GD Varken november 2012

Page 1

De gezondheidsdienst voor dieren

varken 68

DECEMBER 2012

niezende biggen: is het een ProbLeem? twee LangLoPende stUdies naar mrsa afgerond het positieve effect van gezondheidsmanagement


SOW CONTROL ZEUGENA AN PAK

HOE? zorgen wij samen voor meer arbeidsgemak en een beter rendement.

ZO! Met Sow Control, de unieke

zeugenaanpak van Agrifirm. Een optimale mix van topkwaliteit voeders, het juiste (voer)management en deskundig advies. Meer weten? www.sowcontrol.nl T (088) 488 10 15

schakel in succes


Voorwoord

INHOUD 05 Nieuws & tips 06 Het positieve effect van

gezondheidsmanagement

6

10

13 Monitoring 14

14

Happy Bite in de praktijk

Twee langlopende studies naar MRSA afgerond

17

Vraag & Antwoord

18

Niezende biggen: is het een probleem?

22 Online monitoring

varkensgezondheid: net gestart, nu al interessant!

24 Buitenbeeld

18 22 COLOFON

GD Varken is een uitgave van de GD | Uitgever GD Deventer Redactie Alfred van Lenthe, Theo Geudeke, Peter van der Wolf en Barbara Tempelmans Plat Eindredactie Eva Onis | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900 1770, F. 0570-66 04 05, redactie@gddeventer.com, www.gddeventer.com Productie­coördinatie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp Fokko-Ontwerp Abonnementen GD Varken wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (4 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 15,25 (excl. BTW en verzendkosten) Advertenties PSH Mediasales, T. 026-750 18 00 | Druk Senefelder Misset Doetinchem Verschijnings­frequentie 4 keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan redactie@gddeventer.com. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na ­toestemming van de uitgever.

ISSN: 1875-2594

Samen staan we sterk Samenwerking leidt tot kwaliteit, dat is iets waarin ik altijd heb geloofd. In het afgelopen jaar zijn daar weer genoeg bewijzen voor geleverd. We krijgen bijvoorbeeld de trends in diergezondheid steeds beter in beeld, onder andere door informatie van praktijkdierenartsen te bundelen (zie pagina 22 en 23 van deze GD Varken). Én we zijn er als varkenssector gezamenlijk nu al in geslaagd om een antibioticumreductie van 50% te realiseren. Maar liefst een jaar eerder dan gevraagd; een prestatie om trots op te zijn en die geleverd is op basis van eigen kracht, waarbij we zelf de koers hebben bepaald. Eén van de belangrijkste manieren waarop we deze antibioticumreductie voor elkaar hebben gekregen, is door extra aandacht te besteden aan diergezondheidsmanagement, want met gezondere dieren zijn er minder medicijnen nodig. Dat hogere diergezondheid loont, blijkt ook uit het rapport van een langlopend onderzoek dat de GD samen met TOPIGS Research Center IPG en de WUR heeft uitgevoerd. Gezondheidsmanagement heeft een aantoonbaar positief effect op de technische kengetallen van een bedrijf, wat zich vertaalt in betere financiële resultaten. Daarnaast is diergezondheid natuurlijk ook van belang in het kader van onze exportpositie. Nu staat 2013 voor de deur, een cruciaal jaar. Er zijn volop nieuwe ontwikkelingen die kansen bieden. We moeten er echter wel voor zorgen dat de sector aan het stuur blijft. Met het opheffen van de productschappen verliest de sector een sturingsinstrument en wat het effect daarvan is, zal moeten blijken. We kunnen samen veel, maar we moeten wel zorgen dat er een aantal basisspelregels blijft waaraan een ieder bereid is zich te houden. Daar ligt een belangrijke uitdaging voor het komende jaar (en de verdere toekomst), in welke vorm we dat ook organiseren. Laten we de gelederen sluiten en daar samen als sector aan werken. ALFRED VAN LENTHE, SECTORMANAGER VARKENS

Adreswijzigingen: bel 0900 1770, kies 4 (10 cent/min.)

GD Varken | december 2012 |

3


Sneller groeien door de bescherming met

CircoFLEX

&

MycoFLEX meng

2 vaccins in 1shot 1 ml Ingelvac MycoFLEX® 1 ml Ingelvac CircoFLEX®

voor een meetbaar en bewezen resultaat Ingelvac CircoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Elke dosis geïnactiveerd vaccin bevat: PCV2 ORF2 eiwit, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 2 wk tegen PCV2 om de sterfte, klinische verschijnselen – inclusief gewichtsverlies - en letsels in lymfatisch weefsel geassocieerd met PCV2 gerelateerde aandoeningen (PCVD) te verminderen. Tevens is bewezen dat vaccinatie de nasale verspreiding van PCV2, de virus load in het bloed en lymfatisch weefsel, en de duur van de viraemie vermindert. Bescherming begint al vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt minstens 17 wk aan. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: Een voorbijgaande en milde hyperthermie op de dag van vaccinatie treedt erg vaak op. Dosering: Enkelvoudige i.m. inj. van 1 dosis (1 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac MycoFLEX en op 1 injectieplek kan worden oegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac MycoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: 0 dagen. Regnr./ Kan. Status: REG NL 102672/ UDD. Ingelvac MycoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Werkzaam bestanddeel: Geïnactiveerd mycoplasma hyopneumoniae, J-stam isolaat B-3745, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 3 wk ter vermindering van longlaesies als gevolg van infectie met m.hyo. Bescherming begint vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt ten minste 26 wk aan. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Bijwerkingen zijn zeldzaam: een voorbijgaande zwelling met een diameter tot 4 cm, soms samengaand met roodheid van de huid, kan worden waargenomen op de plek van injectie. Deze zwelling kan tot 5 dagen aanhouden. Een voorbijgaande gemiddelde toename van de rectale lichaamstemperatuur van ongeveer 0,8°C kan tot 20u na vaccinatie worden waargenomen. Dosering: Enkelvoudige i.m. injectie van 1 dosis (1 ml). Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac CircoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac CircoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: (Orgaan)vlees: 0 dg. Regnr./ Kan. Status: REG NL 104086/ UDD. Voor meer informatie:Boehringer Ingelheim bv, Postbus 8037, 1802 KA Alkmaar, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com Telefoon: 072 566 2411, Fax: 072 564 3213


tekst: REDACTIE | NIEUWS & TIPS

Gewenning gelten

Het is van groot belang dat gelten op de plaats waar ze voor de eerste keer in hun leven ge誰nsemineerd worden, minstens tien tot veertien dagen vertrouwd en gewend zijn. Zeker als ze voor het eerst van hun leven in een box staan. Denk hieraan als relatief veel gelten regelmatig terugkomen.

Veel najaarsverwerpen Het lijkt erop dat het jaarlijkse probleem van najaarsverwerpen de afgelopen maanden ernstiger was dan vorig jaar. Dat heeft er waarschijnlijk mee te maken dat de zomer dit jaar nogal abrupt overging in de herfst. Het goede nieuws is dat in de meeste gevallen de golf onregelmatige

opbrekers inmiddels achter de rug is. Het feit dat de toomgrootte bij de herdekte zeugen vaak erg goed zal zijn, is (deels) een compensatie voor de verliesdagen. Maar de soms ernstige verstoring van de planning is voor veel bedrijven een lastig probleem.

LIV Hardenberg: aangenaam druk

Leververvetting bij zeugen

Eigenlijk is maar weinig bekend of leververvetting een rol speelt bij zeugen die rond het werpen een slechte eetlust hebben en waarbij het werpproces niet vlot verloopt. Vandaar dat de GD een pilot is gestart. Zeugen die de komende tijd voor sectieonderzoek naar de GD worden gestuurd, zullen ook onderzocht worden op een leververvetting om een idee te krijgen of en hoe vaak leververvetting voorkomt bij zeugen. Daarna kan eventueel verder gezocht worden naar oorzaken en gevolgen van een leververvetting.

