samen werken aan diergezondheid
schaap & Geit Christel Jansen van kinderboerderij de Ulebelt:
“we gaan duurzaam om met onze dieren”
Promotieonderzoek:
Paratbc:
beheersen is het sleutelwoord
Krijg zicht op abortus
totaalpakket werkt tegen qkoorts
07 febRuaRi 2015
Ener Bolus
Aanvullend diervoeder voor schapen/geiten (dieetvoeder) ter vermindering van het risico op slepende melkziekte. SCHAAP/GEIT
W U NIE 015 2 IN
Slepende melkziekte (acetonaemie) komt meer en meer voor in de schapen- en geitenhouderij. Om het riscio op slepende melkziekte tot eeb minimum te beperken is de Ener Bolus voor schapen ontwikkeld. Nu met GRATIS ingever t.w.v. â‚Ź 5,05 incl. btw!
De Ener Bolus is verkrijgbaar bij uw Dierenarts en de betere Agrarische handel! Of kijk en bestel op www.boerenwinkel.nl
| Voorwoord
| INHOUD 04 Nieuws & Tips 06 Veilig en gezond lammetjes kijken
06
08 Op de hoogste tree voor paratbc!
09 Vraag & Antwoord 11
08
Zicht op abortus
12 Minder resistentie door preventie
15 Q-koortsvaccinatie onderdeel van totaalpakket
16 De passie van Anton Bosgoed
Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770, optie 3. Van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
GD Veekijker De GD Veekijker Schaap Geit (voor veterinaire vragen) is iedere werkdag te bereiken tussen 15.00 en 17.00 uur via 0900-7100 000. Voor spoedgevallen is de gehele dag één dienstdoende dierenarts/zoötechnisch deskundige beschikbaar.
Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en € 9,80 basiskosten.
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo
Beter worden Deze uitgave van GD Schaap & Geit ademt ‘beter worden’ uit, beter worden in de zin van een betere kwaliteit en beter worden in de betekenis van gezonder worden. Ik begin bij de promotie van René van den Brom. In 2008 kwam hij ons team versterken. Vanaf het begin heeft hij volop deelgenomen aan alle werkzaamheden en onderzoeken rondom Q-koorts. Al snel werd duidelijk dat René goed kon schrijven en dat een promotietraject tot de mogelijkheden behoorde. Om u als houders van schapen en geiten nog beter van dienst te kunnen zijn heeft René eerst zijn specialistische kennis verder vergroot. Sinds 2013 is hij officieel erkend Europees specialist kleine herkauwers. Daarna heeft hij zijn promotietraject verder afgerond en op 5 februari heeft hij zijn proefschrift met succes verdedigd en mag hij zich dr. Van den Brom noemen (lees meer hierover op pagina 15 van deze GD Schaap & Geit). René, van harte met deze mooie resultaten en wij hopen dat niet alleen de GD maar alle schapen- en geitenhouders nog lang gebruik mogen maken van jouw kennis en ervaring.
spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
COLOFON
GD Schaap & Geit is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren | Redactie René van den Brom, Karianne Lievaart-Peterson, Eva Onis, Piet Vellema, Mark de Witte | EINDREDACTIE Yoni Pasman | Redactieadres GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productie coördinatie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp Fokko-Ontwerp VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen GD Schaap & Geit wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (3 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 16,75 (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie 3 keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze doorgeven aan de redactie via redactie@gddiergezondheid.nl. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
ISSN: 2214-1707
In deze uitgave vindt u verder informatie over wat de GD heeft ondernomen om de gezondheid van schapen en geiten te verbeteren. Wij hebben een programma gelanceerd om paratuberculose te beheersen, niet alleen voor geiten maar ook voor schapen. Vanwege de toegenomen resistentie van maagdarmwormen heeft de GD heeft eind vorig jaar een mini-symposium georganiseerd, met een grote opkomst en veel positieve reacties. Het werd duidelijk dat er op dit gebied nog veel kennis over te dragen is. Hier zullen wij de komende tijd nog meer aandacht aan besteden. Tenslotte proberen we meer inzicht te geven in de besmettelijke oorzaken van abortus. Ik wens u veel leesplezier en hoop van harte dat uw bedrijf beter wordt door de zaken die wij ondernemen. PIET VELLEMA, SECTORMANAGER KLEINE HERKAUWERS
Adreswijzigingen: bel 0900 1770, kies 3 (lokaal tarief)
GD Schaap & Geit | Februari 2015 |
3
NIEUWS & TIPS
Barcodestickers Reglement scrapiebewaking vernieuwd Er is een aantal kleine aanpassingen gedaan in het reglement scrapiebewaking, beter bekend als het ‘scrapiekoppen’ programma. Het vernieuwde reglement is te vinden op www.gddiergezondheid.nl/ formulieren/reglementen. In 2015 kost het onderzoek per kop 105,20 euro en het ophaaltarief is 129,90 euro per inzending (exclusief btw en basiskosten).
Scrapiesteekproef borgt certificerings programma De GD heeft in 2014 weer een scrapiesteekproef uitgevoerd. Schapenhouders die één of meerdere rammen met een zogenoemd ‘papieren genotype’ wilden laten controleren op erfelijke gevoeligheid voor scrapie, konden deze dieren laten onderzoeken. Al deze rammen bleken het gewenste genotype ARR/ARR te hebben. Kortom, een mooi resultaat voor de Suffolkfokkers die deelnamen, en voor de GD. Het onderzoek is een samenwerking met het Suffolk Stamboek Nederland (SSN), in het kader van de borging van het certificeringprogramma van de GD. De GD bedankt het SSN en de inzenders van bloedmonsters van de geselecteerde rammen voor hun bijdrage aan deze steekproef als onderdeel van de borging van het scrapiebestrijdingsprogramma. In 2014 heeft de GD ook de vereiste steekproef op basis van de verordening uitgevoerd. De resultaten daarvan zijn nog niet bekend.
