samen werken aan diergezondheid
schaap & Geit
Kees en Gerda van Dijk verhuisden hun geiten
“Rust is de basis�
Resistentie
monepantel aangetoond
Voorlopige leverbotprognose
De bestrijding van
cae
06 oktobeR 2014
NLSHPFKC00003
Benaming: FLUKIVER COMBI 50 mg/ml + 75 mg/ml orale suspensie voor schapen en lammeren (REG NL 102911). Werkzaam bestanddelen: closantel 50 mg per ml, mebendazole: 75 mg per ml. Doeldiersoorten: Schapen en lammeren. Indicaties: Voor de behandeling van gecombineerde parasitaire besmettingen, waarvoor de activiteit van beide werkzame bestanddelen vereist is. Bijwerkingen: Geen bekend. Contra-indicaties: Niet toedienen aan dieren met een bekende overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen. Dosering: 10 mg/kg lichaamsgewicht closantel + 15 mg/kg lichaamsgewicht mebendazole, in een orale toediening. Dit komt overeen met 1 ml per 5 kg lichaamsgewicht. Wachttijden: (orgaan) Vlees: 65 dagen; Melk: Niet goedgekeurd voor gebruik bij ooien die melk voor menselijke consumptie produceren, inclusief tijdens de droogstand. Niet gebruiken binnen 1 jaar voorafgaand aan het eerste lammeren bij ooien die zijn bestemd voor de productie van melk voor menselijke consumptie. Kanalisatiestatus: URA. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.
Uiterst werkzaam tegen de rode lebmaagworm1 en leverbot2
1
2
ook tegen benzimidazolresistente stammen
ook tegen triclabendazol resistente stammen
+31 (0)30 - 60 25 952
Vraag er naar bij uw dierenarts
Voor nadere inlichtingen:
elanco_benelux@lilly.com
Eli Lilly Nederland B.V. Postbus 379, 3990 GD Houten
www.elanco.nl
| Voorwoord
| INHOUD 04 Nieuws & Tips 06 Stressvrije verhuizing:
Een nieuwe locatie voor de geiten van Van Dijk VOF
12
09 Vraag & Antwoord 11 Monitoring:
Resistentie voor monepantel op schapenbedrijf
12 Interview met
GD-directeur Ynte Schukken
14
14 Het belang van bestrijding van CAE
15 Vroege leverbotbesmetting mogelijk
16 De passie van Piet Weessies Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770, optie 3. Van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
GD Veekijker De GD Veekijker Schaap Geit (voor veterinaire vragen) is iedere werkdag te bereiken tussen 15.00 en 17.00 uur via 0900-7100 000. Voor spoedgevallen is de gehele dag één dienstdoende dierenarts/zoötechnisch deskundige beschikbaar.
Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en € 9,60 basiskosten.
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo
Werk aan de winkel Zestien jaar geleden stelde de GD het eerste geval van resistentie vast van de leverbot voor triclabendazol, het enige goede leverbotmiddel voor schapen. Op het bedrijf in Noord-Holland waar dit destijds voor het eerst werd vastgesteld, is de leverbot nog steeds resistent en het houden van schapen is op dat bedrijf niet meer mogelijk. Resistentie speelt in toenemende mate ook bij maagdarmwormen. Bij een onderzoek in Nederland in 1994 was op ongeveer 90 procent van de onderzochte schapenbedrijven sprake van resistentie voor benzimidazolen. In 2006 stelde de GD het eerste geval van resistentie vast voor doramectine, een worm middel uit groep drie. Na meerdere meldingen van een mogelijk verkorte werkzaamheid van moxidectine, toonde de GD in 2012 het eerste geval van resistentie van Haemonchus contortus (de rode lebmaagworm) voor moxidectine aan. In 2011 kwam in Nederland monepantel op de markt, het enige middel uit groep vier en in juli van dit jaar toonde de GD het eerste geval van resistentie van Haemonchus contortus voor monepantel aan.
spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
COLOFON
GD Schaap & Geit is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren | Redactie René van den Brom, Karianne Lievaart-Peterson, Eva Onis, Piet Vellema, Mark de Witte | EINDREDACTIE Yoni Pasman | Redactieadres GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productie coördinatie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp Fokko-Ontwerp VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen GD Schaap & Geit wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (3 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 16,75 (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie 3 keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze doorgeven aan de redactie via redactie@gddiergezondheid.nl. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
Omdat resistentie van een parasiet voor een bepaald middel blijvend is en inmiddels resistentie is aangetoond voor middelen uit drie van de vier groepen ontwormingsmiddelen en voor triclabendazole, zal het roer om moeten. Mestonderzoek en een beweidingsschema vormen de basis voor een duurzame schapenen geitenhouderij. Zo’n beweidingsschema voor 2015 zou u nu het beste kunnen maken. Er is werk aan de winkel. PIET VELLEMA SECTORMANAGER KLEINE HERKAUWERS
ISSN: 2214-1707 Adreswijzigingen: bel 0900 1770, kies 3 (lokaal tarief)
GD Schaap & Geit | Oktober 2014 |
3
NIEUWS & TIPS
Labuitslagen in SGOnline en VeeOnline Alle laboratoriumuitslagen van de GD zijn vanaf dit jaar te vinden op SGOnline en VeeOnline. De gebruikers van SG-Online kunnen rechtstreeks vanuit SG-Online bij deze uitslagen komen. Als u nog geen gebruik maakt van SGOnline, dan kunt u bij de labuitslagen komen via www.veeonline.nl. U dient in te loggen met een Z-login. Mocht u deze nog niet hebben, dan kunt u deze via de website gratis aanvragen. Van alle diersoorten, dus ook van schapen en geiten, staan alle uitslagen in één handig overzicht onder ‘mijn labuitslagen’. Met de toevoeging van de labuitslagen hebt u dus een compleet overzicht over diergezondheid: alle actuele informatie van de GD over de gezondheid van uw schapen en geiten, altijd en overal beschikbaar. Aan de historische uitslagen wordt nog gewerkt.
