Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 19 • OKTOBER 2013
10
De leverbotsituatie in 2013 is bijzonder. Na de ernstige leverbotinfectie in het najaar en de winter van 2012, volgde in 2013 een voorjaarsinfectie. Vervolgens is het in de maanden juli en augustus zeer droog geweest waardoor op de meeste bedrijven geen extra infectie is afgezet op het gras. Op bedrijven met verhoogde waterstand waar ook tijdens de droogte de percelen vochtig zijn gebleven kan het hele jaar een leverbotinfectie zijn opgetreden. De Werkgroep Leverbotprognose adviseert om op bedrijven waar vorig jaar een leverbotbesmet ting heeft plaatsgevonden te controleren of her kauwers een voorjaarsinfectie hebben opgelopen door (gepoold) mestonderzoek van minimaal vijf dieren uit te laten voeren. Bij twijfel over een najaarsinfectie is het zinvol om bloedonderzoek te laten doen, bij voorkeur van minimaal vijf dieren tijdens hun eerste weideseizoen.
Het afgelopen jaar is het aantal bedrijven met resistentie van de leverbot voor triclabendazol weer met enkele tientallen toegenomen. Juist doseren is van groot belang om resistentie te voorkómen. Indien sprake is van triclabendazol resistentie dienen andere middelen te worden toegepast. Deze middelen hebben een ander werkingsmechanisme en grijpen in op andere stadia van de leverbot. Wij adviseren u om vee houders te begeleiden bij het behandelen van hun dieren. Dr. Piet Vellema, specialist gezondheidszorg kleine herkauwers
Kreupelheid bij gelten en zeugen Het aantal vragen dat de Veekijker varken bereikt over kreupelheid vertoont een stijgende trend. Het betreft vooral vragen over gewrichtsontstekingen bij gespeende biggen, maar er worden ook veel vragen gesteld over zeugen en gelten. Binnen die diercategorieën is kreupelheid het meest besproken gezondheidsprobleem. Ondanks de stijging in het aantal vragen, is en blijft het aantal secties van zeugen met loco motieproblemen laag. Toch kan het zinvol zijn om zeugen of gelten met locomotieproblemen pathologisch te onderzoeken. Als bijvoorbeeld de oorzaak gelegen is in kraakbeendefecten zoals OCD, dan kan dat met een gerichte sectie vastgesteld worden. Maar ook ontstekingspro cessen als gevolg van zoolbeschadigingen door een vuile, ruwe vloer kunnen bij sectie aange toond worden. Om een indruk te krijgen of de oorsprong van locomotiestoornissen gezocht moet worden in verstoringen van de calciumstofwisseling, kan
bloedonderzoek nuttige informatie opleveren. Dit kan door het bepalen van Osteocalcine (het hormoon dat betrokken is bij botopbouw) en CTx (botspecifiek collageen dat vrijkomt bij botafbraak). Vooral de verhouding tussen beide bepalingen kan zinvolle informatie opleveren. Omdat het bij het onderzoek naar mogelijke verstoringen in het calciummetabolisme niet gaat om de diagnostiek van individuele geval len, maar om koppeldiagnostiek, is het niet raadzaam om afzonderlijke, kreupele dieren te onderzoeken maar enkele pools (van 5 monsters) van dieren in de risicogroep.
Veterinair
Leverbot, jaar met twee gezichten
Dr. Theo Geudeke, specialist varkensgezondheid
Uiergezondheid Awards
Op 4 december organiseert de GD samen met Boerderij het “Nationaal Uiergezondheidscongres”. Onderdeel van deze dag is de uitreiking van Uiergezondheid Awards. Kent u een melkveehouder die in 2012 een opmerkelijke prestatie heeft neergezet op het gebied van uier gezondheid en kan hij/zij hiermee collega’s inspireren? Draag hem of haar dan nu voor voor de Uiergezondheid Award 2013! Meer informatie: www.gddeventer.com (kijk onder ‘rund voor dierenarts’). GD Veterinair | oktober 2013 |
1
Ing. Jan Workamp Sectormanager pluimvee
Mineralenvoorziening rundvee aan het eind van de weideperiode De overgang van weide naar stal is een goed moment om te peilen hoe het met de mineralenvoorziening op een rundveebedrijf is gesteld. Naast tankmelkonderzoek geeft bloedonderzoek bij het oudere jongvee waardevolle informatie.