4
Correcte identificatie van monsters is met name voor diergezondheidsprogramma’s zeer belangrijk. Dit doet u door op bloed- of melkbuizen barcodestickers met volledig individueel levensnummer in lengterichting te plakken. De GD verstrekt deze stickers gratis. Dit gebeurt veelal automatisch, maar u kunt ze ook altijd (extra) aanvragen. De stickers behoren op werknummer (laatste vijf cijfers) gesorteerd te zijn. Mocht dit onverhoopt niet het geval zijn, neem dan contact op en vraag om een nieuwe print. Daarnaast is
Chlamydia Check
het ook mogelijk om met behulp van de ELDA-reader en -barcodestickerprinter te werken. Let dan wel op dat de inkt droog is voor u de sticker plakt, anders wordt de sticker onleesbaar. Monsters voor scrapiegenotypering worden alleen onderzocht als er een barcodesticker op zit. Na binnenkomst op het laboratorium worden deze monsters namelijk volledig geautomatiseerd onderzocht. Bij (grote) inzendingen van andere bepalingen waarbij barcodestickers ontbreken kan de GD een meerprijs voor handmatige invoer berekenen.
Sinds kort kunt u uw dieren bij de GD laten controleren op Chlamydia abortus. De GD heeft namelijk een nieuw abonnement: de Chlamydia Check. Chlamydia abortus is één van de meest voorkomende abortusverwekkers bij schapen en geiten in Nederland. De aandoening is van dier op mens overdraagbaar (zoönose) en vooral zwangere vrouwen moeten elk contact met deze bacterie vermijden. De Chlamydia Check is met name interessant voor bedrijven met een publieksfunctie, maar ook andere geïnteresseerde schapen- en geitenhouders kunnen deelnemen. Met de Chlamydia Check weet u, door gerichte monstername, of de bacterie bij uw schapen en/of geiten voorkomt. Als de bacterie voor blijkt te komen, kunt u passende maatregelen nemen om problemen in de toekomst te voorkomen. Als de bacterie niet wordt aangetoond, krijgt u een bewijs dat er geen chlamydiabacteriën bij uw dieren zijn aangetoond. Meer informatie over de Chlamydia Check kunt u vinden op www.gddiergezondheid.nl. Er geldt tijdelijk een speciale instapactie met 20 procent korting. De Chlamydia Check is niet bedoeld om abortusdiagnostiek te vervangen. Wanneer u te maken heeft met abortus is het insturen van vrucht en nageboorte de beste manier om een diagnose te stellen (zie voor meer informatie over abortus: pagina 15).
Belang van een goede steekproef, wat, hoe en waarom? Een steekproef geeft inzicht in de status van uw totale koppel. Zo kunt u, door een relatief kleine groep te testen op afweerstoffen, veel te weten komen over de mate van voorkomen van zwoegerziekte, CAE, CL of paratuberculose in de hele groep. Het succes van de steekproef is afhankelijk van de manier waarop de dieren worden gekozen. Een goede steekproef is een mooie afspiegeling van het hele koppel, dus dieren van verschillende leeftijden,
uit verschillende groepen, stallen of potten en willekeurig gekozen. Zorg voor een correcte I&R en kies samen met uw dierenarts een representatieve groep. Let erop dat de monsterbuizen met de correcte bijpassende stickers beplakt dienen te worden om monsterverwisseling te voorkomen. Aan een steekproef kunnen randvoorwaarden worden gesteld, bijvoorbeeld
Behaal rendement tijdens lammertijd De lammertijd is begonnen. Werk aan de winkel dus, en als het goed gaat resulteert de moeite in rendement. Rendement is er als er sprake is van een vlotte partus, goed op gang komende melkproductie en sterke, gezonde lammeren. Alles is in meer of mindere mate afhankelijk van een voorspoedige overgang van (al dan niet) droogstaand en hoogdrachtig naar een optimale melkproductie. De praktijk laat een relatief plotselinge overgang zien met opstallen en het voeren van hooi/kuil met brok. Meestal
gaat het goed. Melkgeiten en -schapen krijgen steeds vaker een transitierantsoen. Helaas gaat het ook dan niet gegarandeerd zoals gewenst. Zo krijgen we soms meldingen van schapen die in mindere conditie onder de wol vandaan komen, van een niet vorderende partus met slechte ontsluiting en fris dode lammeren, of juist vlotgeboren lammeren, maar die slecht in de benen komen en niet willen opstarten. Voorbereiding, middels een geleidelijk aangepast rantsoen, is hierbij dus essentieel.
leeftijd of geslacht. Bij de start van het zwoegerziekte-, CAE- en CL-programma is dat ouder dan zes maanden, terwijl de GD voor voortgangsbewaking ouder dan een jaar aanhoudt. Voor het paratuberculoseprogramma is de leeftijdsgrens boven de twee jaar, omdat de Gudair®-vaccinatie de resultaten kan beïnvloeden. Neem in alle programma’s alle (dek)bokken en rammen mee. Deze dieren vormen een verhoogd risico gezien de wisselende contacten.
Blindfactor De GD biedt sinds 1 januari 2015 geen onderzoek op blindfactor (microphthalmie) dragerschap meer aan. Het feitelijke onderzoek heeft altijd plaatsgevonden bij het Dr. van Haeringen Laboratorium in Wageningen (www.vhlgenetics.com). Met ingang van dit jaar kunt u rechtstreeks terecht bij het Dr. van Haeringen Laboratorium om uw dieren te laten onderzoeken. Dit heeft voor u als voordeel dat de GD er niet meer tussen zit en u dus sneller de uitslag krijgt. GD Schaap & Geit | Februari 2015 |
5
REPORTAGE | tekst: DRS. YONI PASMAN
De Ulebelt behaalde diverse vrij-statussen voor zijn schapen en geiten
Veilig en gezond
lammetjes kijken Dieren op een kinderboerderij hebben een belangrijke taak: ze leren kinderen over de agrarische wereld. Dat moet allemaal veilig gebeuren, vindt ook Christel Jansen van de Ulebelt in Deventer. Dat hebben ze daar goed begrepen. “Kinderen kunnen de geiten hier om de nek vallen. Dat kan alleen als het heel gezonde dieren zijn.”
