Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 21 • JULI 2015
07
Veterinair
Meer aandacht voor zink bij runderen
GD besteedt de komende tijd meer aandacht aan een evenwichtige zinkvoorziening bij rundvee. Het monitoren van de zinkopname bij melkvee kan sinds kort ook via tankmelk. Het spoorelement wordt soms als ongewenst beschouwd, maar mens en dier hebben zink wel degelijk hard nodig. Zink wordt vanwege vervuiling door industrie soms onterecht geplaatst in de categorie ‘ongewenste metalen’. Mens en dier hebben zink echter hard nodig voor een goede werking van een groot aantal enzymen in het lichaam. Tekorten aan zink veroorzaken bij koeien en kalveren allereerst een vermindering van eetlust, groei en weerstand. Bij een langdurig tekort zien we een verandering van de huid (‘parakeratose’), vooral van kop en poten. De verlaging van de weerstand geeft extra problemen met bijvoorbeeld wondgenezing. In Nederland zien we zelden klinisch tekorten van zink. Toch is daarmee niet alles gezegd. In rantsoenen voor rundvee worden geregeld zowel tekorten als overmaten vastgesteld. Maar er is nog wat. In de bodem van Nederland
zien we gebieden met een overmaat en gebieden met een tekort aan zink. De laatste tien jaar is sprake van een daling van de bodembelasting met zink door een lagere depositie, een vermindering van zink in veevoer en een verminderd gebruik van (zinkhoudende) fosfaatmeststoffen. Bepaalde planten, waaronder snijmaïs, zijn gevoelig voor een tekort aan zink in de bodem. Dit betekent dat in sommige gebieden meer aandacht wordt gevraagd voor zinkbemesting. Gras is minder gevoelig voor een zink tekort. Om veehouders meer inzicht te geven in de zinkvoorziening bij melkvee voegt GD per 1 juli daarom ook een zinkbepaling toe aan dé Mineralencheck. Dr. Jan Veling, specialist veterinaire diervoeding
Groepshuisvesting belangrijk thema tijdens ESPHM
Tijdens het zevende European Symposium for Porcine Health Management (ESPHM), eind april in Nantes (Frankrijk), gaf GD diverse presentaties over actuele onderwerpen als PED en het infectiemodel van salmonella, dat GD samen met Nutreco ontwikkelde. Belangrijke thema’s tijdens het congres waren groepshuisvesting van zeugen, App en biestopname. Maar liefst 1400 bezoekers kwamen dit jaar naar Nantes om te luisteren naar presentaties over onder andere groepshuisvesting van zeugen, App bij vleesvarkens en biestopname van biggen. Bij groepshuisvesting ging het onder meer over het belang van het beperken van stress en bij App over de verschillen in pathogeniteit van verschillende serotypen. Bij biestopname werden resultaten laten zien van metingen van antistoffen in biest en in serum van biggen en de relatie met onder meer groei van de biggen. GD gaf een presentatie over de beschrijving van de PED-uitbraak in Nederland en de succesvolle
maatregelen om een bedrijf vrij te maken van PED. Daarnaast presenteerde GD het veelbelovende infectiemodel van salmonella dat samen met Nutreco is ontwikkeld en werd de beperkte betekenis van Chlamydia suis en Leptospira spp. besproken als oorzaak van verwerpen. Naast presentaties had GD posters met uiteenlopende onderwerpen. Voor het teruglezen van de abstracts is een gratis app beschikbaar, te downloaden via ESPHM Congress 2015. Dr. Theo Geudeke, dierenarts varken
Nieuwe Atlas Klauwaandoeningen voor rundveedierenartsen
Een internationale werkgroep van klauwgezondheidsspecialisten, onder wie rundveepractici, wetenschappers, klauwverzorgers en genetici hebben een nieuw standaardwerk geproduceerd voor de herkenning en registratie van klauwaandoeningen. Dit is recent goedgekeurd door het International Committee for Animal Recording (ICAR), die ook de coördinatie deed. De werkgroep, waarin GD een belangrijke rol had, heeft onderzoek gedaan naar reeds bestaande registratiesystemen, definities en illustraties van de belangrijkste aandoeningen en pathologische veranderingen bij rundvee. Het standaardwerk, de ICAR Claw Health Atlas, is in het Engels online beschikbaar via www.icar.org. Een Nederlandse versie komt binnenkort beschikbaar op DAP contact. GD Veterinair | juli 2015 |
1
Piet Vellema Sectormanager Kleine Herkauwers
Adviseer veehouders bij aankoop van runderen Wanneer een veehouder als deelnemer aan een GD-programma runderen aanvoert van een bedrijf met een lagere of onbekende gezondheidsstatus, signaleert GD dit. De laatste maanden vaker dan daarvoor.
