Samen werken aan diergezondheid Nieuwsbrief voor practici • jaargang 19 • NOVEMBER 2013
11
Veterinair
GD-laboratoriumonderzoek Salmonella rundvee door NZO op Witte Lijst geplaatst
De laboratoriumtesten zoals de GD die uitvoert om actieve salmonelladragers op te sporen zijn recent door het Centraal Veterinair Instituut (CVI) als geschikt beoordeeld. De GD is daarom door de Nederlandse Zuivel Organisatie (NZO) als eerste - en tot nu toe als enige - definitief op de Witte Lijst geplaatst. De Witte Lijst lijst geeft inzicht in welke laboratoria goede prestaties leveren op het gebied van salmonella-onderzoek. Om tot de samenstelling van de lijst te komen heeft het CVI validatierapporten beoordeeld en rondzendoefeningen uitgevoerd om zodoende de kwaliteit van de laboratoria te toetsen. Bij de GD zijn de volgende testen beoordeeld: • Het onderzoek van melk op antistoffen tegen Salmonella • Het onderzoek van serum op antistoffen tegen Salmonella • Het onderzoek van mest op Salmonella (bacteriologisch, conform ISO 6579)
Al deze testen zijn door het CVI als geschikt beoordeeld. Het CVI is voor de NZO het onafhankelijke instituut dat de door laboratoria gehanteerde testen toetst die gebruikt worden voor het beheersingsprogramma voor de aanpak van salmonellainfecties op melkveebedrijven. De GD is blij met de positieve beoordeling door het CVI. Betrouwbare testen zijn immers een voorwaarde wil een veehouder de juiste beslissingen kunnen nemen in de lastige en veelomvattende aanpak die nodig is om vat te krijgen op Salmonella. Ir. Bert de Roo, hoofd binnendienst
Leverbot bij het paard Deze tijd van het jaar staat bij (kleine) herkauwers bekend als de tijd waarin nogal eens problemen optreden door leverbotinfecties. Ook over leverbot bij het paard krijgt de GD in deze periode veel vragen. Hoewel paarden meer intrinsieke weerstand hebben, is het zeker mogelijk dat zij geïnfecteerd raken met leverbot. Met name in gebieden waar Fasciola hepatica endemisch voorkomt bij herkauwers kan de prevalentie bij paarden hoger oplopen. Volgens sommige auteurs wordt het voorkomen van F. hepatica bij het paard onderschat omdat de meeste gevallen subklinisch verlopen. Verschijnselen die eventueel kunnen worden waargenomen zijn: een slechte algemene conditie, vermageren, slechte prestaties en een wisselende eetlust. Als er in het bloed sprake is van anemie, een verhoogd GT, een verhoogd (G)LDH en/of eosinofilie, kan dat een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van leverbotten in het lichaam. De GD heeft een nieuwe test beschikbaar voor
onderzoek op leverboteieren in mest, ook in mest van paarden. Deze test geeft zeer specifiek het aantal leverboteieren per gram mest weer. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het bij paarden niet altijd tot ei-uitscheiding komt. Desondanks kan een positief mestonderzoek wel meer duidelijkheid geven in het geval van een paard met een vaag klinisch beeld. De kosten voor het mestonderzoek op leverboteieren (W1404) bedragen € 24,- (exclusief btw en basiskosten). Er is circa 25 gram, liefst verse mest voor nodig. Drs. Linda van den Wollenberg, paardeninternist
4 december: Nationaal Uiergezondheidscongres
Op woensdag 4 december vindt onder het thema ‘Mastitis verandert’ het eerste Nationaal Uiergezondheidscongres plaats. Diverse gerenommeerde sprekers, waaronder Theo Lam (Manager R&D bij de GD en profileringshoogleraar ‘Mastitismanagement en melkkwaliteit bij het rund’, Universiteit Utrecht), Piet Boer (Voorzitter Friesland Campina) en Sofie Piepers (Lid van Onderzoekseenheid Mastitis en Melkkwaliteit, Universiteit Gent) zullen het belang van een goede uiergezondheid vanuit verschillende oogpunten belichten. Kijk voor het volledige programma op www.nationaaluiergezondheidscongres.nl en schrijf u in! GD Veterinair | november 2013 |
1
Drs. Jantijn Swinkels Rundveedierenarts
Monitoring uiergezondheid verandert Melkveebedrijven in Nederland worden snel groter. Zeker nu het einde van het quotumtijdperk in zicht komt wordt verwacht dat de schaalvergroting nog sneller gaat. Op grotere bedrijven wordt koppeldiagnostiek, ook voor uiergezondheid, steeds belangrijker. De realiteit is dat veel veehouders niet of nauwelijks individuele melkmonsters nemen om mastitisverwekkers in beeld te krijgen. Het nemen van deze monsters kost tijd, zeker op robotbedrijven, en als er geen urgentie is gebeurt het niet. Hoe kun je dan als dierenarts in de toekomst een goed preventief advies geven over uiergezondheid? Het UGA-team van de GD (UGA staat voor UierGezondheidsAanpak) denkt dat, om bovengenoemde redenen, Tankmelk Uiergezondheid een steeds belangrijker instrument wordt voor de rundveepracticus. Ter ondersteuning bij de bedrijfsbegeleiding, maar óók als basis voor meer onderzoek van individuele melkmonsters. Als de tankmelkuitslag bijvoorbeeld aangeeft dat het aantal Staphylococcus aureus in de tank te hoog is, zien veehouders vaak wel de noodzaak om individuele dieren op te sporen. Voor veehouders die hun tankmelk alleen in de risicoperiodes voor mastitis willen onderzoeken wordt sinds kort, naast 10 x per jaar, ook 6 x per jaar monstername aangeboden. Bovendien gaan wij de dierenarts helpen met de UGA Wijzer; een online tool die direct het verband legt tussen de laboratoriumuitslag en het dagelijkse management. Dat is een kans voor een nog betere bedrijfsadvisering. Meer informatie over UGA is te vinden op www.gddeventer.com/uga.