Onderzoek oorzaak verwerpers

Het was aangenaam druk op de stand van de GD op de beurs in Hardenberg eind oktober. Veel bezoekers van de stand toonden belangstelling voor de nieuwe, eenvoudige en diervriendelijke manier van onderzoek naar ziektekiemen en antistoffen: Happy Bite. Heel wat varkenshouders

verlieten de stand met een Happy Bitepakket: kauwtouwen met bijbehorende materialen voor het inzenden van speekselmonsters naar het laboratorium. De 45 winnaars van de prijsvraag kregen daarbij een gratis ELISA-test aangeboden. De GD is benieuwd naar hun ervaringen.

Omdat het vaak lastig is om bij varkens een oorzaak van verwerpen vast te stellen, is de GD met een proef bezig om te proberen daarin verbetering te brengen. Wat de GD vooral wil weten is, of we aan de hand van nageboortes extra informatie kunnen verkrijgen over de mogelijke oorzaak. Maar vaak worden bij verworpen biggen helaas geen nageboortes meegestuurd voor onderzoek op de sectiezaal. Vandaar (nogmaals) de oproep: stuur als het even kan ook nageboortes mee als u verworpen biggen instuurt voor sectieonderzoek. GD Varken | december 2012 |

5


GEZONDHEIDSMANAGEMENT | tekst: DRS. EVA ONIS

Wil Thiesen, bedrijfsleider vermeerderingsbedrijf Verhoijsen-Verstappen:

“consequent werken en kritisch blijven,

daar gaat het om” Vermeerderingsbedrijf Verhoijsen-Verstappen in Beringe is één van de deelnemers aan het langlopend PVV-onderzoek naar diergezondheidsmanagement. Dit bedrijf heeft begin 2009 een nieuwe zeugenstal in gebruik genomen, waarbij het aantal zeugen bijna is verdubbeld (van 668 naar 1280). Hetzelfde geldt voor het aantal speenbiggen (van 2487 naar 5000) en de opfokgelten (van 33 naar 80). Dit betekent: extra aandacht voor diergezondheidsmanagement. De maatschap Verhoijsen-Verstappen (opgericht in 1983) beschikt niet alleen over een zeugenstal. Op de locatie in Beringe staat ook een stal met 60.000 vleeskuikens. Daarnaast is in 1995 een vleesvarkenlocatie in Meijel aangekocht. Om alle werkzaamheden voor de verschillende diergroepen in

6

goede banen te leiden, is het juiste gezondheidsmanagement van cruciaal belang. Ilse, de oudste dochter van de eigenaren John en Truus Verhoijsen, en bedrijfsleider Wil Thiesen leggen graag uit welke managementmaatregelen het bedrijf in de afgelopen jaren genomen heeft.


Wil: “Het is ons streven om alles apart te doen, dat is het beste. De kraamafdelingen staan nu minder verspreid over het bedrijf dan voor de verbouwing, maar dit kan nog beter. Ook willen we het liefst de kippen op een andere locatie gaan houden, want als er bij één van de diercategorieën een ziekte-uitbraak is, dan ligt het hele bedrijf plat. Nu zijn er geen aantoonbare nadelige gevolgen, maar je weet nooit wat er gaat gebeuren. Helaas moeten we prioriteiten stellen. Voordat we de kippen kunnen verhuizen, willen we een uitbreiding van het aantal vleesvarkens realiseren.”

Nu er minder medicijnen gebruikt mogen worden, zijn maatregelen op het gebied van water, klimaat en voeding extra belangrijk kosten niet doorslaggevend

alles apart Wil: “We zijn vier maanden voorafgaand aan de uitbreiding begonnen met het insemineren van twintig tot dertig nieuwe jonge zeugen per week. Dit gebeurde bij een fokker op een andere locatie. Vervolgens hebben we alle dragende zeugen in één keer op het bedrijf geïntegreerd. Dit ging boven verwachting goed, want we hebben weinig problemen ondervonden.” “We hebben vooraf goed overlegd wat onze aanpak zou zijn”, vult Ilse hem aan. “Het belangrijkste was om nòg consequenter te werk te gaan. Elke afdeling heeft aparte behandelbakken en schepjes, we behandelen ‘van klein naar groot’, naalden worden regelmatig gewisseld, bij elke afdeling wassen we onze handen, we ontsmetten de laarzen en koppels met diarree worden als laatste behandeld. Verder heeft de bedrijfskleding van iedere diercategorie een eigen kleur.”

Elke vier weken vindt er een overleg plaats, waarbij alle medewerkers (zes in totaal), de dierenarts, de voerleverancier en iemand van de fokkerijorganisatie aanwezig zijn. “We bespreken dan welke problemen er spelen en wat de mogelijke oplossingen zijn”, vertelt Wil. “Na de uitbreiding waren er bijvoorbeeld diarreeproblemen en het klimaatsysteem functioneerde niet zoals verwacht. Bovendien kregen we te maken met een hogere ziektedruk, want de nieuwe dieren namen ook nieuwe ziektekiemen mee. We hebben laten onderzoeken wat de oorzaak was van de diarree en of de hygiëne in orde was, daarna hebben we gericht maatregelen kunnen treffen. En om het klimaat te verbeteren hebben we bijvoorbeeld rolluiken voor de luchtinlaten geplaatst en op sommige plekken in de kraamstallen de roosters voor de luchtinlaat dichtgemaakt. Nu het winter begint te worden, houden we nauwkeurig in de gaten hoe de koude lucht binnenkomt. Op die manier proberen we problemen zoals hoesten, diarree, oornecrose en staartbijten tegen te gaan.” Bij het treffen van maatregelen wordt er uiteraard ook gekeken naar de kosten. “De kosten zijn belangrijk, maar niet doorslaggevend”, benadrukt Ilse. “Diergezondheid heeft de hoogste prioriteit. De vraag is alleen: wanneer is een probleem erg genoeg om in te grijpen? En hoe kun je er wat aan doen? Twee jaar geleden hebben we bijvoorbeeld besloten om te gaan enten tegen Circo. Daar gingen bepaalde stappen aan vooraf, zoals bloedonderzoek en het bepalen van de effectiviteit van de enting. Daarbij overleggen wij niet alleen met onze dierenarts, maar ook met de afnemers. Want je wil een goede big afleveren.” GD Varken | december 2012 |

7


GEZONDHEIDSMANAGEMENT | tekst: DRS. EVA ONIS

Het positieve effect van gezondheidsmanagement Het nemen van de juiste gezondheidsmaatregelen op een varkensbedrijf kan de technische kengetallen en daarmee de financiële resultaten flink verbeteren. Dit blijkt uit een langlopend onderzoek dat in opdracht van het Productschap Vee en Vlees (PVV) is uitgevoerd. Bij de onderzochte zeugenbedrijven leidden de maatregelen vaak tot een hoger aantal levend geboren biggen per worp en minder uitval. Op vleesvarkenbedrijven resulteerde het veelal in een verbetering van de EW-conversie, minder uitval en betere karkasresultaten. Vanuit het bedrijfsleven wordt sinds eind 2005 een programma uitgevoerd waarbij op fokbedrijven, en later ook op vermeerderingsbedrijven, gestreefd wordt naar een stapsgewijze verbetering van de diergezondheidsstatus. In het kader hiervan heeft de GD (in samenwerking met TOPIGS Research Center IPG en WUR) gedurende drie à vier jaar bij een aantal fokbedrijven, vermeerderaars en vleesvarkensbedrijven jaarlijks een enquête afgenomen over diergezondheidsmaatregelen. Hierbij werden de algemene bedrijfsgegevens en de werkwijze van de varkenshouder vastgelegd, in relatie tot de verspreiding van ziektekiemen en de algemene gezondheid van de dieren. Ook werden regelmatig bloedmonsters verzameld om de gezondheidsstatus in de gaten te houden. Deskundigen beoordeelden vervolgens wat de effecten waren op de technische kengetallen en de bedrijfsresultaten. Conclusie: ‘Gezondheidsmanagement heeft een positief effect op de technische kengetallen van een bedrijf. Dit vertaalt zich ook in betere financiële resultaten en een hogere gezondheidsstatus.’

