GD Varken maart 2013

Page 1

De Gezondheidsdienst voor Dieren

Varken 69

MAART 2013

Varkens op VEEoNLINE Nieuw type H1N1-INFLUENZAVIRUS bij varkens kraamstalmanagement: LEREN VAN NATUURLIJk GEDRAG


LANG LEVE DE ZEUG MET

NIEUW IN ZEUGENVOER Voor zeugen met sterker beenwerk en een langere levensduur

MOBIELERE ZEUGEN IN GROEPSHUISVESTING – LANGERE LEVENSDUUR – HOGERE PRODUCTIVITEIT – HOGERE VOERWINST Voor meer informatie: tel 06 295 361 64 / www.boerenbond-deurne.nl


Voorwoord

INHOUD 04 Nieuws & tips 07 Nieuw type H1N1-

influenzavirus bij varkens

8

08 Biologische varkenshouder Coen Bosch: “Het gedrag in de kraamstal is van wezenlijk belang”

11

Vraag en antwoord

12 Kraamstalmanagement:

Wat kunnen we leren van het natuurlijk gedrag van varkens?

12

15 Monitoring

16

16

Nieuw: varkens op VeeOnline

19

GD-dierenarts Frits Bouwkamp blikt terug op zijn loopbaan

21 Verstoorde stofwisseling rond werpen

22 Bedrijfsmonitoring, waarom eigenlijk?

22

24 Buitenbeeld

COLOFON

GD Varken is het officiële mededelingenblad van de GD | UITGEVER GD Deventer REDACTIE Alfred van Lenthe, Theo Geudeke, Peter van der Wolf en Barbara Tempelmans Plat | EINDREDACTIE Eva Onis | REDACTIEADRES GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddeventer.com, www.gddeventer.com | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | basisontwerp Fokko-Ontwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | ABONNEMENTEN GD Varken wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (4 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 15,25 (excl. BTW en verzendkosten) | ADVERTENTIES PSH Mediasales, T. 026-750 18 00 | VERSCHIJNINGSFREQUENTIE 4 keer per jaar | SUGGESTIES Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)

Wat varkens ons leren Om in onze moderne varkenshouderij goede resultaten te behalen, kan het heel leerzaam zijn om terug te kijken naar het natuurlijk gedrag van het varken. Een mooi voorbeeld is de manier waarop een zeug haar jonge biggen leert om goed te eten. Door daar als varkenshouder de juiste omstandigheden voor te bieden, groeien de biggen beter en zijn ze minder vatbaar voor ziekten. Maar ook herkenning, geur en communicatie zijn interessante factoren. Op pagina 12 van deze GD Varken leest u daar meer over. Dat varkens beter presteren wanneer ze zich op hun gemak voelen, beseft ook biologische varkenshouder Coen Bosch. Hij heeft de volledige inrichting van zijn stallen afgestemd op het natuurlijk gedrag van de dieren. We brachten een bezoek aan zijn bedrijf in Heino, waar wij onder andere zijn ruime, zelf ontworpen, kraamhokken mochten bewonderen (zie pagina 8). Bij de ontwikkeling van deze hokken heeft Coen vooral vanuit het dier gedacht, maar ook vanuit economisch belang. De zeugen kunnen bijvoorbeeld nestelgedrag vertonen, waardoor ze rustiger zijn en het aantal levend geboren biggen op zijn bedrijf hoog is. Het is dus belangrijk om goed voor ogen te hebben waarom je in het gezondheidsmanagement bepaalde keuzes maakt, zodat je kosten en baten kunt afwegen. Daarbij is het uiteraard ook zaak om rekening te houden met maatschappelijke eisen, zoals verantwoord antibioticumgebruik. Hierbij leg ik direct een link met het bedrijfgezondheidsplan (BGP) en bedrijfsbehandelplan (BBP). De GD wil u daar graag bij ondersteunen en stelt kosteloos het online programma VeeOnline beschikbaar (zie pagina 16). Op www.veeonline.nl kunt u samen met uw dierenarts eenvoudig digitaal uw BGP en BBP invullen. Met één druk op de knop worden de aandachtspunten voor uw bedrijf op een rijtje gezet. Zo kunt u, indien nodig, gemakkelijk bijsturen (en bijleren…). ALFRED VAN LENTHE, SECTORMANAGER VARKENS

GD Varken | maart 2013 |

3


NIEUWS & TIPS | tekst: REDACTIE

Happy Bite: nieuwe testen Met Happy Bite kan al enige tijd speeksel onderzocht worden op PRRS en PCV2 (circo), zowel de antistoffen ertegen als de virussen zelf. Binnenkort komen daar weer nieuwe testen bij, zodra zeker is dat die inderdaad betrouwbaar zijn met speeksel. Dit betreft testen op mycoplasma, App en griep (influenza). Wilt u uw dieren laten onderzoeken op PRRS of PCV2, ga dan naar www.gddeventer.com om een Happy Bite-pakket te bestellen.

Klimaat in koude perioden Het kan per klimaatsysteem verschillen of koud weer veel invloed heeft op het klimaat in de stal. Bij systemen die de binnenkomende lucht opwarmen, hetzij door lucht onder de bolle vloer te sturen of het normale voorverwarmen, hebben lage buitentemperaturen minder invloed op het stalklimaat. Controleer ook of de afdeling voldoende verwarmd is voordat de varkens erin geplaatst worden. Juist bij opleg van dieren is het van belang dat de afdeling

Beëindiging werkzaamheden I&R, VVL Het Ministerie van Economische Zaken (EZ) heeft besloten dat I&Rvarken volledig wordt belegd bij de Dienst Regelingen van EZ. Deze werkzaamheden zullen dus niet meer door de GD worden verricht. EZ en het Productschap Vee en Vlees (PVV) zijn overeengekomen dat de uitvoering van de Verordening Varkens­levering (VVL) in de toekomst waarschijnlijk ook belegd wordt bij EZ. Dit zou betekenen dat de GD ook de werkzaamheden die daaronder vallen niet meer zal uitvoeren.

4

voldoende warm is. De oplegtemperatuur bij gespeende biggen moet rond de 27oC en bij vleesvarkens ongeveer 25oC op dierniveau zijn. Zorg ook dat de luchtinlaat niet te groot is tijdens een koude periode. In deze periode is de hoeveelheid ventilatie een stuk lager. Om te voorkomen dat er te veel koude lucht bij de dieren terechtkomt, is het van belang om de luchtinlaat hierop aan te passen.

Tarieven 2013: veelgevraagde testen 20 tot 40% goedkoper Met ingang van 1 januari 2013 zijn de tarieven van de producten en diensten van de GD aangepast. De tarieven van een aantal veel aangevraagde testen zijn verlaagd met 20 tot 40%. Het betreft met name PCR-testen voor brachyspira, PCV2 en PRRS en ELISA-testen voor PRRS, PCV2, App en mycoplasma. Dierenartsen hebben onlangs de brochure ‘Producten en tarieven 2013’ ontvangen. De tarieven in de GD web­ winkel zijn aangepast. Wie gebruik maakt van automatische incasso ontvangt vanaf 1 januari 2013 1% korting op het netto factuurbedrag. Het formulier waarmee u zich kunt aanmelden voor automatische incasso is te vinden op www.gddeventer.com onder ‘formulieren’.


Sneller en voordeliger telefonisch contact met de GD

Fertiliteit: belang van de juiste voergift De voergift in de dracht is van groot belang voor een goede productie: een goed drachtigheidspercentage en grote tomen. In de praktijk blijkt helaas nog steeds vaak dat de werkelijke voergift niet overeenkomt met wat men denkt te voeren. Sterker nog: een kleine inventarisatie van de GD liet zien dat zeugenhouders nogal

De GD is nu sneller en voordeliger te bereiken via haar algemene telefoonnummer 0900 – 1770. De entreeboodschap is ingekort, waardoor u vrijwel direct voor de betreffende diersoort kunt kiezen. Daardoor bereikt u sneller de juiste GD-medewerker. Ook belt u het algemene nummer voortaan tegen het doorgaans voordelige lokale tarief.

eens te optimistisch zijn over de voergift. Die bleek relatief vaak lager te zijn dan zij op grond van het gehanteerde voerschema aannamen. Controleer de voergift dus regelmatig en weeg bij elke nieuwe voorraad na hoeveel kilo een liter weegt. Daar zit zomaar 10% verschil tussen.

Vleesvarkens met longproblemen na opleg

Inzenden zeugen voor secties

Als vleesvarkens die ogenschijnlijk gezond opgelegd worden, binnen de kortste keren flink gaan hoesten en longontsteking krijgen, denk dan ook aan wormen. Natuurlijk kunnen griep, PRRS of een slecht stalklimaat aan de orde zijn, maar ook een flinke wormbesmetting kan longontsteking geven. Wormeieren zijn zeer resistent en kunnen makkelijk achterblijven na de vorige ronde vleesvarkens. Een volwassen worm

produceert meer dan een miljoen eitjes per dag! Als de pas opgelegde dieren die wormeieren in grote hoeveelheden opnemen, gaan de daaruit vrijkomende larven door het lichaam trekken, tot ze in de longen komen. Dat is binnen een week gebeurd en kan dus resulteren in soms ernstige longontsteking. Als de larven vervolgens worden opgehoest en ingeslikt, ontwikkelen ze zich pas tot volwassen darmwormen.

Als u een zeug inzendt voor sectieonderzoek, is het handig om als achtergrondinformatie een recente zeugenkaart mee te sturen. Overigens wordt momenteel een selectie van de zeugen die de GD ontvangt voor sectie-onderzoek, ook onderzocht op een leververvetting. Zo wil de GD een idee krijgen of en hoe vaak leververvetting voorkomt bij zeugen. Daarna kunnen eventueel de oorzaken en gevolgen van een leververvetting in kaart worden gebracht.

GD Varken | maart 2013 |

5


FLEXcombo®

In een handomdraai beschermd tegen Circo en Mycoplasma! Meng CircoFLEX® bij MycoFLEX® in de nieuwe mengfles.

Mengruimte voor CircoFLEX®

MycoFLEX®

1

Twee producten MycoFLEX® en CircoFLEX® die afzonderlijk en gemengd gebruikt kunnen worden.

2

Met behulp van de overloopnaald kan CircoFLEX® toegevoegd worden aan de halfvolle fles MycoFLEX®.

3

Nadat CircoFLEX® is toegevoegd heeft u een volle fles FLEXcombo®.

4

FLEXcombo® is nu klaar om te gebruiken.

Ingelvac CircoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Elke dosis geïnactiveerd vaccin bevat: PCV2 ORF2 eiwit, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 2 wk tegen PCV2 om de sterfte, klinische verschijnselen – inclusief gewichtsverlies - en letsels in lymfatisch weefsel geassocieerd met PCV2 gerelateerde aandoeningen (PCVD) te verminderen. Tevens is bewezen dat vaccinatie de nasale verspreiding van PCV2, de virus load in het bloed en lymfatisch weefsel, en de duur van de viraemie vermindert. Bescherming begint al vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt minstens 17 wk aan. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: Een voorbijgaande en milde hyperthermie op de dag van vaccinatie treedt erg vaak op. Dosering: Enkelvoudige i.m. inj. van 1 dosis (1 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac MycoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac MycoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: 0 dagen. REG NL 102672 UDD. Ingelvac MycoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Werkzaam bestanddeel: Geïnactiveerd mycoplasma hyopneumoniae, J-stam isolaat B-3745, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 3 wk ter vermindering van longlaesies als gevolg van infectie met m.hyo. Bescherming begint vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt ten minste 26 wk aan. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Bijwerkingen zijn zeldzaam: een voorbijgaande zwelling met een diameter tot 4 cm, soms samengaand met roodheid van de huid, kan worden waargenomen op de plek van injectie. Deze zwelling kan tot 5 dagen aanhouden. Een voorbijgaande gemiddelde toename van de rectale lichaamstemperatuur van ongeveer 0,8°C kan tot 20u na vaccinatie worden waargenomen. Dosering: Enkelvoudige i.m. injectie van 1 dosis (1 ml). Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac CircoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac CircoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: (Orgaan)vlees: 0 dg. REG NL 104086 UDD. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Boehringer Ingelheim bv, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com, telefoon: +31 (0)72 566 24 11


TEkST: DRS. TOM DUINHOF, DRS. BARBARA TEMPELMANS PLAT, ING. REMCO DIJKMAN EN DR. KEES VAN MAANEN | ONDErZOEK

Nieuw type

H1N1-influenzavirus bij varkens

De GD Veekijker Varken ontving signalen dat op enkele bedrijven varkens ziek werden met

Genetische verwantschap tussen influenzavirussen (op basis van H1)

typische verschijnselen van griep, maar dat kon niet bevestigd worden met bloedonderzoek. Het virus werd echter wel aangetroffen bij sectie of in neusswabs. Wat was er aan de hand? Gespeende biggen op 茅茅n van de varkensbedrijven waren grieperig. Uit neusswabs van vijf biggen, verzameld in september 2012, werd een influenzavirus gekweekt. Bij het bloedonderzoek werden echter geen afweerstoffen aangetoond tegen de drie tot nu toe in Nederland bekende influenzavirussen bij varkens: H1N1, H1N2 en H3N2. De GD heeft het virus uit deze biggen getypeerd als een nieuwe tot nu toe onbekende H1N1-stam. Met dit virus is een nieuwe test ontwikkeld, specifiek voor afweerstoffen tegen dit virus. In deze nieuwe test lieten drie van de vijf dieren wel degelijk een belangrijke titerstijging zien tussen de eerste bloedmonsters en bloedmonsters die drie weken later genomen waren. Dat vier van de vijf dieren al afweerstoffen hadden in de bloedmonsters van de eerste tap wijst erop dat ze nog antistoffen uit de biest hadden. Dit betekent dat deze influenza-virusstam waarschijnlijk al bij de zeugen op dit zeugenbedrijf aanwezig was v贸贸r de geboorte van de biggen.

welk virus is het? Dit nieuwe virus is vergeleken met influenzavirussen die in de afgelopen 35 jaar bij varkens in Europa zijn gevonden. De conclusie is dat het nieuwe H1N1-virus inderdaad sterk afwijkt van het bekende H1N1-virus dat al sinds jaren in de varkenshouderij in Nederland aanwezig is. Maar de nieuwe stam behoort wel tot het klassieke H1N1cluster in Europa, en niet tot het pandemische H1N1-virus dat in 2009 opdook (toen ook wel bekend als Mexicaanse griep).

In het figuur is te zien waar de nieuwe virusstam zich in de vergelijkende genetische boomstructuur bevindt. Het nieuwe H1N1-virus is weergegeven als een blauw bolletje, rechtsboven in het gele vlak. De H1N2- en H1N1-stammen die in de huidige laboratoriumtesten worden gebruikt, zijn weergegeven in rood en groen. De witte bolletjes zijn andere bekende griepvirussen in Europa. Het lichtblauwe cluster linksboven is het pandemische H1N1-viruscluster uit 2009 (Mexicaanse griep).

Testontwikkeling De GD beoordeelt op dit moment of er een nieuwe virustest nodig is. Ook wordt onderzocht of deze nieuwe test de oude H1N1-HAR-test zou kunnen vervangen of extra toegevoegd moet worden. Dit geval toont aan dat influenzavirussen kunnen veranderen; onderzoek naar nieuwe stammen blijkt nodig te zijn. GD Varken | maart 2013 |

7


Kraamstalmanagement | tekst: DRS. EVA ONIS

Biologische varkenshouder Coen Bosch:

“Het gedrag in de kraamstal is van wezenlijk belang” Coen Bosch, eigenaar van biologische varkenshouderij ’t Conde in Heino.

Coen Bosch, biologische varkenshouder in Heino, ziet varkens houden niet als werk. “Het is mijn lust en mijn leven. En dat is maar goed ook, want je hebt er een ijzeren discipline voor nodig.” De succesformule van Coen? Een stabiele bedrijfsvoering, efficiënt werken en denken vanuit het dier. Zijn zelf ontwikkelde ruime kraamhokken zijn daar een mooi voorbeeld van. Coens vader hield in 1987 al scharrelvarkens. “Mijn vader liep voorop met zijn werkwijze. Hij wilde vooral ‘leuk’ varkens houden, winst was geen drijfveer”, vertelt Coen. “Hij experimenteerde al veel met eigen hokvormen, uitloop, het gebruik van stro, enzovoorts. In 1998 zijn we overgestapt op biologisch, destijds een nieuwe groeimarkt. In het supermarktkanaal zag je een lijn opkomen die er nooit was geweest. Voor veel biologische boeren was het houden van varkens een nevenactiviteit, maar voor ons niet. We waren het eerste bedrijf in Nederland met biologische varkens als enige bron van inkomsten.”

8

Natuurlijk nestelgedrag

Een 6 of 7 is niet genoeg

In 2007 heeft Coen nieuwe kraamstallen laten bouwen, met zelf ontworpen ruime kraamhokken. De hokken zijn 1,7 meter breed en ongeveer 6 meter lang, met uitloop (zie tekening). Doordat de hokken zo breed zijn, kunnen de zeugen natuurlijk nestelgedrag vertonen. “De zeugen zijn bovendien veel vrijheid gewend, dan kun je ze niet ineens vast gaan zetten”, legt Coen uit. “Het is logisch dat ze dan stress zouden krijgen en dat kan juist doodliggen van biggen veroorzaken. Het gedrag in de kraamstal is van wezenlijk belang. Sterker nog: de zeugen zijn in dezelfde kraamstal geboren en ze zijn specifiek op hun rustige gedrag geselecteerd.”

Nadat hij op diverse fokkerijen en in verschillende buitendienstfuncties ervaring had opgedaan, is Coen in 2002 in maatschap gegaan met zijn ouders. Inmiddels is familiebedrijf ’t Conde uitgegroeid tot een groot biologisch varkensbedrijf, met 280 zeugen en 900 vleesvarkens. Volgens Coen is hij meer varkenshouder dan zijn vader. “Ik kijk meer vanuit economisch-biologisch belang naar het dier; hoe kun je topresultaten behalen? Toen ik nog op school zat, was ik allang tevreden met een zesje op mijn rapport, maar voor mijn bedrijf geldt dat absoluut niet.”

Wat direct opvalt wanneer je de kraamstal binnenloopt, zijn de voorliggende biggennesten. De biggen liggen bij de kop van de zeug, zodat Coen en de medewerkers (op dit moment een fulltimer en een parttimer) gemakkelijk toezicht kunnen houden. “Ze liggen verwarmd en goed beschermd achter een dichte wand, op stro en houtvezel. De zeugen kunnen neuscontact hebben met de zeugen van de aangrenzende kraamhokken, maar de biggen niet.” De kraamkooi heeft Coen ook aangepast. De zeug wordt niet meer vastgezet tussen de valbeugels, want dat gaf te veel


Bovenaanzicht kraamstal

stress. De valbeugels staan nu permanent in een V-vorm, waardoor de zeug altijd los loopt, optimale bewegingsvrijheid heeft en nestelgedrag kan vertonen. Op de foto is te zien dat zeugen ook achterstevoren in het kraamhok gaan liggen. Per saldo zijn er niet meer biggen die uitvallen in het kraamhok. Er worden meer biggen levend geboren door de bewegingsvrijheid en het nestelen, maar er worden iets meer biggen doodgelegen doordat de zeug zich vrij kan bewegen.

Modern en arbeidsbesparend Ook beschikt de stal over moderne arbeidsbesparende technieken, zoals een volautomatisch voer- en drinksysteem, een hellende vloer (2 tot 3% afschot richting de put) en een Z-profiel aan het einde van de dichte vloer zodat urine en mest makkelijk in de put onder de roosters verdwijnen. Onder de roosters achterin het hok zorgt een hydraulische mestschuif voor het afvoeren van de mest naar de mestvaalt. De hokken zijn gemakkelijk schoon te spuiten. Ook kunnen natte en vieze plekken in het stro eenvoudig weggehaald en in de stortkoker achter in het hok gegooid worden. Coen heeft weinig last van klimaatproblemen. “In de winter is de invloed van de wind het grootst. De transparante flappen voor de doorgang naar de buitenuitloop zorgen ervoor dat de afdelingstemperatuur goed blijft. Als het erg koud is buiten, dan zetten we tijdens de eerste drie à vier dagen na de geboorte schotten voor de doorgang. De kraamstal bevat ook maar één rij hokken zodat de wind niet dwars door de stal kan waaien.”

len, maar ook aan een goed management. “De sleutel tot succes is een stabiele bedrijfsvoering”, aldus Coen. “We maken grondig en hygiënisch schoon. De kraamhokken zijn bijna nergens zo schoon als hier. Ook beschikken we bijvoorbeeld over een goed entprotocol. Als je stabiel draait, dan heb je daar het hele jaar profijt van. Jojo-en en kortetermijndenken, daar doen wij niet aan.” Daarnaast vindt Coen het belangrijk om altijd scherp en kritisch te blijven. “Om niet bedrijfsblind te worden, wissel ik elke drie jaar van dierenarts. Dit geldt in het algemeen voor mijn adviseurs. Het is lastig om niet in hetzelfde kringetje te blijven hangen, maar varkens houden is topsport. Ik wil de beste zijn en kijk met een helicopterview naar mijn bedrijf. Mijn toekomstwens is om samen met meer mensen het bedrijf uit te breiden en het werk nóg leuker te maken.”

Stabiliteit in de bedrijfsvoering In 2012 speende Coen gemiddeld 27 biggen per zeug, met een (voor biologische varkenshouders verplichte) minimale speenleeftijd van 6 weken. Een mooi resultaat, dat niet alleen is te danken aan de inrichting van de stal-

Doordat de zeugen meer ruimte hebben, kunnen ze bijvoorbeeld zijof achterwaarts in de kraambeugels gaan liggen. GD Varken | maart 2013 |

9


Samen spoelen we coli- èn clostridium geboortediarree nu in 1 keer door

Porcilis® ColiClos

Porcilis ColiClos: het NIEUWE combinatievaccin tegen

Uitval door diarree, groeiachterstand en inzet van antibiotica… op deze schadeposten veroorzaakt door coli en clostridium zit niemand te wachten. Met het nieuwe combinatievaccin Porcilis ColiClos beschermt u biggen optimaal tegen geboortediarree. De met Porcilis ColiClos gevaccineerde zeugen ontwikkelen hoge antistofniveaus, waardoor de bescherming, via de biest, op de biggen wordt overgedragen; zowel tegen coli als clostridium. Spoel geboortediarree veroorzaakt door coli of clostridium in één keer door en vraag uw dierenarts naar Porcilis ColiClos.

coli en clostridium geboortediarree*

Samen sterk in diergezondheid

MSD Animal Health Postbus 50 5830 AB Boxmeer Tel: 0485 587652 Fax: 0485 587653 www.msd-animal-health.nl

*Geboortediarree veroorzaakt door E. Health coli en C. perfringens MSD Animal

Postbus 50 5830 AB Boxmeer Tel: 0485 587652 Fax: 0485 587653 www.msd-animal-health.nl

Porcilis ColiClos, suspensie voor injectie voor varkens, bevat per dosis van 2 ml E. coli adhesiefactoren F4ab (≥ 29,7 Al titer), F4ac (≥ 27,8 Al titer), F5 (≥ 27,4 Al titer) en F6 (≥ 27,6 Al titer), en LT toxoïd (≥ 212,0 Al titer) en C. perfringens type C (stam 578) beta toxoïd (≥ 20 IE). Doeldier: Varken (zeug en gelt). Indicatie: Passieve immunisatie van biggen via actieve immunisatie van zeugen en gelten ter vermindering van de mortaliteit en klinische verschijnselen gedurende de eerste levensdagen, veroorzaakt door E. coli stammen die de adhesiefactoren F4ab (K88ab), F4ac (K88ac), F5 (K99) of F6 (987P) tot expressie brengen en veroorzaakt door C. perfringens type C. Toediening en dosering: 1 dosis (van 2 ml) via intramusculaire injectie in de nek. Bijwerkingen: Een verhoging van de lichaamstemperatuur tot 2oC, een lichte sloomheid en een verminderde eetlust kunnen optreden op de dag van vaccinatie. Op de injectieplaats kan een pijnlijke zwelling (diameter tot 10 cm) tot 25 dagen na vaccinatie worden waargenomen. Waarschuwingen: Het is van belang dat iedere big een afdoende hoeveelheid colostrum drinkt. Contra-indicaties: Geen. Wachttijd: 0 dagen. REG NL 108819 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter.


In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden onze dierenartsen vragen vanuit de praktijk.

?

Wat zijn endotoxinen en heeft het zin om die te onderzoeken bij varkens?

?

Klopt het dat de gemiddelde toomgrootte deze winter is afgenomen?

Peter van der Wolf, varkensdierenarts: Endotoxinen zijn complexe structuren afkomstig van de celmembraan van bepaalde bacteriën (bijvoorbeeld E. coli). Als die bacteriën afsterven en uiteenvallen, resulteert dat in het vrijkomen van endotoxinen. Dat veroorzaakt in mens en dier schadelijke effecten zoals koorts en bij grote hoeveelheden tegelijk, zelfs in ernstige diarree of een dodelijke shock. Endotoxinebepaling in water en voer kan worden uitgevoerd in een laboratorium in Leipzig. Eenvoudiger is echter om de bacteriële verontreiniging aan te tonen. Ook in bloed kunnen endotoxinen aangetoond worden. De test is echter vrij kostbaar en de waarde ervan is zeer beperkt. In diverse onderzoeken is geen verband tussen het endotoxine-gehalte en de klinische situatie gevonden (alleen in heel ernstige gevallen). Voor zover bekend is er geen onderzoek bij varkens naar deze relatie gedaan. De meerwaarde van onderzoek naar endotoxinen is daarom beperkt.

?

Is mengsperma beter dan ongemengd sperma?

Theo Geudeke, varkensdierenarts: Nee. Dit verhaal duikt geregeld op, maar grootschalig onderzoek van de Nederlandse KI-organisaties heeft jaren geleden al aangetoond dat er geen enkel verschil zit in de bevruchtingsresultaten van mengsperma en ongemengd sperma. Daarbij is het gebruik van mengsperma sinds 1997 niet meer toegestaan. Het gebruik van mengsperma bij bedrijfs-KI is bovendien onverstandig; een slecht bevruchtende beer kan lang onopgemerkt blijven als zijn sperma wordt gemengd met dat van een goed bevruchtende beer.

Vraag & Antwoord

Theo Geudeke, varkensdierenarts: Daar lijkt het wel op. In jaren dat najaarsverwerpen een fors probleem was, zoals in de herfst van 2012, bleek dat de zeugen die niet zijn opgebroken in de maanden daarna wat kleinere tomen krijgen. Kennelijk is toch een deel van de vruchten gestorven. Overigens krijgen de zeugen die zijn herdekt nadat ze zijn opgebroken, meestal wel goede tomen.

?

Is enten tegen vlekziekte nog wel nodig?

Paul Franssen, varkensdierenarts: Ja. De vlekziektebacterie komt zeer algemeen voor. In varkens, kalkoenen, reptielen, schapen, dolfijnen, vissen, enzovoorts, en zelfs bij mensen of in de grond of het voer. Als zeugen niet geënt worden, is de vraag dus niet of maar wanneer een uitbraak zich zal voordoen. Met als gevolg koorts en huidvlekken, maar ook verwerpen, hartklepontsteking of gewrichtsontsteking.

Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddeventer.com onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Varken.

GD Varken | maart 2013 |

11


Kraamstalmanagement | tekst: ING. ANITA HOOFS (VIC STERKSEL) EN DR. THEO GEUDEKE

Wat kunnen we leren van het

natuurlijk gedrag van Om te begrijpen hoe we in onze moderne zeugenhouderij goede resultaten kunnen behalen, kan het bijzonder nuttig zijn om eens terug te kijken hoe het wilde zwijn het ook al weer deed. Maar dat wilde-zwijnen-gedrag is er toch al lang uit gefokt in ons moderne varken? Mis. Als we onze varkens hun gang laten gaan, gedragen ze zich weer grotendeels als wilde zwijnen. Nestbouw Een mooi voorbeeld daarvan is te zien op een filmpje gemaakt in het Varkens Innovatie Centrum in Sterksel (zie ‘Sterkselse zeug in een winkel vol nestbouwmaterialen’ op http://varkensnet.nl). Een zeug die al drie keer heeft geworpen in een traditioneel kraamhok krijgt een grote hoeveelheid nestmateriaal aangeboden in de vorm van balen stro en jute zakken. Daar gaat ze ruim een dag voor het werpen mee aan de slag en bouwt een groot nest. Varkens zijn de enige hoefdieren die dat doen. Als nest graaft een zeug een (ondiepe) kuil. De kuil bedekt ze vervolgens met zacht materiaal en soms bouwt de zeug zelfs een soort dak over het nest heen.

12

Wat hebben we aan deze kennis? Het verklaart ten eerste waarom zeugen daags voor het werpen vaak graafbewegingen maken met de voorpoten. Ook is beter te begrijpen dat zeugen stress kunnen ervaren als ze dit gedrag onvoldoende kunnen uiten. Die stress is voor een flink deel te beperken door het aanbieden van enig nestmateriaal. Bekend is inmiddels de (stevige) jute zak, maar ook een beetje stro maakt al verschil. Zeugen die hun nestelgedrag althans enigszins kunnen uiten, werpen veel rustiger en vlotter met als gevolg meer levensvatbare biggen en minder doodliggers.

beeld uit het volgende: als een zeug tijdens het werpproces een stevige jute zak heeft gebruikt als nestbouwmateriaal en men legt die jute zak na de geboorte in het biggennest, dan zullen de biggen op of bij de zak gaan liggen. Anderzijds, als het biggennest wordt ontsmet vlak voor het werpen en dus sterk ruikt naar ontsmettingsmiddel of (ongebluste) kalk of iets dergelijks, dan vinden de biggen het nest onaantrekkelijk en hebben ze de neiging om op of tegen de zeug te gaan liggen. Met alle risico’s van dien.

Herkenning en geur

Communicatie

Zeug en biggen leren elkaar kennen na de geboorte en daarbij speelt geur een belangrijke rol. Dat blijkt bijvoor-

Zeug en biggen communiceren met elkaar door geluiden te maken. Aan het afnemende geknor van de zeug horen de


Zeugen die hun nestelgedrag enigszins kunnen uiten, werpen veel rustiger en vlotter met als gevolg meer levensvatbare biggen en minder doodliggers

varkens? standen en onrust als gevolg. Als de verzorger van de kraamstal rustig en op gezette tijden in de afdeling komt, hoeven de zeugen daar niet van te schrikken. Dus die radio is niet alleen onnodig, lawaai in de kraamstal werkt zelfs vaak averechts.

Leren eten Biggen moeten een hoop leren in hun jonge leven. Eten bijvoorbeeld. En dat leren ze van de zeug. Het gezegde ‘Zien eten, doet eten’ geldt ook voor varkens. Net zoals ‘Wat de big niet kent, dat vreet-ie niet’. Dat is logisch, want als een jong dier zomaar alles eet wat beschikbaar is, dan is dat in de natuur nogal riskant. In de praktijk betekent dat, dat als het voerbakje van de biggen ergens in de buurt van de achterhand van de zeug staat, dat niet goed werkt. Het is beter als het bakje in de buurt van de voerbak van de zeug staat. Het kan zelfs handig zijn om de zeug wat voer op de grond te geven, zodat de biggen mee kunnen eten. Als anderzijds de afstand tussen voerbakje en drinknippel te groot is, werkt ook dat ongunstig op de voeropname van de biggen. Biggen die goed hebben leren eten tijdens de zoogperiode, doen het na het spenen veel beter en groeien dan ook beter. Dit is ook een afweging bij vroeg spenen.

Sociaal gedrag

biggen wanneer ze de melk zal laten schieten. Andersom, door de geluidjes van de biggen begrijpt de zeug dat ze melk willen drinken. Als biggen tijdens het drinken aan het krijsen zijn, is er dus iets niet in orde. Tevreden drinkende biggen krijsen niet. Omdat de zeug de melk altijd maar korte tijd laat schieten (25 seconden!), is het zaak dat de biggen op dat moment ook daadwerkelijk kunnen drinken. Als dat mislukt protesteren de biggen, bijvoorbeeld als ze niet bij hun ‘eigen’ speen kunnen komen als gevolg van een onhandige constructie van de kraambox. Een ander aspect van de communicatie: als in de kraamstal continu de radio hard aan staat, dan kunnen de zeugen en biggen elkaar moeilijk ‘verstaan’. Met misver-

Wilde varkens leven in kleine familiegroepen. Dat vergt sociale vaardigheid. Ook dat leren varkens als big. Een varken dat zich sociaal weet te gedragen ten opzichte van soortgenoten, functioneert beter, groeit beter en reproduceert beter dan een asociaal varken. Dat is dan meteen één van de positieve gevolgen van het aanbieden van hokverrijking aan jonge biggen. Dat geeft ze de kans om al jong uit te leren vechten wie ergens de baas over is en ook hoe je moet reageren als je een vechtpartijtje verliest. Voorzieningen om varkens de kans te geven meer natuurlijk gedrag te vertonen, kosten echter geld. Een kosten-batenanalyse is daarbij altijd noodzakelijk. Een flink aantal van de hiervoor genoemde aspecten van kraamstalmanagement komen terug in het Pro Dromikraamstalconcept dat mede is ontwikkeld door het VIC Sterksel.

GD Varken | maart 2013 |

13


A SANOFI COMPANY

15884_Vccnadv.vrkn Alg184X130.indd 1

05-02-13 09:02

S P E C I A L I S T E N I N S TA L I N R I C H T I N G

Vereijken Hooijer BV Everbest 4c • 5741 PM Beek en Donk Tel. +31 (0)492 450 733 Fax +31 (0)492 450 400 info@vereijkenhooijer.nl

www.vereijkenhooijer.nl “ DE RESULTATEN BEWIJZEN VOOR MIJ DAT HET WERKT”

Kijk verder dan 2013. Kies voor groepshuisvesting met voerstations

Varkenshouder Roger Cuijpers (NL)

ALLES OVER GROEPSH UISVESTING MET VARKENSVOERSTATIONS MEER WETEN?

Postbus 104 - 7140 AC Groenlo - Nederland T. (+31) 544 471 444 - livestockmanagement@nedap.com - www.nedap-livestockmanagement.com Veldman Techniek BV T. 0572-382980

Tecom Horst BV T. 077-3983962

Gabriels Techniek BV T. 0413-291834

AHC-Cawi T. 0575-463431

Uitgebreide informatie, beeld varkensvoerstations ziet u op:en video’s over www.esf2013.com

Bedrijfstechniek B.V. T. 0342-404850


mONITOrING

GD-varkensdierenarts Paul Franssen

Signalen uit het

buitenland De GD Veekijker heeft als belangrijke taak het in de gaten houden wat er speelt op het terrein van de varkensgezondheid. Als we dat goed willen doen, moeten we verder kijken dan onze neus lang is, dus ook over de grens. We houden dus niet alleen bij wat voor vragen we binnenkrijgen en wat voor ziektegevallen in de sectiezaal gezien worden. We zoeken ook naar signalen uit het buitenland. Uit Engeland bijvoorbeeld krijgen we standaard overzichten van de bijzonderheden die ze daar hebben gezien. Gelukkig komt van die kant momenteel weinig dreiging. De Engelsen hebben vergelijkbare problemen als de Nederlanders, met dit verschil dat sommige gezondheidsproble-

Letten op agressieve varianten van PRRS in Oost Europa men typisch zijn voor de vele buiten levende varkens: wat te denken van gevallen van adelaarsvaren-vergiftiging, longwormen en de ziekte van Weil?

Een minder bekend voorbeeld is het Japanse encephalitisvirus. Dat zit nu nog ver weg in Azië.

Dreiging uit het oosten

Deze ziekte wordt echter vooral verspreid door bepaalde muggen die ook in Europa kunnen voorkomen. De ziekte geeft bij varkens vruchtbaarheidsproblemen met mummies en doodgeboren biggen, vergelijkbaar met een parvoinfectie. Besmette paarden krijgen soms koorts en vertonen een enkele keer gedragsveranderingen door aantasting van de hersenen. Bij mensen geeft de ziekte sporadisch een zeer ernstige hersenvliesontsteking. Het virus en de verspreiding lijken erg op West Nile Fever, een ziekte die inmiddels ook al tot Europa is doorgedrongen. Vandaar dat we goed moeten blijven letten op alle signalen van over de grens. Dankzij het internet en onze contacten in het buitenland gaat dat tegenwoordig gelukkig steeds beter en sneller.

We moeten vooral onze blik naar het oosten richten. Niet alleen vanwege de permanente dreiging van varkenspest (klassiek en Afrikaans) uit die richting, maar ook vanwege de agressieve varianten van PRRS. Tot nu toe zaten die steeds in Azië en in Amerika, maar de laatste tijd komen ook in Oost-Europa PRRS-stammen voor die ernstige ziekteverschijnselen veroorzaken. Ernstiger dan wat we hier doorgaans tegenkomen. Een ander hoofdstuk zijn de ziekten die van varkens op mensen kunnen overgaan: de zoönosen. Een bekend voorbeeld is infl uenza. Omdat het altijd kan gebeuren dat een (nieuwe) variant van griep overgaat van varken of kip op de mens, is permanente oplettendheid van groot belang.

Via mug naar Europa

Met haar monitoringsactivitetien waakt de GD over de diergezondheid in Nederland. Onder andere via de GD Veekijker, waar vragen van dierenartsen en veehouders binnenkomen. Naast de helpdeskfunctie is de GD Veekijker hét centrale verzamelpunt voor alles rondom diergezondheid, in het belang van veehouder en sector. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de dierenartsen oplevert. De GD Veekijker wordt gefinancierd door het Ministerie van EZ, PVV en PZ.

GD Varken | maart 2013 |

15


VeeOnline | tekst: ing. Suzan megens en drs. Eva Onis

Nieuw: Varkens op

VeeOnline

Een belangrijke taak van de GD is het ontzorgen van veehouders. Bijvoorbeeld door het hen gemakkelijker te maken om aan de wettelijke eisen te voldoen. VeeOnline, het nieuwe online dataplatform van de GD, speelt daarin een cruciale rol. Sinds kort kunt u als varkenshouder -samen met uw dierenarts- online uw bedrijfsgezondheids- en bedrijfbehandelplan invullen. In de rundveesector is VeeOnline eind 2011 geïntroduceerd en inmiddels niet meer weg te denken. Op dit moment hebben al ruim 12.000 rundveehouders samen met hun dierenarts online een bedrijfsgezondheidsplan (BGP) en/of een bedrijfsbehandelplan (BBP) aangemaakt. Het gros van de veehouders heeft vervolgens een persoonlijk account aangemaakt en zijn plannen digitaal ondertekend. Deze handige en snelle manier van werken is vanaf 11 februari ook mogelijk voor varkenshouders en hun dierenartsen.

16

Makkelijker werken Als houder van vijf of meer varkens bent u sinds augustus 2011, vanwege de invoering van de PVV-verordening ‘Registratie en verantwoording antibioticagebruik’, verplicht een BGP en een BBP op het bedrijf te hebben. Controle vindt plaats tijdens de jaarlijkse IKB-controle. In navolging van het succes van het digitale BGP en BBP rund lanceert de GD dit jaar ook een digitaal BGP en BBP voor varkenshouders. De GD start met het digitale BGP varken, kort daarna volgt het BBP varken. Via de BGP-module op


VeeOnline vult u met uw dierenarts snel en gemakkelijk informatie over bedrijfsbegeleiding, kengetallen, antibioticumgebruik en managementmaatregelen in. Tijdens het invullen is er bij elk onderdeel ruimte voor het benoemen van aandachtspunten, die aan het eind keurig op een rij worden gezet. Op die manier kunt u eenvoudig doelstellingen voor het komende jaar formuleren. In het BBP, dat onderdeel is van het BGP, staan de meest voorkomende aandoeningen. Daarbij vult uw dierenarts de voorgestelde behandeling (dosering, duur en toedieningswijze) en de te gebruiken middelen in. De plannen voldoen hiermee aan de minimumeisen die het productschap aan het BGP en BBP stelt. Als een plan gereed is, ontvangt u automatisch een e-mail met een stapsgewijze instructie om het op VeeOnline te ondertekenen.

Plannen opslaan Indien gewenst kunt u het BGP printen voor uw eigen administratie, maar dat hoeft niet. De plannen worden opgeslagen op VeeOnline, waar ze op ieder gewenst moment kunnen worden geraadpleegd. U kunt echter ook stalkaarten printen, zodat u de benodigde informatie in de stal kunt ophangen.

De homepage van VeeOnline (www.veeonline.nl)

Labuitslagen digitaal Tegelijk met het BGP varken komen ook de laboratorium­ uitslagen digitaal beschikbaar. Op dit moment worden alle uitslagen vanaf 15 mei 2012 op VeeOnline getoond. In de komende periode wordt het archief verder uitgebreid. Dat betekent dat u steeds meer labuitslagen van de GD online kunt opvragen. En er komt nog meer, want VeeOnline is continu in ontwikkeling. Steeds meer informatie zal voor u en uw dierenarts online beschikbaar worden gesteld, zoals diergezondheidsstatussen en geplande onderzoeken.

Inloggen met gratis Z-login Om in te loggen op VeeOnline heeft u een gebruikersnaam en wachtwoord van Z-login nodig. Heeft u al een Z-login? Ga dan naar www.veeonline.nl en log in met uw gebruikersnaam en wachtwoord. Heeft u nog geen Z-login, dan kunt u deze online aanvragen (zie kader). Inloggen is gratis; hiermee wil de GD haar dienstverlening versnellen en papier besparen. Houd de e-mailnieuwsbrief GD Actueel Varken in de gaten voor meer informatie over varkens op VeeOnline. Sinds kort kunt u op VeeOnline samen met uw dierenarts uw BGP aanmaken.

Account aanmaken op VeeOnline? Voor VeeOnline heeft u een (gratis) Z-login nodig. Ga naar www.veeonline.nl en klik onder het inlogscherm op de link ‘Ik heb nog geen Z-login, maar wil wel naar VeeOnline’. Vul vervolgens enkele gegevens in en u ontvangt uw inloggegevens direct per e-mail. Ook een vergeten wachtwoord of gebruikersnaam kan per mail worden opgevraagd. Wanneer het inloggen niet lukt, of wanneer u bijvoorbeeld vragen heeft over het plaatsen van de digitale handtekening, kunt u contact opnemen met de klantenservice van de GD (0900-1770 of info@gddeventer.com).

GD Varken | maart 2013 |

17


Voor een optimaal stalklimaat

SLAATS SLAATS

VENTILATIEPLAFOND

VenTiLATiepLAfond

SLAATS VENTILATIEPLAFOND Geperforeerd kunststof damwand ventilatieplafond incl. glaswol

CoMBi

EXTRA PVC-20MM LUCHTSPLEET • Perfect Air plafond perfo 30 mm

VeRWARMinG

• Delta- en Twinbuizen NIEUW Twin-28 mm! • Kunststof koppelingen • Bevestiging + aansturing

LV

VERBAKEL BV Plastic & Stainless steel products

Industrieweg 13 Sint-Oedenrode 0413 474036

Groba brengt perfectie in uw stal.

SLAATS ASTEN BV Tel. +31 493 691999 Fax. +31 493 695825 info@slaatsbv.nl www.slaatsbv.com

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE?

Copernicusstraat 12, Wijchen T +31 (0)24 6414289 www.groba.nl

Neem contact op met: Marco Jansen T 026-750 18 45 E marco.jansen@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

18


tekst: drs. Eva Onis | Interview

GD-dierenarts Frits Bouwkamp blikt terug op zijn loopbaan

“Bij 200 zeugen sprak je over een

groot bedrijf” Nadat hij precies 33 jaar en 3 maanden bij de GD heeft gewerkt, is varkensdierenarts Frits Bouwkamp met pensioen gegaan. Op een winterse maandagmiddag legde hij voor ons zijn schaatsen aan de kant, om terug te kijken op zijn loopbaan en de ontwikkelingen in de sector.

Frits Bouwkamp

“Ik begon in 1979 bij de Gezondheidsdienst voor Dieren Overijssel en Flevoland in Zwolle”, zo begint Frits zijn verhaal. Elke provincie had zijn eigen GD. In 1992 zijn Gelderland, Overijssel en Flevoland gefuseerd, toevallig op mijn verjaardag. De werkzaamheden voor deze provincies werden voortaan vanuit Deventer uitgevoerd. Vanaf 2000 zijn alle GD’s gefuseerd tot één centrale GD in Deventer. Wat waren uw belangrijkste werkzaamheden? “In het begin was ik 90% van de tijd in het veld te vinden, voor controle, AR- en vooral piepbezoeken (consult­b ezoeken). Tot 1987 moest elk bedrijf met een eigen dekbeer lid zijn van de GD. Aangesloten bedrijven werden twee keer per jaar door of namens de GD bezocht. De nadruk lag vooral op dierziektepreventie. Fok­bedrijven werden maandelijks bezocht en kregen van ons een gezondheids­waarmerk wanneer bepaalde klinische verschijnselen niet aangetoond werden. In ‘87 moest elk bedrijf met zeugen lid zijn van de GD en verviel de eis van het hebben van een dekbeer. Vanaf 1980 hielden we ons in opdracht van de overheid bezig met de bestrijding van AR (snuffelziekte). Dit heeft veel tijd en inzet gekost, maar het is de GD samen met de sector gelukt AR na­ genoeg uit te roeien. Een piepbezoek hield in dat een dierenarts, voorlichter of veehouder de GD in consult kon roepen bij ingewikkelde varkensziekten. Vaak lag de oorzaak in fouten in huisvesting en klimaatbeheersing. Eerst waren deze bezoeken gratis, later niet meer. Door de specialisatie van varkensdierenartsen werd het aantal bezoeken minder. De varkenshouderij was bovendien volop in ontwikkeling. Veel bedrijven stapten over van gemengd naar specialistisch

en het aantal varkens per bedrijf nam toe. Kun je nagaan: toen was een bedrijf van 200 zeugen groot, nu zeg je dat pas vanaf 1000 zeugen. We gaven ook veel voorlichting over actuele ziekten, huisvestiging en hygiëne. Jaarlijks werden per dierenartsenpraktijk alle varkenshouders uitgenodigd voor een voorlichtingsavond. In die tijd werden veel dierziekten versleept, want aanvoerbeperkingen bestonden niet. Een omslagpunt was de uitbraak van varkenspest in ’97; aanvoermogelijkheden van varkens werden beperkt en veel varkensbedrijven stopten.” Welke gevolgen had dit voor uw werk? “De monitoring van varkensziekten werd steeds belangrijker. Ook de voorlichting aan dierenartsen en varkenshouders werd steeds professioneler, zowel schriftelijk als via de telefoon. Elke GD-dierenarts kreeg zijn eigen specialisme, om in te kunnen spelen op de specifieke klantbehoeften. Het werk veranderde steeds meer van veldwerk naar kantoorwerk.” Waar kijkt u met trots op terug? “Ik ben blij dat we ziekten als AR nagenoeg en de ziekte van Aujezky helemaal hebben uitgeroeid. En ik haalde veel voldoening uit het persoonlijke contact met de varkenshouders.” Wat verwacht u voor de toekomst? “Het bestrijden van PRRS is een belangrijk item. De GD heeft ook een centrale functie in de dataverzameling voor dierziektemonitoring. Daarnaast blijft praktijkgericht onderzoek belangrijk. De sector zal nog gespecialiseerder worden, met nog meer aandacht voor huisvesting, gezondheid en management.” GD Varken | maart 2013 |

19


Copyright © 2013 Zoetis Inc. All rights reserved.

Suvaxyn PCv®: EEn hand vol voordElEn. unIEK ChIMaErISCh anTIGEEn | volvIruS vaCCIn | dual adJuvanT TEChnoloGIE | vEIlIG voor MEnS En dIEr | vIrEMIE rEduCTIE Suvaxyn PCv® suspensie voor injectie voor varkens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik – REG NL 102890 - EU/2/09/099/001-006-UDD •Werkzaam bestanddeel: per dosis (2ml): geïnactiveerd recombinant Porcine Circovirus type 1 met expressie van het Porcine Circovirus type 2 ORF2 eiwit: 1,6 ≤ RP ≤ 5,3 •Doeldier: Varkens (biggen) vanaf een leeftijd van 3 weken •Indicaties: Actieve immunisatie tegen PCV2, ter vermindering van de virusbelasting in het bloed en lymfoïde weefsels en vermindering van de lesies in lymfoïd weefsel welke geassocieerd worden met een PCV2 infectie, alsmede ter vermindering van klinische symptomen – met inbegrip van verlies in dagelijkse gewichtstoename en sterfte welke geassocieerd wordt met wegkwijnziekte (PMWS). Aanvang van immuniteit: vanaf 3 wkn na vaccinatie. Duur van immuniteit: 19 wkn na vaccinatie. •Toedieningswijze en dosering: IM. Dien één dosis van 2 ml toe aan biggen, in de nek, achter het oor. Vaccinatieschema: Een injectie vanaf een leeftijd van 21 dagen. •Contra-indicaties: Geen. •Wachttermijn: Nul dgn •Bijwerkingen: Een voorbijgaande stijging van de lichaamstemperatuur (tot 1,7 °C) komt zeer vaak voor gedurende de eerste 24 uur na vaccinatie. Locale weefselreacties in de vorm van zwelling op de plaats van injectie, komen zeer vaak voor en kunnen tot 26 dagen aanhouden. Braken komt gewoonlijk voor (gemiddeld 1–10% maar tot 25% in een specifieke groep) gedurende het eerste uur na vaccinatie, er zijn echter geen negatieve effecten als gevolg daarvan waargenomen. Anafylactische reacties komen niet vaak voor. In geval van een dergelijke reactie wordt een passende behandeling aanbevolen. Anafylactische reacties die niet worden behandeld kunnen dodelijk zijn. Zie bijsluiter. •Speciale waarschuwingen: Vaccineer alleen gezonde dieren. Vermijd stress bij de dieren zowel vóór als na de vaccinatie. Niet gebruiken bij fokberen. Niet gebruiken tijdens de dracht en lactatie. Het voordeel van vaccinatie van biggen met zeer hoge gehaltes maternaal verkregen antilichamen, bijvoorbeeld door vaccinatie van hun moeders, is niet aangetoond. •Bewaren: Gekoeld bewaren en transporteren (2°C – 8°C). Buiten het bereik en zicht van kinderen bewaren. Na aanbreken onmiddellijk gebruiken •Nadere informatie: zie verpakking/bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de lokale vertegenwoordiger: Zoetis B.V.-Postbus 37-2900 AA Capelle a/d IJssel-Nederland (e-mail: info.nl@zoetis.com).

voor dieren. voor gezondheid. voor u.

Zoetis B.V. – Postbus 37 – 2900 AA Capelle a/d IJssel – www.zoetis.nl – info.nl@zoetis.com – T 010-40 64 600


tekst: dr. Theo Geudeke en Ir. Ingrid Faber | Stofwisseling

Verstoorde stofwisseling rond werpen

Tomen worden steeds groter en zeugen hebben tegenwoordig nogal eens moeite met vlot werpen. Niet verrassend dat dit probleem ook veel genoemd wordt in Denemarken, met nog grotere tomen dan in ons land. Gevolg: meer doodgeboren en zwakke biggen en een slecht op gang komende melkgift. Dit kan te maken hebben met stofwisselingsproblemen. Soms liggen de oorzaken voor de hand, bijvoorbeeld als een zeug duidelijk te vet is of de kraamstaltemperatuur te hoog. Daarnaast kan sprake zijn van chronische stress door verwondingen, pootproblemen of te veel onrust in de kraamstal door constant te veel lawaai (radio!). Ook als het toezicht tijdens het werpen op onvoorspelbare tijden en met veel bombarie plaatsvindt, dan geeft dat onrust. Maar het is ook mogelijk dat de zeug last heeft van stofwisselingsproblemen. Er verandert nogal wat in een korte periode: enerzijds de overgang van drachtstal naar kraamstal en van drachtvoer naar lactovoer, anderzijds het op gang komen van de geboorte en van de melkgift. Verschillende stofwisselingssystemen zijn hierbij betrokken: de energie-, de eiwit- en de calcium-/fosforstofwisseling.

Energie- en eiwitstofwisseling Het werpproces kost erg veel energie en daarvan raakt de zeug uitgeput. Het is dus van belang dat ze voldoende energie opneemt. Het is in elk geval verstandig om de voergift niet te ver te laten dalen rond het werpen. Als een zeug onvoldoende energie kan benutten uit het voer, zal ze extra vet gaan verbranden en dat geeft mogelijkerwijs ook een extra belasting van de lever, waar het vet verwerkt wordt. Met bloedonderzoek is te onderzoeken of hiervan sprake is. Bij onvoldoende energieopname zullen de zogeheten vrije vetzuren (NEFA’s) in het bloed

toenemen. Ook de eiwitopname is van belang. Bij lage eiwitopname zal minder ureum (een afbraakproduct van eiwit) in het bloed zitten. Een laag eiwitgehalte en een hoog NEFA-gehalte enkele dagen voor werpen lijken te zijn gerelateerd aan een traag werpproces. Als zelfs de lever te lijden heeft van de verstoorde energiestofwisseling, zullen in het bloed bepaalde leverenzymen (AST) te veel voorkomen. En soms is dan ook sprake van te weinig albumine, een eiwit dat in de lever wordt aangemaakt.

Calcium-/fosforstofwisseling Om voldoende calcium en fosfor beschikbaar te hebben voor de op gang komende melkproductie, maar ook voor de samentrekking van de spieren van de baarmoeder, zal een zeug een deel van het benodigde calcium en fosfor vrijmaken uit de botten. Vooral zeugen die rond het werpen makkelijk overschakelen op extra botafbraak, maar die in een later stadium ook weer zorgen voor herstel van het botweefsel, zullen vlot werpen en melk produceren. Dit is te meten door in het bloed de stoffen CTx (een afbraakproduct van botweefsel) en Osteocalcine (een hormoon dat de botopbouw stimuleert) te meten. Vooral de verhouding tussen die twee, en de mate waarin dat verschilt vóór en na het werpen, hangt samen met het werpproces. Kortom, door bloedonderzoek is inzichtelijk te krijgen of de stofwisseling rond het werpen goed functioneert.

GD Varken | maart 2013 |

21


Bedrijfsmonitoring | tekst: dr. Theo Geudeke

Bedrijfsmonitoring, waarom eigenlijk? De laatste jaren is op veel varkensbedrijven op één of

andere manier een bedrijfsmonitor opgezet. Maar waarom

zouden we eigenlijk varkensziekten op bedrijven monitoren? Daar zijn verschillende redenen voor te noemen. Bedrijfsmonitoring vindt plaats:

• omdat het verplicht is (bijvoorbeeld KVP, Ziekte van Aujeszky, brucellose, blaasjesziekte en salmonella);

• om afnemers een bepaalde garantie dan wel inzicht te geven (bijvoorbeeld vrij van schurft, snuffelziekte of brachyspira); • als instrument om de gezondheidsstatus van het bedrijf te bepalen of het effect te meten van gezondheidsmaatregelen zoals management, vaccinatie en behandelingen.

Welke ziekten niet? Welke kiemen zijn in de praktijk niet zinvol om te monitoren? Uiteraard exotische kiemen die helemaal nooit voorkomen in ons land. Daar kunnen wel ziekteverwekkers bij zitten die we als sector in de gaten moeten houden, zoals Afrikaanse varkenspest en Japanse encephalitis. Monitoring van kiemen die echt overal zitten heeft evenmin toegevoegde waarde, zoals bordetella, clostridium, parvo, rota, stafylokokken en vlekziekte. Aandoeningen die niet overal voorkomen, maar waartegen in feite geen enkele behandeling of preventiemaatregel bestaat, of die eigenlijk geen serieuze bedreiging voor de varkensgezondheid zijn (zoals varkenspokken), zijn evenzeer zinloos om te monitoren. Ook bij aandoeningen waarvoor eigenlijk geen makkelijk uitvoerbare (en betrouwbare) test bestaat, zoals leptospirose of chlamydia, voegt monitoring weinig toe. Eigenlijk hoort in die laatste groep ook Streptococcus suis en misschien ook wel E. coli. Bij deze groepen kan de situatie natuurlijk veranderen bij het beschikbaar komen van eenvoudige testen.

Welke ziekten wel? Welke kiemen blijven dan over die mogelijkerwijs wel zinvol zijn om te monitoren? Dat zijn luchtweginfecties zoals Pm+ (snuffelziekte), PRRS, griep, mycoplasma en App. Maagdarminfecties zoals brachyspira, PIA, salmonella en wormen en andere infecties zoals PCV2 (Circo), MRSA, Haemophilus parasuis of schurft.

22

De keus hangt allereerst sterk af van de vraag die we willen beantwoorden of garanties die men wil geven aan de afnemers. Daarbij is het zonde van het geld om te testen op ziekten waarvan men weet dat ze al jaren niet meer op het bedrijf voorkomen. De uitkomst van de test zal dan altijd negatief zijn. Het omgekeerde geldt voor aandoeningen waartegen men vaccineert (bijvoorbeeld influenza) of voor aandoeningen die uitgebreid op het bedrijf voorkomen en waartegen men eigenlijk geen directe actie van plan is te ondernemen (dat kan gelden voor bijvoorbeeld App of PIA.) De uitkomst van de testen is dan ook erg voorspelbaar: ongeveer alles positief.


Wat voor soort test? De keus gaat in beginsel tussen testen die de ziekteverwekker zelf of de antistoffen ertegen aantonen. Testen die de ziekteverwekker zelf aantonen, zoals kweken of PCR, geven inzicht in de actuele situatie. Zeker de PCR is buitengewoon gevoelig, maar vaak ook kostbaarder dan een antistoftest. Maar bij aandoeningen zoals PRRS en PCV2 wil men vaak graag weten of het virus ‘actief’ rondgaat, en vaak niet zozeer of dat in het verleden is gebeurd. Bij andere aandoeningen is de PCR gewoon betrouwbaarder dan een antistoftest, bijvoorbeeld bij PIA. Bij gebruik van antistoftesten wordt duidelijk of het dier in contact is geweest met de ziekteverwekker. Dat geeft dus eigenlijk inzicht in de ‘geschiedenis’. Maar let op: meestal vormen varkens ook antistoffen na vaccinatie. Oftewel: monitoren op antistoffen bij gevaccineerde dieren vereist een verdergaande kennis van de vaccin- en testeigenschappen.

Hoeveel monsters? Het aantal te nemen monsters hangt vooral af van de gewenste zekerheid, van de kwaliteit van de test en van de aard van de aandoening. Bij ziekten die zich langzaam verspreiden over het bedrijf en waarbij door de aard van de ziekteverwekker doorgaans maar weinig dieren op het bedrijf besmet raken, zijn grote aantallen nodig. Bijvoorbeeld bij snuffelziekte minstens zestig monsters. Bij ziekten die zich snel verspreiden en die doorgaans over het hele bedrijf heengaan, zijn veel minder monsters nodig. Bijvoorbeeld bij PRRS zijn tien monsters genoeg.

Hoe vaak bemonsteren?

PigMatch: zekerheid ov de kwaliteit van je va er rkens

Pigmatch.eu is een intern ationaal en onafhankelijk webportaal over var ken sge zondheid. Op deze sit e wordt de actuele gezond heidss ituatie op deelnemende var kensbedrijve n inz ichtelijk gemaak t. Bijvoorbe eld: is een bed rijf verdacht voor een bepaalde ziektekiem en tegen welke ziekten wo rdt gev acc ine erd? Op bas is van deze informatie kun nen ver kop ers en afnemers van var kens hun kwalit eit s­ eisen opt imaal op elk aar afs temmen.

Het aantal bemonsteringen in de tijd is afhankelijk van het doel van de monitor en van economische afwegingen. Als men zekerheid wil verschaffen aan afnemers geldt: hoe vaker testen hoe beter. Immers, na een bemonstering kan bij wijze van spreken de volgende dag de infectie op het bedrijf binnenkomen. Het gemak waarmee dat gaat, verschilt uiteraard enorm per ziekteverwekker: PRRS of influenza komen veel makkelijker een bedrijf binnen dan schurft. Ofwel: bij schurft kan men volstaan met minder vaak bemonsteren. Algemeen geldt: virussen verspreiden vaak makkelijker dan bacteriën en bij parasieten (schurft, wormen) gaat het nog moeilijker. Virussen die door de lucht gaan (griep, PRRS), verspreiden makkelijker dan virussen in de mest (parvo, rota). Maar vaker testen is uiteraard duurder, dus het hangt dan weer af van financiële consequenties, bijvoorbeeld als een koppel fokgelten met brachyspira wordt geleverd. In een programma als PigMatch (zie kader) kan men kiezen voor verschillende bemonsteringsschema’s. Kortom, monitoring op bedrijven kan om uiteenlopende redenen zéér nuttig zijn, maar het is goed om in overleg met de dierenarts of de GD zorgvuldig af te wegen wat zinvol, haalbaar en betaalbaar is.

GD Varken | maart 2013 |

23


De Gezondheidsdienst voor Dieren

Buitenbeeld Feestvarken Tijdens de carnavalsoptocht in ‘Krabbegat’ (de carnavalsnaam van Bergen op Zoom), maakte mevrouw Kuiper een foto van een bijzondere wagen. “Ook dit jaar was het weer één groot feest in mijn woonplaats, met een indrukwekkende optocht. Het thema was Leut, Brood en Spiele. Er kwamen vele mooie en creatieve wagens voorbij, waaronder deze. In een echte Brabantse optocht mag het varken natuurlijk niet ontbreken.”

Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,40 basiskosten.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddeventer.com info@gddeventer.com

Buitenbeeld: Wellicht hebt u zelf ook iets dat niet ‘buiten beeld’ mag blijven. Stuur dan uw foto naar redactie@gddeventer.com met een korte toelichting en naamsvermelding. Wordt uw foto geplaatst, dan ontvangt u een ingelijste vergroting van uw eigen foto.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.