GD Buitendienst: win-win voor veehouder, dierenartspraktijk en GD Melkveehouders willen graag persoonlijk contact met de GD. Dit was de belangrijkste aanleiding om eind 2012 een pilot te starten waarbij melkveehouders rechtstreeks contact konden opnemen met hun eigen GD-buitendienstmedewerker. De reacties hierop waren zeer positief, daarom is besloten tot een landelijke uitrol. Inmiddels zijn alle melkveehouders in Nederland op basis van hun postcode ‘gekoppeld’ aan een GD-buitendienstmedewerker in hun regio. Een kaart met de indeling per buitendienstmedewerker is te vinden op www.gddeventer.com/contact. Ook hebben alle melkveehouders een brief ontvangen met de contactgegevens van hun buitendienstmedewerker. De veehouder kan contact opnemen voor vragen over o.a. een onverwachte verandering van zijn gezondheidsstatus, een verplaatsing van zijn dieren of een verhuizing van het bedrijf. De buitendienst adviseert veehouders vervolgens telefonisch of op het bedrijf. Melkveehouders worden door onze buitendienst bezocht naar aanleiding van een directe vraag of een incident. Daarnaast worden veehouders proactief benaderd en kunt u als dierenarts ook een bezoek aanvragen voor een veehouder. Insteek van het bezoek is vooral uitleg over wat de GD doet en voor de veehouder kan betekenen. Waar nodig en relevant zal er in overleg met de veehouder ook terugkoppeling naar de dierenarts plaatsvinden. Ervaringen uit de pilot hebben ons geleerd dat door deze insteek een win-win-situatie ontstaat voor zowel de veehouder, de dierenartspraktijk als de GD. Vragen? Neem gerust contact op met uw relatiebeheerder bij de GD. Theo Heling, Hoofd buitendienst en relatiebeheer dierenartspraktijken rundvee
Granulomen bij leghennen Recent zijn bij een aantal koppels jonge leghennen granulomen waargenomen in het maagdarmstelsel. Bij de koppels was sprake van progressief oplopende uitval, die leek te beginnen op het moment dat de dieren in productie kwamen. Na verloop van tijd werden in toenemende mate vermagerde en suffe dieren gezien. De productie per zittende hen bleef goed. In meerdere koppels waar de aandoening is vastgesteld leidde de verhoogde uitval tot vroegtijdig slachten. Tijdens sectie werden granulomen gezien in het maagdarmstelsel en dan met name in het caecum en vaak eveneens in de lever. Ook het gros van de gezond ogende dieren in de getroffen koppels had deze afwijkingen. Histologisch onderzoek gaf geen aanwijzingen voor bekende aandoeningen zoals (virale) tumoren of TBC. Hoewel het beeld past bij coligranulomen (Ziekte van Hjärre) kon betrokkenheid van Escherichia coli ondanks zeer veel bacterio logisch onderzoek niet consistent worden aangetoond. Verder onderzoek naar de exacte oorzaak van de aandoening vindt daarom nog plaats. Hoewel de ziekte infectieus is en bijgeplaatste SPF-hennen ook afwijkingen ontwikkelden, is er tot op heden geen spreiding naar andere stallen gemeld. Alle tot nu toe bekende koppels leghennen zijn epidemiologisch verbonden en het lijkt te gaan om een enkele besmetting in de opfok. Drs. Robert Jan Molenaar, pluimveedierenarts
2
PRRSv: recente gegevens uit veldonderzoek in de VS Het onderzoek in de VS naar beheersing van PRRSv op varkensbedrijven gaat door. Op de onlangs gehouden Leman Conference in St. Paul zijn nieuwe details hierover aan de orde gekomen. In de VS wordt nu al 4 jaar een continue meting gedaan van PRRSv-uitbraken op 372 bedrijven met in totaal 1,2 miljoen zeugen, verdeeld over 15 staten. Opvallend is dat zich elk jaar hetzelfde patroon voordoet: vanaf de tweede week van oktober vindt een sterke stijging plaats van het aantal uitbraken. In februari vlakt de curve weer af. In deze periode heeft zich dan op 29-38% van de zeugenbedrijven een nieuwe PRRSv-uitbraak voorgedaan. De database die met deze meting wordt opgebouwd biedt kansen om risicofactoren voor PRRSv-uitbraken op te sporen.
Onderzoek naar de toepassing van Herd Closure als methode om infecties te laten uitdoven, heeft faalfactoren opgeleverd. Deze faalfactoren zijn: het gebruik van bedrijfseigen virusvaccin in plaats van een commercieel vaccin, de aanwezigheid van bepaalde virusstammen, het aanvoeren van varkens en het niet 'all-in all-out' werken. Dit alles wijst wederom op de cruciale rol van intern bedrijfsmanagement om PRRSv-infecties tot staan te brengen. Dr. Tom Duinhof, specialist varkensgezondheidszorg
Rondom 4 PRRSv-vrije bedrijven met luchtfilters, gelegen in het varkensintensieve gebied van Iowa en Minnesota, zijn in de maanden oktober tot en met december 2012 metingen gedaan van de hoeveelheid PRRSv in de lucht. Van 217 luchtmonsters was 37% positief in de viruskweek. De hoeveelheid virus varieerde van 103,8 tot 105,1 TCID50/ml vloeistof. In de risicoperiode is dus relatief veel virus aanwezig in de lucht. Verrassend was dat ook in juni 2013 in 11% van 100 monsters virus werd gevonden in de PCR. Weliswaar was de viruskweek negatief, maar ook in de zomerperiode is dus wel degelijk virus aanwezig in de lucht.
Yersiniose bij geiten Een geitenhouder stuurde onlangs een een geit in die was gestorven na ernstige maagdarmproblemen. Zelf dacht de geitenhouder aan paratuberculose als oorzaak, maar in het kader van zijn bedrijfsvoering wilde hij dit graag bevestigd zien. Bij het pathologisch onderzoek werd een darmontsteking ten gevolge van Yersinia pseudotuberculosis aangetoond. Yersiniose is een ziekte die wordt veroorzaakt door pathogene yersiniabacteriën. De twee meest voorkomende typen van deze bacterie die ziekteverschijnselen bij geiten kunnen geven zijn Yersinia pseudotuberculosis en Yersinia enterocolitica. Beide kiemen worden in Nederland af en toe aangetoond als verwekker van abortus bij kleine herkauwers. Dat Y. pseudotuberculosis ook andere ziekteverschijnselen bij geiten kan veroorzaken, zoals in dit geval darmontsteking, is minder bekend. Naast Y. pseudotuberculosis en Y. enterocolitica is er nog een derde pathogene yersiniabacterie, namelijk Y. pestis. Deze bacterie is de veroorzaker van de pest bij knaagdieren en de mens. Na het stellen van de diagnose yersiniose (de diagnose is bij het levende dier niet eenvoudig te stellen; bij pathologisch onderzoek lukt dat wel) kunnen andere aangedane geiten met dezelfde symptomen worden behandeld op basis van een gevoeligheidsbepaling van de bacterie. Het snel instellen van de behandeling maakt de kans van slagen groter. In veel gevallen is het beter aangedane geiten te euthanaseren.
Omdat er over de ontwikkeling en verspreiding van yersiniose onder geiten nog veel onduidelijk is, is preventie erop gericht om risicofactoren (onder andere stress, overbezetting, verminderde weerstand en parasitaire infecties) te vermijden. Aangezien knaagdieren en vogels als belangrijkste reservoir worden gezien is ook ongediertebestrijding een “must”. Yersiniose is een zoönose. Het is belangrijk om in geval van passende verschijnselen bij geiten een diagnose te (laten) stellen. Mensen kunnen besmet raken met Yersinia na opname van de bacterie uit de omgeving maar ook na het drinken van besmette rauwe melk. Om ziekte bij mensen te voorkomen zijn algemene hygiënemaatregelen het belangrijkst. Drs. René van den Brom, dierenarts gezondheidszorg kleine herkauwers
GD Veterinair | november 2013 |
3
Nieuws en mededelingen Klinische salmonellose-uitbraken bij melkvee
Verbeterd longwormonderzoek, fors verlaagd tarief
De GD wordt met enige regelmaat gebeld over klinische salmonellose-uitbraken op melkveebedrijven. Verschillende dierenartsen vragen zich af welk onderzoek op welk moment (tijdens en na de uitbraak) het best kan worden uitgevoerd. Op www.gddeventer.com vindt u onder ‘rund voor dierenarts’ een uitgebreide beschrijving van de te nemen stappen.
Voor het individueel onderzoeken van dieren op een longwormbesmetting heeft de GD de gemodificeerde Baermannmethode sterk verbeterd. Met name de sensitiviteit van het onderzoek is toegenomen. Het onderzoek (W781) dient uitgevoerd te worden vanaf 4 weken na klinische klachten van een longwormbesmetting. Ter introductie is het tarief per 1 oktober 2013 fors verlaagd van € 35,60 naar € 22,- (exclusief btw en basiskosten).
Cursus beenwerkproblemen voor varkensdierenartsen Op 10 december 2013 van 13.00 - 20.00 uur organiseert de GD een cursus over beenwerkproblemen bij varkens. Aan de orde zullen komen de botstofwisseling, met aandacht voor mineralen en vitaminen en de betekenis van de botparameters osteocalcin en Ctx. Ook zullen we bespreken op welke wijze zinvol diagnostiek gedaan kan worden naar stofwisselingsstoornissen. In nauwe samenhang hiermee is er een inleiding over voeding in relatie tot beenwerk en een over de nutritionele behoeften van zowel groeiende varkens als zeugen. De pathologie van klauwaandoeningen en gewrichtsaandoeningen zal de revue passeren evenals infectieuze gewrichtsaandoeningen, met ook hier weer aandacht voor de diagnostiek en de interpretatie daarvan. Tenslotte gaan we in op de relatie tussen beenwerkproblemen en de fokkerij van efficiënt groeiende vleesvarkens en hoogproductieve zeugen. De cursus wordt verzorgd door inleiders van binnen én buiten de GD en is aangemeld bij het CKRD. Nadere informatie volgt spoedig, maar noteert u de datum vast in uw agenda.
Redactie Guillaume Counotte Linda van Duijn Theo Geudeke Catholine Koster Helen de Roode Thijs Roumen Christiaan ter Veen Erik de Vries ISSN 1388-4042 Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van de GD.
Prepress en productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem Basisontwerp de PLOEG communicatie Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem Drukwerk Senefelder Misset Doetinchem Uitgever GD Deventer Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar
Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 Voor veterinaire vragen: GD Veekijker, T. 0900-7100 000 www.gddeventer.com, info@gddeventer.com Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten. Samen werken aan diergezondheid
Digitale handtekening BGP/BBP Het BGP en BBP varken en rund krijgen eind dit jaar een officieel erkende digitale handtekening door middel van een individuele Z-login en een individueel token per dierenarts. Het ondertekenen met uw individuele login en individueel token is een eis van de stichting geborgde dierenarts (en ook Verin). Een bijkomend voordeel is dat uw bestaande, individuele Z-login (o.a. VetCIS) straks ook bruikbaar is voor Vee Online. De praktijklogin blijft daarnaast wel bestaan. De komende tijd zullen wij u verder informeren over deze verandering.
Belangrijke data BO Labservice • 12 november: praktijkbijeenkomst BO Labservice In deze praktijkcursus wordt teruggeblikt op de rondzendprocedure van oktober 2013. Daarnaast bestaat een groot deel van de cursus uit het beoordelen van moeilijk te interpreteren platen uit de deelnemende praktijken en worden diverse testen besproken. De praktijkcursus op 26 november, waar ook de resultaten van de module kwaliteitscontrole gevoeligheidstesten worden besproken in samenwerking met het CVI, is vol. Het is helaas niet meer mogelijk om u voor deze datum aan te melden. • 10 en 11 december: vervolgcursus I In ervolgcursus 1 wordt uitgebreid stilgestaan bij het nut, de noodzaak en de praktische uitvoering van een antibiogram. Dit is de laatste keer dat vervolgcursus I in zijn geheel gegeven gaat worden. Vanaf volgend jaar wordt een deel hiervan in combinatie met de basiscursus aangeboden. Voor meer informatie en aanmelden, zie www.gddeventer.com > rund voor dierenarts > producten en diensten > GD BO Labservice. Ook kunt u contact opnemen met uw relatiebeheerder of met Marlies Grotenhuis: m.grotenhuis@gddeventer.com.