloederkalveren gefinancierd door Zoetis, omdat het vaccin Pregsure® in verband werd gebracht met het ontstaan van bloederkalveren, ook wel BNP (Bovine Neonatale Pancytopenie). Dit vaccin is sinds 2010 niet meer beschikbaar en het aantal bloederkalveren is afgenomen. Zoetis heeft hierom besloten om niet meer standaard een bijdrage te leveren aan diagnostiek om BNP te bevestigen. Heeft een veehouder een bloederkalf en wilt u toch diagnostiek laten uitvoeren, dan kan dit tegen de gebruikelijke tarieven van GD. Het projectnummer 8074022 is zodoende ook niet meer geldig.
Veterinair, april 2017 -
3
Nieuws en mededelingen Inzenden mestmonsters longworm Wilt u mestmonsters insturen voor onderzoek op longworm? Doe dit dan bij voorkeur op maandag tot en met donderdag. Indien monsters vrijdag te laat, na 17.00 uur, arriveren blijven deze gedurende het weekend liggen. Longwormlarven sterven dan af. Voor een betrouwbare uitslag is het advies de mestmonsters zo spoedig mogelijk na monstername (en bij warm weer gekoeld) op maandag tot en met donderdag te verzenden naar GD.
BVD-vrij Certificering voor melkveebedrijven die geen jongvee aanhouden GD ontvangt het laatste jaar met regelmaat vragen van melkveehouders die BVD-vrij willen worden, maar geen jongvee aanhouden. Voor het verkrijgen en bewaken van het BVD-vrij certificaat is onderzoek bij het jongvee nodig, dus ook op deze bedrijven. Daarom spreken we met deze veehouders af dat ze BVD Oorbiopten nemen van de vaarskalveren. Dit geldt zowel voor het tienmaands jongveeonderzoek dat plaatsvindt na de intake van het BVD-vrij programma, als voor het onderzoek dat nodig is voor de bewaking van de BVD-vrijstatus. BVD Oorbiopten kunnen direct na de geboorte genomen worden in één handeling met het oormerken en zijn meteen geschikt om te testen op BVD-virus.
Veterinair is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Carlijn ter Bogt-Kappert, Guillaume Counotte, Linda van Duijn, Theo Geudeke, Sylvia Greijdanus - van der Putten, Helen de Roode, Jeanine Wiegel | Eindredactie Margreet Pasman | Basisontwerp de PLOEG communicatie | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Uitgever GD Deventer | Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar | Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD. ISSN 1388-4042 Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl Voor veterinaire vragen kunt u de Veekijker rechtstreeks bellen op 0900 - 7100 000. Via het keuzemenu kiest u de diersoort waar u informatie over wilt hebben. Voor de verschillende diersoorten gelden andere openingstijden: Rund: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Rund UGA: 15.00 – 17.00 Kleine Herkauwers: 15.00 – 17.00 Varken: 08.30 – 12.00 en 12.45 – 17.00 Pluimvee: 08.30 – 17.00, spoedgevallen 24/7 Paard (Helpdesk): 15.00 – 17.00 Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten.
Samen werken aan diergezondheid
Nieuw: digitaal inschrijven Brucella melitensis schaap en geit De monsters voor de monitoring van Brucella melitensis kunt u nu volledig digitaal inschrijven in VeeOnline. Maak een nieuwe inschrijving aan en kies voor de diersoort schaap of geit. Daarna scant u de barcode van de buis en vult u de identificatie van het dier in. Voor schapen en geiten kunt u ook een dier los van de stallijst invoeren door zelf een identificatie op te geven (gebruik hiervoor het tabblad 'Niet GD geregistreerd dier'). Kies in het volgende scherm 'Inschrijven project/verwerper' en selecteer in de pop-up Brucella melitensis. Het onderzoek Brucella melitensis Rose Bengal wordt automatisch voor u geselecteerd en in de laatste stap vult u uw declaratie in. Dit jaar voegen we meer onderzoeken voor schaap en geit toe aan digitaal inschrijven. Heeft u geen ervaring met het digitaal inschrijven van projecten en declaraties? Op www.gddiergezondheid.nl/veeonline vindt u onder het kopje ‘Direct naar’, ‘Handleidingen en instructiefilms’ een ‘Handleiding inschrijven monsters Brucella melitensis’.
Wacht bij intakeonderzoek op de aansturing Wanneer rundveehouders zich aanmelden voor een diergezondheidsprogramma zoals BVD- of IBR-vrij Certificering, gebeurt het nog weleens dat er al bloed getapt wordt vóórdat de werkopdracht voor het intakeonderzoek binnen is. Het risico hiervan is dat de intake niet compleet wordt uitgevoerd, of dat de aansturing vanuit GD en de verwerking van de monsters elkaar kruisen, waardoor de voor intake bedoelde monsters niet als zodanig worden herkend. Wacht dus met bloedtappen tot u de werkopdracht en de barcodestickers voor de te tappen runderen hebt ontvangen en de geplande onderzoeken klaarstaan in VeeOnline. Dit geldt ook in situaties waarbij een bedrijf overstapt, bijvoorbeeld van een onverdacht- naar een vrij-programma. Bijkomend voordeel is dat bij het digitaal inschrijven van de monsters, de ingeschreven monsters meteen worden gekoppeld aan de openstaande werkopdracht. Hierdoor is meteen duidelijk of het intakeonderzoek volledig is.
Melk conserveren of niet Bijna alle onderzoeken voor ELISA en PCR voor melk staan bij digitaal inschrijven onder ‘geconserveerd’. Wij ontvangen de melk voor deze onderzoeken graag geconserveerd voor een betere kwaliteit en houdbaarheid, en daardoor ook een beter eindresultaat. Door de melk te conserveren sluiten we, zeker op warme dagen, de invloed van weersomstandigheden uit. Voor Tankmelk mineralen verzoeken wij u te conserveren met natriumazide. Voor onderstaande onderzoeken geen conservering toevoegen: BO individueel melk of Tankmelk Uiergezondheid, Celgetalbepaling individueel, Mycoplasmakweek of schimmels- en gistenkweek.