Duidelijke afspraken Om controle te houden op het toepassen van de gezondheidsmaatregelen, worden er onderling duidelijke afspraken gemaakt. Elk personeelslid heeft een eigen afdeling en

Financiële voordelen De positieve effecten op de technische kengetallen zijn doorgerekend naar financiële voordelen, die kunnen oplopen tot tientallen euro’s per zeug en per vleesvarkensplaats. Voor zes maatregelen op zeugenbedrijven en twee maatregelen op vleesvarkensbedrijven zijn de effecten verwerkt in een online rekenmodule. Deze module, ‘Bedrijfswijzer Varkens module gezondheid’, is te vinden op www.gezondecijfers.nl en biedt u als varkenshouder de mogelijkheid om uit te rekenen wat de financiële voordelen van de verschillende maatregelen op uw bedrijf kunnen zijn. Op de deelnemende zeugenbedrijven leidde het treffen van gezondheidsmaatregelen vaak tot een verhoging van het aantal levend geboren biggen per worp en vermindering van de uitval bij de biggen, zowel voor als na het spenen. Het aantal grootgebrachte biggen nam toe met 0,3 tot 2,2

taken, zodat hij of zij precies weet wat er speelt. “Doordat de overalls voor de speenbiggen, de kraamstal en de drachtstal verschillende kleuren hebben, valt het op wanneer een medewerker zich niet aan de afspraken houdt”,

Elke vier weken vindt er een werkoverleg plaats, waarbij alle medewerkers, de dierenarts, de voerleverancier en iemand van de fokkerijorganisatie aanwezig zijn.

8


per zeug per jaar. Dit betekent, na aftrek van de kosten, een positief resultaat van € 4,- tot € 36,- per zeug per jaar. Op de vleesvarkensbedrijven was er vaak een verbetering van de EW-conversie, minder uitval en waren er betere karkasresultaten (mager vlees en classificatie). In het onderzoek leverde dat een positief resultaat op tot € 20,- per vleesvarkensplaats per jaar. Managementmaatregelen leveren naar verwachting snel financieel rendement op. Wanneer het aantal grootgebrachte biggen toeneemt, kunnen de daarvoor gemaakte kosten worden terugverdiend. Ook een verbetering van de EW-conversie bij vleesvarkens of een iets hogere uitbetaling door betere karkasresultaten wegen snel op tegen de extra kosten.

Inspirerende voorbeelden Hoewel het wél een van de doelstellingen was, bleek het niet mogelijk om de effecten van de gezondheidsmaatregelen voor de gehele varkensketen door te rekenen. Het verbreken van relaties tussen de deelnemende vermeerderaars en vleesvarkenshouders was hiervoor een belangrijke oorzaak. De studie heeft daarom voornamelijk inspirerende voorbeelden opgeleverd van de manier waarop op varkensbedrijven met managementmaatregelen een betere diergezondheid en financieel resultaat mogelijk is. Meer informatie over deze resultaten is te vinden in het eindrapport over dit onderzoek (te downloaden op www.pve.nl).

zegt Wil. “En tijdens elk vierwekelijks overleg worden de hygiënemaatregelen besproken. Een goed voorbeeld is het kruispunt bij de biggen, daar lopen de diercategorieën in elkaar over, waardoor je gemakkelijker ziektekiemen meesleept. Hoe ga je daarmee om? Daarnaast lichten we de bezoekers natuurlijk goed in over de hygiënemaatregelen, bijvoorbeeld via borden met duidelijke instructies. Maar de meeste mensen zijn hier bekend en weten wat er verwacht wordt.”

Goede verzorging Een goede verzorging van de dieren staat hoog in het vaandel. Wil: “Het voer moet goed zijn, daarom is de relatie met de voerleverancier belangrijk, want we willen direct kunnen bijsturen. Ook houden we de kwaliteit van het drinkwater nauwlettend in de gaten. We maken gebruik van grondwater uit een eigen bron. Volgens IKB moeten we één keer per jaar watermonsters laten onderzoeken, maar wij doen dat vier keer per jaar. Verder proberen we de leidingen goed schoon te houden. Met name de speenbiggen zijn erg gevoelig.” Een goed vaccinatiebeleid is een ander belangrijk punt. Verhoijsen-Verstappen hanteert een jaarschema, waarbij zoveel mogelijk vaccinaties worden gecombineerd om stress bij de dieren en arbeid te besparen. “Het is belangrijk om kritisch te blijven”, zegt Wil. “We maken bijvoorbeeld gebruik van een bedrijfseigen vaccin tegen

V.l.n.r.: Wil Thiesen (bedrijfsleider locatie Beringe), Mark Gruntjens (medewerker) en Ilse Verhoijsen.

streptokokken. Daarvan laten we regelmatig controleren of de werking nog optimaal is of dat er bijvoorbeeld nieuwe soorten streptokokken bij zijn gekomen. Het vaccin hoort up-to-date te zijn, anders blijf je bezig.”

De varkenshouder als ondernemer Wat zouden Wil en Ilse andere varkenshouders willen aanraden? Ilse: “Altijd scherp blijven, goed overleggen en de juiste afwegingen maken. Nu er minder medicijnen gebruikt mogen worden, zijn maatregelen op het gebied van water, klimaat en voeding extra belangrijk. Alles hangt met elkaar samen.” “Diergezondheidsmanagement is een continu proces”, bevestigt Wil. “Verder zou ik zeggen: kijk goed naar SPF- of fokbedrijven, die gaan heel consequent te werk. Daar kun je veel van leren. En scherp blijven doe je ook door het volgen van cursussen, studieavonden, het bezoeken van beurzen en het lezen van vakbladen. Wij bieden het personeel daar genoeg gelegenheid toe. En dat heeft weer alles te maken met de rol van de varkenshouder, die is in de loop der jaren steeds meer een ondernemer geworden. De personeelsleden verzorgen de dieren en de varkenshouder is tegenwoordig degene die het personeel aanstuurt, doelstellingen formuleert en erop toeziet dat de beoogde technische resultaten worden behaald.”

GD Varken | december 2012 |

9


HAPPY BITE | tekst: DR. JOBKE VAN HOUT, DRS. TOM DUINHOF EN DR. THEO GEUDEKE

Happy Bite in de praktijk Happy Bite is een pakket dat alles bevat voor het verzamelen van speekselmonsters bij varkens: een speciaal kauwtouw, een opvangbuis, een speciale plastic zak, wegwerphandschoenen en een instructie. Speekselonderzoek wordt ingezet voor onderzoek op bepaalde ziekteverwekkers. Al in 1986 is in Amerika een test ontwikkeld om in menselijk speeksel antistoffen aan te tonen tegen HIV. Toen dat een succes bleek, volgden al snel testen voor diverse hepatitisvirussen, Mazelen, Bof en Rode Hond. De laatste paar jaar zijn onderzoekers bezig om testen te ontwikkelen voor varkens. Dat lijkt makkelijker dan het is. In speeksel zitten vaak iets andere soorten antistoffen dan in bloed, de hoeveelheid antistoffen is anders en vooral: in speeksel komen verstorende stoffen voor zoals enzymen, maar ook bacteriën.