Samen werken “Samen werken aan diergezond heid”, dat is waar de GD al bijna 100 jaar voor staat. Samen met u als dierenarts, met de veehouders, de productschappen, de overheid en andere partijen in de agrifoodketen, werken we aan vitale en gezond functionerende dieren. Daar hebben we allemaal baat bij. Hoewel de gezondheidsstatus van het Nederlandse vee zich op een hoog niveau bevindt, komen er toch regelmatig nieuwe uitdagingen op ons pad, zoals bijvoorbeeld het schmallenbergvirus of de aandacht voor ESBL’s. Uitsluitend door intensieve samenwerking tussen alle betrokken schakels in de keten komen we tot een gerichte aanpak. Daarnaast wordt steeds vaker duide lijk dat de veehouderij amper meer geroemd wordt om zijn bijdrage aan de economie, maar des te meer wordt aangesproken op de mogelijke invloeden van de veehouderij op de omgeving, inclusief de mens in die omgeving. In nieuwe initiatieven zo als de initiatiefnota van Gerven “een gezonde veehouderij” en provinciale ideeën over nieuwe regelgeving worden termen als fijnstof, endotoxi nen en resistente bacteriën volop gebezigd. Ook bij dit soort onder werpen, tekenend voor het huidige tijdperk, wordt samenwerken, in het belang van de gehele veehouderij, cruciaal. Niet alleen tussen de ver schillende schakels in de veehouderij maar ook tussen de diverse onder zoeksinstituten en tussen humane en veterinaire gezondheidszorg. Gelukkig zijn daarin de afgelopen jaren flinke stappen gezet.
De hoeveelheid mineralen in gras sluit niet altijd aan bij de behoefte van het rundvee. Voor kalium, ijzer en mangaan is gemiddeld genomen sprake van een overmaat. Voor magnesium, koper en seleen is het tegenovergestelde het ge val. Voor deze laatste mineralen worden aan het einde van de weideperiode de laagste waarden in urine (magnesium) en bloed (koper en seleen) vastgesteld. De uitslagen van GD Tankmelk Mineralen zeggen iets over de melkgevende dieren in de koppel. Deze ontvangen bij weidegang vaak ook andere produc ten, waarmee het aanbod van mineralen wordt verhoogd. Het oudere jongvee is een mooie “indicatorgroep” om een vinger aan de pols te houden voor de dieren die tijdens het weideseizoen volledig afhankelijk zijn van de minera len in het gras. Advies is om direct bij opstallen het bloed van 35 dieren te laten onderzoeken op koper en selenium. Nog mooier is om dit onderzoek ook bij het uitscharen te doen zodat een goed idee kan worden verkregen van het verloop van de mineralenvoorziening in de weideperiode. Dr. Jan Veling, rundveedierenarts
Zeugen die plotseling sterven Niet zelden worden bij de afdeling pathologie van de GD zeugen aangeboden waarbij de anamnese vermeldt dat de dieren plotseling dood zijn aangetroffen. De sterfte blijft niet altijd beperkt tot een enkel varken, soms is hier sprake van een bedrijfsprobleem met geregeld een of enkele dode zeugen, al dan niet (hoog)dragend van een groot aantal biggen. Bij het pathologisch onderzoek aan deze, helaas frequent autolytische, inzendingen worden veelal geen spectaculaire veranderingen vastgesteld en nogal eens levert ons onderzoek, behalve dan dat een aantal oorzaken kon worden uitgesloten, voor het bedrijf geen duidelijke aanknopingspunten op. Hoewel hun etiologie allerminst is komen vast te staan, hierbij toch twee casussen: • Bij de sectie toont een zeug verschijnselen van uitdroging en van circulatiebezwaren. Dit kadaver is nog “vers” zodat een bepaling van het kalium gehalte in het oogvocht zinvol kan worden uitgevoerd. Ook zijn hier zware