Voor alle mensen die met geiten werken is er op 18 november de Nationale Melkgeitenhouderijdag.
Nationale Melkgeitenhouderijdag Voor beroepsmatige geitenhouders en mensen die werkzaam zijn in de geitenmelkketen of de periferie, is op 18 november 2014 de Nationale Melkgeitenhouderijdag. De dag wordt gehouden in De Weistaar in Maarsbergen. In de ochtend is de feestelijke presentatie van de
Uniforme Bedrijfskengetallen, ‘s middags is er gelegenheid om twee workshops bij te wonen naar eigen keuze. De GD is deze dag uiteraard ook aanwezig en informeert de aanwezigen over de ontwikkelingen rond paratbc.
Let op giftige planten Veel planten bevatten stoffen die giftig zijn voor schapen en geiten. Meestal ontstaan er geen gevaarlijke situaties, maar let op wanneer de dieren (1) bij tuinafval kunnen komen, (2) zijn losgebroken in een tuin, (3) bij slootafval kunnen komen na
het schonen van de sloten of (4) in de wei lopen tijdens bijzondere omstandigheden. Op onze website vindt u een uitgebreid overzicht van planten die giftig kunnen zijn voor schapen en geiten, kijk op www.gddiergezondheid.nl.
Gebruik actuele inzendformulieren De inzendformulieren voor het GD-laboratorium worden regelmatig vernieuwd, bijvoorbeeld omdat nieuwe laboratoriumbepalingen worden toegevoegd. Om verwarringen te voorkomen, is het daarom belangrijk altijd de meest recente versie te gebruiken. Op www.gddiergezondheid.nl, onder ‘formulieren’, vindt u altijd het meest actuele formulier. De gevlekte scheerling groeit vooral langs wegen en op onbebouwd land en is zeer giftig voor uw dieren.
4
Optimaal gebruik van dektuig met dekbok Het dekblok, met het dektuig vastgebonden op de borst van de ram, merkt de ooien die hij dekt. Start met een geel dekblok en werk dan van licht naar donker: geel, groen, rood, blauw. Afhankelijk van de wisselsnelheid kan dagelijks, wekelijks, op het einde van
een dekcyclus (17 dagen) of op elk gewenst ander moment vastgesteld worden welke dieren wanneer gedekt zijn. Met een exacte dekdatum is uit te rekenen vanaf welk moment de ooi kan werpen (145 dagen dracht) en wanneer lamcontrole nodig is.
Nieuwe medewerker klantcontact Sinds juni van dit jaar werkt Maaike Lafeber op de afdeling klantcontact administratie van kleine herkauwers. U kunt haar aan de telefoon krijgen, en ze houdt zich ook bezig met verwerking van certificeringsprogramma’s, het Keurmerk Zoönosen en dierregistraties. Maaike is afgestudeerd als dierenarts assistente in Barneveld en heeft daarna in Zuidoost-Brabant een aantal jaren als assistente in de praktijk gewerkt.
GD Keurmerk Zoönosen
Beperk het risico op kopergebrek Kopergebrek kan verscheidene problemen bij schapen en lammeren veroorzaken. Gevolgen zijn onder andere ‘swayback’ (slapte in de achterhand) bij opgroeiende lammeren, verminderde groei, bloedarmoede, diarree en vachtafwijkingen. Daarnaast kan een kopergebrek bij fokdieren leiden tot verminderde vruchtbaarheid. In de maanden voor de dekperiode is het van belang om te weten hoe het met de koperstatus van uw koppel is gesteld. Wanneer
u van vijf fokooien een bloedmonster laat onderzoeken heeft u snel een indruk van de koperstatus. U heeft in geval van een aangetoond tekort dan nog de mogelijkheid de koperstatus via het rantsoen aan te passen. Let op! De marge tussen een overmaat en een tekort aan koper is smal. Het aanvullend verstrekken van koper zonder dat er sprake is van een aangetoond tekort is niet verantwoord.
Het GD Keurmerk Zoönosen wordt al een aantal jaren verstrekt aan verschillende bedrijven die aan de voorwaarden voor dit keurmerk voldoen. Op dit moment wordt gewerkt aan een vernieuwde checklist. De bedoeling is dat de vragen beter aansluiten bij de aanwezige diersoorten op uw bedrijf. Mocht u al in het bezit zijn van het keurmerk, dan krijgt u in november via de dierenarts te maken met deze nieuwe checklist. Mocht u nog niet in het bezit zijn van het keurmerk, dan is dit misschien het moment om het keurmerk aan te vragen voor 2015. De verwachting is dat de aangepaste checklist een stuk gebruiksvriendelijker is en toepasbaar is op elk type bedrijf. Aanmelden kan via onze website www.gddiergezondheid.nl.