Noodzaak van validatie Het is belangrijk om de testen geschikt te maken voor speeksel en goed te checken of ze betrouwbaar genoeg zijn vergeleken met bloedtesten (validatie). Daarom heeft de GD uitgebreid getest wat de overeenkomst is in uitslagen van bloedonderzoek en speekselonderzoek. Bij speekselonderzoek worden altijd groepen dieren onderzocht. Het is dus eigenlijk een soort ‘poolmonster’. Voor de testen (PCR en ELISA) op PCV2 en PRRS van de GD is inmiddels duidelijk dat die zeer betrouwbaar zijn.

Verschil PCR en ELISA De PCR toont de ziektekiem zelf aan. Maar de ziekteverwekker is niet altijd even lang aantoonbaar in bloed of speeksel. Zowel PRRS-virus als PCV2 kunnen tot zes weken na een infectie aantoonbaar zijn in het bloed, en dus ook in speeksel. Maar van griepvirus is bekend dat die periode hooguit enkele dagen is. Met een ELISA-test worden antistoffen aangetoond. Die ontstaan bij PCV2 en PRRS pas na een dag of tien. Ze kunnen lang aanwezig blijven, tot zes maanden (PRRS) of langer (PCV2). Maar ook na een enting wordt, afhankelijk van de entstof, de ELISA vaak positief. Een ELISA zegt meer over de geschiedenis van de infectie (of enting) en de PCR zegt meer over recente infecties.

10

De methode Happy Bite is arbeidsvriendelijk, snel en gemakkelijk. Ook levert het de varkens geen stress op.

Beschikbare testen De GD heeft gevalideerde testen voor PCV2 en PRRS, namelijk de PCR (virustest) en de ELISA (antistoftest). Buitenlandse laboratoria bieden soms ook andere testen aan, maar het is niet altijd duidelijk of die daadwerkelijk gevalideerd zijn. Momenteel wordt hard gewerkt aan de testvalidatie van nog een aantal ziekteverwekkers, vooral van luchtwegproblemen. De resultaten zien er goed uit en de GD verwacht dan ook begin 2013 gevalideerde antistoftesten te kunnen aanbieden voor Mycoplasma hyopneumoniae, griep en App.

Leeftijdscategorieën Happy Bite is een arbeidsvriendelijke, snelle en gemakkelijke methode. Het betekent geen stress voor de varkens


De kauwtouwen zijn gemakkelijk te bevestigen. Hoeveel touwen er precies nodig zijn, hangt af van het doel van het speekselonderzoek.

en voor hetzelfde geld kunnen meer dieren bemonsterd worden dan met bloedonderzoek. Speekseltesten zijn bruikbaar voor alle varkens. Maar in de praktijk zullen ze vooral gebruikt worden bij gespeende biggen en vleesvarkens of opfokdieren. Als men bijvoorbeeld wil weten of luchtwegklachten bij gespeende biggen te maken hebben met PRRS of PCV2, dan kan de GD die groep testen met de PCR op beide virussen. Als men anderzijds een idee wil krijgen of zware vleesvarkens of opfokvarkens deze infecties ooit hebben doorgemaakt, kan de ELISA uitgevoerd worden. Door bij pas opgelegde vleesvarkens zowel ELISA als PCR te doen, kan een goede indruk verkregen worden of de dieren de infectie bij zich dragen en of ze die al enige tijd tevoren hebben opgedaan.

Hoeveel touwen? Het is niet makkelijk om één simpel antwoord te geven op de vraag hoeveel touwen nodig zijn. Dat hangt ten eerste van het doel af: is men op zoek naar PCV2 of PRRS in een duidelijk hoestende koppel, dan zijn drie touwen in de betreffende hokken wel genoeg. Maar als men bij afwezigheid van symptomen wil weten of de virussen aanwezig zijn (geweest), dan zijn acht touwen nodig voor een betrouwbaar resultaat. Daarbij wordt uitgegaan van één touw in een hok met ongeveer twintig dieren. In grotere hokken zijn meer touwen nodig: één per 25 dieren, verspreid in het hok. Op hele grote bedrijven, waar de stallen goed van elkaar zijn gescheiden, is het verstandig om elke stal te bemonsteren met acht touwen.

In feite zijn zulke stallen als afzonderlijke ‘bedrijven’ te beschouwen.

Wat zegt een positieve uitslag? Een positieve uitslag is duidelijk: als de PCR positief is, dan is het betreffende virus aanwezig en als de ELISA positief is dan hebben de dieren contact gehad. Of ze zijn geënt. Niet van alle entstoffen krijgen ze overigens anti­ stoffen, dus dan is het wel oppassen geblazen. Overleg met de dierenarts over het nut van testen is gewenst als op een bedrijf gevaccineerd wordt.

Wat zegt een negatieve uitslag? Bij een negatieve uitslag hebben de bemonsterde dieren (zeer waarschijnlijk) géén contact gehad met het virus. Maar let op: in hokken met meer dan 20 varkens zal een aantal dieren niet aan de touwen kauwen. Dat kunnen juist de zieke dieren zijn! Daarnaast wordt het speeksel in de touwen ‘verdund’. Als slechts één of twee varkens positief zijn, dan bestaat de kans dat die gemist worden door die vaak onregelmatige verdunning. Maar met acht touwen worden wel minstens honderd dieren bemonsterd, terwijl voorheen voor hetzelfde geld maar een stuk of tien bloedjes getapt werden. Bij bedrijfsinfecties met PRRS of PCV2 zijn vaak veel dieren positief, dus als er honderd onderzocht worden, is de kans groot dat een besmetting boven water komt. Op basis van een negatieve uitslag garanderen dat de dieren geen PCV2 en/of PRRS hebben (gehad) is echter niet mogelijk. Maar: hoe meer touwen, des te betrouwbaarder de uitslag.


LV

VERBAKEL BV Plastic & Stainless steel products

Groba brengt perfectie in uw stal.

v GDVarken 1112.indd 1

30-03-12 13:03

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Bel met: Marco Jansen T 026-750 18 45 E marco.jansen@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

Copernicusstraat 12, Wijchen T +31 (0)24 6414289 www.groba.nl

“ DE RESULTATEN BEWIJZEN VOOR MIJ DAT HET WERKT”

Kijk verder dan 2013. Kies voor groepshuisvesting met voerstations

Varkenshouder Roger Cuijpers (NL)

Bezoek onze stand op de LIV in Hardenberg

ALLES OVER GROEPSHUIS VESTING MET VARKENSVOERSTATIONS

Nedap Velos. The standard in Livestock Management Veldman Techniek BV T. 0572-382980

Tecom Horst BV T. 077-3983962

Gabriels Techniek BV T. 0413-291834

AHC-Cawi T. 0575-463431

MEER WETEN?

Rijnvallei BV T. 0342-404850

Uitgebreide informatie, beeld varkensvoerstations ziet u op:en video’s over www.esf2013.com


MONITORING

GD-varkensdierenarts Peter van der Wolf

E. coli:

een bacterie met verschillende gezichten “De bacterie E. coli kan de oorzaak zijn van geboorte­ diarree bij biggen, van speendiarree bij gespeende biggen maar ook van slingerziekte. De typen E. coli die verantwoordelijk zijn voor deze ziektebeelden, zijn niet allemaal dezelfde en ook het patroon van voorkomen van de verschillende typen is divers, zo zien we bij biggen die voor sectieonderzoek naar de GD worden gestuurd. Geboortediarree komt de laatste tijd zeer weinig voor en daar is sprake van een dalende trend. Preventie door vaccinatie speelt hierbij een rol. Bij speendiarree is niet echt sprake van een duidelijke toename of afname. Maar slinger­ ziekte lijkt de laatste tijd juist weer toe te nemen.

“Slingerziekte lijkt de laatste tijd weer toe te nemen” Het aantal vragen dat telefonisch gesteld wordt aan de GD Veekijker varken over E. coli is de laatste tijd ook gestegen. Dat komt misschien ook doordat het meest effectieve antibioticum tegen E. coli, colistine, niet meer vanzelfsprekend de eerste keuze is. Omdat colistine ook belangrijk is als antibioticum voor mensen, wil men dat het middel minder wordt gebruikt in vee. Bij sommige resistente bacteriën bij mensen is colistine namelijk het laatste redmiddel. Maar tegen de antibiotica die wel eerste keuze zouden moeten zijn bij een E. coli-infectie, is de kiem vaak resistent. Om dan toch colistine te mogen gebruiken, moet de resistentie tegen andere middelen wel eerst vastgesteld zijn.

Moerbeihartziekte Er is nog een heel ander opvallend aspect aan de E. coli bacterie. Op grond van verschillende onderzoeken vermoedt men dat de bacterie een rol speelt bij moerbeihartziekte. Deze ziekte komt gelukkig maar erg

weinig voor. Bij moerbeihartziekte is het hart op een heel typische manier aangetast en biggen kunnen er snel aan dood gaan. In de lesboeken wordt altijd een gebrek aan vitamine E en/of selenium als oorzaak genoemd. Inderdaad kunnen biggen, als je ze véél te weinig vitamine E /selenium geeft, moerbeihartziekte krijgen. Andersom is het minder duidelijk. Bij biggen die zijn doodgegaan door moerbeihartziekte vinden onderzoekers lang niet altijd een gebrek aan vitamine E en vrijwel nooit seleniumgebrek. Maar de afwijkingen in het hart lijken onder de microscoop heel erg op de afwijkingen in hersenen bij biggen met… inderdaad, slingerziekte! Als we vervolgens gaan kijken hoe vaak op de GD sectiezaal slingerziekte of moerbeihartziekte wordt vastgesteld, dan blijken die twee aandoeningen in de loop van de tijd een opvallend vergelijkbaar golfpatroon te volgen. Dat bewijst allemaal nog niks, maar het is wel zo dat als tegenwoordig een patholoog bij een big moerbeihartziekte ziet, hij of zij óók op zoek gaat naar een E. coli (of streptokokken) infectie.”

Met haar monitoringsactivitetien waakt GD over de diergezondheid in Nederland. Onder andere via GD Veekijker, waar vragen van dierenartsen en veehouders binnenkomen. Naast de helpdesk­f unctie is GD Veekijker hét centrale verzamelpunt voor alles rondom dier­gezondheid, in het belang van veehouder en sector. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de dierenartsen oplevert. De GD-Veekijker wordt gefinancierd door het Ministerie van EL&I en PVV.

GD Varken | december 2012 |

13


MrSA | tekst: DR. PETER VAN DER WOLF, DR. ELS BROENS, DR.IR. LISETTE GRAAT, ING. MAAIKE MEIJERINK

twee langlopende studies naar mrsa afgerond

Het nemen van neusswabs bij biggen in de kraamstal.

In de afgelopen jaren heeft de GD gewerkt aan twee langlopende studies naar het verloop van MRSA-besmettingen in individuele varkens en op varkensbedrijven als geheel. De eerste studie vond plaats op dierniveau; op vier varkensbedrijven waarvan bekend was dat de besmetting aanwezig was. De tweede studie vond plaats op bedrijfsniveau; op zestien met MRSA besmette bedrijven. Beide studies leverden waardevolle informatie op over het moment van besmetten, de duur van de besmetting en de factoren die van invloed zijn. Het doel van de studie op dierniveau was om antwoord te krijgen op de volgende vragen: 1) Wanneer raken biggen besmet? 2) Hoe lang blijven ze besmet? 3) Hoe snel verspreidt de besmetting zich? 4) Welke factoren hebben hier invloed op? Op elk van de vier met MRSA besmette bedrijven die deelnamen aan deze studie werden monsters verzameld van zeugen binnen één kraamstal en hun biggen. Daarnaast zijn er omgevingsmonsters genomen. De zeugen werden drie keer bemonsterd: één keer voor werpen, één keer vlak na werpen en één keer vlak voor

14

het spenen. De biggen werden vijf keer bemonsterd: één keer vlak na de geboorte, één keer vlak voor het spenen, twee keer in de speenafdeling en één keer in de vleesvarkensafdeling, vlak voor het afl everen naar het slachthuis.

resultaten op dierniveau Uit de resultaten van deze studie blijkt dat biggen al drie dagen na de geboorte MRSA-positief kunnen zijn en dat deze besmetting zich dan over de andere biggen in de afdeling kan verspreiden. Als de biggen in de kraamstal of na het spenen met antibiotica worden behandeld, dan gaat deze


verspreiding extra snel. Als de biggen ouder worden, neemt de besmetting langzaam weer af. Opmerkelijk was dat de resultaten tussen de vier bedrijven aanzienlijk verschilden. Op één bedrijf testten alle zeugen negatief op alle momenten, maar op een ander bedrijf waren de zeugen voor 50% positief voor het werpen en voor 100% vlak voor het spenen. Ook bij de biggen verschilden de percentages positieve dieren sterk. Op het bedrijf waar alle zeugen negatief testten, werden er ook bij de biggen in de kraamstal nog geen positieven gevonden, maar was drie weken na het spenen 20% van de biggen positief. Vlak voor het slachten was dit percentage gezakt tot 13% van de varkens. Op het bedrijf waar 100% van de zeugen bij het spenen besmet waren, waren de biggen direct na de geboorte al voor 100% besmet. Vlak voor het slachten nam dit iets af tot ruim 80%.

conclusies op dierniveau De verschillen in de besmettingsstatus tussen bedrijven zijn groot. Biggen blijken al kort na de geboorte positief te testen, waarna de besmetting zich over de afdeling verspreidt. Het gebruik van antibiotica versnelt de verspreiding van de besmetting.

studie op bedrijfsniveau In de tweede studie werden gedurende twee jaar van zestien bedrijven iedere twee maanden vijf stofswabs verzameld. Ook deze bedrijven waren uitgekozen, omdat bekend was dat zij besmet waren met MRSA. Het doel van deze studie was antwoord te krijgen op de vraag of bedrijven, waarvan bekend was dat ze in 2008 besmet waren, gedurende langere tijd besmet zouden blijven. Hierbij ging het om vijf zeugenbedrijven, vijf vleesvarkensbedrijven en vijf gesloten bedrijven. Als extra werd één bedrijf in de studie opgenomen dat besmet was met een humane MRSA-stam (ST05, t002). De bedrijven kregen gedurende twee jaar iedere twee maanden een pakketje toegezonden om vijf stofswabs te verzamelen uit verschillende afdelingen. Deze stofswabs werden teruggestuurd naar de GD voor analyse.

resultaten op bedrijfsniveau Alle bedrijven bleken ook in 2010/2011 nog steeds besmet, want op alle bedrijven was tenminste één van de genomen monsters positief. Gemiddeld was ruim 70%

Typische MRSA-kolonies op een selectieve voedingsbodem bij het bacteriologisch onderzoek.

van alle bemonsteringen positief. Er was geen verschil tussen de bedrijfstypen wat betreft het percentage positieve bemonsteringen. Op gesloten bedrijven was het percentage positieve monsters iets lager (gemiddeld 25%) dan bij de zeugen- of vleesvarkensbedrijven (gemiddeld 30%). Dit betekent niet dat gesloten bedrijven minder vaak besmet zijn, maar wel op een iets lager niveau dan zeugen- of vleesvarkensbedrijven. Ook het humane type t002 werd, met tussenposen, in drie verschillende bemonsteringen op het bedrijf aangetroffen. Dit betekent dat ook dit type zich gedurende langere tijd op een varkensbedrijf kan handhaven, maar op een niveau waarbij de besmetting met deze methode niet altijd aantoonbaar is. Dit betekent ook dat een éénmalige bemonstering maar een beperkte waarde heeft.

conclusies op bedrijfsniveau Uit deze studie blijkt dat varkensbedrijven, als ze eenmaal besmet zijn, langere tijd besmet blijven. Dit leidt tot de conclusie dat er een actief ingrijpen nodig zal zijn om bedrijven eventueel weer vrij van MRSA te maken. Er zijn, voor zover bekend, nog geen methoden gevonden om dit werkelijk te bereiken. Voorlopige resultaten uit dankbetuiging ander onderzoek lijken er op Wij willen de varkenshouders die aan te wijzen dat zeer strikte dit onderzoek hebben deelgenomen hygiëne in combinatie heel hartelijk danken voor hun met een zeer laag medewerking en inzet. Zonder antibioticumgebruik het dergelijke medewerking zijn dit besmettingsniveau wel zeer soort onderzoeken niet mogelijk. sterk kan verlagen. Dit onderzoek vond plaats in het kader van het SafeGuard-project van de EU-regio (INTERREG IVA, www.deutschland-nederland.eu) en werd mede gefinancierd door het Productschap voor Vee en Vlees, het ministerie van EL&I en de GD.


STOP CIRCOVIRUS De meest complete PCV bescherming voor biggen. Uniek chimaerisch antigeen Volvirus vaccin Dual adjuvant technologie Veilig voor mens en dier Viremie reductie SUVAXYN PCV® suspensie voor injectie voor varkens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik – REG NL 102890 - EU/2/09/099/001-006-UDD • Werkzaam bestanddeel: per dosis (2ml): geïnactiveerd recombinant Porcine Circovirus type 1 met expressie van het Porcine Circovirus type 2 ORF2 eiwit: 1,6 ≤ RP ≤ 5,3 •Doeldier: Varkens (biggen) vanaf een leeftijd van 3 weken •Indicaties: Actieve immunisatie tegen PCV2, ter vermindering van de virusbelasting in het bloed en lymfoïde weefsels en vermindering van de lesies in lymfoïd weefsel welke geassocieerd worden met een PCV2 infectie, alsmede ter vermindering van klinische symptomen – met inbegrip van verlies in dagelijkse gewichtstoename en sterfte welke geassocieerd wordt met wegkwijnziekte (PMWS). Aanvang van immuniteit: vanaf 3 wkn na vaccinatie. Duur van immuniteit: 19 wkn na vaccinatie. •Toedieningswijze en dosering: IM. Dien één dosis van 2 ml toe aan biggen, in de nek, achter het oor. Vaccinatieschema: Een injectie vanaf een leeftijd van 21 dagen. •Contra-indicaties: Geen. •Wachttermijn: Nul dgn •Bijwerkingen: Een voorbijgaande stijging van de lichaamstemperatuur (tot 1,7 °C) komt zeer vaak voor gedurende de eerste 24 uur na vaccinatie. Locale weefselreacties in de vorm van zwelling op de plaats van injectie, komen zeer vaak voor en kunnen tot 26 dagen aanhouden. Braken komt gewoonlijk voor (gemiddeld 1–10% maar tot 25% in een specifieke groep) gedurende het eerste uur na vaccinatie, er zijn echter geen negatieve effecten als gevolg daarvan waargenomen. Anafylactische reacties komen niet vaak voor. In geval van een dergelijke reactie wordt een passende behandeling aanbevolen. Anafylactische reacties die niet worden behandeld kunnen dodelijk zijn. Zie bijsluiter. •Speciale waarschuwingen: Vaccineer alleen gezonde dieren. Vermijd stress bij de dieren zowel vóór als na de vaccinatie. Niet gebruiken bij fokberen. Niet gebruiken tijdens de dracht en lactatie. Het voordeel van vaccinatie van biggen met zeer hoge gehaltes maternaal verkregen antilichamen, bijvoorbeeld door vaccinatie van hun moeders, is niet aangetoond. •Bewaren: Gekoeld bewaren en transporteren (2°C – 8°C). Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. Na aanbreken onmiddellijk gebruiken •Nadere informatie: zie verpakking/bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de lokale vertegenwoordiger: Pfizer Animal Health bv-Postbus 37-2900 AA Capelle a/d IJssel-Nederland (e-mail: info@pfizeranimalhealth.nl).


In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden onze dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.

?

Vraag: Is het nuttig om geslachtsorganen van terugkomers te onderzoeken?

?

Vraag: Komen blaasontstekingen voor bij zeugen en hoe kan ik dat onderzoeken?

Theo Geudeke, varkensdierenarts: Zelden. Terugkomen kan heel veel oorzaken hebben. Variërend van een mislukte inseminatie tot vroeg verwerpen. De oorzaken liggen vaak buiten de zeug, bijvoorbeeld bij onvruchtbaar sperma. Als het wel aan de zeug ligt, dan is er vaak geen sprake van afwijkingen van het geslachtsapparaat, maar bijvoorbeeld van chronische stress in het begin van de dracht. Ook als een infectieziekte de oorzaak is, vindt men zelden afwijkingen in de baarmoeder. Zeer sporadisch is bij terugkomers wel wat te zien aan de baarmoeder, bijvoorbeeld verstopte eileiders door een chronisch ontstekingsproces. Afwijkingen aan de eierstokken, bijvoorbeeld cysten, komen wel regelmatig voor, maar die resulteren eerder in het uitblijven van de berigheid dan in terugkomers. Kortom: onderzoek van geslachtsorganen van terugkomers is soms interessant, maar andere analyses leveren vaak meer informatie op, zoals een grondige analyse van de technische kengetallen.

Vraag & Antwoord

Frits Bouwkamp, varkensdierenarts: Ja, blaasontstekingen komen geregeld voor bij zeugen. Aan de slachtlijn zien we bij 5 tot 10% van de zeugen blaasontstekingen. Dat kan gepaard gaan met vruchtbaarheidsproblemen. Een blaasontsteking kan vastgesteld worden door urineonderzoek. Als urine wordt gecentrifugeerd, dan vindt men in geval van blaasontsteking in het sediment vooral erg veel bacteriën en veel witte bloedcellen. Bij een eenvoudige test met een ‘stickje’ ziet men bij blaasontsteking vaak het volgende in de urine: een hoge pH, te veel eiwit, bloedcellen of bloedkleurstof en/of nitriet.

?

Vraag: Laatst wilde ik een pas gestorven vleesvarken insturen voor onderzoek, maar het kadaver was al in staat van ontbinding. Hoe snel gaat dat eigenlijk?

Tom Duinhof, varkensdierenarts:

?

Vraag: Wat is Streptococcus dysgalactiae spp. equisimilis voor een bacterie?

Peter van der Wolf, varkensdierenarts: Streptococcus dysgalactiae spp. equisimilis is een bacterie die vrij veel voorkomt in de neus en keel maar ook in de schede van varkens. Biggen kunnen tijdens of kort na de geboorte met de bacterie besmet raken via vaginale uitscheiding of de melk. Via wondjes of de navel kan de kiem het lichaam binnentreden waardoor een enkele keer een bloedvergiftiging ontstaat met sterfte als gevolg. Soms gaat de bacterie in een van de organen zitten waardoor plaatselijk een ontsteking ontstaat, bijvoorbeeld gewrichtsontsteking, hartklepontsteking of soms zelfs hersenvliesontsteking. Vooral biggen die te weinig biest hebben gehad lopen een risico. Als er problemen voorkomen, is dat meestal bij biggen tot drie weken oud. Met antibiotica zijn de biggen te behandelen, maar preventie is natuurlijk veel belangrijker: goede biestvoorziening en tegengaan van verwondingen door een ruwe vloer of vechten wegens matige melkgift. Daarnaast is een goede hygiëne ook hier van groot belang.

Dat kan behoorlijk snel gaan. Het hangt van een paar zaken af. 1. Hoe groter het varken, des te sneller gaat de ontbinding. Bij een zeug gaat het dus sneller dan bij een gespeende big. 2. De hoogte van de tempertuur: de omgevingstemperatuur uiteraard, maar ook die van het varken zelf. Als het dier vlak voor de dood flinke koorts had, kan de ontbinding na de dood snel gaan. Zo kan het dus gebeuren dat een varken dat ’s nachts is gestorven, de volgende ochtend al niet meer geschikt is voor een zinvol sectieonderzoek. Want als de organen al in staat van ontbinding zijn, is er weinig meer aan te onderzoeken.

Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddeventer.com onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Varken.

GD Varken | december 2012 |

17


NIEZENDE BIGGEN | tekst: DRS. FRITS BOUWKAMP

Niezende biggen: is het een probleem?

Op vele varkensbedrijven wordt niezen bij biggen waargenomen, zowel bij zuigende als bij gespeende biggen. Hiervoor zijn verschillende infectieuze en niet-infectieuze oorzaken mogelijk. Meestal wordt het niezen niet als een probleem ervaren, maar het kan een verschijnsel zijn van een vervelende ziekte. Niezen is een verschijnsel dat ontstaat door prikkeling van het neusslijmvlies. Er zijn vele oorzaken te noemen, zowel van infectieuze als niet infectieuze aard, die van invloed zijn op het prikkelen van het neusslijmvlies en dus op het ontstaan van niezen. Hierdoor is het vaak ingewikkeld om de oorzaak van het niezen te achterhalen en is de behandeling niet eenduidig. Prikkeling van het slijmvlies van de luchtpijp en van de voorste longdelen veroorzaakt hoesten. Vaak gaan niezen en hoesten samen.

Infectieuze oorzaken • Bordetella bronchiseptica is een algemeen voorkomende bacterie in neuzen van varkens. Onder normale omstan-

18

digheden zullen biggen hier weinig last van ondervinden. In geval van te weinig biestopname, overbezetting, slechte klimaatomstandigheden en dergelijke kan de bacterie ernstige slijmvliesbeschadigingen veroorzaken in de neus van biggen. Dit kan zelfs leiden tot scheve neuzen. Aangezien het proces omkeerbaar is, wordt in dit geval wel gesproken van een goedaardige vorm van snuffelziekte (AR). • Toxine vormende Pasteurella multocida (Pm-plus) bacteriën zijn in combinatie met Bordetella bronchisepticabacteriën verantwoordelijk voor het ontstaan van de kwaadaardige vorm van snuffelziekte (AR). Niezen is een eerste kenmerk van deze ziekte. Deze bacterie


komt niet veel meer voor op de Nederlandse varkensbedrijven dankzij een goed bestrijdingsprogramma. Haemophilus parasuis is een zeer algemeen voorkomende bacterie op varkensbedrijven. Biggen raken direct na de geboorte al besmet. De bacterie kan slijmvliezen aantasten overal in het lichaam, waaronder die van de neus, waardoor niezen ontstaat. Kwaadaardige stammen kunnen de Ziekte van Glässer veroorzaken. Deze gaat gepaard met verstoorde groei, kreupelheden, pijn bij oppakken, ontstekingen van longen, buik-/borstvliezen en hartzakje. Mycoplasma hyorhinis komt ook zeer algemeen voor op varkensbedrijven en de biggen raken direct na de geboorte besmet. Zoals de naam suggereert komt deze Mycoplasma voor in de neuzen van biggen. Onder ongunstige omstandigheden kan deze bacterie ziektebeelden veroorzaken die lijken op de Ziekte van Glässer. Mycoplasma hyopneumoniae, de veroorzaker van enzoötische pneumonie, kan eveneens als veroorzaker van niezen worden aangemerkt. Mannheimia haemolytica is aangetoond in het neusslijm van niezende biggen. De betekenis van deze bacterie is onduidelijk. Waarschijnlijk is het vooral een bijkomende infectie bij andere infecties. Het porcine cytomegalovirus (PCMV), het niesziektevirus, komt op nagenoeg alle varkensbedrijven voor. De biggen raken meestal besmet gedurende de eerste levensdagen. Het virus veroorzaak een

neusontsteking die bekend staat onder Inclusion Body Rhinitis (IBR). • Influenzavirussen komen ook algemeen voor op varkensbedrijven en kunnen worden aangetoond bij zowel zuigende als gespeende biggen. De influenzavirussen veroorzaken varkensgriep met als ziekteverschijnselen niezen, oogvliesontsteking, (hoge) koorts en longontsteking. • PRRS- en PCV2-virussen kunnen eveneens niezen veroorzaken bij biggen.

Niet infectieuze oorzaken • Stof, afkomstig van mijten, huidschilfers, schimmelsporen, opgedroogde mest, urine, voer en strooisel kunnen, vooral bij een lage luchtvochtigheid, de oorzaak zijn van niezen. • Prikkelende gassen waaronder ammoniak (NH3), droge lucht en hoge luchtsnelheid. • Bij de mens bestaat (over)gevoeligheid voor allerlei stoffen, zowel van natuurlijke (denk aan stuifmeel in het voorjaar) als chemische afkomst. Bij de mens is ook de ‘photic sneeze reflex’ bekend: niezen als gevolg van kijken in de zon of andere lichtbron bekend. Het is niet bekend of dit bij varkens ook voorkomt.

Prikkeling van het neusslijmvlies Als gevolg van de prikkelende stoffen worden de slijmvliezen van de neus en voorste luchtwegen aangetast. De natuurlijke afweer van het slijmvlies neemt daardoor af, waardoor ontstekingen kunnen ontstaan. Eventueel aanwezige ziektekiemen kunnen zich vervolgens gemakkelijk hechten aan de aangetaste slijmvliezen. Vervolgens kunnen allerlei ziekten ontstaan zoals snuffelziekte, niesziekte, Ziekte van Glässer, influenza en enzoötische pneumonie. Het lichaam verweert zich tegen deze ontstekingen door onder andere te gaan niezen en hoesten.

Preventieve maatregelen De meeste van de genoemde ziekteverwekkers komen zéér algemeen voor op varkensbedrijven. De zeugen hebben er meestal voldoende afweerstoffen tegen gevormd. Deze afweerstoffen worden via biest overgedragen naar de biggen. Een goede biestproductie en biestoverdracht naar de biggen is dus van groot belang om beschadiging en ontsteking van het slijmvliezen en dus niezen, maar ook hoesten en diarree te voorkomen. Na het spenen is de bescherming door de afweerstoffen uit de biest grotendeels verdwenen. De big is dan aangewezen op de eigen afweer en op invloeden uit de omgeving. Een goed stalklimaat en het voorkómen van stress zijn dan van groot belang. Het toepassen van een goede biosecurity zoals strikte all-in all-out, het niet mengen van leeftijdsgroepen, het goed reinigen en desinfecteren met voldoende leegstand, is belangrijk. De ideale relatieve luchtvochtigheid is 50 tot 70% en eventueel gebruikt strooisel moet van goede kwaliteit zijn. Uit ziektekundig oogpunt is overbezetting uit den boze. Tenslotte kan het vaccineren tegen bepaalde ziekten eveneens bijdragen tot het verminderen van niezen. GD Varken | december 2012 |

19


advertorial

Koek

Taart

Toast

Beschuit

Brood

Bloem



ONLINE MONITORING | tekst: DRS. TOM DUINHOF EN DR. THEO GEUDEKE

Online monitoring varkensgezondheid: De GD gebruikt informatie uit telefoongesprekken, bedrijfsbezoeken, sectie-inzendingen en laboratoriumbepalingen voor de monitoring van de varkensgezondheid in Nederland, in opdracht van de sector en de overheid. Dat is de Veekijker Varken. Het is een goede manier om bijtijds bijzonderheden te signaleren. Maar de GD wil ook de trends in bestaande gezondheidsproblemen steeds beter in beeld brengen. Eén van de manieren om dat te realiseren, is door gebruik te maken van informatie van praktijkdierenartsen. Trends zoals die worden gesignaleerd door de Veekijker Varken, weerspiegelen niet noodzakelijk ontwikkelingen in de Nederlandse varkensgezondheid. Natuurlijk, PRRS is een belangrijke infectieziekte en daar wordt dus veel over gebeld. Dat klopt dus met elkaar. Maar bijvoorbeeld de enorme toename in belangstelling voor Circovirus in 2008 en 2009 had vooral te maken met nieuwe testen en entstoffen en niet zozeer met een toename van problemen. En het forse aanbod van biggen met streptokokkeninfecties in de sectiezaal komt deels doordat het een veelvoorkomend probleem is, maar óók door de vraag naar autovaccins. Een ander punt betreft regioverschillen. Het ingezonden onderzoeksmateriaal voor laboratoriumonderzoek en de telefonische vragen uit de praktijk, zijn niet altijd evenredig verdeeld over het land. Daardoor zou het idee kunnen ontstaan dat een bepaald probleem gekoppeld is aan één regio. Kortom: de trends die de GD vaststelt en rapporteert, zijn niet altijd échte trends … Maar waarom willen we die dan zo graag weten? Omdat de sector, de overheid én de dierenartsen op die trends willen inspelen. En het liefst snel. Een voorbeeld: stelt u zich voor dat er ineens veel gevallen van kreupelheid zijn bij zeugen in een bepaald deel van het land. Dat kan reden zijn voor nadere actie. Misschien heeft een leverancier van pre-mixen vergeten vitamine D aan het voer toe te voegen. Of misschien is

22


net gestart, nu al interessant! men bij vleesvarkens (bijna 30%) en daarna komen de maagdarmproblemen bij vleesvarkens (bijna 20%, zie figuur 1); • tussen dierenartsen zitten grote verschillen in de conclusie over de oorzaak van luchtwegproblemen: sommigen vinden griep veruit het belangrijkst, maar anderen het stalklimaat – het één sluit het ander natuurlijk niet uit… ; • de ziektekiem die het vaakst aanleiding is voor een bedrijfsbezoek is Streptococcus suis (9,9%); op de tweede plaats staan App en PIA (allebei 6,4%) en daarna komt ‘stalklimaat’ (5,8%) als meest genoemde oorzaak voor problemen; • op bedrijven met gezondheidsproblemen wordt in een kwart van de gevallen geen echte diagnose gesteld; als wel een diagnose wordt gesteld, dan is die in één derde van de gevallen nader onderzocht met (laboratorium)onderzoek (zie figuur 2).

een nieuw virus zich aan het verspreiden over het land. Of misschien worden steeds meer zeugen van een bepaald gevoelig ras ingezet. Of misschien…? Het ligt voor de hand om voor de echte trends informatie te benutten van dierenartsenpraktijken verspreid over het hele land. Dan kan een goed en representatief beeld ontstaan.

Gewenst: informatie van practici De wens om voor de monitoring meer gebruik te maken van informatie vanuit dierenartsenpraktijken bestaat al jaren. Maar gegevens verzamelen en verwerken kost tijd. En tijd is geld. Gelukkig is het nu mogelijk om informatie gemakkelijk en snel digitaal te verzamelen en te verzenden en dan heeft monitoring via de dierenartsenpraktijk kans van slagen. In 2011 startte een pilotproject waarin vier grote dierenartsenpraktijken basale informatie uit hun eigen bedrijfsbezoeken naar de GD doorsturen. Inmiddels is daarvoor een handige webapplicatie beschikbaar via VeeOnline. Dierenartsen kunnen in de applicatie van een bedrijfsbezoek in vijf simpele stappen vastleggen om welke diergroep het ging (1), welk orgaansysteem (2) en welk symptoom het betrof (3), wat de diagnose is (4) en of extra onderzoek is gedaan om dat vast te stellen (5).

Meer mogelijkheden Met de gegevens kan de GD overzichten maken van de trends in de varkensgezondheid. Doordat de informatie nu computermatig verwerkt wordt, zijn er veel meer mogelijkheden. Als er genoeg informatie bekend is, wordt bijvoorbeeld duidelijk of een toename van het aantal verwerpers bij zeugen in een bepaalde praktijk meer voorkomt. Of in een bepaalde regio. En welke diagnoses daaraan gekoppeld zijn.

Kortom, nu al is boeiende informatie voor de sector uit deze pilot te halen, maar het wordt veel informatiever als meer praktijken gaan deelnemen.

Figuur 1: Welk soort problemen komen dierenartsen het meest tegen bij varkens? luchtwegproblemen maag-darmproblemen algemene verschijnselen (uitval, plots dood) gedragsproblemen (oorbijten etc.) hersenverschijnselen huidproblemen (oornecrose e.d.) kreupelheid vruchtbaarheidsproblemen

De pilot van de online monitor van de varkensgezondheid is een succes. Maar het wordt pas echt interessant als meer dierenartsenpraktijken mee doen. Het kan zelfs een manier zijn om verklaringen te vinden voor verschillen in het antibioticumgebruik, als die variaties blijken samen te gaan met variaties in bepaalde gezondheidsproblemen. Tenslotte kan het ook nog een instrument zijn voor dierenartsen om elkaar scherp te houden.

Informatie uit de pilot Uit de pilot zijn al enkele interessante zaken te melden: • de meeste bedrijfsbezoeken waarbij gezondheidsproblemen aanwezig zijn, hebben te maken met luchtwegproble-

0,0

5,0

10,0

15,0

20,0

25,0

30,0

percentage van de bedrijfsbezoeken

Figuur 2: Wat stelt de dierenarts vast tijdens een bedrijfsbezoek?

16%

geen gezondheidsproblemen

36% gezondheidsprobleem, geen diagnose

32%

diagnose gesteld, maar niet bevestigd

17%

diagnose bevestigd met lab. onderzoek

GD Varken | december 2012 |

23


De Gezondheidsdienst voor Dieren

Buitenbeeld Zwijnskop Deze keer in ‘Buitenbeeld’: een foto van GD-dierenarts Theo Geudeke, gemaakt tijdens zijn vakantie in de winter van 2010 in Andalusië (Spanje). Theo: “Eén van onze favoriete bezigheden tijdens deze vakantie was het bezoeken van tapasbars. Deze indrukwekkende zwijnskop hing aan de muur in een geweldige tapasbar in het schilderachtige bergdorp Ronda.”

Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,20 basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddeventer.com info@gddeventer.com

Buitenbeeld: Wellicht hebt u zelf ook iets dat niet ‘buiten beeld’ mag blijven. Stuur dan uw foto naar redactie@gddeventer.com met een korte toelichting en naamsvermelding. Wordt uw foto geplaatst, dan ontvangt u een ingelijste vergroting van uw eigen foto.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.