De Ulebelt wil de afstand tussen mens en dier verkleinen. De kinderboerderij toont met zijn vrij-statussen aan dat het contact zo veilig mogelijk gebeurt.
Op de Ulebelt komt de hele agrarische wereld samen: de kinderen kunnen er allerlei dieren aaien, lammetjes zien opgroeien en zien hoe hun voedsel geteeld wordt. Als natuur- en milieueducatiecentrum en kinderboerderij, heeft de Ulebelt met drie koeien, drie varkens, zeven schapen, elf geiten, 25 kippen en twaalf konijnen genoeg te bieden. Hiermee valt een hoop te demonstreren, vertelt Christel Jansen, coördinator van het agrarische gedeelte. Ze vertelt hoe ze, samen met de mede werkers en vrijwilligers, elk jaar zo’n 60.000 bezoekers een veilig en gezond
6
dagje uit bezorgt.
Wat doen jullie bij de Ulebelt? “We geven voorlichting over duurzaamheid en milieuvriendelijkheid, en creëren meer begrip voor de biologische landbouw en veeteelt. We vinden dat de afstand tussen mensen en de agrarische wereld steeds groter wordt. Veel mensen, en vooral kinderen, hebben geen benul meer waar bijvoorbeeld hun karbonades vandaan komen, hoe ze aan hun melk komen, en hoe hun aardappelen geteeld worden. Hier kunnen ze het van heel dichtbij zien.”
Hoe houden jullie rekening met de gezondheid van de bezoekers? “We hebben veel publiek, dus er mogen geen zoönosen voorkomen. De kinderen kunnen de geiten hier als het ware om de nek vallen. Dat kan alleen als het heel gezonde dieren zijn. Gelukkig is er nog nooit iets gebeurd, maar als een kind na een bezoek op de Ulebelt ineens ziek wordt, dan moeten we wel kunnen aantonen dat hij het niet hier heeft opgelopen. Bijvoorbeeld omdat we vaccineren. Met het Keurmerk Zoönosen tonen we aan dat we er in ieder geval alles aan doen om
overdracht van ziektekiemen van dier op mens te voorkomen.” “Toen het na de Q-koortsuitbraak verplicht werd om schapen en geiten afgesloten te laten lammeren, hebben we een quarantainestal gemaakt met een groot raam
steeds ziektevrije dieren gekocht, dus er was niet zoveel aan de hand. De dieren werden getest en de uitslagen waren gunstig. Na een jaar kregen we de vrijcertificaten. En voor scrapie bleken alle schapen erfelijk ongevoelig, daarvoor kregen we de status scrapie-resistent.”
“We zijn een centrum dat duurzaamheid propageert, dus moeten we ook duurzaam omgaan met onze dieren” erin. Want niks is natuurlijk leuker dan naar jonge lammetjes te kijken, ze voor het eerst zien staan, lopen en drinken. Dat zijn de mooie momenten die iedereen graag ziet.”
Hebben jullie veel aanpassingen moeten doen? “Heel veel dingen waren al geregeld, maar de vragenlijst van het keurmerk is dit jaar weer aangepast. Zo staat er nu een vraag in over papegaaienziekte. We hebben papegaaien en zijn bezig met nieuwe huisvesting voor de vogels. We zijn nu met de dierenarts aan het bespreken of we de nieuwe volière zo kunnen bouwen dat we ze bij een eventuele uitbraak van papegaaienziekte kunnen afsluiten van het publiek. Maar als dat betekent dat de dieren altijd achter plexiglas moeten, dan hoeft het niet meer, dan gaan ze weg. Ze moeten het nog wel leuk hebben.”
Hoe gaan jullie nu om met aanvoer? “We proberen zo min mogelijk aan te voeren, maar de bok en de ram kopen we wel aan. Dat doen we van een ziektevrij bedrijf en we houden deze aankopen lang aan. Het gaat hier vooral om voorlichting, dus we fokken maar beperkt. Als we het doen, dan is het om kinderen te laten zien hoe het werkt. Soms verkopen we dieren voor het leven aan een andere kinderboerderij. Dan houden we, net als bij aankoop, de lijntjes zo kort mogelijk, zodat we weten dat het dier gezond is. We hanteren de vier woorden: kort, bekend, schoon en ziektevrij.”
de dierenarts waarschijnlijk aan paratbc. We zagen in dat het belangrijk was paratbc-onverdachte dieren te hebben. Maar toen we twee jaar geleden nieuwe geiten wilden, viel het nog niet mee om die van een paratbc-onverdacht bedrijf te kopen. We kochten toen maar twee witte geiten en een Nubische geit van een paratbc-onverdacht productiebedrijf, maar dat bleek een hoop gedoe. De dieren waren niet gewend aan de drukte van de kinderboerderij. Ze zijn nu aardig aangepast, maar de volgende keer halen we weer dieren van een andere paratbc-onverdachte kinderboerderij. We zijn nu met de dierenarts aan het overleggen over hoe we het gaan aanpakken, want we willen geen problemen meer met paratbc.”