GD Schaap & Geit | Oktober 2014 |
5
STrESSVrIJ VErHUIZEN | tekst: DRS. EVA ONIS
Een nieuwe locatie voor de geiten van Van Dijk VOF
Een stressvrije verhu Elke verhuizing is een hele operatie. Voor melkgeitenhouders Kees en Gerda van Dijk was het ook nog eens de kunst om hun vierhonderd geiten zo ontspannen mogelijk te verhuizen. De verplaatsing kan stress veroorzaken bij de dieren, en stress verlaagt de weerstand. Het kan zelfs tot abortus leiden. “Je moet goed opletten wat de geiten kunnen oplopen en zo rustig mogelijk te werk gaan. Rust is de basis”, benadrukt Kees. Na twaalf jaar als automonteur gewerkt te hebben, kocht Kees in 2004 samen met zijn vrouw Gerda een oud varkensbedrijf in IJsselstein. Vanuit het niets bouwden ze eerst een varkensbedrijf op, dat tevens plaats bood voor caravans. Plannen voor een geitenbedrijf hadden zij altijd al, maar vanuit financieel oogpunt besloten ze nog even te wachten. Kees: “Toen er langzaamaan meer vraag ontstond naar geitenmelk, besloten we in 2007 ruimte te maken voor 350 lammetjes. Om de lammeren na een jaar ook te kunnen melken, moest er verbouwd worden. In 2008 hebben we een melkput gemaakt. Op deze locatie konden maximaal 450 geiten gehouden worden. Perceeluitbreiding was helaas onmogelijk.” Het echtpaar maakte daarom zo’n drie jaar geleden gebruik van de ruimte-voorruimteregeling, een regeling waarbij agrarische bedrijfsgebouwen gesloopt worden om ruimte te maken voor compensatie-
6
woningen op passende locaties, ter verbetering van het landelijk gebied. Toen zij dat traject bijna hadden afgerond, kregen Kees en Gerda de mogelijkheid om van bedrijf te ruilen. Dat resulteerde in november 2012 in een verhuizing naar Barneveld. Die verhuizing bood meteen mogelijkheid voor groei: inmiddels hebben ze twee stallen voor de melkgeiten en drie stallen voor de lammeren. Ze gingen van 350 geiten naar 1100 geiten. Kees: “Het plan was om 800 geiten te houden, maar met een extra medewerker bleek 1100 ook haalbaar.”
Voorbereiding De nieuwe locatie in Barneveld was eerst een kippenbedrijf, dus dat vergde de nodige aanpassingen. In september 2012, twee maanden voor de definitieve verhuizing, was de eerste stal klaar. Kees: “Dat moest wel. Het jaar ervoor waren al
dieren gedekt; we hadden vierhonderd geiten en ruim driehonderd lammeren. Gezien de capaciteit was het dus noodzakelijk om de lammetjes al te verplaatsen.” Voor het vervoer koos Van Dijk VOF voor een bekende uit het varkenstransport. “We kozen bewust voor een bedrijf dat geen schapen of geiten reed, vanwege mogelijke dierziekten. Bij varkens gelden sowieso strenge hygiëneregels.” Bovendien hielden Kees en Gerda rekening met de risico’s die ontstaan bij stress. “Door de verplaatsing krijgen de dieren stress, en stress verlaagt de weerstand. Je moet dus goed opletten wat ze kunnen oplopen.”
de verhuizing De dag van de verhuizing begon voor de geiten normaal: “We hebben de geiten ‘s ochtends eerst gemolken en nog even gevoerd. Om 8.00 uur gingen de dieren op
opstarten
izing
Omdat de lammeren eerder verhuisd waren, was het even lastig voor het bedrijf. “Er waren toen op twee plekken dieren, maar we kregen hulp van een oud-stagiair. Zij heeft tijdelijk in het huis in Barneveld gewoond en heeft de dieren uitstekend verzorgd.” Na de verhuizing waren er wel wat aanloopproblemen, omdat de stallen aangepast moeten worden. “Het klimaat in de stallen was lastig goed te krijgen. De oude varkensschuur in IJsselstein was goed geïsoleerd. Er was een centrale gang, dus er kwam geen rechtstreekse kou. In Barneveld legden we in het tweede jaar vloerverwarming in de stallen en pakten we de ventilatie aan. We hebben drie verschillende stallen voor de lammeren, waarbij we dieren doorschuiven op basis van leeftijd of wanneer een stal te vol raakt. Stal één heeft een laag plafond, stal twee is hoog en stal drie is bijna helemaal open. In stal twee bleek het bijvoorbeeld nodig om schuifdeuren te maken en de ventilatieroosters af te dekken met windkappen.”
biestvoorziening de wagen, zo rustig mogelijk. De geiten gingen in groepjes van tien, twaalf richting de melkput, zoals altijd. Ze liepen het gewone, dagelijkse stuk, dan de melkput uit en een meter verder was de laadklep al. We kregen veel hulp, dus we konden rustig inladen.” Met twee vrachtwagens met aanhanger die twee keer heen en weer reden, waren alle dieren verhuisd. Per wagen konden 150 dieren mee. “De vrachtwagens mochten absoluut niet te vol, want er zaten drachtige dieren bij.” Zelf bleef Kees thuis en in Barneveld stond iemand om de dieren op te vangen. Daar wachtten de dieren vers voer, een dikke laag stro in de stallen, brokken op de voergang en balen gras die al waren meegenomen uit IJsselstein. “Omdat alles al was klaargezet, hadden de geiten de hele dag de tijd om rond te kijken. ’s Avonds werden ze op het normale tijdstip gemolken.” De stressvrije verhuizing had resultaat. “We hebben geen dode en geen beschadigde dieren gehad, en geen verwerpers nadien.”
Op de nieuwe locatie konden Kees en Gerda ook veranderingen in het bedrijfsmanagement doorvoeren. Zo werd de biestvoorziening beter geregeld. In plaats van koeienbiest krijgen de lammeren nu geitenbiest van dieren die voor het eerst afl ammeren. “Dat is vanuit het gedachtegoed van de GD: met geitenbiest loopt het lam slechts een klein risico op paratuberculose. Als het lam geboren wordt en weggaat bij de moeder wordt het direct in een plastic bak onder de lamp gezet. Daar wordt drie keer 200 milliliter geitenbiest gevoerd. Na 24 uur gaat het lam naar een grote blauwe bak, dit is een soort hok met
een drinkautomaat, waar we er zes van hebben. Hiermee kunnen we in de eerste week na de geboorte heel geconcentreerd melk voeren. Je hoeft het hok niet in, of te bukken om ze te verzorgen. Ook het schoonmaken gaat heel makkelijk. Alles bij elkaar is het misschien wel extra werk, maar het levert verderop minder problemen op. We zijn liever druk met schoonmaken dan met zieke dieren.”
Niet schromen voor advies Om de diergezondheid op peil te houden, probeert het echtpaar zichzelf continu scherp te houden. Zo deed het bedrijf mee aan een tweetal projecten van de GD: paratuberculose en het enten tegen Qkoorts. “Door het Q-koortsproject leerden we dat het opnemen van de temperatuur belangrijk is. Je ziet niet alles aan de buitenkant van het dier.” Daarnaast is er sowieso vier keer per jaar overleg met de dierenarts van de Universitaire Landbouwhuisdieren Praktijk (ULP), Mark van der Heijden. “Als er uitval is dan bespreken we hoe bij te sturen. Toen bijvoorbeeld sprake was van listeriose, zijn we gaan letten op de manier waarop bij ons gras gevoerd wordt. Sowieso is het belangrijk niet te schromen om advies te vragen en eventueel de GD te bellen.”
Nieuwe locatie Volgens dierenarts Mark van der Heijden hebben Kees en Gerda ‘een extreem rustig koppel’. “Je kan met z’n drieën de stal door lopen en ze blijven gewoon rustig staan, ze rennen niet weg.” Maar volgens de geitenhouder is het ook belangrijk hoe je er zelf mee omgaat. “Het is belangrijk om je dieren goed te kennen. Ik hoef maar even mijn stem te verheffen en ze luisteren.”
Kees en Gerda van Dijk zijn niet bang voor een beetje extra werk in het belang van de diergezondheid. “Liever druk met schoonmaken dan met zieke dieren.”
GD Schaap & Geit | Oktober 2014 |
7
Maatwerk in Stalinrichting
Laageinde 37 4016 CT Kapel-Avezaath Tel.nr. +31(0)344-661495 / mob. +31(0)620315904 E-mail: info@schapenartikelen.nl Website: www.schapenartikelen.nl
Houtenvoerbak Voor schapen en lammeren Leverbaar in de maten 3mtr en 4 mtr
Houten landhek Leverbaar in de maten 1,33mtr 2 mtr, 3mtr, 4mtr en 5mtr
Doppelruif / Wandruif Leverbaar in de maten 3mtr en 4 mtr
Doppelruif Leverbaar in de maten 3mtr en 4 mtr
Diagonaal voerhek met biksbak en poten Leverbaar vanaf 1mtr tot 5mtr
Zweeds model voerhek Tbv gehoornde Schapen en Geiten Leverbaar in lengte van 2,5 mtr
Rumevite Gate Feeder Voor het voeden van Rumevite naar gehuisvest runderen en schapen
Rumevite Knoflook blok Een knoflook verrijkte minerale vitamine blok formulering
Rumevite Schapen Een hoogwaardige mineraal vitamine blok
Rumevite Spike Feeder Ideaal voor ooien en lammeren op het gras en op root/voedergewassen
Rumevite MAG Booster Een combinatie van voeding en mineralen aan te vullen met extra hoogniveau van magnesium
Rumevite Magnesium Het hoge blok magnesium voor schapen en runderen
Vraag & Antwoord
In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-medewerkers vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.
?
raag: Heeft de ram een voorkeur voor V bepaalde ooien?
?
Antwoord van dierenarts Karianne Lievaart-Peterson: Jazeker, rammen hebben over het algemeen een meer of minder sterke voorkeur voor ooien van het eigen ras en in ieder geval voor ooien van dezelfde kleur. Daarnaast dekken ervaren rammen liever volwassen ooien dan ooilammeren. Als er meerdere ooien tegelijk bronstig zijn kan een ram voorkeur voor een bepaalde ooi hebben en dan andere ooien niet dekken. Indien u dit waarneemt is het advies deze ooi een dag of twee uit de koppel te halen. Over het algemeen helpt het om de rammen bij voorbaat de keuze te ontnemen tussen ras en kleur, met of zonder staart en ooi of lam door gelijksoortige koppels samen te stellen.
?
raag: Hoe moet ik mijn melkschapen tegen V leverbot behandelen?
Antwoord van binnendienst medewerker Lammert Moll: In Nederland zijn op dit moment geen leverbotmiddelen meer geregistreerd voor schapen die melk leveren voor de humane consumptie. Via de dierenarts is het mogelijk om met behulp van de cascaderegeling een leverbotmiddel uit het buitenland te halen waar een wachttijd voor melk voor bepaald is. Er zijn middelen met de werkzame stof albendazol die werkzaam zijn tegen oude volwassen stadia van de leverbot (dertien tot veertien weken na infectie). De wachttijd voor de melk van deze leverbotmiddelen is minimaal zeven dagen. De meeste leverbotbesmetting vindt plaats vanaf de maand augustus en loopt door tot in de winter. Mestonderzoek kan aan geven of het zinvol is om te gaan behandelen. Deze leverbotmiddelen gaan namelijk pas werken als er ook lever boteieren in de mest worden gevonden. Het heeft meestal geen zin om met de huidige beschikbare leverbotmiddelen voor december te gaan behandelen.
Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Schaap & Geit.
raag: Is het mogelijk om in SG-Online V Q-koortsvaccinaties bij te houden?
Antwoord van medewerker onderzoek en binnendienst Saskia Luttikholt: In SG-Online kunt u bijhouden welke vaccinaties en behandelingen een dier heeft gehad, dus ook de Q-koortsvaccinatie kan worden geregistreerd. De registratie van de Qkoortsvaccinatie wordt ook doorgegeven aan de landelijke database van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het is daarnaast mogelijk om een zogenaamde vaccinatielijst te printen. Wanneer u eerst de gevaccineerde dieren selecteert en vervolgens de betreffende vaccinatie, dan krijgt u een document dat u kunt printen. Deze lijst kan worden ondertekend door de dierenarts, waarmee u kunt laten zien dat deze dieren zijn gevaccineerd, tegen bijvoorbeeld Q-koorts.
?
raag: Vorig jaar heb ik na aanvoer van mijn dek V ram diverse problemen bij mijn schapen gehad, waaronder rotkreupel en oogontstekingen. Hoe kan ik dat dit jaar voorkomen?
Antwoord van dierenarts René van den Brom: Iedere aanvoer van een dier houdt een risico op insleep van dierziekten in. De kans daarop kan worden verkleind door bijvoorbeeld informatie over de diergezondheidsstatussen van het bedrijf van herkomst te hebben en alleen dieren aan te voeren van bedrijven met minimaal dezelfde diergezondheidsstatussen als uw bedrijf. Daarnaast is het belangrijk om een aangekocht dier in quarantaine te plaatsen. Wanneer u de kans op insleep wil beperken, kunt u het volgende protocol aanhouden bij aanvoer van nieuwe dieren. Bij aankomst bekapt u de klauwtjes en voert u een behandeling uit tegen maagdarmworminfecties. Daarnaast kunt u het dier controleren op een mogelijke leverbotinfectie door mestonderzoek te doen. Herhaal de behandeling met een ontwormingsmiddel tijdens de quarantaineperiode, en controleer tegelijkertijd of er bij het aangevoerde dier ziekten voorkomen. Als er twijfel bestaat over de gezondheid van het dier, laat het dan niet bij de koppel.
GD Schaap & Geit | Oktober 2014 |
9
CapraCol® échte biest als vervanger van moedermelk • Beste Kwaliteit • Beste Oplosbaarheid • Geeft Extra Weerstand • Behandeld Tegen Para-TBC www.capracol.nl
Sonde 150 ml
CarboVet®
Makkelijk en in één keer biest toedienen Zonder knoeien
Natuurlijke toxinebinder Draagt bij aan de uitscheiding van vaste mest
G
W EU NI
I ND HA
www.capracol.nl
www.carbovet.nl
Ar ts Food Products BV brengt sinds 2008 aanvullend dier voeder op de markt. Onze producten zijn van de hoogste kwaliteit en gericht op uw rendement. Heeft u vragen? Bel dan naar 073 737 0129 of mail naar info@capracol.nl
vandaag besteld, vandaag verzonden
- kwaliteit voor rendement Arts Food Products BV Gerard Doustraat 20 5212 EJ ‘s-Hertogenbosch
Tel.: 073 737 0129 Mail: contact@artsfoodproducts.nl Web: www.capracol.nl
Distributie ook via: Denny van de Wetering Tel.: 06 1500 4419
MoNITorING
Resistentie voor monepantel op schapenbedrijf Op een of mogelijk twee schapenbedrijven in Nederland is resistentie van de rode lebmaagworm voor monepantel aangetoond. Gezien de korte tijd dat dit ontwormingsmiddel op de Nederlandse markt beschikbaar is, is de snelheid waarmee de resistentie zich heeft kunnen ontwikkelen opmerkelijk. De GD Veekijker Kleine Herkauwers werd in juli benaderd door een schapenhouder die aangaf dat de behandeling met monepantel (Zolvix®, Novartis Animal Health) bij zijn schapen geen effect leek te hebben. Resistentie voor dit middel was niet direct aannemelijk, daarom is afgesproken dat de schapenhouder een mengmonster van zijn lammeren in zou sturen voor mestonderzoek. Hierin werden grote aantallen wormeieren (type strongylus) gevonden. Vervolgens heeft de GD met een zogenoemde ‘faecal egg count reduction test’ de aanwezigheid van resistentie voor monepantel onderzocht. Hiervoor zijn twee groepen van tien lammeren geselecteerd. De eerste groep was de controlegroep en werd niet behandeld, de tweede groep werd behandeld met monepantel in een dosering zoals voorgeschreven door de fabrikant. De effectiviteit van de behandeling met monepantel bleek nul procent te zijn. Na het onderzoek zijn op basis van mestkweek de aanwezige larven geïdentificeerd. Alle aanwezige larven bleken larven van de rode lebmaagworm (Haemonchus contortus) te zijn, ook na behandeling met monepantel.
hoge behandelfrequentie Monepantel is een relatief nieuw product dat in 2009 gelanceerd is in Nieuw-Zeeland. Daaropvolgend is het in 2011 op de Nederlandse markt verschenen. In dit geval is de schapenhouder begonnen met het gebruik van het middel in 2012, nadat de effectiviteit van ivermectine en doramectine onvoldoende bleek te zijn. Sindsdien heeft hij alleen monepantel als ontwormingsmiddel ingezet. De schapen zijn sindsdien ten minste tweemaal per jaar behandeld met monepantel, de lammeren minstens vier keer. De
relatief hoge behandelfrequentie zorgt ervoor dat er snelle selectie plaatsvindt op resistente rode lebmaagwormen. Immers, bij elke behandeling verdwijnen de niet-resistente wormen, en blijven de resistente over. Toch is de snelheid van deze ontwikkeling opmerkelijk. Wereldwijd werd, onder veldomstandigheden, nog niet eerder resistentie van deze parasiet voor monepantel gezien. Eerder onderzoek in Nieuw-Zeeland toonde wel resistentie aan van twee andere maagdarmwormen die bij schapen voorkomen, Teladorsagia circumcincta en Trichostrongylus colubriformis. Ook in dat geval werd het ontwormingsmiddel pas twee jaar, maar frequent herhaald, gebruikt op het bedrijf. Op het tweede bedrijf waar mogelijk sprake is van resistentie van de rode lebmaagworm voor monepantel, wordt momenteel onderzoek gedaan door de GD.
bestrijding Preventieve managementmaatregelen, zoals beperkt gebruik van ontwormingsmiddelen, juiste dosering, gecombineerd met beweidingsschema’s, zijn belangrijk om parasitaire infecties onder controle te krijgen. Dit belang wordt onderschreven door eerdere informatie vanuit de Monitoring van Diergezondheid van Kleine Herkauwers, waaruit bleek dat steeds vaker signalen komen over het voorkomen van resistentie voor verschillende groepen ontwormingsmiddelen. Daarnaast is terugkeer naar gevoeligheid voor een ontwormingsmiddel zeer onwaarschijnlijk, wanneer er eenmaal resistentie voor een middel aanwezig is. Meer informatie over maagdarmwormen is te vinden op: www.gddiergezondheid.nl.
Als sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij intensief samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
GD Schaap & Geit | Oktober 2014 |
11
Interview | tekst: ing. Bert de Lange
GD-directeur Ynte Schukken:
“Zowel dier, veehouder als samenleving hebben belang bij uitstekende diergezondheid” Ongeveer een jaar geleden kwam hij terug uit de Verenigde Staten om bij de GD aan de slag te gaan. Tijd voor een nadere kennismaking met een veelzijdig man die hamert op het belang van een hoge diergezondheidsstatus van Nederland. Een ding heeft Ynte Schukken in het afgelopen jaar wel geleerd: de GD is een organisatie die de kunst van het balanceren verstaat. “We werken als GD voor de boeren, de dierhouders. Tegelijkertijd moeten de overheid en de samenleving de overtuiging hebben dat ons werk betrouwbare resultaten oplevert. Onze monitoringsopdracht is daar een mooi voorbeeld van. Om die taak goed uit te voeren is het cruciaal dat we midden in de veehouderijsector staan, omdat we daardoor signalen over ziekten snel binnen krijgen. Diezelfde sector en de samenleving willen er vervolgens op kunnen bouwen dat we bevindingen die de dier- en volksgezondheid raken, direct terugkoppelen. Dat kan alleen als we dat vertrouwen als GD ook waarmaken.” Het lukt de GD om die balans te vinden, zegt Schukken, en dat is mede te danken aan de transparante werkwijze. “We laten alles zien wat we doen. Als GD zijn we objectief en kennisgedreven. We baseren ons niet op gevoel maar zijn daarmee niet gevoelloos. Noem het ingebouwde
12
objectiviteit. Als we uitspraken doen, dan baseren we die op bevindingen die we in de praktijk opdoen of ontdekken via toegepast onderzoek. Ik merk dat onze klant deze manier van werken steeds meer herkent en waardeert.” Schukken hamert op het belang van een hoge diergezondheidsstatus van Nederland. “Dat is niet alleen goed voor het dier zelf, de veehouder merkt het ook door meer werkplezier en lagere kosten. En gezien de raakvlakken tussen dier- en volksgezondheid profiteert de samenleving ervan, wat bovendien zal bijdragen aan de ‘license to produce’ van de veehouderij in Nederland.” Bij de GD gaat het om meer dan rundvee. Hij ziet dat als een verrijking. Door tal van bedrijfsbezoeken heeft hij zich snel ingewerkt in de wereld van de varkens, pluimvee, schapen, geiten, paarden en gezelschapsdieren. Maar er is altijd een noodzaak om te blijven leren en te blijven luisteren.
Ynte Schukken 2013-heden: Gezondheidsdienst voor Dieren: Directeur Diergezondheid 1999-2013: Cornell University: Hoogleraar en leidinggevende bij dochteronderneming Quality Milk Production Services. 1990-1999: Universiteit Utrecht: Onderzoeker, dierenarts en universitair docent aan de Faculteit Diergeneeskunde 1990: Universiteit Utrecht: Promoveert op zijn onderzoek naar het verloop van klinische mastitis op bedrijven met een laag tankcelgetal.
Antibiotica-discussie Dat de GD zich bewust is van de veelheid aan belangen die er spelen, blijkt ook uit de missie van de GD, zo vindt Schukken. Die luidt: ‘Samen werken aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving’. De GD-directeur: “Op korte termijn kunnen de belangen op gespannen voet staan, maar op lange termijn stemmen ze overeen. In de discussie over de reductie van antibiotica komt dat goed naar voren. Iedereen is het er wel over eens dat het onontkoombaar en zinvol is om zo min mogelijk antibiotica te gebruiken om resistentie tegen te gaan. Maar op korte termijn zie je dat het op veehouderijbedrijven pijnpunten kan geven, omdat je een bepaald antibioticum niet meer mag toedienen, of omdat een andere werkwijze wordt gevraagd. We kunnen daar op twee manieren mee omgaan: blijven benoemen dat het vroeger allemaal beter en makkelijker was, of de uitdaging aangaan en als eerste in de wereld met creatieve oplossingen komen die voor zowel dier, dierhouder, als samenleving van waarde zijn.” Het is volgens hem aan organisaties als de GD om altijd te proberen oplossingen te vinden om daarmee als dierhouderij in Nederland een signaal van innovatie en kwaliteit de wereld in kunnen sturen. “We doen bijvoorbeeld volop onderzoek naar het ontwikkelen van gevoeligheidsbepalingen op bedrijfsniveau. Die bepalingen stellen veehouders en dierenartsen in staat om een rationele keuze te maken uit de beschikbare antibiotica. En dat betekent uiteindelijk gezondere dieren, lagere kosten en een verminderde resistentieontwikkeling.”
ziet dat niet als een bedreiging. “Nee, dat is een verschuiving die al enige tijd gaande is en altijd door zal gaan. En dan niet alleen van de GD naar de dierenarts, ook van universiteit naar de GD en zeker ook van de dierenarts naar de veehouder, die via allerlei nieuwe technieken zelf bepalingen uit kan voeren op het eigen bedrijf. Als GD spelen we hierop in door fors te investeren in innovatie. Daardoor blijken we in staat iedere keer nieuwe en betere testen te ontwikkelen.”