metalen in de lever bepaald. Het kaliumgehalte blijkt letaal verhoogd en de lever bevat veel te veel ijzer. Een hoog ijzergehalte in het drinkwa ter maakt het water onsmakelijk waardoor de wateropname door het dier vermindert. Dit kan leiden tot uitdroging waardoor het (hart)spierweefsel beschadigd wordt met eventueel een dodelijke hyperkaliaemie tot gevolg. • Een grote zeug wordt opengelegd en het enige dat zich presenteert is een enorme baarmoeder met daarin twintig forse voldragen biggen, die alle andere buik en borstorganen ernstig in de verdrukking heeft gebracht en daardoor hun functie nadrukkelijk heeft ontregeld. Onmiddellijk dringt zich hier de vraag op of bij zo’n omvangrijke pregnantie nog aan de nutritionele en respiratoire behoeften van moeder en kroost kan worden voldaan. Drs. Thijs Roumen, veterinair patholoog
2
Afweerstofonderzoek bij jongvee en BVD-vaccinatie De GD en MSD hebben serologisch onderzoek verricht naar het optreden van afweerstoftiters bij jongvee na vaccinatie. Daaruit komt naar voren dat met Bovilis BVD gevaccineerde dieren soms afweerstoftiters in de GD ELISA-test hebben. Aangezien Bovilis BVD geen markervaccin is, is niet altijd duidelijk of de aangetoonde afweerstoffen het gevolg zijn van de circulatie van het BVD-veldvirus of van de vaccinatie. Dit zorgt incidenteel voor onduidelijkheid bij de interpretatie van het afweerstof onderzoek bij jongvee op BVD-vrij gecertificeerde bedrijven waar wordt gevaccineerd. Deze onduidelijkheid is eenvoudig te voorkomen, ook op bedrijven die twee keer per jaar vaccineren. Neem consequent eerst de bloedmonsters voor bewaking op afweerstoffen van nietgevaccineerde dieren die tenminste acht maanden oud zijn en voer daarna de vaccinatie uit (dus eventueel al tijdens dezelfde visite). Een andere mogelijkheid is bewaking door middel van virus onderzoek (via bloed of via oorbiopten). Vaccinatie-afweerstoffen spelen bij virusonderzoek geen rol. Bovengenoemd onderzoek is uitgevoerd in de periode januari 2012 tot en met april 2013 op negen BVD-vrij gecertificeerde bedrijven die vaccineren met Bovilis BVD. Per bedrijf werden tien pinken serologisch gemonitord. Vijf dieren werden tweemaal gevaccineerd, vijf koppelgenoten vormden de ongevaccineerde controlegroep. Gedurende het onderzoek bleven alle negen bedrijven vrij van veldvirus. De vaccinatie zorgde voor hoge titers in de virus neutralisatietest van MSD. Op zes van de negen bedrijven gaven de
GD ELISA-uitslagen geen aanleiding voor verder onderzoek. Bij geen van de onderzochte dieren werden afweerstoffen aangetroffen. Op drie van de negen bedrijven ontstonden bij enkele gevaccineerde dieren lage afweerstoftiters. Bij een ongunstig bewakingsonderzoek is altijd aanvullend onder zoek noodzakelijk om te voorkomen dat mogelijk aanwezige BVDdragers op het bedrijf blijven lopen. Voorkom daarom een onjuiste interpretatie door eerst bloed af te nemen en dan te vaccineren dan wel door het alternatief van bewaking via virusonderzoek in te zetten. Drs. Ad Moen, rundveedierenarts GD Drs. Henk Kuijk, rundveedierenarts MSD Animal Health
Wanneer u op een bedrijf de BVD-bewaking op afweerstoffen voorafgaand aan het vaccineren (tijdens dezelfde visite) wilt doen, kan het zijn dat de veehouder op dat moment door de GD nog niet is aangestuurd voor het bewakingsonderzoek. Neem in dat geval contact op met onze diergezondheidsadministratie. Dan wordt eenmalig de bewaking vervroegd en loopt de ritmiek van vaccineren en bewaken vanaf dat moment gelijk.
Resultaten coccidiose-onderzoek bij kalveren Een van de belangrijkste oorzaken van diarree bij kalveren in de leeftijd van 2-6 maanden is coccidiose. De GD deed, met financiering van de farmaceutische industrie, onderzoek naar de verschillende Eimeria spp. die een rol spelen bij kalvercoccidiose. Voor het onderzoek heeft de afdeling parasitologie van de GD een analyse gemaakt van mestmonsters die in 2012 zijn ingestuurd via Elanco Animal Health. Hieruit blijkt dat er wederom een verschui ving plaatsvindt binnen de pathogene Eimeria spp. naar E. alabamensis. Van de 462 mengmonsters positief voor één of meerdere pathogene Eimeria spp. waren er 353 positief voor E. alabamensis. Deze verschuiving is voor u als begeleidend dierenarts van belang omdat coccidiose door E. alabamensis een ander klinisch beeld Aantal monsters met meerdere pathogene Eimeria per combinatie
geeft dan coccidiose door E. bovis of E. zuernii. Dit heeft te maken met het aangrijpingspunt van de Eimeria spp. in het maagdarm kanaal: E. bovis en E. zuernii vermeerderen vooral in het caudale deel (colon), waarbij het beeld wordt gedomineerd door persen op de mest en bloedbijmenging. E. alabamensis veroorzaakt vooral een enteritis van de dunne darm en kan dientengevolge meer gepaard gaan met (waterdunne) diarree. Het is dus zaak om niet alleen bij bloederige diarree en persen op de mest, maar ook bij 'gewone' kal verdiarree te denken aan coccidiose. Voor de behandeling, preven tie en prognose blijft een onderscheid met o.a. BVD, Salmonella, giardia en voedingsdiarree van groot belang.
180
De analyse van de mestmonsters laat ook zien dat in 40% van de gevallen van een pathogene infectie het een menginfectie betreft van 2-3 verschillende Eimeria spp. (zie figuur 1).
160 140 120 100
Bij een tijdige zogenaamde metaphylactische behandeling heeft coccidiose een goede prognose, waarbij het verlies aan conditie van de dieren beperkt kan worden. De preventie is een combina tie van management- en hygiënemaatregelen en het op het juiste moment inzetten van coccidiostatische medicamenten.
80 60 40 20 0
2 pathogene Eimeria
E.bovis + E.zuernii
E.alabamensis + E.zuernii
E.alabamensis + E.bovis
3 pathogene Eimeria
Dr. Menno Holzhauer, specialist rundergezondheid
GD Veterinair | oktober 2013 |
3
Nieuws en mededelingen Nieuwe paardeninternist
Mestonderzoek varkens
Per 1 september is dr. Linda van den Wollenberg bij de GD ge start als paardeninternist. Hiervoor is zij ruim 12 jaar werkzaam geweest in een grote kliniek in Bodegraven. Haar specialisme is inwendige ziekten paard. Meer informatie: www.gddeventer.com.
Het komt geregeld voor dat de hoeveelheid mest die wordt ingezonden naar de GD voor onderzoek op varkenspathogenen onvoldoende blijkt te zijn. Hoewel voor individuele PCR bepalingen voor bijvoorbeeld Brachyspira of Lawsonia onderzoek minder dan een gram materiaal nodig is, is het raadzaam om, zeker indien meer bepalingen verlangd worden, tenminste een paar gram mest te verzamelen voor onderzoek. Vijf gram mest is altijd meer dan genoeg.
Identificatie bloedmonsters pluimvee Een belangrijke stap bij het insturen van bloedmonsters voor onderzoek is het duidelijk identificeren van de monsters. Tussen monstername en onderzoek is het risico op verwisseling name lijk altijd aanwezig. Er komen bij de GD soms bloedmonsters van pluimvee binnen die niet zijn voorzien van enige identificatie (anders dan een los inzendformulier), dit bemoeilijkt het voor komen of opsporen van verwisselingen. Voorzie de plastic zak en minimaal één bloedbuis daarom altijd van het UBN en indien van toepassing het hoknummer. Verder vragen we uw aandacht voor het voldoende vullen van de serumbuizen (minimaal 2 ml) en het volledig en correct invullen van het inzendformulier.
Attentieservice BGP/BBP Op verzoek van dierenartspraktijken start de GD met het at tenderen van veehouders op het tijdig vernieuwen van hun BGP en BBP op VeeOnline. Veehouders ontvangen hiertoe een maand voor de verloopdatum van hun plan(nen) een email van de GD. Veehouders waarvan geen emailadres bekend is ontvangen éénmalig een brief met het verzoek hun email adres door te geven voor volgende attenties. Praktijken die geen gebruik willen maken van deze service voor hun klanten kunnen dit doorgeven via info@gddeventer.com. Vermeld daarbij alstublieft uw DAPnummer.