Dode hazen Het begon met één dode haas in Noord-Limburg in mei 2013. In deze haas toonde het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) de bacterie Francisella tularensis aan. Enkele kilometers daarvandaan liep vervolgens een jongeman tularemie op. In januari 2014 kregen een man uit Zeeland en twee mannen uit Groningen tularemie na het villen van hazen. In april 2014 werd tularemie bevestigd bij een haas in de buurt van Vianen, en begin 2015 zijn besmette hazen aangetroffen in Overijssel en op twee plaatsen in Friesland: in maart een dode haas net boven Lemmer en van februari tot en met april negen tularemiehazen in de omgeving van Akkrum. Opmerkelijk is dat na de jagers in Zeeland en Groningen in 2014 geen gevallen meer bij mensen zijn vastgesteld. Veel verschillende diersoorten kunnen een besmetting met F. tularensis oplopen, maar de ziekte komt vooral voor bij knaagdieren en haasachtigen. Mensen kunnen besmet raken door het eten van besmet vlees dat onvoldoende is verhit, of door steken van besmette insecten. Daarnaast is tularemie vooral een beroepsziekte die optreedt bij laboratoriumpersoneel, dierenartsen, boeren en jagers. Mocht u van veehouders uit uw praktijk horen dat zij veel zieke en dode hazen hebben gezien, zou u dan contact op willen nemen met het DWHC (www.dwhc.nl)?
Om problemen en extra kosten voor het bloedtappen van aankoopdieren te voorkomen kan het beste vooraf bekeken worden of aankoop mogelijk is van bedrijven met gelijke statussen. Bij import is het afhankelijk van het land en de test of een status of uitslag geldig is bij GD. De extreem lage prevalentie van bijvoorbeeld Leptospira hardjo in de Nederlandse melkveesector is uniek, maar omdat de ziekte endemisch voorkomt in andere Europese landen ziet GD door import uit deze landen geregeld problemen ontstaan. Adviseren Wanneer dieren een lagere status hebben, geldt dat de veehouder na aanvoer in een periode van acht weken onderzoek dient te laten verrichten. U kan hierin adviseren: onder andere over de meest aangewezen periode hierbinnen, eventueel aanvullend onderzoek en de te nemen quarantainemaatregelen. En dit alles afgestemd op de specifieke wensen van de veehouder. Andere risico’s Het is goed om ook stil te staan bij de insleep van mastitisverwekkers, klauwaandoeningen en parasieten. Door het mengen van nieuwe dieren kunnen runderen stress ervaren, dit kan invloed hebben op de weerstand en daardoor ook op bepaalde infectieziekten. Dat kan bijvoorbeeld klinische problemen met IBR of Neospora tot gevolg hebben. Drs. Frederik Waldeck, dierenarts rundvee
Dertien meldingen van Gumboro bij pluimvee Het aantal meldingen van klinische gevallen van Gumboro in het tweede kwartaal van 2015 staat momenteel op dertien. In het kader van de monitoringspilot naar Gumboro is een deel van deze meldingen onderzocht met behulp van de PCR en typering. In één geval was sprake van alleen vaccinstam. GD heeft in het kader van zijn monitoringsrol een pilot opgezet om beter inzicht te krijgen in de veldstammen van Gumboro die in Nederland problemen veroorzaken. De pilot heeft daarnaast tot doel de meldingen in het kader van het Early Warning Systeem Gumboro te stimuleren. Na melding van klinische gevallen van Gumboro kan u als dierenarts gevraagd worden een vijftal bursa’s in te sturen voor een PCR en typering. Dit onderzoek is gratis, maar deelname is naar inzicht van GD. GD onderzoekt de bursa’s om de melding door middel van diagnostiek te bevestigen. Daarmee krijgt de sector inzicht in de circulerende veldstammen in Nederland en de introductie van andere stammen. Tot nu toe zijn tien meldingen op deze manier onderzocht, in een van deze gevallen is alleen vaccinstam aangetoond. Bij de overige meldingen toonde de PCR de in Nederland bekende veldstam DV 86 aan. Momenteel (16 juni) zijn dertien meldingen gedaan door dierenartsen. Met behulp van PCR en typering zijn zes van deze meldingen onderzocht, in één ander geval kon alleen vaccinstam worden aangetoond. Het is nog steeds mogelijk om bursa’s van Gumboro-verdachte koppels in te sturen in het kader van deze pilot. Informeer naar de mogelijkheden bij de dienstdoende centrale dierenarts. Dr. Sjaak de Wit, dierenarts pluimvee
2