Wat doen jullie nog meer om de dieren gezond te houden? “Allereerst proberen we ziektevrij te fokken, maar je kunt niet alle ziekten wegfokken. Je hebt niet altijd alles in de hand. Daarom vaccineren we als we kunnen, bijvoorbeeld tegen blauwtong en Q-koorts bij de runderen, geiten en schapen. Hoewel we vanaf nu alleen nog maar ziektevrije dieren aanvoeren, kunnen we nog steeds wel besmet raken. Daarom is vaccineren zo belangrijk. Daarnaast
De Ulebelt is gecertificeerd vrij van CL, CAE en zwoegerziekte. Voor scrapie zijn de schapen erfelijk ongevoelig. Waarom zijn jullie daarmee begonnen? “Toen we met de kinderboerderij begonnen moesten er meer dieren komen. Die hebben we destijds aangekocht, maar nog niet met het idee dat de dieren CL- en CAEvrij moesten zijn. Door uitwisseling met andere kinderboerderijen was dat vaak wel het geval, omdat de andere kinderboerderij gecertificeerd was. We beseften dat als we in de toekomst meer dieren wilden uitwisselen, het belangrijk is om ook ziektevrij te worden. Daarom zijn we met verschillende certificeringsprogramma’s van de GD begonnen.”
Hoeveel werk was dat? “De schapen waren al zwoegervrij gecertificeerd en mijn voorganger heeft gelukkig
Voeren jullie ook paratbconverdacht aan? “Nu wel, maar achteraf gezien was het beter geweest om dat meteen te doen. Er zijn hier twee geiten doodgegaan, volgens
zijn we een centrum dat duurzaamheid propageert, dus moeten we ook duurzaam omgaan met onze dieren. Afvoeren doen we als ze ziek zijn, maar we proberen ze ook zo lang mogelijk te benutten.” GD Schaap & Geit | Februari 2015 |
7
PARATBC | tekst: DR. KARIANNE LIEVAART-PETERSON EN SASKIA LUTTIKHOLT, MSC
Op de hoogste voor paratbc!
tree
Paratuberculose bij schapen en geiten is geen gemakkelijk te bestrijden ziekte. Dat bleek wel tijdens een driejarig project bij twintig geitenbedrijven in Nederland. Maar in dat project is ook gebleken dat aanpakken en beheersen van de ziekte wél mogelijk is. De GD introduceerde eind november het Paratuberculose Programma Schaap Geit om u hierin te ondersteunen. Het vrijwillige programma is gebaseerd op onderzoek in melk of bloed van (alle) schapen en geiten ouder dan twee jaar. De achterliggende gedachte van het programma is om paratuberculose te beheersen. Het programma helpt, indien gewenst, op te klimmen van (zwaar) besmet (status B of C) naar nauwelijks of niet besmet (status A). Daarna ondersteunt het bij het bewaken van de behaalde status.
Beheersen is het sleutelwoord Beheersen, dat is het sleutelwoord. De status bepalen en dan zorgen dat het zeker niet meer wordt, liefst minder of uiteindelijk zo min mogelijk. Er zijn verschillende manieren om besmetting te verminderen. Hygiënemaatregelen zijn hiervan een belangrijk onderdeel en ook kan vaccinatie hierin ondersteunen. En soms is het verstandig om afscheid te nemen van besmette dieren. Het lijkt een vrijwel onmogelijke opgave: het uitroeien van paratuberculose als bedrijf, groep, sector of zelfs land. Maar paratuberculosebesmetting verminderen en de ziekte daarmee beheersen is absoluut een haalbare zaak.
Besmetting
Stille drager
Bovendien is het goed voor de (internationale) handel, het imago en de portemonnee. Minder paratuberculose creëert meerwaarde voor dieren en dierlijke producten. En uiteindelijk meer melk en een betere groei van de lammeren.
Over paratuberculose Paratuberculose is een zeer langzaam verlopende infectieziekte veroorzaakt door de paratuberculosebacterie. Voor een effectieve aanpak is kennis over het verloop en de verspreiding van de infectie nodig. In figuur 1 zijn de belangrijkste fasen van het ziekteverloop op een rijtje gezet. U kunt op www.gddiergezondheid.nl/paratbcschaapgeit terecht voor meer informatie over de ziekte, het programma en de aanpak.
Uitscheider in mest
Zware uitscheider in mest
Zeer zware uitscheider in mest
Zieke geit Besmette geit besmet koppelgenoten via mest
Geit raakt besmet (niet aantoonbaar)
Bacteriën vermenigvuldigen zich (aantoonbaar in mest)
Figuur 1: Het verloop van een paratuberculose-infectie.
8
Bacteriën vermenigvuldigen zich verder (aantoonbaar in bloed en mest)
Geit krijgt klinische verschijnselen (zichtbaar en aantoonbaar ziek)
In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-medewerkers vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.
?
Vraag: Wanneer is een pasgeboren lam onderkoeld?
?
Antwoord van Herman Scholten, zoötechnisch medewerker: Bij lammeren met een lichaamstemperatuur boven de 39 graden is er over het algemeen niets aan de hand. Tussen de 37 en 39 graden Celsius bestaat er risico op onderkoeling: geef het lam te drinken, maak het droog en houd het goed in de gaten. Een temperatuur beneden de 37 graden Celsius is levensbedreigend. Geef onderkoelde lammeren jonger dan vijf uur biest, maak ze droog, warm ze op en houd ze in de gaten. Lammeren ouder dan vijf uur die hun kopje niet meer omhoog kunnen houden moeten eerst een glucose-injectie krijgen en daarna worden opgewarmd. Vervolgens is het belangrijk dat u ze nauwkeurig observeert en regelmatig temperatuurt.
?
raag: Op welke kosten moet ik rekenen als ik een V schaap of geit instuur voor sectie?
Antwoord van Karianne Lievaart-Peterson, dierenarts Voor de sectie zelf betaalt u een gesubsidieerd tarief van 88,60 euro. Dit is inclusief afvoerkosten van het kadaver naar Rendac. Het ophalen kost 51,66 euro per stop (niet per dier). Bij een abortusinzending kunnen meerdere vruchten met bijbehorende nageboortes op hetzelfde moment onder één inzendnummer ingeschreven worden. Hierop is dan maar één keer het tarief van toepassing. Het inzenden van nageboortes verhoogt de kans op een diagnose met 17 procent bij schapen en zelfs 21 procent bij geiten. Dit komt omdat verschillende oorzaken van abortus typische ontstekingsbeelden van de nageboorte geven.