Bovendien is de GD meer dan een veterinair laboratorium. “We doen veel onderzoek en werk waar de praktijk direct iets aan heeft. En de GD, zo heb ik ontdekt nu ik zelf een jaar ‘binnen’ heb mogen kijken, is heel sterk in het uitvoeren van diergezondheidsprogramma’s. Dat vraagt veel meer kennis en werk dan ik had gedacht, maar deze programma’s zijn essentieel voor het diergezondheidsmanagement op de bedrijven en voor de diergezondheidsstatus van Nederland.”
Vroeger heffingen, tegenwoordig volledig betaalde dienstverlening Als directeur Diergezondheid bezoekt Ynte Schukken veel klanten. Daarbij heeft hij ervaren dat het beeld van de GD als een overheidsgerelateerde ‘dienst’ nog leeft. “Vanuit de historie is dat goed verklaarbaar, maar de GD heeft in de afgelopen jaren grote veranderingen ondergaan. We verdienen ons geld niet meer met heffingen of subsidies, maar volledig via betaalde dienstverlening. Het uitvoeren van labonderzoek is een belangrijke inkomstenbron. De diverse diergezondheidsprogramma’s dragen ook financieel bij en de GD voert tal van projecten uit voor het bedrijfsleven. Daarnaast vervult de GD een spilfunctie in de Monitoring Diergezondheid, dat als doel heeft om tijdig dierziekten of onbekende aandoeningen te signaleren.”
keling van VeeOnline waar onze klant zijn labuitslagen, gezondheidsstatussen en bedrijfsgezondheidsplannen kan vinden. Ook ondergaat het veterinaire laboratorium, met vier miljoen bepalingen één van de grootste ter wereld, binnenkort een metamorfose, met als doel om de prijskwaliteitverhouding en de doorlooptijden verder aan te scherpen.
Inkomsten vanuit de markt • V oorheen: heffing per dier (Landbouwschap) en basis-subsidies. • Daarna: afbouw heffingen en subsidies. • De GD is een BV: met volledig betaalde dienstverlening door levering van producten en diensten. 1980
En de GD is nog volop in beweging, zo constateert Schukken. “We blijven investeren in nieuwe producten en diensten. Verder zijn we volop bezig met een grote digitaliseringslag; denk aan de ontwik-
1990
2000
2013
Levering betaalde producten en diensten Heffingen & subsidies
Schukken is ervan overtuigd dat de Nederlandse veehouderij er baat bij heeft om tijdig op dit soort ontwikkelingen in te spelen. “Recent was er een internationale conferentie over de resistentieproblematiek. De grote reductie in het gebruik van antibiotica in de Nederlandse veehouderij is daar gelukkig niet onopgemerkt gebleven. Dat geeft ons imago en onze producten in het buitenland nu en in de toekomst extra waarde.”
Kracht van programma’s Schukken hecht sterk aan een goede relatie met dierenartsenpraktijken. “Om de veehouders goed van dienst te zijn hebben we elkaar nodig. We zien tegelijkertijd dat steeds meer dierenartsenpraktijken zelf bepaalde testen kunnen uitvoeren.” Schukken GD Schaap & Geit | Oktober 2014 |
13
CAE | tekst: CARLIJN KAPPERT
Het belang van
bestrijding van CAE Voor dieren is caprine arthritis encefalitis (CAE) een vervelende ziekte, maar voor de geitenhouder evenzo. Het virus komt nog op veel melkgeitenbedrijven voor en de economische gevolgen ervan zijn groot. Maar ook een hobbyhouder kan de ziekte maar beter buiten de deur houden. Een infectie met CAE op een bedrijf is erg vervelend: de ziekte veroorzaakt schade voor zowel het dier als het bedrijf. Preventie door vaccinatie is niet mogelijk; behandeling met medicatie evenmin. Uit onderzoek is gebleken dat contact met niet-CAE-vrije geiten de belangrijkste oorzaak is van een besmetting van een koppel geiten. Vaak betreft dit het in- en uitbreken of aankoop van dieren. Ook het tijdelijk bijeenbrengen van geiten, bijvoorbeeld voor keuringen, vormt een risico. Besmetting kan plaatsvinden via de melk, biest en vooral door de uitademingslucht van besmette dieren. Ook kan het virus worden overgebracht door gereedschappen, laarzen, personen en veewagens.
Symptomen De besmette dieren worden geleidelijk dor in de vacht en kunnen afwijkingen hebben aan gewrichten, uier, longen en centraal zenuwstelsel. Het is een langzaam verlopende virusinfectie, waardoor deze symptomen pas in een later stadium optreden. Wanneer er op basis van klinische verschijnselen een verdenking is van een CAE-besmetting,
Caprine arthritis encefalitis Caprine arthritis encefalitis (CAE) is een aandoening die, evenals zwoegerziekte bij schapen, wordt veroorzaakt door een virus uit de groep lentivirussen. Verschijnselen zijn langzaam voortschrijdende vermagering, een dalende melkproductie en sterfte. Kenmerkend voor dit type virus is onder andere een lange incubatieperiode.
14
kan met bloedonderzoek een mogelijke infectie worden bevestigd. Geiten kunnen ook besmet zijn met CAE zonder klinische verschijnselen te vertonen.