Online Monitoring Varken brengt actief trends in beeld Varkensdierenartsen wordt gevraagd vanaf 1 juli digitaal informatie van de vierwekelijkse bedrijfsbezoeken door te geven ten behoeve van de varkensmonitoring in Nederland. Dit houdt in dat via VeeOnline symptomenbeelden en waarschijnlijkheidsdiagnoses worden vastgelegd door middel van enkele simpele vinkjes. Voor een correct beeld van de werkelijkheid wordt gevraagd het ook te melden wanneer er geen bijzonderheden zijn. Het actieve systeem van de Online Monitor is ten opzichte van de huidige diergezondheidsmonitoring veel beter geschikt om trends in bekende gezondheidsproblemen vast te leggen. Het huidige systeem richt zich namelijk op het opvangen van zoveel mogelijk bijzondere signalen uit het veld, en dit was tot op heden voor wat betreft de varkensgezondheid uitsluitend passief: de GD Veekijker registreert over welke veterinaire onderwerpen telefonische vragen gesteld worden. Daarnaast verzamelt en analyseert GD in het kader van de monitoring resultaten van laboratoriumonderzoek en pathologisch onderzoek. Dit is een uitstekende manier om bijzondere bevindingen vast te stellen, maar minder geëigend om trends in kaart te brengen. Een groot voordeel van de Online Monitor is bovendien dat men op een goede manier knelpunten in het antibioticumbeleid kan onderbouwen, zodat altijd kan worden aangetoond dat gebruikte antibiotica ook verantwoord zijn ingezet.
Representatief totaalbeeld Zodra van voldoende bedrijven gegevens zijn ingevoerd in VeeOnline, ontstaat een representatief totaaloverzicht van de aan- of afwezigheid van verschijnselen en mogelijke aandoeningen op de Nederlandse varkensbedrijven. Daarvan worden overzichten gemaakt en teruggestuurd naar de dierenartsen. Hierin kan men de informatie uit de eigen praktijk vergelijken met de rest van Nederland of van de regio. Ook wordt van veelvoorkomende gezondheidsproblemen aan de hand van kaartjes weergegeven hoe de verspreiding ervan over Nederland is. Zo is snel te zien of bijvoorbeeld verwerpen bij zeugen of kreupelheid bij vleesvarkens meer voorkomt in bepaalde regio’s. Op die manier is anticipatie op de ontwikkelingen mogelijk. Dr. Theo Geudeke, dierenarts varken
Onderzoek naar insulineresistentie bij paarden Ruim 40 procent van de paarden die zijn onderzocht op insulineresistentie hebben afwijkende waarden van glucose of insuline. Bij bijna een kwart is die afwijking niet substantieel, maar bij 17,8 procent is er sprake van insulineresistentie. Dat blijkt uit recent onderzoek van GD. Insulineresistentie draagt bij aan het ontstaan van Equine Metabolic Syndrome (EMS). Pony’s en oudere paarden zijn gevoelig voor insulineresistentie en dus EMS, vergelijkbaar met diabetes II bij mensen. Bij het onderzoek van insulineresistentie bij paarden zijn in principe vier uitkomsten mogelijk: geen insulineresistentie (glucose en insuline zijn normaal), gecompenseerde insulineresistentie (insuline verhoogd maar glucose normaal), niet-gecompenseerde insulineresistentie (zowel glucose als insuline zijn verhoogd), dubieus (glucose, insuline of beide zijn licht verhoogd). Naast glucose en insuline worden ook enkele parameters berekend die een verklaring kunnen geven voor de verhoging van glucose of insuline (MIRG, HOMA, RISQI). RISQI is een maat voor insulineresistentie veroorzaakt door glucoseovermaat, net als de HOMA. De MIRG is een maat voor de werking van de bèta-cellen van de pancreas. Resultaten Van 261 ingezonden monsters blijkt in 58,6 procent geen aanwijzingen te zijn voor insulineresistentie (HOMA tussen de 0,2 en
2,2; MIRG tussen de 20 en 90; RISQI tussen de 0,32 en 1,00). In 9,2 procent was sprake van een niet-gecompenseerde insulineresistentie (zowel glucose als insuline verhoogd: HOMA tussen de 5,2 en 250; MIRG is lager dan 0 of hoger dan 55; RISQI is lager dan 0,22) en in 8,4 procent van de gevallen was sprake van een gecompenseerde IR (alleen insuline was verhoogd: HOMA tussen de 4,4 en 63; MIRG is lager dan 0 of hoger dan 80; RISQI is lager dan 0,22). In 23,8 procent van de gevallen waren glucose, insuline of beide afwijkend, maar niet substantieel. In die gevallen is na enkele maanden nader onderzoek gewenst. Zelf onderzoeken Voor het onderzoek op insulineresistentie bij paarden (pakket 10287) is een NaF-buis (glucose) en een heparinebuis (insuline) nodig. Het bloed moet ’s ochtends worden afgenomen, als het paard nog geen voer met suikers heeft gekregen. Dr. Guillaume Counotte, veterinair toxicoloog
GD Veterinair | juli 2015 |
3
Nieuws en mededelingen Protocol dekinfecties aangepast Het protocol dekinfecties Tritrichomonas foetus en Campylobacter fetus ssp. Venerealis is aangepast. Voor een betrouwbare uitslag moeten preputiaal- en vaginaalspoelsels op de dag van monstername worden onderzocht, in overeenstemming met het OIE. Bovendien sterft Campylobacter snel af, dus het is erg belangrijk dat de monsters zo snel mogelijk worden onderzocht. GD kan maar een beperkt aantal monsters per dag verwerken. Houd daarom rekening met onderstaande aanlevertijdstippen. • Bij minder dan 100 monsters kunt u aanleveren voor 14.00 uur. • Heeft u meer dan 100 monsters, maar minder dan 250, lever dan aan voor 12.00 uur. • Bij meer dan 250 monsters gaat aanlevering in overleg. Na aanvraag via het aanmeldformulier neemt een medewerker van GD contact met u op om de mogelijkheden te bespreken. Het volledige protocol en aanmeldformulier kunt u vinden op www.gddiergezondheid.nl/formulieren/rund
Redactie Guillaume Counotte Linda van Duijn Theo Geudeke Carlijn Kappert Yoni Pasman Helen de Roode Sylvia Greijdanus - van der Putten Jeanine Wiegel
Basisontwerp de PLOEG communicatie
ISSN 1388-4042
Uitgever GD Deventer
Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van GD.
Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem Productiecoördinatie, prepress en drukwerk Senefelder Misset Doetinchem
Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar
Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 Voor veterinaire vragen: GD Veekijker, T. 0900-7100 000 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten. Samen werken aan diergezondheid
Inschrijving Uiergezondheid Awards van start Kent u een veehouder die het afgelopen jaar het tankmelkcelgetal flink heeft laten dalen, succesvolle resultaten heeft geboekt met selectief droogzetten of op een innovatieve manier aan de uiergezondheid op zijn bedrijf heeft gewerkt? Draag hem of haar dan nu voor voor de Uiergezondheid Awards 2015! Aanmelden kan tot uiterlijk 10 september en is dit jaar extra eenvoudig: u vult gewoon het digitale aanmeldformulier in dat u vindt op www.gddiergezondheid.nl/uga. De awards worden op 10 november uitgereikt tijdens het congres Gezonde Melkveehouderij in Zwolle. Meer informatie over de awards, de aanmeldprocedure en de voordelen voor u als voordrager leest u in de bijlage bij deze GD Veterinair of op DAP Contact.
Wat kan ik met de uitslag Uiergezondheid Tankmelk? Om melkveehouders te helpen bij de interpretatie van de uitslag Uiergezondheid Tankmelk staat sinds kort een handig instructiefilmpje op de website van GD. In het filmpje vertelt Christian Scherpenzeel, rundveedierenarts bij het UGA Team, wat er allemaal op de uitslag Uiergezondheid Tankmelk staat en wat de veehouder er mee kan. Het filmpje is te bekijken via www.gddiergezondheid.nl/uga (klik op ‘handige tools bij de uitslag’). Hier vindt u ook de UGA Wijzer en de UGA beslisbomen. Deze kunt u gebruiken om samen met de veehouder concreet aan de slag te gaan met de uitslag en deze te vertalen naar praktische managementmaatregelen.
VeeKompas Najaarsymposium Voor een optimale diergezondheid spelen een goede weerstand en de beheersing van infectieziekten een sleutelrol, en neemt het belang van protocollair werken toe. Dit biedt kansen om als veterinair adviseur uw toegevoegde waarde voor uw melkveehouders verder te concretiseren. Tijdens de VeeKompas Themasymposia inspireren we u graag met gedreven sprekers, praktische casussen en ruim tijd voor interactie. Tijdens de bijeenkomsten die eind september worden gehouden vertelt Sanne Carp (GD) u de uitkomsten van het project ‘Weerbaar vee’ en vertelt Bart Pardon (Universiteit Gent) hoe u met protocollair werken luchtweginfecties succesvol kunt aanpakken. Menno Holzhauer sluit de middag af met actualiteiten van de Veekijker. Wist u dat u ook als niet-abonnee kunt deelnemen aan het najaarssymposium? Ga voor alle data en aanmelden naar www.gddiergezondheid.nl/veekompas