Vraag & Antwoord
raag: Mijn grootvader voerde zijn schapen vanaf V de jaarwisseling, ook als ze in de wei liepen met nog voldoende gras, altijd een beetje hooi bij. Is dat zinvol?
Antwoord van Piet Vellema, dierenarts Hooi is rijk aan vitamine D en gras niet. Onder invloed van zonlicht wordt vitamine D in de huid gevormd. Als de wol groeit en de zon minder schijnt, en een schaap alleen gras eet, daalt vanaf het najaar geleidelijk de vitamine D-reserve bij schapen en lammeren. Een tekort aan vitamine D kan een aantal problemen veroorzaken, zoals melkziekte en problemen met de botstofwisseling. Om dergelijke problemen te voorkomen is het dus zeker zinvol om tijdig een beetje hooi bij te voeren.
?
raag: Ik wil mijn lammeren registreren in V SG-online. De ooi/geit wordt niet in de lijst met moederdieren getoond, maar staat wel op de stallijst. Hoe kan ik de lammeren toch aanmelden?
Antwoord van Alexander Dijkman, binnendienstmedewerker: Het dier staat dan geregistreerd op uw stallijst, maar het geslacht is niet ingevuld. Dit kunt u herstellen via ‘Correctie diergegevens’ onder de module ‘Registratie’. Zodra u het geslacht van de ooi of geit heeft toegevoegd bij de diergegevens, wordt het dier getoond bij de lijst met moederdieren en kunt u de geboortemelding van uw lammeren vastleggen.
Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Schaap & Geit.
GD Schaap & Geit | Februari 2015 |
9
MONITOrING | tekst: DR. RENÉ VAN DEN BROM
Abortusdiagnostiek in belang van dier- en volksgezondheid
zicht op abortus Abortus is frustrerend, niet alleen om economische redenen, maar ook omdat een besmettelijke oorzaak vaak van dier op mens overdraagbaar is. Het belang om een diagnose te stellen is daarom groot, zodat tijdig kan worden ingegrepen.
besmettelijk of niet besmettelijk? Abortus kan verschillende oorzaken hebben. Hieronder een overzicht van mogelijke oorzaken, onderverdeeld in besmettelijk en niet-besmettelijk. Niet-besmettelijke abortus veroorzaakt geen zichtbare afwijkingen aan vrucht en nageboorte.
besmettelijke oorzaken
Nietbesmettelijke oorzaken
bacteriën stress De meest voorkomende in Nederland vanaf Bijvoorbeeld nadat er een hond achter de schapen aan heeft gezeten. 2006 zijn Chlamydia abortus, campylobacterbacteriën, listeriabacteriën, Coxiella burnetii, yersiniabacteriën en salmonellabacteriën. Virussen Bijvoorbeeld border disease virus.
ziekte Bijvoorbeeld leverbotziekte, (slepende) melkziekte.
Parasieten Bijvoorbeeld Toxoplasma gondii.
ondervoeding van het moederdier
Verkeerd gebruik van medicijnen Giftige planten
Vanwege een fokkerijverwachting of economische redenen is abortus, vroegen doodgeboorte voor de schapen- of geitenhouder behoorlijk vervelend. Wanneer het aantal abortusgevallen op uw bedrijf toeneemt, bent u verplicht dit te melden bij de NVWA. Ook voor uzelf is het belangrijk hier aandacht aan te besteden en te achterhalen wat de oorzaak is. Is het geen incident, dan is de oorzaak meestal besmettelijk en lopen uw andere dieren ook een risico. Bovendien kan het een van dier op mens overdraagbare aandoening zijn en dus ook gevolgen hebben voor uw eigen gezondheid, die van uw familieleden, erfbetreders en in sommige gevallen zelfs de omgeving.
wanneer is het abortus? Als de vrucht voor dag 135 van de dracht wordt geboren, is er sprake van abortus. Sterft het lam later, dan is er sprake van doodgeboorte of dood à term. Besmettelijke abortusverwekkers kunnen ook vroegen doodgeboorte veroorzaken.
besmettelijke oorzaken Chlamydia abortus, campylobacterbacterien, listeriabacteriën en Toxoplasma gondii zijn de meest voorkomende abortusverwekkers in Nederland (zie kader). Tussen 2006 en 2010 was Coxiella burnetii, de verwekker van Q-koorts, landelijk gezien de belangrijkste oorzaak van abortus bij melkgeiten. Sinds 2010 is abortus door C. burnetii niet meer vastgesteld bij schapen en geiten in Nederland.
Als sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij intensief samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
10
MONITORING
Diagnostiek Wanneer u te maken krijgt met abortus, kunt u de verworpen of doodgeboren vrucht én nageboorte insturen naar de GD. Onze patholoog bekijkt en onderzoekt vervolgens het binnengekomen materiaal en neemt monsters voor nader onderzoek. Dat bestaat onder meer uit microscopisch onderzoek van de weefsels en de nageboorte en bacteriologisch onderzoek op lebmaaginhoud. Het resultaat hiervan kan aanleiding geven tot verder onderzoek. Een beschrijving van bedrijf en de problemen (anamnese) geeft vaak belangrijke aanvullende informatie die kan helpen
bij het kiezen van nader onderzoek. Denk hierbij aan het aantal verwerpers, het stadium van de dracht, de leeftijd van de verwerpers, eventuele problemen in eerdere jaren en aanvoer van dieren. Dit onderzoek heeft meestal alleen zin als er sprake is van een infectieuze oorzaak, in andere gevallen zijn er meestal geen afwijkingen in de vrucht en nageboorte.
Meldplicht Abortus bij kleine herkauwers is meldingsplichtig op grond van de Gezondheids- en Welzijnswet voor Dieren (GWWD). Dit betekent dat een toegenomen aantal abortusgevallen bij schapen en geiten moet worden gemeld (NVWA meldkamer: 045-546 31 88). Meer informatie over abortus vindt u op www.gddiergezondheid.nl.
Tips • • • • •
S tuur verworpen vrucht én nageboorte in. Bied abortusmateriaal zo vers mogelijk aan. Vries abortusmateriaal niet in. Neem hygiënemaatregelen. Stuur een anamnese mee.
GD Schaap & Geit | Februari 2015 |
11
PARASITAIRE INFECTIES | tekst: DRS. EVA ONIS EN DRS. YONI PASMAN
Mini-symposium over parasitaire infecties
Vertraag resistentie met preventie Trichostrongylus
dikke darm
Nematodirus
hart
pens
longen
lever blaas boekmaag
longwormen netmaag
dunne darm lebmaag leverbot Haemonchus
Teladorsagia
De organen waar de verschillende parasieten de meeste schade aanrichten.
Resistentie van wormen voor ontwormmiddelen is van alle tijden, maar de problematiek neemt de laatste jaren toe. In feite brengt elke behandeling resistentie een stap dichterbij. Wees er dus vroeger bij, is het advies van de GD-experts. Ze vertellen tijdens het mini-symposium ‘Parasitaire infecties’ bij de GD in Deventer hoe u infecties beter kunt voorkomen, in plaats van genezen. Het grootste risico om dierziekten binnen te halen vormen dierverplaatsingen. “Met dierverplaatsingen worden ook ziektekiemen meeverplaatst”, aldus specialist René
van den Brom. “Op bedrijven met aanvoer zien we dan ook altijd hogere sterfte in de maand na de verplaatsing. Ook resistentie voor wormmiddelen kan door middel van
dierbewegingen op een bedrijf worden ingesleept.” Hoe minder contacten met dieren uit andere koppels des te kleiner de risico’s op insleep van allerlei infecties. Ga je toch dieren aanvoeren, dan is het verstandig om een goede discipline aan te houden alvorens het dier toe te laten in het koppel. “Quarantaine is een risicobeperking”, zegt Van den Brom. “Houd het dier minimaal twee weken apart en controleer op parasitaire infecties. Kijk ook goed naar de klauwtjes en wees alert op ziekteverschijnselen.” Onderzoek op leverbot is belangrijk, en het advies is om twee keer te ontwormen met middelen uit verschillende groepen in minimaal de aangegeven dosering. Voer vervolgens tien tot veertien dagen na de tweede behandeling een therapiecontrole uit.
Indicatie van het voorkomen maagdarmwormen gedurende het jaar. jan
feb
maa
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Nematodirus Haemonchus contortus Teladorsagia en Trichostrongylus
12
Fokken Onderdeel van preventie op langere termijn is het selecteren op verminderde gevoeligheid voor parasieten. Piet Vellema ziet hierin een mooie kans. “Bij veel ziekten speelt een erfelijke component, zo ook bij parasitaire infecties. Bij een bepaalde samenstelling van de wol zien we bijvoorbeeld meer myiasis, een huidaandoening die veroorzaakt wordt door vliegenlarven. Door te selecteren op eigenschappen van de wol, maak je het schaap minder gevoelig voor myiasis.”
op schoon en veilig land en breng ze niet elk jaar op hetzelfde perceel voor het eerst naar buiten. Daarna is regelmatig omweiden essentieel. Voor 1 juli binnen drie weken, daarna binnen twee weken, het liefst naar percelen waar eerder dat jaar nog geen schapen hebben gelopen.” Vellema realiseert zich dat dat niet voor ieder schapenbedrijf uitvoerbaar is. In dat geval kan mestonderzoek duidelijk maken of het nodig is om te behandelen. Doe dit mestonderzoek binnen vier weken nadat ze op een mogelijk ‘besmet’ perceel zijn geweest. Ook als er sprake is van zichtbare klachten is het aan te raden om mestonderzoek te doen. Bij het beoordelen van de resultaten van mestonderzoek is het van belang om te weten welke parasiet wanneer actief is (zie tabel).
Resistentie
Lydia en Eltjo Stel, Schaapskudde Needse Vleer Eltjo: “We vonden het symposium heel leerzaam, vooral het onderdeel over wormbestrijding. Voor onze schaapskudde is het goed om te weten hoe beweidingsschema’s in elkaar zitten.” “De rondleiding was ook interessant”, zegt Lydia. “Vooral de sectiezaal en alle apparatuur die ze daar hebben. We hadden niet verwacht dat de GD zo’n uitgebreid laboratorium heeft.” Ook ziet Vellema dat gevoeligheid voor infecties wordt doorgegeven aan volgende generaties. Volgens hem kan het uitselecteren van gevoelige dieren helpen bij de preventie van infecties. “Bepaal eerst de aandoening waar je iets aan wilt doen. Voer vervolgens een negatieve selectie uit door de dieren met ernstige infecties niet in te zetten als fokdier. Selecteer hierbij veel strenger bij ramlammeren dan bij ooilammeren.”
Ontwormplan Om het gebruik van ontwormmiddelen te verminderen, is een beweidingsschema een noodzaak. Volgens Vellema is ontwormen op veel bedrijven in de ideale situatie zelfs helemaal niet nodig, maar dat kan alleen wanneer het omweiden met kennis van zaken en discipline wordt gedaan. “Laat ooien met lammeren in het voorjaar naar buiten
Vergeet ook het monitoren van resistentie niet mee te nemen in uw plan van aanpak tegen maagdarmwormen. Mestonderzoek tien tot veertien dagen na de behandeling geeft een indruk van het effect van behandelen en dus van mogelijke resistentieontwikkeling. Vorig jaar toonde de GD resistentie aan van de rode lebmaagworm voor monepantel. Dit was voor het eerst dat monepantelresistentie werd aange-
Liesbeth Westeneng, zorgboerderij Bartiméus Sonneheerdt Liesbeth: “Ik heb geen boerenachtergrond, dus alle kennis die ik hier opdoe is meegenomen. Mijn collega en ik hoorden vanmiddag veel nieuwe dingen, maar de sprekers bevestigden ook wat wij al dachten. In verhouding tot de hoeveelheid land hebben we een grote kudde, waardoor de wormdruk hoog is. We gaan daarom naar een kleinere kudde. Het dierenwelzijn is bij ons leidend.”
Laura Hoogerwerf, De Wollige Grasmachines, www.dewolligegrasmachines.nl (op de foto samen met assistentschaapherder Jan Keizer) “Ik ben schaapherderin en pas voor mezelf begonnen. Voor mij is een beweidingsschema lastig dus, maar wel interessant. Ik merk wel dat resistentie een groot probleem aan het worden is. Daarom ben ik erg voor het terugfokken van Bentheimer Landschapen, omdat die minder gevoelig zijn. Bij de Vereniging Speciale Schapenrassen, waar ik lid van ben, worden ook workshops gegeven om zelf mestonderzoek te doen. En ook zo’n symposium is belangrijk: kennis moet je vergaren.”
toond. Opvallend is dat dit middel pas sinds 2011 in Nederland op de markt is. Ook de gevonden werkzaamheid van nul procent is een punt van zorg. René van den Brom waarschuwt dat resistentie onvermijdelijk is. “Iedere behandeling brengt resistentie een stap dichterbij. Bacteriën, wormen, mijten en luizen ontwikkelen uiteindelijk altijd resistentie. Ons doel is daarom de resistentieontwikkeling te vertragen.” Wanneer een nieuw middel op de markt komt, zijn preventieve maatregelen ‘verschrikkelijk belangrijk’, zegt Van den Brom. “Daaronder vallen bijvoorbeeld tijdig omweiden, quarantaine, mestonderzoek en behandel alleen als het nodig is.” Neem ook op tijd voorzorgsmaatregelen, zegt Van den Brom. “Als je merkt dat een middel niet goed werkt, kies dan een middel met een ander werkingsmechanisme. Wissel daarnaast de groepen ontwormmiddelen af, om de kans op resistentie nog verder te verminderen.” Daarnaast is een correcte toepassing van het product van het grootste belang. “Bepaal het gewicht door weging, gebruik de juiste dosering, doseer nooit onder en gebruik een goed drenchapparaat (kalibratie).”
GD Schaap & Geit | Februari 2015 |
13
advertorial
Productinfo Nieuw op de Nederlandse markt is een gel die kan worden ingezet als toxinenbinder. Arts Food Products heeft CarboVet Gel aan haar assortiment toegevoegd. “De gel past binnen onze lijn van producten”, legt Paul Arts uit. “Het is een 100 procent natuurproduct dat zich bewezen heeft. De werking van het product is onderbouwd met keiharde feiten.”
De behandeling is simpel: twee tot maximaal drie dagen krijgt het dier twee keer per dag een dosis CarboVet (ca. 1 ml per 2 kg lichaamsgewicht). Via een spuitje of een applicator gelijkende op een kitspuit spuit je het product op de tong van het dier. Er zit niet echt smaak aan het product, dus het zal bij het dier niet op weerstand stuiten. Profiteer nu van de aanbieding: Bij afname van 6 spuiten CarboVet Gel 300 ml krijgt u er een gratis applicator bij t.w.v. €25,00.
De koolstof in CarboVet Gel vangt gifstoffen af zoals endotoxinen (de ziekmakende giftige stoffen van bacteriën) en mycotoxinen (de gifstoffen van schimmels), maar bindt geen antibiotica, mineralen als zink en magnesium of vitaminen. Uit proeven bleek dat 100 procent van een aantal veel voorkomende mycotoxinen wordt gebonden en uitgescheiden via de mest. Ook wordt 80% van deoxynivalenol (DON) gebonden.
Van Boer tot Boer
Let op: Op de website www.capracol.nl krijgt u bij afname van een emmer CapraCol® (biest) één gratis spuit CarboVet® 60 ml t.w.v. €12,00. 03-02-2015
13:33
Pagina 1
Voor een gezonde lammerrij GOED RUWVOER MET CRYSTALYX ERBIJ DE IDEALE COMBINATIE VOOR UW DRACHTIGE OOIEN!
Crystalyx is een gemineraliseerd voedingsblok als geen ander. Ideaal te gebruiken vóór en tijdens het lammerseizoen. Crystalyx bevat: - Extra hoge energie: 16 megajoules - Proteïnen 17 % - Vitaminen, mineralen en sporenelementen - Bevat nagenoeg geen vocht, 99% droge stof
Bezozeek on
e Nieuwte Websi
14
Meer informatie: www.carbovet.nl of bel met Arts Food Products: 073 737 0129.
Crystalyx geeft: - Extra penswerking en ruwvoederopname - Aanvulling van rantsoentekorten - Bevordert de biestkwaliteit - Vitale lammeren - Waar voor Uw geld - Rust in de stal
Meer informatie bij: Exclusief importeur voor Nederland en België Van Boer Tot Boer, Numansdorp 0186-575578 of 06-51193127 Email: info@vanboertotboer.nl Website: www.crystalyx.nl
Bron: Wilma Wolters in vakblad Geitenhouderij
tekst: DRS. YONI PASMAN | PROMOTIE
GD’er René van den Brom promoveert
Vaccinatie onderdeel van totaalpakket tegen Q-koorts In de strijd tegen Q-koorts is het zaak om een totaal pakket aan maatregelen toe te passen. Dat concludeert GD’er René van den Brom in zijn proefschrift over de diergeneeskundige aspecten van een Q-koortsuitbraak. Hij promoveerde op het onderzoek naar de maatregelen die zijn genomen tussen 2005 en 2012. Wat was het doel van je onderzoek? “Het doel was om de diergeneeskundige aspecten van de Q-koortsuitbraak te beschrijven, zodat gerichte maatregelen konden worden genomen. Het uiteindelijke doel daarvan was om de uitscheiding van Coxiella burnetii, de verwekker van Q-koorts, te verminderen en daarmee de omgevingscontaminatie. Als dat lukte zou ook de blootstelling van mensen aan deze verwekker worden beperkt.”
Wat heb je ontdekt? “We hebben het effect van een deel van de ingevoerde maatregelen tijdens de uitbraak onderzocht, zoals tankmelkmonitoring, vaccinatie, ruimen, levenslang fokverbod en hygiënemaatregelen, waaronder de rol van mest. Hoewel het doel van de vaccinatie, namelijk abortus en uitscheiding terugdringen, (zeer) effectief is gebleken, is het afzonderlijke effect van de overige maatregelen moeilijk in te schatten, aangezien de maatregelen vrijwel gelijktijdig zijn ingevoerd. Het totale pakket aan maatregelen is effectief geweest.”
Geef eens een voorbeeld?
René van den Brom promoveerde tijdens zijn werk bij de GD op zijn onderzoek naar de diergeneeskundige aspecten van Q-koorts.
“Mest is bijvoorbeeld in veel beschrijvingen genoemd als mogelijke bron van Q-koortsbesmettingen bij mensen. Veel onderzoek hiernaar is niet gedaan, dus het risico van mest in de overdracht van de Q-koortsbacterie was niet geheel duidelijk. Ook was niet veel bekend over het temperatuurverloop in een mesthoop en wat het effect daarvan was op de overleving van de Qkoortsbacterie. In samenwerking met het RIVM en het CVI
zijn temperatuurmetingen gedaan in de mesthoop op twee melkgeitenbedrijven. Hieruit bleek dat de Q-koortsbacterie in een goed gecomposteerde mesthoop niet lang kan overleven. Daarnaast zijn mesttransporten van melkgeitenbedrijven met een abortusstorm door Coxiella burnetii vergeleken met controlebedrijven. Die werden vervolgens gekoppeld aan het voorkomen van Q-koortspatiënten in de betreffende postcodegebieden. Hieruit blijkt dat er niet significant meer Q-koortspatiënten waren in gebieden waar mest terechtgekomen was van bedrijven met een abortusstorm. Op basis van deze bevindingen is geconcludeerd dat de op het land verspreide geitenmest geen belangrijke rol heeft gespeeld in de Q-koortsuitbraak.”
Wat kunnen we hiermee in de praktijk? “Het geeft een indruk hoe we in de toekomst met een uitbraak van Q-koorts om moeten gaan. Bovendien kunnen we maatregelen nemen die uitscheiding van de bacterie voorkomen of verminderen, waardoor de omgeving minder besmet raakt en vervolgens mensen minder worden blootgesteld. Ook is duidelijk dat het belang van het vroegtijdig opsporen van uitscheiding groot is, zodat passende maatregelen kunnen worden ingesteld. Hierdoor kunnen humane Q-koortspatiënten worden voorkomen.”
Waarom heb je voor dit onderwerp gekozen? “Als dierenarts heb ik altijd interesse gehad voor kleine herkauwers. Abortus, en dan met name de besmettelijke abortusgevallen zijn frustrerend voor houders. Q-koorts was in dat opzicht niet anders. Dat er veel mensen ziek werden door de uitgescheiden bacteriën was wel anders. Veel van de besmettelijke oorzaken van abortus zijn zoönotische ziektekiemen. Onderzoek naar achtergronden van abortus bij kleine herkauwers is dus niet alleen van belang voor de houder vanwege de economische aspecten, maar ook vanwege de mogelijke gevolgen voor de gezondheid van de houder, van zijn gezin, van erfbetreders en soms zelfs van de omgeving.” GD Schaap & Geit | Februari 2015 |
15
Samen werken aan diergezondheid
De passie van Anton Bosgoed Anton Bosgoed is al 35 jaar lang fokker van Swifter schapen. Toen hij in 1980 zijn eerste Swifters kocht, was zijn passie een feit. Twee jaar later richtte hij samen met een aantal andere schapenhouders het Swifter Schapenstamboek op, waarvoor hij 27 jaar secretaris was en nog steeds met veel toewijding de fokregistratie en de website verzorgt.
Productief ras “Het mooie aan het Swifter schaap is dat het een productief ras is, met goede moedereigenschappen. Het is een aanhankelijk en gemakkelijk te houden schaap. De ooien hebben een goed uier met veel melk, zodat ze gemakkelijk drielingen kunnen grootbrengen. Ik zat vorig geboorteseizoen gemiddeld op drie lammeren per ooi, het gemiddelde van alle stamboekleden ligt iets boven tweeënhalf.” “Mijn belangrijkste aandachtspunten bij het fokken zijn de vruchtbaarheids- en vleesindex, de extra bespiering (Myomax Gold) en dat ze blindfactorvrij zijn. Maar ook het exterieur moet in orde zijn. Verder zijn al mijn ooien en rammen ongevoelig voor scrapie en ze zijn zwoegerziektevrij, maar dat spreekt voor zich.” Sterker nog: het bedrijf van Anton was in 1982 het eerste Swifter stamboekbedrijf in Nederland dat officieel zwoegerziekte vrij was.
Hoogdrachtige ooien Anton is goed voorbereid op het aflamseizoen. “Om gericht te kunnen fokken zet ik meerdere goede rammen in. De ooien zijn op dit moment (28 januari, red.) hoogdrachtig. Ze zijn geënt tegen ‘het bloed’ en ik let scherp op de voeding. Vooral de hoogdrachtige ooien die veel lammeren dragen moeten goede voeding krijgen om slepende melkziekte te voorkomen. Ik verwacht dat er binnenkort weer zo’n drie lammeren per ooi op mijn bedrijf geboren worden.”
GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl