GD Varken 74 - juni 2014

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

varken de belangrijkste feiten over biosecurity

Ped rukt op

Resultaten topsectorenonderzoek

Afrikaanse varkenspest: waakzaamheid geboden

74 JunI 2014


PIA snel en makkelijk te lijf Gezondere varkens Verbeterde voederconversie1 Minder antibiotica2 Varkens om trots op te zijn

Preventie werkt Er zit iets speciaals in het water Lekker in mijn vel

Enterisol速 Ileitis, Lawsonia intracellularis, geattenueerd levend vaccin voor varkens, lyofi lisaat en oplosmiddel voor orale suspensie. Indicatie: Actieve immunisatie van klinisch gezonde varkens van 3 weken leeftijd en ouder om de intestinale laesies veroorzaakt door Lawsonia intracellularis infectie te verminderen en om de variatie in groei en het verlies aan gewicht dat in verband gebracht wordt met de ziekte te verminderen. Onder veldcondities werd een verschil in gemiddelde dagelijkse groei tot 30 g/dag gezien voor gevaccineerde varkens in vergelijking met niet gevaccineerde varkens. Bescherming begint vanaf 3 weken na vaccinatie en houdt ten minste 17 weken aan. Contra-indicaties en bijwerkingen: Geen. Dosering: 2 ml orale suspensie per dier. Wachttijd: nul dagen. REG NL 10302, UDD. Meer info: Boehringer Ingelheim bv, Postbus 8037, 1802 KA, Alkmaar, tel. 072-5662411, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com 1. Bornhornder, Praktische Tierartz, 2007; 2. Schlepers, IPVS 2012


| Voorwoord

| INHOUD 05 Nieuws & Tips 06 Afrikaanse Varkenspest: waakzaamheid geboden

06

08 PED rukt op 10 Over biosecurity:

“Dat weten we nou wel…”

13 Diagnostiek bij

diarreeproblemen

14 Resultaten

10

topsectorenonderzoek

19 Vraag & Antwoord 20 Sequencen van PRRS-

virussen: wat betekent de uitslag?

20

22 Monitoring 23 Waterkwaliteit in beeld 24 Aandacht voor detail

Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,60 basiskosten. Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

COLOFON

GD Varken is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren | REDACTIE Alfred van Lenthe, Theo Geudeke, Peter van der Wolf en Barbara Tempelmans Plat | EINDREDACTIE Eva Onis | REDACTIEADRES GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | basisontwerp Fokko-Ontwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem Druk Senefelder Misset Doetinchem | ABONNEMENTEN GD Varken wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (4 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 15,25 (excl. BTW en verzendkosten) ADVERTENTIES PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | VERSCHIJNINGSFREQUENTIE 4 keer per jaar | SUGGESTIES Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

Waakzaamheid Dat het van groot belang is om de interne en externe biosecurity op orde te hebben, weten we natuurlijk al lang. Toch blijkt het in de praktijk wel eens lastig te zijn om maatregelen strikt door te voeren, bijvoorbeeld omdat ingesleten gewoontes moeilijk te doorbreken zijn. Op pagina 10 en 11 van deze GD Varken vindt u een overzicht van de belangrijkste risico’s op het gebied van biosecurity, inclusief praktische tips. Want het blijft zaak om alert te zijn, zeker nu we in landen om ons heen problemen zien die we liever buiten de deur houden. Het zal u niet ontgaan zijn: vanuit het oosten rukt Afrikaanse Varkenspest (AVP) op (zie ook pagina 6 en 7). Tot nu toe wijzen de signalen erop dat de lidstaten aan de oostgrens van de EU de problematiek uiterst serieus nemen. Ze stellen alles in het werk om het virus een halt toe te roepen. Het lijkt er gelukkig op dat AVP voorlopig niet ons land binnenkomt, maar waakzaamheid is en blijft geboden. Ook met het oog op ons grote exportbelang kunnen wij het ons niet veroorloven dat deze virusziekte in ons land uitbreekt. Vanuit het westen, weliswaar aan de overkant van de grote plas, is PED opgedoken (zie pagina 8 en 9). Een ernstig en zeer lastig te bestrijden probleem, dat we buiten onze landsgrenzen moeten zien te houden. Dat betekent dat alle maatregelen om te voorkomen dat uw bedrijf van buitenaf besmet raakt uitermate belangrijk zijn. Hier komt (externe) biosecurity dus alweer om de hoek kijken. Uw dierenarts kan u daarbij adviseren. Daarnaast zal de GD de komende periode gericht adviezen gaan geven. Sowieso volgen we de ontwikkelingen rond AVP en PED op de voet. We staan in nauw contact met de sectorvertegenwoordigers om eventuele noodzakelijke acties mogelijk te maken. Alfred van Lenthe, Sectormanager Varkens

ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)

GD Varken | Juni 2014 |

3


Het nieuwe alternatief voor de aanpak van PRRS

Levend vaccin tegen Porcine Reproductive and Respiratory Syndrome (PRRS)

Hipra Benelux, Adequat Business Center, Brusselsesteenweg 159, 9090 Melle Tel (31) 23 533 25 26 Fax (31) 23 540 11 25 hipra@hipra.com www.hipra.com

2014/04

Lyofilisaat en suspendeervloeistof voor suspensie voor injectie bij varkens REGNL 110841-UDD; BE-435486 - UDD Samenstelling per dosis: Levend geattenueerd porcien reproductief en respiratoir syndroom virus (PRRSV), stam VP-046 BIS 103,5-105,5 CCID50 (celcultuur infectieuze dosis). Fosfaatbuffer oplossing. Indicaties:Voor actieve immunisatie van fokzeugen en –gelten op varkenshouderijbedrijven getroffen door het Europese PRRS-virus ter vermindering van voortplantingsstoornissen, incidentie en duur van viremie, transplacentaire virusoverdracht, virale belasting van het weefsel en klinische tekenen geassocieerd met infectie door stammen van het PRRS-virus. Onder laboratorium omstandigheden verminderde vaccinatie de negatieve invloed van een PRRS-virusinfectie op de prestaties van de biggen (mortaliteit en gewichtstoename) tijdens de eerste 28 levensdagen. De aanvang van immuniteit is 30 dagen na de vaccinatie, aangetoond door middel van challenge. De duur van de immuniteit is 16 weken, aangetoond door middel van challenge. Toedieningsroute: Toediening gebeurt intramusculair, door een injectie in de nekspieren Dosering: Varkens: 2 ml/dier. Bijwerkingen & Contra-indicaties: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of voor een van de hulpstoffen. Niet gebruiken in naïeve koppels waar de aanwezigheid van Europese PRRSV niet is aangetoond door middel van betrouwbare virologische diagnostische methoden. Na vaccinatie is een lichte, tijdelijke stijging (niet meer dan 1,5 °C) van de lichaamstemperatuur mogelijk. Deze verdwijnt vanzelf zonder behandeling. Reacties op de injectieplaats (kleine knobbeltjes en/of ontsteking) kunnen worden opgemerkt na de vaccinatie. De laesies zijn mild en van voorbijgaande aard en verdwijnen meestal binnen één week. Na vaccinatie kan af en toe milde en tijdelijke depressie of anorexie worden waargenomen. Deze tekenen verdwijnen spontaan zonder enige bijkomende behandeling. In uitzonderlijke gevallen kan vaccinatie overgevoeligheidsreacties veroorzaken. In dergelijke gevallen moet een gepaste symptomatische behandeling worden ingesteld. Wachttijd: 0 dagen. Speciale voorzorgsmaatregelen: Vaccineer alleen gezonde dieren. Gevaccineerde zeugen kunnen de vaccinstam tot negen dagen na de vaccinatie uitscheiden via nasale secretie. In sommige gevallen kan ook uitscheiding via de feces plaatsvinden. De vaccinstam kan zich verspreiden naar niet-gevaccineerde gemeenschappelijk gehuisveste dieren, met inbegrip van de foetus tijdens de dracht en biggen na de partus zonder enige klinische gevolgen. Daarom moeten, indien nodig, speciale voorzorgsmaatregelen worden genomen om verspreiding naar vatbare dieren te voorkomen. Aangeraden wordt om alle doeldieren binnen een koppel te vaccineren vanaf de vroegst mogelijke leeftijd. Nieuw binnengebrachte PRRSV-naïeve zeugen en gelten (bijvoorbeeld vervangingszeugen of –gelten uit een PRRSV-negatief koppel), moeten gevaccineerd worden vóór de dracht. Kan tijdens de dracht en lactatie gebruikt worden. Basis vaccinatie programma Een enkelvoudige vaccinatie dient eenmaal in elke voortplantingscyclus te worden toegediend voor bescherming tijdens de erop volgende dracht, volgens het volgende vaccinatieschema: Gelten: Geef 1 injectie van 2 ml van het gereconstitueerde vaccin per dier, 4 weken voor het dekken. Zeugen: Geef 1 injectie van 2 ml van het gereconstitueerde vaccin per dier, 2 weken voor het dekken of in week 8-9 van de dracht (ongeveer 60 dagen na het dekken). Verpakking: Flacons van 10, 25 en 50 doses plus solvent. Speciale voorzogsmaatregelen bij bewaren: Gekoeld Bewaren en transporteren bij (2 °C - 8 °C). Niet invriezen. Bewaar de flesjes in de buitenverpakking ter bescherming tegen licht.. Registratiehouder: LABORATORIOS HIPRA, S.A. Avda. la Selva, 135. 17170 Amer (Girona) SPAIN. Verdere informatie: zie verpakking/bijsluiter. Voor Nederland: Hipra Benelux – Brusselsesteenweg 159 – 9090 Melle – België (email: admin.belgium@hipra.com)


NIEUWS & TIPS Zinkoxide voor speenbiggen met diarree In landen zoals Denemarken en Engeland wordt nogal eens zinkoxide gebruikt om diarree bij biggen aan te pakken. Vooral voor de aanpak van diarree door colibacteriën is dit middel bruikbaar. Zeker gezien de discussie over antibioticumgebruik ter bestrijding van onder andere coliproblemen, komt de vraag naar voren waarom zinkoxide in Nederland niet toe­ gepast mag worden. Probleem met de doses zinkoxide die hierbij gebruikt worden, is dat vrijwel alle zinkoxide door de biggen weer met de mest wordt uitgescheiden en zodoende het milieu belast. Bovendien is de marge tussen de effectieve therapeutische dosis en de schadelijke dosis voor biggen niet erg groot en overdosering of te lang verstrekken kan leiden tot negatieve effecten op de gezondheid. Verder zou ook hier een vorm van resistentie kunnen ontstaan.

Aantonen griepvirus: neusswabs of kauwtouw Om acute gevallen van griep vast te stellen, kan het nuttig zijn om met neusswabs te onderzoeken of een varken of big het virus in de voorste luchtwegen bij zich heeft (en verspreidt). Het maakt daarbij niet zoveel uit welk type neusswabs wordt gebruikt. Belangrijk is vooral dat de swab

niet uitdroogt en snel op het laboratorium onderzocht wordt. Influenzavirus kan ook aangetoond worden in speeksel met behulp van kauwtouwen. Dat is makkelijker dan het nemen van neusswabs, maar bij neusswabs weet men wel zeker welke varkens (individueel) zijn bemonsterd.

Onderzoek van meng­ monsters van mest Als men mest van meer dan één varken tegelijkertijd in één onderzoek wil laten testen (poolmonster) dan is het heel belangrijk om de mest goed te mengen. Als een handschoen of plastic zak gebruikt wordt, dan dient men deze goed te kneden. Als de mest in een potje zit, dan is het belangrijk de mest heel goed door elkaar te roeren. Op het laboratorium wordt namelijk slechts een hele kleine hoeveelheid gebruikt om een PCR voor Lawsonia (PIA) of Brachyspira (dysenterie) uit te voeren. Voor onderzoek op Brachyspira adviseert de GD van niet meer dan drie verschillende varkens mest te mengen. Voor Lawsonia mag van wat meer varkens mest gemengd worden.

Veld- of vaccinvirus PRRS Als met de PCR PRRS is aangetoond, kan het zinvol of interessant zijn om een sequentieanalyse te laten uitvoeren. Met laboratoriumtesten zoals de ELISA of de PCR kan wel het verschil tussen een Amerikaans en een Europees type aangetoond worden, maar onderscheid maken tussen infecties met het veldvirus en het effect van een vaccinatie is daarmee niet mogelijk. Als men dat onderscheid wel graag wil maken, is een sequentie-analyse van een met de PCR aangetoond virus de aangewezen methode. Dan is precies bekend om welk virus het gaat en in hoeverre het overeenkomt met een veldvirus of vaccinvirus. Voor meer informatie zie pagina 20 en 21 van deze GD Varken. GD Varken | Juni 2014 |

5


AFrIkAANSE VArkENSPEST | TekST: DR. THEO GEUDEkE

Afrikaanse Varkenspest: waakzaamheid geboden

Varkens in de achtertuin: minimale biosecurity.

Afrikaanse Varkenspest (AVP) is in januari 2014 de grens tussen Wit-Rusland en Polen overgestoken. Dat betekent dat deze ernstige varkensziekte is doorgedrongen tot de Europese Unie. Voorlopig weet Nederland AVP op afstand te houden, maar waakzaamheid is geboden. AVP wordt veroorzaakt door een groot, complex DNA-virus. Qua uiterlijk lijkt het AVP-virus niet op het klassieke Varkenspestvirus, maar ze hebben veel overeenkomstige eigenschappen. Zo zijn beide virussen behoorlijk resistent in onder meer mest en varkensvleesproducten. Het AVP-virus is bestand tegen vriezen en drogen en het overleeft maandenlang in rauw en bewerkt vlees. Verhitten tot boven 70 oc inactiveert het virus wel en het is erg gevoelig voor vetoplossende desinfectantia en oxiderende stoffen. Het wrattenzwijn en het Afrikaanse bosvarken vormen het natuurlijke virusreservoir. Deze wilde varkens hebben weinig last van het virus, dat zich in Afrika vooral verspreidt via zachte teken.

verschijnselen Bij tamme varkens en wilde zwijnen

6

buiten Afrika veroorzaakt AVP een zeer ernstige ziekte die zich snel verspreidt. Alle andere diersoorten, inclusief de mens, zijn ongevoelig voor AVP. De symptomen zijn koorts, verlies van eetlust, sloomheid, neusuitvloeiing, hoesten, bloederige diarree, zenuwverschijnselen, huidbloedingen, blauwe oren, huidverkleuring, verwerpers en doodgeboren biggen, maar vooral: acute sterfte. De verschijnselen zijn zo ernstig dat de ziekte in een gesloten populatie vaak vrij snel letterlijk uitsterft.

verspreiding Sporadisch dringt AVP door tot Europa. Vaak via vleesafval dat in havens aan land komt en als swill gevoerd wordt. De enige keer dat Nederland te maken had met AVP was in 1986. In Zuid-Holland raakten toen een klein vleesvarkensbedrijf en een zeugenbedrijf besmet. Het

vleesvarkensbedrijf voerde keukenafval van tientallen ziekenhuizen en restaurants aan de varkens. Het zeugenbedrijf was vermoedelijk via mensen besmet geraakt. Het Nederlandse virus was identiek aan het virus dat een jaar daarvoor in West-Vlaanderen op twaalf bedrijven had gewoed en dat België mogelijk was binnengekomen via de haven van Antwerpen. Op Sardinië kwam het virus binnen in 1978 en daar is AVP sindsdien endemisch onder wilde varkens met geregeld uitbraken bij gehouden varkens. In 2007 kwam AVP aan land in Georgië vanuit Madagaskar of Mozambique. Vanuit Georgië verspreidde het zich door de rest van de kaukasus, Rusland, Oekraïne, Litouwen, Wit-Rusland en uiteindelijk naar twee wilde zwijnen in het uiterste oosten van Polen. Hoe de verspreiding precies heeft plaatsgevonden is niet duidelijk. Soms bleek het virus plotseling grote afstanden te hebben overbrugd en dat was zeer waarschijnlijk het gevolg van het aan varkens voeren van resten varkensvlees, bijvoorbeeld gedroogde worst van elders uit het land.

wilde zwijnen Wilde zwijnen zijn net zo gevoelig voor AVP als gehouden varkens. In gebieden waar veel contact is tussen wilde zwijnen


en andere varkens, is de kans op onderlinge besmetting groot. Bij de langdurige AVP-uitbraak in Spanje in de jaren 1990, bleek de bestrijding veruit het lastigst in gebieden waar de dichtheid van wilde zwijnen groot is en waar veel varkens buiten gehouden worden. Daarom maakt men zich veel zorgen om AVP in Polen. Dat land telt 13 miljoen varkens op 272.000 bedrijven, waarvan alleen al ongeveer 180.000 bedrijven in het oostelijk grensgebied. Heel veel varkens worden letterlijk in de achtertuin gehouden en daar is de biosecurity ver te zoeken. Ook leven in Polen veel wilde zwijnen. Sinds de dreiging van AVP vanuit Wit-Rusland en Litouwen in 2013 zijn in Polen duizenden varkens gescreend op AVP. Begin 2014 bleken twee wilde zwijnen positief in de grensregio met Wit-Rusland. Vermoedelijk komt de besmetting daar vandaan, maar de informatie uit Wit-Rusland is summier. Men zou aldaar op grote schaal bezig zijn met het afschieten van wilde zwijnen, maar volgens deskundigen gaan de zwijnen daardoor ook zwerven naar andere regio’s. Op de grens tussen Wit-Rusland en Polen staat weliswaar een groot hek, maar daar trekken wilde zwijnen zich niet bijster veel van aan. Doorgaans blijven ze redelijk binnen hun territorium van ongeveer tien vierkante kilometer, maar zo nu en dan migreren ze over afstanden van meer dan veertig kilometer.

Wilde zwijnen zijn net zo gevoelig voor AVP als gehouden varkens.

Preventie De virusverspreiding gaat het makkelijkst via direct contact tussen varkens. Geïnfecteerde teken spelen eigenlijk alleen een rol in Afrika. De Europese harde teek verspreidt geen AVP. Een zeer belangrijke besmettingsbron is geïnfecteerd vlees. Swill-voedering is bijna overal in Europa verboden, maar niet iedereen houdt zich aan de wet. Verder kan verspreiding plaatsvinden via mest, bezoekers,

Annemarie Bouma, senior beleidsmedewerker diergezondheid, Ministerie van Economische Zaken: “De gevallen in Litouwen en Polen zijn tot nu toe beperkt gebleven tot de wildezwijnenpopulatie. De beide overheden hebben diverse maatregelen genomen om verspreiding tegen te gaan, zoals voorgeschreven in de bestrijdingsrichtlijn AVP. Daarover worden de lidstaten geregeld geïnformeerd. Gezien alle maatregelen wordt momenteel de kans niet groot geacht dat de ziekte zich verder verspreidt in de EU. De Nederlandse overheid heeft de taak om maatregelen te nemen bij dreiging van AVP-insleep en uiteraard om de ziekte te bestrijden zodra die zich voordoet. Daarnaast informeert de staat de sector over insleeprisico’s en voorzorgsmaatregelen die de sector

kan en moet nemen. Zij heeft met name gewezen op transportrisico’s. Zo is een dubbele reiniging en desinfectie verplicht bij vrachtwagens die leeg terugkeren uit getroffen landen. Ook jagers zijn geïnformeerd. Tevens worden surveillanceprogramma’s uitgevoerd. Monsters aangeboden voor uitsluitingsdiagnostiek van Klassieke Varkenspest (KVP) worden ook onderzocht op AVP. Daarnaast worden bloedmonsters van wilde zwijnen getest op antistoffen tegen KVP en AVP. De sector heeft uiteraard de plicht verdenkingen te melden en verantwoordelijkheid te nemen. Denk daarbij vooral aan het weren van bezoekers, de juiste hygiënemaatregelen en erop toezien dat er geen restafval aan varkens wordt gevoerd.”

transportmiddelen, sperma en ongedierte. Daarmee is meteen duidelijk waaruit preventiemaatregelen horen te bestaan. Contact tussen gehouden varkens en wilde zwijnen voorkomen is in Nederland doorgaans niet zo moeilijk, maar elders in Europa vaak wel. Het verbod op swillvoedering strikt naleven is cruciaal en verder zijn natuurlijk alle hygiënemaatregelen rond transportmiddelen en bezoekers belangrijk. Waarschijnlijk zit het grootste risico voor Nederland in besmetting via transportmiddelen of geïmporteerde besmette varkens of (geschoten) wilde zwijnen. Natuurlijk zijn onderzoekers ook bezig geweest om een vaccin te ontwikkelen, maar tot nu toe zonder succes.

Bestrijding Preventie is cruciaal, maar als AVP het land binnen is gekomen, zit er niks anders op dan ‘stamping out’ van de besmette dieren. Een relatief ‘voordeel’ van AVP is dat het vanwege de heftige verschijnselen niet moeilijk is een uitbraak te ontdekken. Ook zijn er uitstekende laboratoriumtesten beschikbaar. Bij een AVP-uitbraak onder wilde zwijnen is de bestrijding lastiger. Men zal dan waarschijnlijk vooral proberen om groepen zwijnen gescheiden te houden door barrières als rivieren en snelwegen met extra hekken effectiever te maken. In Nederland is dat in vergelijking met andere Europese landen redelijk eenvoudig te organiseren. Wegens de dreiging vanuit Polen en Litouwen zijn de maatregelen voor screening al aangescherpt (zie kader). GD Varken | Juni 2014 |

7


PED | tekst: dr. Peter van der Wolf en drs. Paul Franssen

PED

rukt op Een PED-infectie veroorzaakt bij varkens heftige waterige diarree zonder slijm of bloed. Als gevolg van de diarree verliezen de dieren veel vocht, waardoor ze kunnen uitdrogen. Vooral bij zuigende biggen is dit een ernstig probleem. Bij een eerste infectie op een zeugenbedrijf gaan als gevolg van de infectie veel zuigende biggen dood. Voor zeugenbedrijven betekent dit dat gedurende een aantal weken na het binnenkomen van de infectie op het bedrijf een aantal weekgroepen van biggen verloren gaan. Sommige bedrijven produceren dan zes weken lang nauwelijks goede biggen. Hierdoor is inmiddels de aanvoer van slachtvarkens op Amerikaanse slachterijen gedaald.

Het virus

Transport is een risico om het PED-virus over te dragen.

Een nieuw type virus verspreidt zich sinds april vorig jaar over Amerika: Porcine Epidemic Diarrhea (PED). Duizenden varkensbedrijven in 29 staten zijn sinds die tijd besmet geraakt. Inmiddels heeft het PED-virus zich ook verspreid naar Canada, Mexico en landen in Latijns Amerika. De uitval is enorm. Wat is dit precies voor virus en welke maatregelen zijn nodig? 8

Het virus dat Porcine Epidemic Diarrhea (PED) veroorzaakt is een coronavirus en behoort tot de familie van coronaviridae. Andere coronavirussen zijn het virus dat TGE (Transmissible Gastro Enteritis) veroorzaakt en het Respiratory Corona Virus. Aangenomen wordt dat het Respiratory Corona Virus wijdverspreid voorkomt in Nederland en dat dit virus immuniteit opwekt die ook beschermt tegen infectie door TGE. Het PED-virus komt in Nederland en Europa voor zover bekend niet voor. In AziĂŤ komt het PED-virus wel algemeen voor. Genetisch onderzoek van het virus dat nu in Amerika rondwaart heeft aangetoond dat dit virus zeer nauw verwant is met een PED-virus dat in 2012 in China is gevonden en daar sinds 2010 voor problemen zorgt. Hoe het virus vanuit China in Amerika is gekomen, is nog niet duidelijk. PED-virus is niet besmettelijk voor andere diersoorten dan het varken en ook niet voor de mens.


De infectie

Therapie/vaccinatie

Een varken raakt met PED-virus besmet door de opname van besmet materiaal via de bek. Na de besmetting infecteert het virus de cellen van de dunne darm. Besmette darmcellen gaan zeer veel virus produceren en sterven daarna af. Hierdoor wordt de darmwand vernietigd, waardoor het varken veel vocht verliest en geen voedsel kan verteren, met zeer waterige diarree als gevolg. Hoe jonger de dieren zijn, hoe ernstiger de gevolgen van de infectie en de diarree. Bij zuigende biggen kan het vochtverlies tot sterfte leiden.

Er bestaat geen therapie tegen PED en antibiotica helpen niet tegen virussen. De behandeling van zieke varkens bestaat dan ook vooral uit het tegengaan van vochtverlies door elektrolytenmix aan te bieden. De vaccins die tot 2010 in China gebruikt werden zijn niet effectief tegen deze nieuwe PED-stam. Een nieuw vaccin tegen PED is (nog) niet ontwikkeld.

Paul Reuling, directeur handelshuis Reuling Intervar: “De transportsector is zich er goed van bewust dat vervoer van varkens ook betekent dat je ziekten kunt verplaatsen. Door de verbeteringen in de hygiëne rondom transport als gevolg van de varkenspest en de aandacht voor PRRS, is er al veel verbeterd. Onze uitgangssituatie is denk ik beter dan in Amerika. Toch moeten we scherp blijven en doorgaan met die verbeteringen. Belangrijk is dat de hele sector zich van de risico’s bewust is, want de sterkte van de ketting wordt bepaald door de zwakste schakel. Elkaar motiveren, maar ook durven aanspreken op gedrag, is daarbij heel belangrijk.”

Na de besmetting treedt binnen twee tot vier dagen diarree op. De besmetting verspreidt zich zeer snel (binnen enkele dagen) over het bedrijf. Afweer ontstaat na twee tot drie weken. Doordat zeugen hun afweer meegeven met de biest, zijn de biggen enkele weken na het optreden van de infectie via de biest beschermd. Op kleinere bedrijven (< 300 zeugen) kan de infectie daarna vanzelf verdwijnen.

Verspreiding en preventie Met de diarree komen zeer grote hoeveelheden virus naar buiten. Vooral zieke zuigende biggen verspreiden veel virus. PED-virus is zeer besmettelijk en kan buiten het varken goed overleven. Verspreiding kan zelfs via hele kleine hoeveelheden mest plaatsvinden. De belangrijkste manier van verspreiden is door het verplaatsen van besmette varkens, maar ook transportauto’s, mensen, huisdieren,

Maarten Rooijakkers, voorzitter LTO Varkenshouderij: “PED is een serieuze bedreiging. Als je leest dat op zeugenbedrijven weken lang hele weekgroepen verloren gaan, dan kunnen we dit niet negeren. We volgen als sector nauwlettend de ontwikkelingen en zullen waar nodig onze inspanningen leveren. Een groot deel van de verantwoordelijkheid ligt echter bij de varkenshouder zelf, want die dient het bedrijf zo goed mogelijk te beschermen tegen infecties van buitenaf. Daar zullen we de komende tijd in ieder geval meer aandacht voor vragen. Verder zullen we aandringen op een 0-optie. Dit betekent: geen varkens en geen met bloedplasma verwerkte producten invoeren vanuit Amerika in de EU en dus in Nederland.”

Karien Koenders, varkens­dierenarts en bestuurslid VGV/KNMvD: “Ik zie geregeld virusdiarree, maar gelukkig niet zulke extreme problemen als bij PED. Om het PED-virus buiten de deur te houden is externe biosecurity belangrijk, denk hierbij aan transporten en aanvoer van dieren. Stuur bij verdenkingen van PED monsters in voor PCR-onderzoek. Antibiotica werken niet tegen virussen, maar kunnen helpen tegen de secundaire bacteriële infecties. Ook plantenextracten kunnen worden ingezet. In Amerika worden de zeugen bij een PED-uitbraak besmet met diarree waarin het virus zit, zodat ze weerstand doorgeven aan hun biggen. Zo verminderen de problemen meestal na enkele weken. Daarnaast is goede hygiëne belangrijk om verspreiding onder de biggen te voorkomen.”

vee, ongedierte, vliegen en vogels kunnen het virus overdagen. Alle maatregelen om te voorkomen dat uw bedrijf besmet raakt van buitenaf (externe biosecurity) zijn dus uitermate belangrijk. Dit is een goed moment om de externe biosecurity van uw bedrijf nog eens goed na te lopen en eventuele gaten te dichten. Uw dierenarts kan u daarbij adviseren. Daarnaast zal de GD hier in de komende periode gericht adviezen voor geven.

Diagnostiek De diagnose PED wordt gesteld op basis van het klinische beeld: een zeer snel verspreidende heftige waterige diarree die alle leeftijdscategorieën aantast. Sectie op een gestorven varken laat een uitgebreide darmontsteking zien, waarbij de darmwand ernstig is aangetast. PCRonderzoek op mest of darminhoud kan het virus aantonen en daarmee de diagnose bevestigen. GD Varken | Juni 2014 |

9


Biosecurity | tekst: drs. Paul Franssen

Over biosecurity:

“Dat weten we nou wel…” Elders in deze GD Varken komen twee ziekten aan de orde die een bedreiging vormen voor de Nederlandse varkenssector: Afrikaanse Varkenspest en Porcine Epidemic Diarrhea (PED). In de betreffende artikelen gaat het geregeld over ‘biosecurity’. Als we het daarover hebben, zal menigeen denken: dat verhaal kennen we nou wel. Toch gaat het in de praktijk nog vaak verkeerd als het biosecurity betreft. Het grootste risico op het binnenbrengen van ziektekiemen is het aankopen van varkens. Het zelf aanfokken van vervangende gelten op een zeugenbedrijf is dan ook een zeer effectieve manier om insleep van ziektekiemen te voorkomen. Als toch gelten aangevoerd worden, is een goede quarantainestal onontbeerlijk.

Quarantainestal In veel zeugenbedrijven is de quarantainestal een afdeling die niet goed gescheiden

10

is van de rest van het bedrijf. Daarmee komt het doel van de quarantaine soms letterlijk op de tocht te staan. Eigenlijk is een quarantainestal te beschouwen als een apart bedrijf en daar hoort een aparte hygiënesluis bij. Het doel is in de eerste plaats om de zeugenstapel te beschermen tegen ziektekiemen die de aangevoerde gelten mogelijk bij zich dragen. Veel ziekten zijn binnen zes weken uitgewoed. Dan hebben de dieren afweer tegen de betreffende ziekte opgebouwd en vindt

meestal geen uitscheiding meer plaats van ziektekiemen. Zes weken is ongeveer veertig dagen en daar komt de naam quarantaine vandaan. Zes weken is echter een minimum en langer is altijd beter. In een quarantainestal is het cruciaal om strikt all-in-all-out toe te passen. Ook bij de adaptatie van gelten aan het bedrijf speelt de quarantainestal/toevoeg­ stal een rol. Adaptatie is belangrijk, maar het ‘ongecontroleerd’ verspreiden


van ziektekiemen van zeugen naar gelten resulteert ook vaak in het in stand houden van gezondheidsproblemen. Het is goed om te weten wat het verschil in de gezondheidsstatus van aangevoerde gelten en de zeugenstapel is, om vervolgens gerichte vaccinaties bij de gelten te kunnen uitvoeren.

Externe biosecurity

kenspest tijdens de epidemie van 1997 in Nederland. Veel bekende varkensvirussen kunnen aanwezig zijn in het sperma en kunnen dus ook via die weg verspreid worden. Het is echter niet altijd een ‘makkelijke’ route. De verspreiding van bacteriën via sperma is minder waarschijnlijk, ook omdat aan KI-sperma standaard antibioticum wordt toegevoegd. Verspreiding van infecties via de lucht betreft vooral ziekteverwekkers die luchtwegproblemen veroorzaken, zoals griep, Mycoplasma en vooral PRRS. De afstand waarover dit kan is mede afhankelijk van de weersomstandigheden. Maar in varkensdichte gebieden zal het lastig zijn om een varkensbedrijf vrij te houden van PRRS als geen luchtfiltratie wordt toegepast. Praktijkervaringen met luchtfiltering leren ons dat men zeer nauwkeurig te werk moet gaan. Het effect van een duur filtersysteem kan volkomen teniet gedaan worden door de buitendeur geregeld open te laten staan of als op verschillende plaatsen leklucht de stal binnenkomt. Ook hier geldt: ‘90 procent is onvoldoende’.

Externe biosecurity gaat over het buiten de deur houden van ziekteverwekkers. Het belangrijkste risico vormen aangevoerde varkens, maar ook door bezoekers, ongedierte, sperma of via de lucht kunnen ziekteverwekkers een bedrijf binnenkomen. Nog steeds vormt op veel varkensbedrijven de hygiënesluis niet bepaald een scheiding tussen het schone en vuile gedeelte van het bedrijf. Te vaak is de sluis weliswaar van toepassing voor de bezoeker, maar niet voor de varkenshouder zelf, en gaan de looproutes gewoon om de sluis heen. En dat terwijl de varkenshouder de meest frequente bezoeker van het bedrijf is. Verder dient ongediertebestrijding professioneel te gebeuren en doorgaans is het verstandig om dat dan ook aan professionals uit te besteden.

Interne biosecurity

Een overbekend voorbeeld van het binnenhalen van een ziekte via sperma zijn de vele besmettingen met Klassieke Var-

Interne biosecurity gaat over het binnen de perken houden van ziekteverwekkers binnen het bedrijf. Als een ziekteverwekker een varkensbedrijf binnen is gekomen,

Ook voor de varkenshouder is de hygiënesluis essentieel. Hij is immers de meest frequente bezoeker van het bedrijf.

willen we de gevolgen zo veel mogelijk beperken. Sommige ziekteverwekkers verspreiden zich snel onder de varkens, zoals griep of PRRS. De meeste kiemen, zoals de bacteriën die diarree veroorzaken, doen dat echter niet. Belangrijke aspecten van de interne biosecurity zijn het écht consequent toepassen van all-in-all-out en het apart houden van gespeende biggen van de andere leeftijdscategorieën. Bedrijven die een strikte scheiding maken tussen de leeftijdsgroepen door bijvoorbeeld aparte stallen te bouwen en bedrijfs­ kleding consequent te wisselen, zien vaak hun gezondheidszorgkosten dalen. Dat is vooral belangrijk bij gespeende biggen. Die hebben de minst goede afweer van alle leeftijdsgroepen doordat de afweer vanuit de biest aan het verdwijnen is terwijl het eigen afweersysteem nog op gang moet komen. Ze zijn dus erg gevoelig voor ziekteverwekkers. En als ze besmet raken kunnen ze de kiemen weer verspreiden naar andere groepen varkens. Eigenlijk gaat het bij biosecurity dus vooral over het gebruiken van gezond boerenverstand. Maar dan wel consequent, want zoals al eerder gemeld: 90 procent is onvoldoende.

Het is van groot belang om hygiënemaatregelen consequent toe te passen.

GD Varken | Juni 2014 |

11


GRATIS VOUCHER VOOR DIAGNOSTIEK www.shigatoxin.com

Slingerziekte? “Niet meer! Ik lever méér gezonde biggen en gebruik minder antibiotica!“

• Sterfte na spenen minimaal • Geen colistine meer nodig • Eenvoudig voer(schema) • Betere uniformiteit biggen

14/02/10

IDT Biologika BV Ceresstraat 13 • 4811 CA Breda • Tel. 06-5758 2324 www.idt-biologika.com • www.shigatoxin.com ECOPORC® SHIGA suspensie voor injectie voor varkens. Samenstelling: per dosis (1ml) recombinant Stx2e antigeen ≥ 3,2 x 106 ELISA-eenheden en aluminiumhydroxide max. 3,5 mg. Indicaties: actieve immunisatie van biggen vanaf 4 dagen leeftijd om mortaliteit en klinische symptomen van oedeemziekte veroorzaakt door Stx2e-toxine producerende E. coli (STEC) te reduceren. Toediening: éénmalige intramusculaire injectie (1ml) vanaf 4 dagen leeftijd. Voorafgaand het vaccin voorzichtig schudden. Wachttermijn: 0 dagen. Vergunninghouder: IDT Biologika GmbH, Am Pharmapark, D-06861 Dessau-Roßlau, Duitsland. Registratie: EU/2/13/149/001; REG NL 111263. Verdere informatie: zie bijsluiter, beschikbaar op aanvraag.

LV

VERBAKEL BV Plastic & Stainless steel products

Industrieweg 13 Sint-Oedenrode 0413 474036


tekst: dr. Peter van der Wolf | Diagnostiek

Diagnostiek bij diarreeproblemen

Voorbereiding van een PCR-test in het GD-laboratorium.

Maagdarmproblemen komen vaak voor bij varkens. In de sectiezaal van de GD wordt bij

goede representant is van het betreffende probleem. Het insturen van meer dan één kadaver vergroot de kans op een juiste diagnose sterk.

varkens het vaakst (in 28 procent van de

Mestonderzoek

secties) een maagdarmaandoening als hoofd­ diagnose gesteld. Ook bij de GD Veekijker Varken gaan de meeste, en bovendien steeds meer, vragen over dit onderwerp.

Mestonderzoek is de makkelijkste weg naar een diagnose. De kiem kan middels een kweek of via PCR-onderzoek worden aangetoond. Bij het kweken van de kiem kan de resistentie voor antibiotica worden vastgesteld en is een nadere typering mogelijk. Dit kan overigens ook bij sectie, maar niet bij PCR-onderzoek. Met microscopisch onderzoek kunnen wormeieren en coccidiën in de mest worden aangetoond.

Bloedonderzoek Grofweg is de diagnostiek van maagdarmproblemen bij varkens op te delen in secties, mestonderzoek en bloedonderzoek. Alle drie de mogelijkheden hebben uiteraard hun voordelen en beperkingen.

Secties In het geval van acute diarreeproblemen zijn secties de beste manier om een goede diagnose te laten stellen. Bij sectieonderzoek wordt het gehele kadaver beoordeeld, waardoor een zo volledig mogelijk beeld van het probleem ontstaat. Voor sommige aandoeningen, waarover later in dit artikel meer, is sectie de enige goede manier om een diagnose te stellen. De keuze van het in te sturen varken is erg belangrijk. Overleg daarom altijd met uw dierenarts welk dier een

Bloedonderzoek is mogelijk voor PIA (Lawsonia-infectie) en voor Salmonella. Belangrijk om te weten is dat daarbij niet de kiem zelf, maar de afweer daartegen wordt aangetoond. Het kan dus zo zijn dat de test positief is terwijl de infectie al voorbij is. Bloedonderzoek wordt gebruikt om een bedrijfsprofiel te maken bij PIA-problemen en bij de officiële monitor voor Salmonella.

Bijzondere situaties Diarree door Clostridium bij zuigende biggen kan alleen goed worden vastgesteld middels sectie. Het punt is dat eerst alle andere oorzaken van diarree, zoals geboortediarree door E. coli, uitgesloten dienen te worden. Ook diarree door rotavirus kan alleen door sectie worden vastgesteld omdat daarvoor het typische beeld van de virusinfectie in de darm noodzakelijk is. GD Varken | Juni 2014 |

13


Onderzoek | tekst: dr. Peter van der Wolf en drs. Tom Duinhof

Topsectorenonderzoek 2013

Nieuwe inzichten

over Lawsonia, Brachyspira en In het kader van het topsectorenonderzoek Publiek-Private Samenwerking Samenwerkende Varkenshouderijketen (PPS SVK) is in 2013 en begin 2014 onderzoek gedaan naar Lawsonia, Brachyspira en Influenza bij varkens. Bij Lawsonia en Brachyspira is gekeken naar het voorkomen, het antibioticumgebruik en de schade die deze kiemen veroorzaken. Bij Influenza is de economische invloed ten opzichte van andere luchtwegaandoeningen in kaart gebracht. 14

Het topsectorenonderzoek 2013 bestond uit meerdere projecten rond het thema dier- en volksgezondheidsbeleid. Het onderzoek naar Lawsonia intracellularis (PIA) en Brachyspira hyodysenteriae (dysenterie) is uitgevoerd door de Wageningen UR Livestock Research, het Landbouw Economisch Instituut (LEI) en de GD. Voor het onderzoek naar Influenza waren de Wageningen UR Livestock Research, het CVI en de GD verantwoordelijk.


Er is veel aandacht voor Influenza bij gespeende biggen.

Algemene conclusies Luchtweg- en maagdarm­ aandoeningen veroorzaakt door Actinobacillus pleuropneumoniae (App), Streptococcus suis, PRRSv, PCV2, Lawsonia en Brachyspira werden genoemd als de belangrijkste oorzaken voor antibioticumgebruik en economische schade op varkensbedrijven. Volgens de ondervraagde dierenartsen komen op ruim de helft van alle bedrijven infecties door Influenza voor (ziekteverschijnselen vooral bij zeugen en vleesvarkens). Infecties door Lawsonia komen volgens hen op de helft van alle bedrijven voor (ziekteverschijnselen vooral bij vleesvarkens).

Influenza Lawsonia en Brachyspira Het onderzoek naar Lawsonia en Brachyspira bestond uit: een literatuurstudie, interviews met dierenartsen en experts, onderzoek naar de schade en het antibioticumgebruik op bedrijven die bekend zijn bij het LEI (BIN-bedrijven) en een prevalentiestudie. Ook is het antibioticumgebruik in kaart gebracht op bedrijven waar de diagnose PIA of dysenterie bevestigd was.

Literatuuronderzoek

Bevestigde diagnose

Uit het literatuuronderzoek blijkt dat naar schatting op meer dan de helft van de bedrijven infecties door Lawsonia intracellularis voorkomen. 30% van de varkenshouders geeft aan regelmatig problemen door Lawsonia te ondervinden. Brachyspira hyodysenteriae komt veel minder vaak voor. De schade per varken met een milde Lawsoniabesmetting wordt geschat op € 8,00 tot € 11,50.

Om de bijdrage in antibioticumgebruik door Lawsonia en Brachyspira vast te kunnen stellen, hebben 186 bedrijven waar de diagnose PIA of dysenterie al bevestigd was, gegevens aangeleverd over hun antibioticumgebruik in de periode 2011 tot en met eind juni 2013. Hieruit bleek dat vooral bedrijven die melden problemen te hebben met één van beide of beide infecties significant meer antibiotica gebruikten in 2012. Bij aanwezigheid van Lawsonia was dit in 2012 2,7 dd/dj tylosine meer dan gemiddeld (0 dd/dj). Als beide infecties op een bedrijf voorkwamen werd nog meer antibiotica gebruikt, maar deze resultaten zijn vanwege het geringe aantal bedrijven niet significant.

Interviews Tijdens de interviews gaf meer dan 90% van de 27 dierenartsen aan Lawsonia te beschouwen als een van de belangrijkste veroorzakers van antibioticumgebruik en economische schade bij vleesvarkens. Brachyspira wordt veel minder vaak gezien, maar veroorzaakt wel veel economische schade door het voorkomen van (heftige) uitbraken. Er is vooral voor Lawsonia behoefte aan extra onderzoek naar diagnostiek (om vast te stellen hoe vaak het voorkomt) en de aanpak op bedrijfsniveau.

Analyse BIN-bedrijven Uit de analyse blijkt dat op de bedrijven uit het Bedrijfsinformatienetwerk (BIN) van het LEI op jaarbasis maximaal 30% van het totaal aantal dagdoseringen per dierjaar (dd/dj) aan Lawsonia en Brachyspira toegeschreven kan worden. In absolute aantallen gaat het daarbij om 2 tot 7 dd/dj, variërend per jaar in de periode 2004 tot 2012.

Prevalentieonderzoek De belangrijkste bevinding van het prevalentieonderzoek is dat in de periode 2008 tot en met juni 2013 bij 987 verschillende UBN’s een Lawsonia- en/of Brachyspirabesmetting is vastgesteld. Bij 904 UBN’s ging het om Lawsonia intracellularis en bij 157 UBN’s om Brachyspira hyodysenteriae. Bij 74 UBN´s werden beide besmettingen aangetroffen. Op 10 tot 20% van deze bedrijven is de besmetting aangetoond in meer dan één jaar van de onderzoeksperiode, en op sommige bedrijven zelfs in vijf of zes verschillende jaren.

Influenza Influenza is één van de belangrijkste oorzaken van acute luchtwegproblemen bij varkens. Infectie met influenzavirus kan leiden tot secundaire infecties (met bacteriën of andere virussen), chronische luchtwegproblemen en een verhoogd antibioticumgebruik. Eén van de belangrijkste vragen in dit onderzoek was of in Nederland, net als gemeld wordt uit andere landen in Europa of de Verenigde Staten, ook sprake is van een verschuiving van problemen door Influenza naar een jongere leeftijdsgroep. En als dat het geval zou zijn, welke rol Influenza dan speelt als het gaat om economische schade en antibioticumgebruik bij gespeende biggen. In het najaar van 2013 is een enquête gehouden onder 260 varkenshouders en 27 dierenartspraktijken. Onderzocht is hoe zij de invloed van Influenza op varkensbedrijven hebben ervaren in de periode tussen 1 augustus 2012 en 1 augustus 2013, en of de ernst van de problemen in de loop van de tijd volgens hen is veranderd. Ook is gevraagd naar de toegepaste diagnostische methoden en de effectiviteit van de genomen maatregelen. Daarnaast is literatuuronderzoek gedaan naar de huidige kennis over het voorkomen en de invloed van Influenza op zeugenbedrijven. GD Varken | Juni 2014 |

15


Happy Bite: geen stress, meer gemak en werkplezier

De GD biedt een eenvoudige manier om de gezondheid van uw varkens in kaart te brengen: onderzoek van speeksel. Varkensspeeksel is eenvoudig te verkrijgen door speciale touwen op te hangen in de hokken. Speekselonderzoek geeft voor de varkens minder stress bij het nemen van monsters. Dat betekent voor u minder arbeid én meer gemak. U kunt nu bij ons terecht voor een ruim aanbod aan testen. Voor virusonderzoek zijn nu speekseltesten beschikbaar voor: • PRRS • PCV2(Circo) • Influenza

Onderzoek op antistoffen in speeksel is nu mogelijk voor 5 ziektekiemen: • PRRS • PCV2 • Influenza • App • Mycoplasma hyopneumoniae Overleg met uw dierenarts welke onderzoeken voor u relevant zijn om uit te voeren.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl

Gebruiksgemak

U kunt de touwen op elk gewenst moment ophangen. Met enkele touwen kunt u een groter aantal dieren bemonsteren dan u normaal gesproken via bloedonderzoek doet. Kijk voor meer informatie op: www.gddierzondheid.nl

14.184

Ruim aanbod testen:


TekST: DR. PETER VAN DER WOLF EN DRS. TOM DUINHOF | ONDErZOEk

literatuuronderzoek Het literatuuronderzoek bevestigt dat het infl uenzavirus veel voorkomt en dat het ernstige klinische verschijnselen kan geven, zeker in combinatie met andere infecties. Er is veel aandacht voor Infl uenza bij gespeende biggen. Deze leeftijdsgroep lijkt namelijk een cruciale rol te spelen in de circulatie van het virus en is mogelijk een belangrijk reservoir. Vanuit deze groep kunnen zeugen en vleesvarkens voortdurend aan het virus blootgesteld worden. Door zeugen (herhaald) te vaccineren, krijgen de biggen meer maternale antistoffen via de biest. Deze antistoffen zorgen enerzijds voor een passieve afweer, die de biggen in de eerste levensweken moet beschermen tegen infecties. Anderzijds is aangetoond dat deze passieve afweer een negatieve invloed heeft op de opbouw van een actieve afweer na een vaccinatie of veldinfectie. Het is daarom niet duidelijk of vaccinatie van de zeugen in alle gevallen gunstig zal zijn voor de aanpak van infl uenzaproblemen. Ook is onduidelijk hoe het vaccineren van zeugen de viruscirculatie, en eventueel reservoirvorming van het virus, bij de gespeende biggen beïnvloedt. De literatuur geeft op dit moment geen antwoorden op deze vragen. Wel is bekend dat het voor de bescherming van de zeugen van belang is dat het vaccinvirus sterk op het veldvirus lijkt. Naast de bekende maatregelen om virusverspreiding te beperken (vooral biosecurity en vaccinatie) of gevolgschade te verminderen (vaccinatie, stressvermindering en hygiënemaatregelen), worden in de literatuur geen nieuwe interventiemaatregelen beschreven.

herkend is. Er wordt vrij massaal gevaccineerd (50% van de zeugenbedrijven), met overwegend redelijke tot goede ervaringen op bedrijfsniveau. Vaccinatie wordt vooral toegepast ter bescherming van de zeugen, maar ook om de afweer van de biggen via de biest te verhogen. Zowel varkenshouders als dierenartsen noemen Infl uenza bij zeugen als een van de belangrijkste luchtwegaandoeningen die economische schade veroorzaken. Dierenartsen zien deze ziekte ook als een van de grootste oorzaken van antibioticumgebruik bij zeugen. De ondervraagde dierenartsen en varkenshouders noemen daarmee Infl uenza niet als belangrijke oorzaak voor schade of antibioticumgebruik bij gespeende biggen.

Vaccinatie tegen Influenza wordt vooral toegepast om de zeugen te beschermen, maar ook om de afweer van de biggen via de biest te verhogen.

enquêtes Uit de resultaten van de enquêtes blijkt dat Infl uenza weliswaar niet als de belangrijkste oorzaak van luchtwegproblemen wordt gezien (App en PRRSv worden vaker genoemd), maar dat de ziekte wel hoog ‘scoort’. Op ongeveer 30% van de bedrijven geven varkenshouders aan dat zij ziekteverschijnselen door Infl uenza waarnemen, en dan vooral bij vleesvarkens (51%) en zeugen (36,4%). Van een verschuiving van de problemen naar jonge biggen, zoals waargenomen in andere landen, blijkt dus weinig. Omdat de diagnose Infl uenza vooral op basis van ziekteverschijnselen wordt gesteld, is het echter niet zeker of Infl uenza de oorzaak was, of (andersom) mogelijk niet

belangrijkste luchtwegaandoeningen zijn waarvoor bij zeugen antibiotica ingezet worden. Bij gespeende biggen zijn dat streptokokken, PRRSv en Bordetella/ Pasteurella en bij vleesvarkens/opfokvarkens App, PRRSv en Mycoplasma. Voor ziekten die economische schade veroorzaken, schetsen de dierenartsen eenzelfde beeld. De rol van de virusziekten PRRSv en Infl uenza is daarmee opvallend, vooral omdat bij deze virusziekten een antibioticumbehandeling niet de aangewezen therapie is. Alles tezamen bestaat de ‘top drie’ van luchtwegaandoeningen die de grootste economische schade veroorzaken volgens de dierenartsen uit PRRSv, APP en PcV2.

Uit de reacties blijkt dat de frequentie en ernst van klinische verschijnselen door Infl uenza in de laatste jaren niet is veranderd. Vragen die dierenartsen hebben voor extra onderzoek naar Infl uenza zijn zeer divers, bijna alle onderwerpen scoren hoog: diagnostiek, virusverspreiding, vaccinatie, monitoring en aanpak op bedrijfsniveau. Varkenshouders hebben veel vragen over het infl uenzavirus, zoals het effect van vaccinatie van zeugen en het voorkomen van insleep van het virus en verspreiding binnen het bedrijf.

volgens dierenartsen De geënquêteerde dierenartsen gaven aan dat Infl uenza, PRRSv en App de

volgens varkenshouders Naar de mening van de geënquêteerde varkenshouders veroorzaakten PRRSv, streptokokken, App en Infl uenza in het afgelopen jaar de meeste ziekteverschijnselen of economische schade. Economische schade door App wordt door varkenshouders vooral bij vleesvarkens gezien. Infl uenza staat alleen bij zeugen en opfokvarkens in de top drie van schadeveroorzakers, maar staat daar niet op de eerste plaats. Volgens de varkenshouders werd Infl uenza in het afgelopen jaar niet vaker gezien dan in de jaren daarvoor. Ook de ernst van de verschijnselen waarmee Infl uenza gepaard gaat lijkt in vergelijking met de afgelopen jaren niet te zijn toegenomen. GD Varken | Juni 2014 |

17


Optimale bescherming op een uniek moment 3 g a d f a n a v r e e n i c c Va

NIEUW

NLSWISTE00008

Geavanceerde Mycoplasma controle Stellamune® One Werkzaam bestanddeel: Per dosis van 2 ml: Geïnactiveerde Mycoplasma hyopneumoniae, stam NL 1042, tussen 4,5 en 5,2 log10 Units*.*ELISA Relative Potency Units in vergelijking met een referentie vaccin. Doeldiersoorten: Varkens (vleesvarkens). Indicaties: Voor actieve immunisatie van biggen vanaf een leeftijd van 3 dagen ter vermindering van longlesies veroorzaakt door infectie met Mycoplasma hyopneumoniae bij vleesvarkens. Aanvang van de immuniteit: 18 dagen na vaccinatie. Immuniteitsduur: 26 weken na vaccinatie. Voor actieve immunisatie van biggen vanaf een leeftijd van 3 weken ter vermindering van hoesten en groeivertraging, , veroorzaakt door infectie met Mycoplasma hyopneumoniae bij vleesvarkens. Aanvang van de immuniteit: 3 weken na vaccinatie. Immuniteitsduur: 23 weken na vaccinatie. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Lokale weefselreacties in de vorm van een voorbijgaande zwelling op de injectieplaats (tot 2,5 cm doorsnede) komen zeer vaak voor (meer dan 1 op de 10 dieren) en kunnen tot 3 dagen duren. Een voorbijgaande verhoging van de rectale temperatuur (tot 1.9 °C boven de normale temperatuur) kan tot 4 dagen na de vaccinatie worden waargenomen. Na vaccinatie kan, als onderdeel van de immuunreactie, infiltratie met ontstekkingscellen en/of fibrose optreden in het spierweesel op de injectieplaats, die tenminste 14 dagen aanhoudt. Overgevoeligheidsreacties, inclusief shock en sterfgevallen, kunnen in zeer zeldzame gevallen voorkomen. Een passende behandeling (bijvoorbeeld intraveneuze toediening van glucocorticoïden of intramusculaire toediening van adrenaline) dient plaats te vinden. Dosering en toedieningsweg : Flacon omschudden en één enkele vaccindosis van 2 ml aseptisch diep intramusculair toedienen in de laterale nekspier. De lengte en de doorsnede van de naald moeten aangepast worden aan de leeftijd van de dieren. Vaccinatie programma: Eén enkele dosis van 2 ml vaccin toedienen. De vaccinatie dient vóór de risicoperiode uitgevoerd te zijn. Infectie vindt gewoonlijk plaats in de eerste levensmaand. Wachttermijn: Nul dagen. Reg. nr.: REG NL 10190. KANALISATIE: UDD - Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag: Eli Lilly Nederland B.V./Elanco Animal Health, Grootslag 1-5, 3991 RA Houten.


In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.

?

elke typen Clostridium zijn nou eigenlijk W ziekteverwekkend?

?

Antwoord varkensdierenarts Paul Franssen: Diarree door Clostridium wordt veroorzaakt door Clostridium perfringens. Daarvan bestaan verschillende typen (onder andere A en C) maar het belangrijkste is of ze toxinen (α, β1 of β2) produceren die de diarree kunnen veroorzaken. Als Clostridium perfringens is aangetoond, bijvoorbeeld bij de sectie van biggen met diarree, dan kan onderzocht worden of de bacteriestam in staat is om de toxinen te produceren. Om zeker te zijn dat Clostridium de oorzaak is van de diarree, is eigenlijk altijd een sectie nodig. Bij infectie door type C wordt een typische ontsteking van de darm gezien. Bij een infectie door type A vertoont de darm geen ontstekingsverschijnselen en daarom dienen alle andere oorzaken van diarree uitgesloten te worden om Clostridium als oorzaak aan te kunnen wijzen. Die Clostridium moet in staat zijn om toxinen te produceren. Het alleen maar aantonen van veel Clostridiumbacteriën in mest zegt weinig, want de bacterie komt bij alle varkens in de (dikke) darm voor.

?

p mijn bedrijf heb ik veel regelmatige terugkomers. O Is bloedonderzoek zinvol om de oorzaak te achterhalen?

Antwoord varkensdierenarts Theo Geudeke: Nee, dat is niet zinvol. Het is veel beter om grondig na te gaan wat er rond en vlak na het insemineren precies gebeurt in de stal: berigheidscontrole en -stimulatie, sperma- en beer­ kwaliteit, opslag sperma in een thermobox, inseminatietijdstip, hygiëne en stress rond het insemineren, gewenning aan de box (met name bij gelten), verplaatsen van zeugen rond insemineren, voerniveau in de eerste week na insemineren, stalklimaat (tocht), enzovoorts. Bloedonderzoek kan informatie over infectieziekten opleveren, maar als het probleem duidelijk gaat over regelmatige terugkomers, dan is een infectieuze oorzaak zéér onwaarschijnlijk. Bij infecties verwacht je ook onregelmatige opbrekers, verwerpers, witvuilers of andere symptomen zoals koorts, slechte eetlust, hoest of diarree.

Vraag & Antwoord

L aatst was bij ons een zeug overleden met een colonperforatie. Wat is dat en hoe komt dat?

Antwoord varkensdierenarts Peter van der Wolf: Een colonperforatie is een gat in de dikke darm. Als zoiets ontstaat dan kan darminhoud in de buikholte komen, met als gevolg een ernstige (dodelijke) buikvliesontsteking. Dit is een zeldzame bevinding. Het kan het resultaat zijn van gasophoping in de dikke darm, waardoor grote druk op de darmwand ontstaat met als gevolg plaatselijke irritatie of een ontsteking die uiteindelijk resulteert in een perforatie. Ernstige ontstekingen door een worminfectie, Salmonellose of misschien dysenterie kunnen aan de orde zijn. Verder worden wel (te) hoge doseringen pijnstillers genoemd, maar dat zou eerder in de maag tot problemen leiden. Het is van belang om infecties uit te sluiten en vervolgens het rantsoen te beoordelen op onder andere ruwvezelgehalte, (te) veel makkelijk verteerbare koolhydraten, vochtgehalte, gisten en schimmels.

?

I s het nuttig om zeugen tegen Mycoplasma te enten om de biggen te beschermen via de biest?

Antwoord varkensdierenarts Tom Duinhof: De in Nederland geregistreerde vaccins tegen Mycoplasma hyopneumoniae (Mhyo) zijn niet geregistreerd voor gebruik bij zeugen. Immuniteit via de biest is bij biggen ongeveer acht weken aantoonbaar als de zeugen afweer hebben tegen de kiem zelf en biggen zijn dan waarschijnlijk gedurende de zoogperiode beschermd tegen Mhyo. Na een vaccinatie van de zeugen zal die periode niet langer zijn. De meeste problemen door Mhyo treden pas later op. In uitzonderlijke gevallen bij gespeende biggen, maar meestal pas in de vleesvarkensstal. Om die categorie te beschermen tegen Mhyo is vaccinatie van de biggen nodig en zal vaccinatie van de zeugen weinig of niets toevoegen.

Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Varken.

GD Varken | Juni 2014 |

19


PRRS | tekst: drs. Tom Duinhof

Sequencen van PRRS-virussen:

wat betekent de uitslag? PRRS-virussen kunnen op verschillende manieren getypeerd worden. Allereerst maakt een PCR-test direct onderscheid tussen het Europese en het Amerikaanse type. Dat is al belangrijke informatie, maar de PCRuitslag maakt nog niet duidelijk of het een vaccin- of een veldvirus Figuur 1: voorbeeld van een stukje DNA, met daarin de vier bouwstenen (nucleotiden). PRRSvirussen hebben een RNA-streng, waarin de Thymine is vervangen door Uracil.

betreft. Om daar meer over te weten te komen, kan een virussequentie worden aangevraagd. Sequencen betekent dat de volgorde (sequentie) van de bouwstenen van het genetisch materiaal van een virus wordt vastgesteld. Bij het PRRS-virus bestaat het genetisch materiaal niet uit DNA, zoals bij de mens, maar uit RNA. Vaak gebeurt sequencen met behulp van een bepaald stukje van het RNA van een virus. Bij PRRS-virussen wordt bijvoorbeeld het ORF 7 gebruikt voor het onderscheid tussen Europese en Amerikaanse virussen, en het ORF 5 voor de verschillen tussen virusstammen.

Percentages overeenkomst De uitslagen van de sequentiebepalingen worden weergegeven in percentages

overeenkomst met bekende virusstammen. Op GD-uitslagen staat bijvoorbeeld de volgende zin: “De ORF 5-sequentie komt voor 98% overeen met die van de Europese referentiestam (Lelystadvirus).” Maar wat zeggen de percentages precies? Een belangrijk gegeven is dat bij een RNA-virus de bouwsteenvolgorde jaarlijks al ongeveer 1% verandert door spontane mutaties. Het gaat dus niet alleen om de gevonden verschillen, maar ook om de tijd tussen de momenten waarop op een varkensbedrijf sequenties zijn bepaald. Een andere belangrijk punt is dat een verschil van 1 of 2% niet groot lijkt, maar op het onderzochte stukje genetisch materiaal

met 600 bouwstenen is dit wel 6 of 12 bouwstenen verschil. Dit verschil kan dus betekenen dat stammen niet aan elkaar verwant zijn. In de praktijk wordt vaak de norm gehanteerd dat stammen met 2%, 4% of 5% verschil nog aan elkaar verwant zouden zijn, maar dat is dus maar een deel van de waarheid. Percentages alleen zeggen niet alles over verwantschap. Hoe moet figuur 2 bijvoorbeeld geïnterpreteerd worden? Het is waarschijnlijk dat de drie getoonde virusstammen niet aan elkaar verwant zijn. Wanneer per bedrijf een zogeheten dendrogram (als het voorbeeld in figuur 3) wordt gemaakt, is de verwantschap van de stammen beter in te schatten.

Eerste virus Tweede virus Derde virus Vierde virus 0

100

200

300

400

500

600

Figuur 2: voorbeeld van stammen die 99% aan elkaar gelijk zijn, maar wel steeds op andere plaatsen mutaties vertonen. Dit zijn drie verschillende virussen. (Bron: M. Murtaugh, Universiteit van Minnesota)

20

Getoond is een deel van het PRRS-virus met 600 bouwstenen. Op dit voorbeeldbedrijf zijn drie andere PRRS-virussen gevonden die slechts op zes bouwstenen verschillen van het eerste virus, en dus 99% gelijk zijn aan het eerste virus.


Wat kunt u met deze informatie? Onderzoek van virussequenties geeft duidelijkheid over: • het voorkomen van andere virusstammen dan die al bekend waren op het bedrijf; • het onderscheid tussen het vaccinvirus of een veldvirus; • de herkomst en insleeproute van virus als ook informatie van andere bedrijven en regio’s bekend is. Uit de uitslag van de sequentiebepaling valt dus ook af te leiden of een virusstam nieuw is op een bedrijf (de sequentie is anders dan de vorige keer) of dat er sprake is van opleving van virus dat al aanwezig was (de sequentie is hetzelfde als de vorige keer). In dat laatste geval is meteen ook duidelijk dat de buurman of het transportbedrijf geen blaam treft, want de kans dat die precies hetzelfde virus hebben is heel erg klein. Regionale uitwisseling en vergelijking van virussequenties levert uiteindelijk kansen op om onverwachte of onbekende insleeproutes in kaart te brengen en aan te pakken.

wetenschap is het sequencen van stammen belangrijk omdat nog onvoldoende bekend is over hoe groot de diversiteit van Europese PRRS-stammen eigenlijk is. Recent is, op grond van vergelijking van Europese PRRS-virussequenties, bekend geworden dat recombinatie (uitwisseling van grotere stukken van het RNA tussen virussen) ook voorkomt. Hierdoor weten we dat het risico bestaat dat er plotseling meer pathogene stammen kunnen ontstaan. Sequencing levert bovendien informatie

op over hoe en hoe snel stammen zich verspreiden, en of verschillende stammen verschillende ziektebeelden veroorzaken. Het is nog onduidelijk welk deel van het virus de bescherming oproept. Dit is voor de ontwikkeling van vaccins belangrijk om te achterhalen. Informatie uit sequencing kan bijdragen aan een beter begrip van het mechanisme waarop de pathogeniteit van en de afweer tegen PRRS-virussen is gebaseerd.

Onderzoek en wetenschap Voor onderzoekslaboratoria is het onderzoeken van virussequenties belangrijk om te kunnen beoordelen of PCR-testen de capaciteit hebben om alle circulerende virusstammen vast te stellen. Voor de

Figuur 3: dendrogram: geeft de onderlinge samenhang weer tussen type 1 (Europese) virusstammen in Nederland en andere landen. De lengte van de lijnen geeft het verschil in genetische bouwstenen weer. LV = Lelystadvirus. Bron: GD en MSD.

GD Varken | Juni 2014 |

21


MONITOrINg GD-varkensdierenarts Jobke van Hout

Inzicht in antibioticaresistentie “Uit sectiemateriaal worden vaak ziekteverwekkende bacteriën gekweekt, waarvan vervolgens wordt onderzocht voor welke antibiotica ze gevoelig zijn. De GD houdt de resistentieontwikkeling van bacteriën al lange tijd bij. Uiteraard zijn deze gegevens niet automatisch representatief voor de gehele Nederlandse varkensstapel, omdat we vooral zieke of gestorven dieren onderzoeken. Een ander belangrijk aspect is dat de GD sinds september 2012 een andere methode gebruikt, namelijk de zogenaamde microbouillonverdunningsmethode. Door middel van verdunningen bepalen we de concentratie waarbij een antibioticum nog een remmend (‘inhiberend’) effect heeft op bacteriën: de Minimaal Inhiberende concentratie (MIc). Deze methode is nauwkeuriger en betrouwbaarder dan de oude methode (agardiffusie). Daarbij werd een tablet met antibioticum op een voedingsbodem gelegd en werd gekeken tot welke afstand van de tablet nog bacteriekolonies konden groeien. Als gevolg van de nieuwe methode worden verschuivingen waargenomen in de resistentiepatronen. Een andere vernieuwing is dat het palet aan geteste antibiotica per 1 april 2013 is uitgebreid, waardoor het beter aansluit bij het nieuwe Formularium Varken van de kNMvD.

door. colistine en spectinomycine zijn tweedekeuzemiddelen voor orale toediening. Ook het aantal isolaten van Streptococcus suis dat ongevoelig is voor TMP/S stijgt de laatste tijd niet verder. TMP/S is het eerstekeuzemiddel voor orale toediening bij een hersenvliesontsteking door Streptococcus suis.

nauwlettend volgen Resistentie tegen antibiotica is een ongewenst verschijnsel dat we goed in de gaten moeten houden. Sommige bacteriën blijken inmiddels voor minstens drie verschillende soorten antibiotica ongevoelig te zijn. Dat gold afgelopen jaar voor meer dan de helft van de B. bronchiseptica-, P. multocida-, E. coli- en Salmonella-isolaten uit materiaal van varkens. Een verontrustende vorm van resistentie komt voor bij darmbacteriën zoals E. coli. Deze vormen soms enzymen (ESBL) die in staat zijn om penicillinen en cefalosporinen af te breken. Deze vorm van resistentie heeft zich in de afgelopen tientallen jaren ontwikkeld en over de hele wereld verspreid. cefalosporinen zijn vaak een laatste redmiddel bij ernstige infecties bij de mens en deze kunnen bij ESBL-producerende bacteriën (bijna) niet meer ingezet worden. Als een Gramnegatieve bacterie niet gevoelig is voor cefotaxim, een moderne cefalosporine, is de kans groot dat de bacterie ESBL produceert. In 2013 vertoonde ongeveer 4 procent van de E. coli-isolaten resistentie tegen cefotaxim. Voor een bevestiging dat het hier echt om ESBL gaat, is aanvullend onderzoek vereist. De GD blijft deze ontwikkeling nauwlettend volgen.”

“Bij E. coli komt een verontrustende vorm van resistentie voor”

Geen grote verschuivingen Over het algemeen zijn de verschuivingen in resistentiepatronen door de jaren heen niet erg groot. Gelukkig zet bijvoorbeeld de stijging van het percentage E. coli-isolaten dat ongevoelig is voor colistine en spectinomycine zich in het tweede halfjaar van 2013 niet verder

Met haar monitoringsactiviteiten waakt de GD over de diergezondheid in Nederland. Onder andere via de GD Veekijker, waar vragen van dierenartsen en veehouders binnenkomen. Naast de helpdeskfunctie is de GD Veekijker hét centrale verzamelpunt voor alles rondom diergezondheid, in het belang van veehouder en sector. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring dierenartsen oplevert.

22


tekst: Ir. Ingrid Faber | Waterkwaliteit

Waterkwaliteit in beeld De laatste jaren is er veel aandacht voor voersamenstelling, additieven en de effecten daarvan op de (darm)gezondheid van het varken. Maar het belang van kwalitatief goed drinkwater wordt nog weleens over het hoofd gezien. Een melkgevende zeug heeft, afhankelijk van het aantal biggen, een vochtbehoefte van 15 tot 30 liter per dag. Een vleesvarken heeft dagelijks 5 tot 15 liter vocht nodig en een big 2 liter. Water maakt dan ook het grootste deel uit van het dagelijks rantsoen. De wateropname heeft bovendien invloed op de voeropname. En de voeropname, maar ook de voersamenstelling, is weer bepalend voor de wateropname. Goed drinkwater is dus van levensbelang. Aan drinkwater worden drie eisen gesteld: het mag niet schadelijk zijn voor de gezondheid, het moet smakelijk zijn en het moet altijd beschikbaar zijn. Daarnaast mag het de voedselveiligheid niet in gevaar brengen. Een voorbeeld hiervan is het toevoegen van antibiotica aan drinkwater in plaats van door het voer. Antibioticaresten kunnen dan achterblijven in de leidingen en vervolgens terechtkomen in het water en in de dieren. Goed drinkwater is helder, geurloos en niet bevuild.

Waterkwaliteit In 2013 heeft de GD slechts 69% van de onderzochte drinkwatermonsters als ‘geschikt’ gekwalificeerd. Dit is ongeveer evenveel als in voorgaande jaren. Redenen van ongeschiktheid waren onder meer: het ammoniumgehalte, de hardheid, het ijzergehalte, het totaal kiemgetal, E. coli, de zuurgraad en het nitrietgehalte.

Meestvoorkomende redenen In 2012 werd 5,4% van de monsters afgekeurd vanwege

de hoeveelheid nitriet, in 2013 betrof dat 8,1%. E. coli was in 2012 en 2013 respectievelijk in 1% en 2,3% van de gevallen aanleiding tot afkeuren. De belangrijkste reden waarom drinkwatermonsters in 2013 werden afgekeurd, was het ammoniumgehalte (24,1%). Een verhoogd ammoniumgehalte is een indicator voor mest in de waterleiding. Daarnaast kan ammonium een voedingsbron zijn voor bacteriën.

Wateronderzoek De jaarlijkse IKB-controle bestaat uit bacteriologisch en chemisch onderzoek. Bacteriologisch onderzoek maakt duidelijk of water bacterieel besmet is en chemisch onderzoek maakt de gehalten aan chemische stoffen zoals ammonium, chloride en nitriet inzichtelijk. Daarnaast kan het zinvol zijn om aanvullend onderzoek te laten doen, bijvoorbeeld bij verminderde voeropname, tegenvallende groei, speendiarree, vruchtbaarheidsstoornissen, slijters en verminderde melkgift. De GD biedt drie mogelijkheden voor wateronderzoek: het volledige pakket voor jaarlijks onderzoek naar de geschiktheid van drinkwater (voldoet aan de IKB-eisen), controle van de drinkwaterinstallatie en controle van de geschiktheid van het water (bij gezondheidsproblemen). Meer informatie hierover staat op www.gddiergezondheid.nl.

Voorstel nieuwe CBL-norm In januari 2014 heeft het Centraal Bureau voor Levensmiddelen (CBL) een nieuwe norm voor duurzaam varkensvlees voorgesteld. Volgens deze (nog niet formele) norm mag men alleen vlees leveren aan supermarkten als gewerkt wordt volgens het Internationale Kwaliteitssysteem GLOBALG.A.P. Dit betreft alle Nederlands supermarktketens. Deze eisen zijn (nog) niet van toepassing voor export. Het voorstel van het CBL is: vier watermonsters per jaar laten analyseren, waarvan een keer chemisch en bacteriologisch en drie keer bacteriologisch. De monsters dienen op nippelniveau aan het einde van de leiding te worden genomen. Het laboratorium die de watermonsters analyseert dient EN-ENISO/IEC 17025-geaccrediteerd te zijn. GD Varken | Juni 2014 |

23


Aandacht voor detail Irma Steentjes Maatschap Steentjes is in 2012 uitgebreid van 400 naar 750 zeugen. “Na de verbouwing hebben we de biosecurity flink aanscherpt”, vertelt Irma Steentjes, die het bedrijf samen met haar man Bennie en zoon Mark runt.

Diergroepen apart “Het belangrijkst is dat de diergroepen gescheiden zijn. We hebben vier stallen: een kraamstal, een stal voor de dragende zeugen en twee biggenstallen. Zo voorkom je gesleep met materialen en er is geen kruisverkeer tussen de verschillende diergroepen. Bovendien zijn de looplijnen kort.”

Twee hygiënesluizen “We beschikken nu over twee hygiëne­ sluizen met douches. De ‘oude’ hygiëne­sluis gebruiken we voor de biggen, de nieuwe voor de zeugen en de kraamstal. De kleur van de laarzen en overalls verschilt per stal en we maken bijvoorbeeld consequent gebruik van ontsmettingsbakken. In onze kantine hebben we zelfs een gescheiden ‘bar’ laten bouwen voor de chauffeurs zodat ze direct kunnen doorlopen, maar niet in contact komen met de rest van het bedrijf. Consequent zijn en volgens vaste routines werken, daar gaat het om. Sinds een tijdje hebben we ook SPFvarkens. Voordat deze varkens alle entingen hebben gehad, gaan we daar ’s morgens als eerste naartoe. Verder beginnen we altijd bij de jongste dieren.”

Ontsmetting in de kraamstal “Op de foto is te zien hoe we de ontsmettingsbak in de kraamstal gebruiken. Als we de stal binnenlopen, maken we altijd eerst de laarzen schoon. De bak bevat droog strooisel met ontsmettingsmiddel. Met ‘natte’ bakken krijg je sneller een smeerboel. Die droge bakken hoef je daarom ook minder vaak te verversen.”

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.