Prepress en productiecoördinatie Redactie Senefelder Misset Doetinchem Guillaume Prepress en productiecoördinatie Redactie Counotte Linda van Duijn Senefelder Misset Guillaume Counotte Basisontwerp Doetinchem Theo LindaGeudeke van Duijn de PLOEG communicatie Basisontwerp Catholine Koster Theo Geudeke de PLOEG communicatie Vormgeving Helen de Roode Catholine Koster X-Media Solutions Doetinchem Vormgeving Thijs HelenRoumen de Roode X-Media Solutions Doetinchem Christiaan ter Veen Thijs Roumen Drukwerk Erik de Vries Christiaan ter Veen Senefelder Drukwerk Misset Doetinchem Erik de Vries Senefelder Uitgever Misset Doetinchem ISSN 1388-4042 GD Deventer Uitgever ISSN 1388-4042 GD Deventer Verschijningsfrequentie Overname van artikelen is 12 keer per jaar Verschijningsfrequentie toegestaan na artikelen schriftelijke Overname van is 12 keer per jaar toestemming de GD. toegestaan navan schriftelijke toestemming van de GD. Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. AA 0570-63 41 04 Postbus 9, 7400 Deventer Voor veterinaire vragen: GD T. 0900-7100 000 T. 0900-1770, F. 0570-63 41Veekijker, 04 www.gddeventer.com, info@gddeventer.com Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten. Samen werken aan diergezondheid
Faeceskweek salmonella rundvee De GD krijgt van dierenartsen regelmatig vragen over de kweek van salmonellabacteriën uit runderfaeces. Hiervoor zijn twee methoden beschikbaar: ‘Salmonella kweek opsporen dragers’ (artikelcode P495, € 18,75 excl. btw en basiskosten) en ‘Salmo nellakweek klinische verschijnselen’ (P501, € 31,50 excl. btw en basiskosten). Bij beide methoden wordt een kweek uitgevoerd met voor ophoping en selectieve ophoping volgens ISO6579 annex D. Dit onderzoek met een hoge gevoeligheid wordt veelal aangeduid als ‘EU methode’. Op de uitslag staat deze kweek met ophoping daarom vermeld als ‘Salmonella kweek EU’. Bij de ‘Salmonellakweek klinische verschijnselen’ wordt tevens een directe kweek uitgevoerd, omdat hiermee bij een deel van de monsters een snellere uitslag kan worden verkregen. Op de uitslag wordt dit vermeld als ‘Salmonella kweek direct’. Bij de ‘Salmonellakweek klinische verschijnselen’ wordt ook de serogroep van isolaten bepaald (A, B, C, D of E), en in specifieke gevallen (zoals S. Dublin en S. Typhimurium) ook het serotype. Tot slot kan het bij klinische verschijnselen zinvol zijn om ook een antibiogram aan te vragen. U kunt dit aangeven op het inzendformulier door te kiezen voor 'Salmonella klinisch + ge voeligheid' (P508). De meerkosten van het antibiogram (€ 18,20 excl. btw en basiskosten) worden alleen in rekening gebracht als Salmonella spp. uit het monster worden geïsoleerd. Gebruik bij het inzenden altijd een actueel inzendformulier, om misverstanden over de gewenste kweekmethode te voorkomen. Inzendformulieren kunt u downloaden van www.gddeventer.com.
Masterclasses over IBR en BVD In november en december vinden op diverse locaties in het land weer de GD Masterclasses plaats. Thema dit jaar: IBR en BVD. Doel van de bijeenkomsten is veehouders een boeiende en leerzame middag of avond te bezorgen waarbij veel ruimte is voor het stellen van vragen en het uitwisselen van ervaringen. Nieuw dit jaar is de samenwerking met farmaceutisch bedrijf MSD dat ook een bijdrage aan de masterclasses zal leveren. Veehouders die geïnteresseerd zijn kunt u doorverwijzen naar www.melkmeesters.nl. Deelname is gratis voor leden van GD Melkmeesters, nietleden betalen eenmalig €19,50 exclusief btw. Bij aanmelding voor het abonnement GD Melkmeesters tijdens één van de masterclasses, wordt dit bedrag in mindering gebracht.