Bestrijding Vaccinatie kan besmetting met CAE niet voorkomen en een eenmaal geïnfecteerde geit is niet te genezen. Wanneer er een besmetting op het bedrijf is, kan moederloze opfok van lammeren de verspreiding van het virus beperken. Sinds 1989 kennen wij in Nederland een georganiseerde CAE-bestrijding. Een belangrijke voorwaarde is dat dieren van bedrijven die de ‘vrij-status’ hebben, geen contact mogen hebben met niet-vrije dieren. Een gesloten bedrijfsvoering en strikte hygiëne maken de kans op insleep van het virus erg klein. Op bedrijven die al langer vrij zijn, worden de geiten om de twee jaar onderzocht op antistoffen tegen het CAE-virus volgens een steekproefmodel. Bij een gunstig resultaat wordt de vrij-status met twee jaar verlengd. De vrij-status kan ook worden verkregen door aankoop van dieren van gecertificeerde bedrijven. Heeft u als geitenhouder belangstelling om deel te nemen aan de georganiseerde bestrijding van CAE, dan kunt u voor informatie of aanmelding contact opnemen met 0900-1770 (optie 3: schaap en geit) of kijk op www.gddiergezondheid.nl.
TEKST: WERKGROEP LEVERBOTPROGNOSE | LEVERBOTPROGNOSE tekst: xxxxx | xxxxx
De Werkgroep Leverbotprognose bestaat uit specialisten uit het veld en doet, in opdracht van de sector en de overheid, ieder najaar voorspellingen over de kans op leverbotinfecties. De werkgroep beoogt preventieve maatregelen en wil door het bevorderen van een strategische benadering het geneesmiddelengebruik terugdringen.
Voorlopige leverbotprognose najaar en winter 2014/2015
Vroege
leverbotbesmetting
mogelijk
De Werkgroep Leverbotprognose heeft vroege leverbotinfecties vastgesteld. In gebieden met een hoge grondwaterstand is er een kans op een leverbotbesmetting. De zachte winter heeft ervoor gezorgd dat aanwezige leverbotslakken makkelijk konden overwinteren. Door het vroege voorjaar in 2014 hebben de slakken zich snel kunnen vermeerderen. De maand mei was natter dan gemiddeld en hierdoor hadden uitgescheiden leverboteieren een grote kans om als trilhaarlarve een leverbotslak binnen te dringen. Dit zorgde voor veel besmette slakken die vooral in gebieden met een verhoogde grondwaterstand al in augustus besmettelijke cysten op het gras hebben afgezet. In deze gebieden kan een infectie zijn opgetreden.
Behandeling schapen en rundvee De Werkgroep Leverbotprognose adviseert om in gebieden met een verhoogde grondwaterstand de schapen te behandelen. In andere gebieden raadt de werkgroep aan om bij twijfel over een leverbotbesmetting bloedonderzoek te laten verrichten van minimaal vijf lammeren.
Voorkom resistentie Om triclabendazol-resistentie van de leverbot te voorkomen is het bij het behandelen van schapen van het grootste belang om het juiste gewicht van het dier te schatten of te meten, zodat de juiste dosis van het geneesmiddel kan worden toegediend. In geval van resistentie is behan-
deling met andere leverbotmiddelen nodig. Deze middelen moeten op een andere manier worden toegepast. Overleg met uw dierenarts over de te volgen strategie van behandelen. Medio november brengt de werkgroep een definitief advies uit.
De leverbotziekte, die voornamelijk voorkomt bij runderen, schapen en geiten, wordt veroorzaakt door een platworm die zich in de lever bevindt. In de levenscyclus van de leverbot fungeert de slak Galba truncatula, die voornamelijk leeft in het greppelmilieu, als tussengastheer. Leverboteieren komen met de mest op het land. Het larfje dat uit het leverbotei komt besmet de leverbotslak die na een ontwikkeling van twee tot drie maanden staartlarven loslaat die zich op het gewas vastzetten als besmettelijke cysten. Bij ernstige leverbotinfecties kan dat bij schapen en geiten de dood tot gevolg hebben terwijl bij runderen verminderde melkgift en slechtere groei optreedt.
GD Schaap & Geit | Oktober 2014 |
15
Samen werken aan diergezondheid
De passie van
Piet Weessies Geitenhouder Piet Weessies is een hobbyfokker met een liefde voor mooie geiten. Hij begon rond 1980 en is inmiddels dus zo’n 35 jaar bezig. In mei dit jaar werd zijn boerbok Quintus ‘W’ tot mooiste geit van Nederland verkozen tijdens de Dag van het Schaap. “Het is een passie. Ik zeg altijd: het is een virus dat je nooit meer kwijt raakt.”
Quintus ‘W’ “Quintus ‘W’ is door mijzelf gefokt. Hij kwam eigenlijk van een heel eenvoudig geitje, niets bijzonders. Door een goede bok te gebruiken komt er iets goeds uit. En hij fokt heel mooi. Er liggen hier nu lammeren van hem, daar zitten vier hele mooie bij. Hij is vier jaar, dus hij kan nog wel even mee.” “Ik fok op uiterlijk: op de bouw en volgens de rasstandaard. Elke geit krijgt een naam. Ik reis het hele land af voor keuringen en heb al die tijd in de hogere regionen van het land gezeten. Als ik win ben ik altijd enthousiast. Het is iets heel leuks. Je rekent er niet op: het overkomt je. Ik vraag mezelf soms ook wel eens af hoe het kan dat ik steeds zo hoog eindig. Ik denk dat het komt omdat ik er kijk op heb.”
Mooiste ‘geit’ “Dat mijn bok de mooiste ‘geit’ was, was wel bijzonder. Toen de keurmeester aan het publiek vroeg welke de mooiste was riep iemand ‘die witte met die bruine kop!’ Dat vond ik zo leuk om te horen. En ik vind het al leuk dat ik mee mag doen, ik had er helemaal niet op gerekend dat ik zou winnen. ’s Avonds heb ik Quintus natuurlijk een aai over z’n kop gegeven, maar hij was bekaf. Wat dat betreft zijn het net mensen.”
GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl