GD Varken 77

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

Varken PED is tegen te houden

Hoe herkent u

PED?

Symposium Hogere Varkensgezondheid: Preventie 2.0

Meer over niet-infectieuze oorzaken van

verwerpen

77 maaRT 2015


AL JAREN

AL AL JAREN JAREN

2010 - 2014

2010 2010 -- 2014 2014

MEEST 1 GEBRUIKT

MEEST 11 GEBRUIKT

DOOR VARKENSHOUDERS EN DIERENARTSEN

DOOR VARKENSHOUDERS EN DIERENARTSEN

VERS GEMENGD KLASSE

BESCHERMD

Ingelvac MycoFLEX® mengfles om vers te mengen met Ingelvac CircoFLEX® Ingelvac MycoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Werkzaam bestanddeel: Geïnactiveerd mycoplasma hyopneumoniae, J-stam isolaat B-3745, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 3 wk ter vermindering van longlaesies als gevolg van infectie met m.hyo. Bescherming begint vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt ten minste 26 wk aan. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Bijwerkingen zijn zeldzaam: een voorbijgaande zwelling met een diameter tot 4 cm, soms samengaand met roodheid van de huid, kan worden waargenomen op de plek van injectie. Deze zwelling kan tot 5 dagen aanhouden. Een voorbijgaande gemiddelde toename van de rectale lichaamstemperatuur van ongeveer 0,8°C kan tot 20u na vaccinatie worden waargenomen. Dosering: Enkelvoudige i.m. injectie van 1 dosis (1 ml). Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac CircoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac CircoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: (Orgaan)vlees: 0 dg. REG NL 104086 UDD. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Boehringer Ingelheim bv, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com, telefoon: +31 (0)72 566 24 11 Ingelvac CircoFLEX® susp. voor inj. voor varkens. Elke dosis geïnactiveerd vaccin bevat: PCV2 ORF2 eiwit, carbomeer. Indicatie: Voor actieve immunisatie van varkens vanaf de leeftijd van 2 wk tegen PCV2 om de sterfte, klinische verschijnselen - inclusief gewichtsverlies - en letsels in lymfatisch weefsel geassocieerd met PCV2 gerelateerde aandoeningen (PCVD) te verminderen. Tevens is bewezen dat vaccinatie de nasale verspreiding van PCV2, de virus load in het bloed en lymfatisch weefsel, en de duur van de viraemie vermindert. Bescherming begint al vanaf 2 wk na vaccinatie en houdt minstens 17 wk aan. Contra-indicaties: Geen bekend. Bijwerkingen: Een voorbijgaande zen milde hyperthermie op de dag van vaccinatie treedt erg vaak op. Dosering: Enkelvoudige i.m. inj. van 1 dosis (1 ml), ongeacht het lichaamsgewicht. Er zijn gegevens over veiligheid en effectiviteit beschikbaar die aantonen dat dit vaccin gemengd kan worden met Ingelvac MycoFLEX en op 1 injectieplek kan worden toegediend. Indien gemengd wordt met Ingelvac MycoFLEX dienen alleen varkens vanaf de leeftijd van 3 wk te worden gevaccineerd. Lees voor het mengen de bijsluiter. Goed schudden voor gebruik. Wachttijd: 0 dagen. REG NL 102672 UDD. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met: Boehringer Ingelheim bv, vetmedica.nl@boehringeringelheim.com, telefoon: +31 (0)72 566 24 11. 1) Agridirect HokdierScanner 2010 t/m 2014.


| Voorwoord

| INHOUD 04 Nieuws & Tips 07 Drinkwater desinfecteren: Chloor of chlooridoxide?

07

08 PED tegenhouden kan 13 Monitoring 14 Symposium Hogere Varkens-

08

17

gezondheid: “Preventie vraagt om samenwerking”

Samenwerking werkt

Wegwijs op VeeOnline

Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf, zijn in ons land ruim twintig uitbraken van de milde PEDvariant bevestigd. Om mij heen hoor ik nogal eens dat we als sector wat overdreven hebben gehandeld omdat de schade die PED in Nederland aanricht minder erg is dan gevreesd. Dat laatste is in vergelijking met de Verenigde Staten gelukkig ook zo. Maar het is ook belangrijk om te beseffen dat we, in het kader van hogere varkensgezondheid, juist nu scherp moeten zijn.

18 Niet-infectieuze oorzaken van verwerpen

20 Klinisch chemische bepalingen in handige pakketten

18

23

Vraag & Antwoord

24 Aandacht voor detail: Gerco Toonk

Bereikbaarheid U kunt de GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief BTW en € 9,60 basiskosten. Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

COLOFON

GD Varken is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren | REDACTIE Alfred van Lenthe, Theo Geudeke en Peter van der Wolf | EINDREDACTIE Eva Onis | REDACTIEADRES GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | basisontwerp Fokko-Ontwerp | VORMGEVING X-Media Solutions Doetinchem Druk Senefelder Misset Doetinchem | ABONNEMENTEN GD Varken wordt gratis toegezonden aan relaties van de GD. Een jaarabonnement (4 nummers) voor personen buiten de doelgroep kost € 15,55 (excl. BTW en verzendkosten) ADVERTENTIES PSH Mediasales, T. 0314-35 58 00 | VERSCHIJNINGSFREQUENTIE 4 keer per jaar | SUGGESTIES Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

Juist nu is het belangrijk dat we alle maatregelen treffen om agressieve PED-stammen, maar ook Afrikaanse Varkenspest, buiten onze landsgrenzen te houden. De Verenigde Staten hebben al bewezen dat het aanpakken van PED ook een positief effect heeft op het terugdringen van andere kiemen, waaronder PRRS. PRRS-bestrijding staat ook bij ons hoog op de agenda, zoals u kunt lezen in het verslag van het symposium Hogere Varkensgezondheid (pagina 14 tot en met 16). In Canada is het met een gezamenlijke aanpak gelukt om de agressieve PED-variant te beperken tot enkele tientallen bedrijven. Waarom zouden wij dat niet kunnen? We zijn nu al succesvol. Op het eerste bedrijf dat in Nederland besmet raakte, is het dankzij strenge hygiënemaatregelen en grondige muizenbestrijding gelukt te voorkomen dat alle afdelingen en de omgeving besmet werden (zie pagina 8 tot en met 10). De afgelopen maanden heb ik ervaren dat samenwerking werkt. De varkenshouderij neemt zijn verantwoordelijkheid. Ik ben onder de indruk van de bereidheid van besmette bedrijven en hun contacten om via gerichte acties het probleem aan te pakken en te voorkomen dat de omgeving verder besmet raakt. Dat sterkt mijn vertrouwen in de samenwerkende kracht van onze sector. Alfred van Lenthe, Sectormanager Varken

ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)

GD Varken | Maart 2015 |

3


NIEUWS & TIPS

Pleuritis bij slachtvarkens Als aan de slachtlijn blijkt dat veel varkens borstvliesontsteking (pleuritis) hebben, wordt doorgaans vooral gekeken naar wat ze hebben doorgemaakt in de vleesvarkensstal. Maar de oorzaak kan ook nog vroeger liggen, namelijk bij de gespeende biggen. Het is dus belangrijk om te weten of de geconstateerde pleuritis een acuut of een chronisch proces is. Als varkens in hun vroege leven al een pleuritis hebben gehad, dan zijn de longen en borstvliezen al genezen. Maar het komt voor dat, als gevolg van de pleuritis, de longen zijn verkleefd of zelfs vergroeid met de borstwand. Bij het uithalen van de longen blijven flinke delen achter in de borstkas en dat ziet er dramatisch uit. Het varken heeft daar echter waarschijnlijk weinig last meer van gehad.

Tegengaan van vroeg werpen? Als biggen enkele dagen te vroeg geboren worden, zijn ze vaak zwakker dan wenselijk. In te vroeg geboren tomen is meestal de uitval van biggen verhoogd. Het is dan ook verleidelijk om met een drachthormoonpreparaat te proberen bij ‘risicozeugen’ de draagtijd een paar dagen te verlengen. Behalve dat het preparaat daar niet voor bedoeld is, is het ook onverstandig. In experimenten is gebleken dat per saldo het aantal gespeende biggen met een dergelijke

ingreep niet toeneemt. Als een toom bijvoorbeeld erg groot is en dus geboren wil worden, betekent uitstel van de geboorte dat meer biggen dood ter wereld zullen komen. Als de oorzaak van het vroeg werpen een PRRS-infectie is, dan zijn de biggen dus besmet en dat gaat niet over door een hormoonbehandeling. Bovendien, hoe stel je van tevoren vast of een zeug een ‘risicogeval’ is? Als vroeg werpen op een bedrijf te veel voorkomt, is het belangrijk naar de oorzaak te zoeken.

Spermaonderzoek dekberen Het is al weer geruime tijd geleden dat de GD is gestopt met het onderzoeken van spermamonsters van dekberen op kwaliteit. Tegenwoordig is men voor dergelijk onderzoek aangewezen op een KI-organisatie of op buitenlandse laboratoriums. Wat nog steeds wel kan en soms ook zeer waardevol is, is onderzoek van sperma van bijvoorbeeld beren voor bedrijfs-KI op de aanwezigheid van ziekteverwekkers. De GD heeft een gevalideerde PCR-test voor het aantonen van PRRS-virus in sperma. Maar ook kweken op bacteriën is mogelijk, wat interessant kan zijn om de hygiëne rond het winnen en verwerken van sperma te beoordelen.

4

Hygiëneprotocollen PED De diverse vertegenwoordigers uit de varkenssector hebben hygiëneprotocollen opgesteld om te voorkomen dat het PEDvirus vaste voet in Nederland krijgt. Deze protocollen zijn te vinden op de website van de GD (www.gddiergezondheid.nl/ varken) en op de websites van de diverse

ketenpartijen. Op basis van voortschrijdend inzicht kunnen deze protocollen geüpdatet worden. De GD adviseert u daarom om regelmatig te controleren of u nog het meest recente protocol tot uw beschikking heeft.


Gebruik actuele inzendformulieren Let op: alle inzendformulieren zijn gewijzigd per 1 januari 2015. Bovendien worden ze met enige regelmaat vernieuwd. De meest actuele inzendformulieren kunt u vinden op www.gddiergezondheid.nl/formulieren.

ESwabs voor inzenden van monsters Naast wattenstaafjes kunnen nu ook ESwabs naar de GD ingestuurd worden voor bacteriologisch onderzoek. De ESwab is een steriel pakketje, dat bestaat uit een kunststof verzamelbuisje met een vloeibaar conserveringsmiddel en een kunststof wattenstaafje, met haren van nylon. Met het

staafje wordt een monster afgenomen. De ESwab heeft als groot voordeel in vergelijking met standaard wattenstaafjes dat het nylon het monstermateriaal goed opneemt en daarna ook weer goed afstaat aan het bewaarmedium in het buisje. Het materiaal wordt niet vastgezogen in watten.

Belly nosing

Klopt de voergift? Het wordt vaak gezegd en geschreven en toch blijft het belangrijk: het geregeld nawegen van de hoeveelheid voer die een varken/zeug krijgt. In de praktijk blijken voerschema’s vaak niet te kloppen en dat kan grote gevolgen hebben voor de groei

en bij zeugen voor de vruchtbaarheid. Zo blijkt een liter voer lang niet altijd 700 gram te zijn. Daarbij vormen voerkosten de grootste kostenpost op een varkensbedrijf, dus er is veel aan gelegen om dat goed onder controle te hebben.

‘Belly nosing’, oftewel wroeten in de buik van hokgenoten, is een vorm van ongewenst gedrag bij gespeende biggen. Het is waarschijnlijk het gevolg van een onbevredigde zuigbehoefte. Naarmate biggen jonger gespeend worden, is de kans op dit gedrag groter. ‘Belly nosing’ kan resulteren in irritatie en soms lokale ontstekingen. Onder invloed van de omstandigheden kan het gedrag ontaarden in bijten met als mogelijk gevolg ernstige verwondingen aan de tepels, de buik en soms zelfs de flanken van de biggen. De aanpak en preventie bestaat uit het beperken van de risicofactoren: voorkomen of verlagen van te hoge hokbezetting, verstrekken van 10 gram lang stro per dier per dag of van ander afleidingsmateriaal, zorgen voor een goede (niet te snelle) luchtbeweging in de stal en eventueel aanpassen van het voersysteem (onder andere voldoende vreetplaatsen). Bij individuele dieren met verwondingen en ontstekingen is een behandeling met antibiotica nodig. GD Varken | Maart 2015 |

5


PCV2 VACCIN VOOR BIGGEN

A SANOFI COMPANY

40% 59g/d

13%

A SANOFI COMPANY


| xxxxx tekst: dr. Peter van der Wolf en dr. Guillaume Counotte tekst: |xxxxx Drinkwater

Drinkwater desinfecteren:

Chloor of chloordioxide?

Om drinkwater te desinfecteren kan chloor worden toegevoegd. Daarbij zijn er in grote lijnen twee mogelijkheden: in de vorm van hypochloriet, waardoor actieve chloor ontstaat in het water of in de vorm van chloordioxide, een verbinding van chloor met twee zuurstofatomen. Hypochloriet (chloor) In de praktijk worden met drinkwaterdesinfectie veelvuldig fouten gemaakt, zoals te hoge doseringen en het combineren van chloor met toediening van zuren via het drinkwater. Voor toepassing door het drinkwater dient het product een toelating te hebben (code PT05) van het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb). Deze toelating is te vinden op www.ctgb.nl/ toelatingen. Indien het product niet op deze lijst staat, is het niet toegelaten en is gebruik in drinkwater verboden. De juiste dosering van chloor is maximaal 2 tot 5 milligram per liter drinkwater (2 tot 5 parts per million). Dit betekent dat sommige commercieel verkrijgbare producten tenminste 10.000 keer verdund moeten worden voor de juiste dosering. Er is geen enkele doseerpomp op de markt die zulke kleine hoeveelheden kan doseren, dus dient er een vooroplossing gemaakt te worden van 1:10 of 1:100. Deze vooroplossingen zijn niet stabiel en moeten daarom dagelijks vers aangemaakt worden. Een belangrijke opmerking daarbij is dat chloor niet reinigt, het desinfecteert alleen maar. Leidingen regelmatig reinigen is daarom nog steeds noodzakelijk. Middelen die alleen

reinigen hebben geen toelating nodig. Het gelijktijdig toedienen van zuren en chloor is gevaarlijk omdat bij een pH onder 4 chloorgas gevormd kan worden. Incidenten met dodelijke afloop voor de biggen zijn bekend.

Chloordioxide In plaats van chloor kan ook gebruikgemaakt worden van chloordioxide. Chloordioxide is geschikter dan chloor bij zuurtegraden boven pH 7 maar ook bij een lage pH. Chloordioxide is minder agressief dan chloor en houdt verschillende bacteriën en virussen, maar bijvoorbeeld ook oöcysten (eitjes) van de darmparasiet Cryptosporidium, beter onder controle. Daarnaast gaat het de vorming van een biofilm (slijmerige laag bacteriën) in waterleidingen beter tegen. Wel kan het gebruik van chloordioxide in drinkwaterzuivering leiden tot de vorming van chlorieten als nevenproduct, maar gezien de lage dosering is de kans hierop klein. Chloordioxide is ook, mits in de juiste dosering, te combineren met gebufferde zuren, omdat dit type chloorverbinding minder kans geeft op het ontstaan van chloorgas. Dat is dus duidelijk anders dan bij de ‘traditionele’ drinkwaterontsmetting met chloor.

GD Varken | Maart 2015 |

7


PED tegenhouden kan

8


tekst: dr. Peter van der Wolf en drs. Eva Onis | PED

Waar de varkenshouderij in Nederland al maanden bang voor was, werd op 14 november 2014 werkelijkheid. De eerste ongunstige testuitslag voor PED was een feit. Diezelfde middag bezochten de eigen dierenarts en de GD het besmette bedrijf, waar de situatie nog bleek mee te vallen. In de weken die volgenden bleek het virus beter beheersbaar dan gedacht: met goede hygiëne en grondige muizenbestrijding is voorkomen dat het hele bedrijf besmet raakte. En dat geeft hoop. We kennen allemaal de verhalen uit de Verenigde Staten over ernstige diarree en uitval bij de zuigende biggen waar geen houden aan was. Op het eerste besmette bedrijf in Nederland was het beeld anders: de vleesvarkens waren dan wel een dag lusteloos, vraten enkele dagen niet en hadden waterdunne diarree, maar er was nog geen uitval. En de varkens die het als eerste hadden, knapten alweer

aardig op. Het ging om een milde variant van het PED-virus en die bleek beter beheersbaar dan gedacht. Het bedrijf is nog niet helemaal vrij, maar met de juiste hygiënemaatregelen en grondige muizenbestrijding lukte het om verdere verspreiding te voorkomen. Ook het zeugenbedrijf en de nieuw opgelegde biggen raakten niet besmet. Conclusie: PED tegenhouden kan wel.

Bedrijfssituatie Bij dit eerste PED-geval gaat het om een vleesvarkensschuur met een lange rij van negentien afdelingen, die zich allemaal aan één kant van een centrale gang bevinden. Iedere afdeling heeft acht hokken aan één kant van het voerpad, met één voerbak per twee hokken en twee vreetplaatsen per hok. Het is een redelijk nieuwe stal met kunststof hokafscheidingen, goede roosters en een bolle dichte vloer. De eerste afdeling is deels ziekenboeg en deels omkleedruimte. De biggen komen van het eigen zeugenbedrijf een paar honderd meter verderop. De vleesvarkens gaan naar Duitsland.

Eerste verschijnselen Op 29 oktober zijn biggen opgelegd in afdeling 3 en 4. Enkele dagen later begon de diarree in afdeling 3, waarna deze zich snel verspreidde naar afdeling 2 en 4. In afdeling 2 waren de week daarvoor biggen opgelegd. Op 31 oktober had de dierenarts een mestmonster genomen omdat de diarree toch wel heftig was. Die monsters zijn

Hoe herkent u PED? PED staat voor Porcine Epidemic Diarrhea: een epidemie van diarree onder varkens. Overvloedige diarree is dan ook het belangrijkste kenmerk. Het PEDvirus tast de cellen in de dunne darm aan die het verteerde voedsel opnemen. Deze cellen sterven af als gevolg van het vermenigvuldigen van het virus, waardoor een groot deel van de verteringscapaciteit van de darm verdwijnt. Al het voer en water dat een varken opneemt, komt er dan vrijwel onverteerd aan de achterkant weer uit. De diarree kan zelfs met een grote straal uit het varken spuiten. Op de foto is te zien dat het om heel veel lichtgekleurde (gelige) diarree gaat. De diarree loopt waterdun van de achterkant van het varken af. Dat verklaart ook waarom op het eerste bedrijf gedacht werd aan salmonellose en voerdiarree. Doordat het varken zoveel voer en vocht verliest, zal het sterk afvallen. Oudere varkens kunnen daar meestal wel tegen, bij hen begint de darm zich binnen enkele dagen te herstellen en wordt de diarree weer minder. Maar hele jonge biggen hebben die capaciteit nog onvoldoende, waardoor uitdroging een

groot risico is. Als de infectie ook nog toeslaat op het moment dat de zeug moet gaan biggen, dan is de zeug te ziek om goede biest te maken en worden de biggen direct na de geboorte ziek. Die biggen overleven de infectie niet, zo bleek op één van de eerste zeugenbedrijven die besmet raakten. Biggen die wel goede biest gehad hebben en een week ouder zijn, overleven het wel als zij goede zorg krijgen. Dat wil zeggen: veel vers extra drinkwater met elektrolyten, extra warmte in het biggen-

nest en de diarree zo goed mogelijk laten opdrogen met strooipoeder. Natuurlijk is het dan enorm oppassen dat de besmetting zich niet via laarzen en handen verder door de kraamstallen verspreidt. Naast PED kunnen ook alle bekende oorzaken van diarree meespelen in de problemen. Goede diagnostiek is daarom belangrijk, zodat goede behandeling, eventueel met antibiotica, en goede preventiemaatregelen gericht toegepast kunnen worden.

Overvloedige lichtgekleurde diarree is het belangrijkste kenmerk van PED.

GD Varken | Maart 2015 |

9


PED | tekst: dr. Peter van der Wolf en drs. Eva Onis

onderzocht op de gebruikelijke kiemen, zoals PIA en salmonella. Ook werd aan een voerprobleem gedacht, maar toen de infectie zich ook naar de zware varkens in afdeling 5 en 6 verspreidde is daar vanaf gestapt. Voeronderzoek liet ook geen afwijkingen zien. Na overleg met de GD Veekijker Varken is besloten om nieuwe mestmonsters op PED te laten onderzoeken. De uitslagen waren duidelijk ongunstig. Het was toen inmiddels 14 november.

Half november

In de week daarna overlegde de veehouder met zijn dierenarts, een vertegenwoordiger van de Nederlandse Vakbond Varkenshouders en de GD over de aanpak. Er bestaat geen vaccin en antibiotica helpen niet, dus de enige mogelijkheid is hygiëne, hygiëne en nog eens hygiëne. Er zijn maatregelen genomen om de omkleedruimte zo goed mogelijk als hygiënesluis

Bij het bezoek op 14 november zijn mestmonsters en bloedmonsters verzameld. De klinische verschijnselen waren op dat moment aanwezig in afdeling 8, 9 en 10. In de mestmonsters werd het virus aangetoond, maar in de bloedmonsters nog niet. Dat betekent dat de besmetting nog maar net in die afdelingen zat. Het klinisch beeld was nog steeds hetzelfde en er was nog steeds geen uitval.

te laten fungeren, er werd afgesproken van gezond naar besmet te werken en de muizen grondig te bestrijden. Er waren al extra ontsmettingsbakken bij de ingang en tussen iedere twee afdelingen in de centrale gang geplaatst. Verder zouden alle leeggekomen afdelingen in het vervolg niet alleen schoongespoten worden, maar ook gedesinfecteerd.

“Het virus schoot de afdelingen door” Als PED je bedrijf treft, zorgt dat voor grote onzekerheid. Zeker als je de eerste bent in Nederland. “We zochten gelijk op internet naar meer informatie, en dan schrik je van alle ellende die je tegenkomt”, aldus de getroffene. Hij vertelt zijn verhaal anoniem aan GD Varken. “We hadden ineens opmerkelijk veel diarree bij de biggen, op de vijfde en zesde dag na opleg. Het probleem werd steeds erger. Twee dagen na de eerste verschijnselen schoot het de afdelingen door. Eerst dachten we dat salmonella of E. coli de oorzaak was, maar dat bleek niet uit mestonderzoek. Vervolgens dachten we dat er iets mis was met het voer. De biggen lieten namelijk hun voer staan terwijl ze geen koorts hadden. Maar ook dat was niet het geval. Daarom vroegen we, na overleg met onze dierenarts en de GD, nogmaals mestonderzoek aan en lieten we sectie doen op drie biggen. Toen hoorden we voor het eerst dat het PED kon zijn. Een virus waarover mijn vrouw en ik nog weinig wisten omdat het vooral in Canada en de VS problemen gaf. In die landen ging het bovendien niet alleen om diarree en sterfte bij biggen, ook veel zeugen gingen eraan dood. Onze zeugen hadden nergens last van. Zo besmettelijk leek het niet, dus we waren niet direct bang voor PED.”

10

Milde variant “Onderzoek door de GD wees uit dat toch sprake was van PED, maar van de milde en dus niet de hoogpathogene variant. We besloten toen om de hygiënemaatregelen op ons bedrijf nog verder aan te scherpen. De dierenarts, de handelaar en de verzorgers waren op de hoogte, dus zij waren extra alert. Er kwamen sowieso nooit vreemden in onze stallen, maar toen hebben we ook camera’s opgehangen om beter toezicht te houden. Bij elke afdeling hadden we al ontsmettingsbakken staan en bij het controle lopen hielden we een strikte volgorde aan: eerst de varkens zonder PED en als laatste pas de besmette varkens. Nadat er varkens weggingen spoten we de lege afdelingen altijd al goed schoon, maar nu ontsmetten we ze ook helemaal, zodat de nieuwe biggen het virus niet krijgen. En wat ook ontzettend belangrijk is: bestrijding van muizen en ander ongedierte.”

Half december Half december zijn weer mestmonsters verzameld. De zware varkens uit afdeling 6, 7 en 8 waren inmiddels afgeleverd en er lagen nieuwe biggen in. Daarin was nog niets te zien. Uit de mestmonsters bleek dat afdeling 2 tot en met 5 en 9 tot en met 13 besmet waren, maar de andere afdelingen niet. Dat de nieuwe biggen (nog) niet besmet waren betekende dat het zeugenbedrijf nog steeds vrij was, dat ze veilig vervoerd en opgelegd waren en dat de afdelingen goed schoongemaakt en gedesinfecteerd waren.

Half januari Half januari zijn uit alle afdelingen mestmonsters verzameld. Maar drie monsters waren heel zwak positief, maar in de rest werd geen PED-virus aangetroffen. Er was dus bijna geen virusuitscheiding meer

Transport en muizen “We vermoeden dat het virus ons bedrijf binnenkwam via een transportauto. We handelen veel met Duitsland en omdat we een van de eersten in Nederland waren met PED, moet het virus hoogstwaarschijnlijk via transport uit het buitenland bij ons zijn gekomen. Ook hebben we geen contact gehad met de andere Nederlandse bedrijven die vlak na ons besmet raakten. Toen het PED-virus eenmaal binnen was, verspreidde het zich stapsgewijs. We hebben 19 afdelingen, de uitbraak begon op afdeling 3, daarna raakten afdeling 2 en 1 besmet en vervolgens afdeling 4 tot en met 13. Daar stopte de verspreiding ineens. Onze effectieve muizenbestrijding heeft er waarschijnlijk voor gezorgd dat de laatste zes afdelingen gespaard bleven. We denken dat muizen het virus ondergronds via het luchtkanaal hebben verspreid, via de mest die ze waarschijnlijk aan hun pootjes hadden.”

Financiële gevolgen

“Normaal gesproken laten we onze vleesvarkens slachten in Duitsland, maar vanwege besmettingsgevaar gingen de dieren dit keer naar een slachterij in Nederland, waar ze aan het eind van de dag naartoe konden. Dat heeft geld gekost. Ook voor onze handelaar had dat negatieve gevolgen, want het was verstandig om na het transport minimaal 48 uur geen varkens te vervoeren. Verder liepen de besmette varkens een week groeiachterstand op, maar daar is het gelukkig bij gebleven. Met de juiste hygiënemaatregelen kun je de milde vorm van PED goed bestrijden.”


Met de juiste hygiënemaatregelen is de milde vorm van PED goed te bestrijden.

aantoonbaar. Drie maanden na de eerste klachten was de epidemie bijna over.

Bevindingen Bij dit PED-geval zijn vijf belangrijke bevindingen gedaan: 1. De klinische verschijnselen zijn duidelijk: lusteloos, niet vreten maar knoeien met voer en veel diarree gedurende ruim een week, maar geen uitval. 2. Bij diarreeklachten is het belangrijk om ook PED mee te nemen in de diagnostiek. 3. De klachten verdwijnen binnen twee weken uit een afdeling, maar in de mest is het virus minstens twee maanden aantoonbaar. De varkens blijven het virus dus uitscheiden nadat ze klinisch weer gezond zijn. 4. Hygiëne helpt. De hygiënemaatregelen hebben de verspreiding tot staan gebracht. De laatste afdelingen, de nieuwe biggen en het zeugenbedrijf zijn niet besmet geraakt. 5. Muizen kunnen belangrijk zijn; toen die eenmaal verdwenen waren, verspreidde de infectie zich niet meer verder. De GD dankt de veehouder en zijn dierenarts voor hun bereidwillige medewerking. Dit onderzoek werd gefinancierd door de Monitor Varken, in opdracht van het voormalige Productschap Vee en Vlees en het Ministerie van Economische Zaken.

Mestmonsterpotjes met een lepeltje zijn zeer geschikt voor PED-onderzoek.

GD Varken | Maart 2015 |

11


Happy Bite: geen stress, meer gemak en werkplezier

De GD biedt een eenvoudige manier om de gezondheid van uw varkens in kaart te brengen: onderzoek van speeksel. Varkensspeeksel is eenvoudig te verkrijgen door speciale touwen op te hangen in de hokken. Speekselonderzoek geeft voor de varkens minder stress bij het nemen van monsters. Dat betekent voor u minder arbeid én meer gemak. U kunt nu bij ons terecht voor een ruim aanbod aan testen. Voor virusonderzoek zijn nu speekseltesten beschikbaar voor: • PRRS • PCV2(Circo) • Influenza

Onderzoek op antistoffen in speeksel is nu mogelijk voor 5 ziektekiemen: • PRRS • PCV2 • Influenza • App • Mycoplasma hyopneumoniae Overleg met uw dierenarts welke onderzoeken voor u relevant zijn om uit te voeren.

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl

Gebruiksgemak

U kunt de touwen op elk gewenst moment ophangen. Met enkele touwen kunt u een groter aantal dieren bemonsteren dan u normaal gesproken via bloedonderzoek doet. Kijk voor meer informatie op: www.gddierzondheid.nl

14.184

Ruim aanbod testen:


Samen­loop van omstandig­heden of echte trend? “Soms krijgt een Veekijker-dierenarts aan de telefoon een vraag die ons extra aan het denken zet. Een duidelijk voorbeeld daarvan is: “Onze praktijk heeft de laatste tijd op een aantal bedrijven gezondheidsproblemen gezien waar volgens nader onderzoek de bacterie Streptococcus dysgalactiae subsp. equisimilis bij betrokken was. Zien jullie dat de laatste tijd vaker?” Dan gaan we grondig spitten in de uitslagen van laboratoriumonderzoeken en in dit geval van secties.

Algemeen voorkomende streptokok S. dysgalactiae subsp. equisimilis is een streptokok die algemeen voorkomt in de keel- en neusholte van varkens, maar ook in de schede van zeugen. Een enkele keer leidt een infectie tot gezondheidsproblemen. De bacterie kan via wondjes het lichaam binnendringen en zich dan via het bloed verspreiden. In het ergste geval ontstaat dan een bloedvergiftiging met een dodelijke afloop.

MONITORING

GD-dierenarts Tom Duinhof

Lichte stijging Sinds 2012 lijkt sprake te zijn van een lichte stijging van het percentage sectie-inzendingen naar de GD met een infectie met S. dysgalactiae subsp. equisimilis: van 1 procent in 2012 naar 1,6 procent in 2014. Het vaakst worden gewrichtsontstekingen waargenomen. Dat gaat dan vooral

Het percentage secties met deze bacterie is nog te laag voor harde conclusies. om jonge biggen. In het aandeel gewrichtsontstekingen lijkt bovendien een stijgende trend te zitten van minder dan een kwart in 2012 naar de helft van de secties (in 2014) met deze streptokok. Dat is zeker iets om in de gaten te houden, maar omdat het percentage secties met deze bacterie nog steeds laag is, durven we nog geen harde conclusies te trekken over een eventuele trend.”

gewrichtsontstekingen

In verschillende weefsels De kiem kan zich ook nestelen in verschillende weefsels. Afhankelijk van de plek of het orgaan kunnen dan ontstekingen ontstaan, bijvoorbeeld gewrichts-, hartklep, hersenvlies- of buikvliesontsteking of luchtweginfecties. De meeste problemen komen voor bij biggen en vooral als de biestopname niet goed is geweest. Bij het doorspitten van de sectie-uitslagen van de laatste drie jaar blijkt dat in ruim 1 procent van de secties een infectie is vastgesteld met S. dysgalactiae subsp. equisimilis. Vrij vaak zien we combinaties met andere bacteriën zoals E. coli, Actinobacillus pleuropneumoniae, Haemophilus parasuis, Streptococcus suis of stafylokokken.

bloedvergiftiging

overige afwijkingen verwerpen hersenvliesontsteking

combinatie met andere bacteriën luchtweginfecties

(lokale) ontstekingsprocessen

Percentage secties bij varkens waarbij de GD de bacterie Streptococcus dysgalactiae subsp. Equisimilis heeft aangetoond in relatie tot een bepaalde aandoening. Periode: 2012 t/m 2014.

Als sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij intensief samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

GD Varken | Maart 2015 |

13


Praktijksymposium | tekst: drs. Eva Onis

Symposium Hogere Varkensgezondheid

“ Preventie vraagt om

Hoe voorkom ik dat infecties mijn bedrijf binnenkomen en omslaan in ziektes? Deze vraag staat centraal tijdens het negende symposium Hogere Varkensgezondheid op 20 januari in Venray, net op het moment dat in Nederland twee nieuwe PED-uitbraken zijn aangetoond. “Het aloude adagium ‘voorkomen is beter dan genezen’ is nu zeker van toepassing op de varkenshouderij”, zo begint dagvoorzitter Jan Vullings (vakblad Boerderij). “En daar hebben we elkaar voor nodig.”

In de zaal kijken meer dan tweehonderd bezoekers vol verwachting naar het podium. Onder hen varkenshouders, studenten diergeneeskunde en andere geïnteresseerden uit de sector. Voordat het symposium over ‘Preventie 2.0’ begint, blikt Paul van der Meijden (PIC) kort terug op de besloten ochtendsessie voor dierenartsen die dit jaar voor het eerst plaatsvond. “De dierenartsen hebben de hele ochtend over PRRS gesproken”, vertelt hij aan de zaal. “De belangrijkste conclusie was dat pre-

14

ventie om samenwerking vraagt, waarbij we open en transparant informatie met elkaar delen.”

Gezonde bedrijven De sprekers van de ochtendsessie waren de varkensartsen Tom Duinhof (GD), Anders Elvström uit Denemarken, Manon Houben (PorQ) en Martijn Steenaert (Boehringer Ingelheim). Duinhof vertelde over het PRRS-project in NoordNederland, waarvoor hij onderzoek deed

naar het PRRS-virusvrij maken van transportwagens via een hittebehandeling met een heteluchtkanon. “Inactivatie van PRRS-virus in een veewagen blijkt mogelijk bij 70 graden Celsius. Voorwaarde is wel dat het vloeroppervlak droog is en dat kan alleen bij actieve ventilatie, met draaiende ventilatoren.” Een uur bleek genoeg voor volledige droging en virus-inactivatie van het grootste deel van de vloer. Achterin de wagen droogde de vloer echter pas op nadat de klep na


samenwerking” << Felix Rottenberg daagt de varkens­houders in de zaal uit om zichzelf te ‘verkopen’ aan hun dorpsgenoten tijdens ‘De varkenshouderij draait door’. Alfred van Lenthe, sectormanager varkens bij de GD: “We hopen met strenge hygiëneprotocollen en biosecurity de PED-uitbraak binnen de perken te houden.”

Veel varkenshouders grepen hun kans om vragen te stellen aan de deskundigen.

afloop werd geopend. Uit vervolgonderzoek moet blijken of virusinactivatie en droging van de hele vloer ook in 30 minuten lukt. De carrosseriebouwers werken hier al aan, en hebben al oplossingen gevonden om de circulatie van hete lucht achterin de veewagen te verbeteren. Houben deelde haar ervaringen als coach in het PRRS-project. “We moeten goed rekening houden met wat varkenshouders kunnen en willen.” Ze besprak de eerste

resultaten van de praktijkproef die twee jaar geleden van start ging en die bestaat uit het afleggen van bedrijfsbezoeken (advisering) en monitoring. “Het beeld is dynamisch, het is dan ook nog een tussenstand. De maatregelen zijn voor elk bedrijf anders en hebben tijd nodig om tot resultaat te leiden. Een aantal bedrijven is het gelukt om negatief te blijven, op die bedrijven hebben we dus al twee jaar geen PRRS-virus of antistoffen aangetoond. Daarnaast is een groep bedrijven goed op

weg om ook negatief te worden. We zijn in staat gebleken om de besmettingscyclus op deze bedrijven te doorbreken. Helaas hebben we ook op een paar bedrijven uitbraken waargenomen. Vleesvarkensbedrijven die in een keten liggen blijken de dezelfde PRRS-status te houden.” Aan de proef doen 48 ondernemers mee met in totaal 72 bedrijfslocaties. Het is volgens Houben zaak om proactiever te werk te gaan. “De rol van de dierenarts is uitleggen, stimuleren en controleren, vanuit een GD Varken | Maart 2015 |

15


Praktijksymposium | tekst: drs. Eva Onis

concrete bedrijfsdoelstelling. Ieder bedrijf en iedere veehouder is uniek, per bedrijf is maatwerk nodig.”

PRRS in het buitenland Anders Elvström sprak over de vrijwillige regionale aanpak die zijn praktijk in Oost-Jutland heeft opgezet. “Het beheersen van PRRS leidt in Denemarken tot minder schade door luchtwegaan-

Alfred van Lenthe (GD).“Tot nu toe* zijn acht bedrijven in Nederland besmet met de milde variant van PED. We hopen met strenge hygiëneprotocollen en biosecurity-maatregelen de uitbraak binnen de perken te houden.” Hij vertelt dat Landen Tuinbouw Organisatie Nederland en de Nederlandse Vakbond Varkenshouders de sector hebben opgeroepen om de hygiëneprotocollen van de GD (zie

De sprekers van de dierenartsensessie, v.l.n.r.: Anders Elvström, Manon Houben, Martijn Steenaert en Tom Duinhof.

doeningen, hogere inkomsten en minder antbioticumgebruik. Een PRRS-vrij big van 30 kilogram levert vier euro meer op. De afgelopen zeven à acht jaar zijn dierenartsen steeds bewuster geworden van de noodzaak van PRRS-bestrijding. De laatste drie jaar hebben we dierenartsen en consultants gericht getraind via workshops. Hun aanpak is nu homogener en de motivatie groter. Het is zaak dat zowel veehouders als dierenartsen meer gaan samenwerken.” Martijn Steenaert heeft in de Verenigde Staten ook ervaren dat open communicatie het verschil maakt. “Als je een PRRS-uitbraak hebt, vertel je dat dan aan je buurman? Wil jij het weten als je buurman het heeft? Voor een succesvolle aanpak zijn veehouders afhankelijk van hun omgeving.”

Update over PED De sessie voor varkenshouders begint met een ingelaste update over PED, door

16

www.gddiergezondheid.nl) strikt na te leven.

De taal van bacteriën Vervolgens is Johanna Fink-Gemmels (Faculteit Diergeneeskunde) aan het woord over ‘de taal van bacteriën’ en het ontstaan van antibioticaresistentie. Als voorbeeld noemt ze de MRSA-bacterie. “Er zijn talloze subtypes van MRSA, de varkens-MRSA is daar slechts één van en heeft een laag ziekteverwekkend vermogen.” Een van de manieren om een bacterie zoals MRSA te bestrijden, is met bacteriofagen: virussen die zich specifiek op een bepaalde bacterie richten. “Bacteriofagen tasten de gewenste flora op de huid en in de darmen niet aan en werken vaak ook tegen resistente bacteriën.” Ze legt ook uit dat bacteriën in waterleidingen een ‘dunne slijmlaag’ (biofilm) kunnen vormen waardoor de kans op chronische luchtweginfecties bij varkens toeneemt en

ze geeft uitleg over vaccins, hygiëneprogramma’s en pro- en prebiotica. Maar wat ze de aanwezigen vooral wil meegeven, is dat de darmgezondheid al in de baarmoeder begint, want daar start de ontwikkeling van de big. De presentatie van Evelien Alderliesten (Coppens) sluit daar mooi op aan. “Darmgezondheid begint op dag één”, bevestigt zij. “De samenleving van bacteriën in de darmen, microbiota genoemd, wordt in de eerste zeven levensweken opgebouwd en is met voeding te beïnvloeden. In het kraamhok haalt de big zijn energie uit melk. Een prestarter kan dan helpen bij de darmontwikkeling. Goede voeropname voor het spenen is goede voeropname na het spenen.” Om de gevreesde ‘speendip’ te voorkomen geeft zij nog wat extra tips. “Controleer de waterkwaliteit en kies de eerste veertien dagen voor makkelijk verteerbare grondstoffen. Je kunt de biggen stimuleren om te eten door bijvoorbeeld te laten zien hoe je voer in de voerbak strooit en de bak goed in het zicht te zetten.” Aansluitend laat Pieter Knap, genetisch strategiemanager, zien dat het varken de afgelopen vijftien jaar indrukwekkende genetische ontwikkelingen heeft doorgemaakt. “We fokken op basis van de genen die achter productiekenmerken zitten, zo kunnen we sturen op spekdikte, groeisnelheid, worpgrootte en biggensterfte. Ook is er steeds meer vooruitgang in het fokken op ziekteresistentie.”

De Varkenshouderij draait door Tot slot was het tijd voor een aantal interactieve programmaonderdelen, waaronder ‘De varkenshouderij draait door’, gepresenteerd door Felix Rottenberg. Hij daagde de varkenshouders in de zaal uit om zichzelf te ‘verkopen’ aan dorpsgenoten: hoe haal je de angst voor het onbekende weg? Welke goede kanten van je bedrijf wil je laten zien? Dit bleek vooral belangrijk voor varkenshouders die aan de rand van het dorp wonen. Veel van de aanwezigen laten dorpsgenoten wel hun stal zien en krijgen dan vrijwel altijd positieve reacties. Ook een mooi voorbeeld van de manier waarop openheid en samenwerking de sector vooruit helpt. * Ten tijde van het symposium was dit de stand van zaken. Bij het ter perse gaan van deze GD Varken is het aantal opgelopen tot ruim twintig vastgestelde milde PED-besmettingen. Zie www.gddiergezondheid.nl voor de huidige situatie.


tekst: Suzan Megens | VeeOnline

Wegwijs op

VeeOnline

U hebt nog geen Zlogin 1. Ga naar www.veeonline.nl 2. Klik op “Login aanvragen” 3. U komt op een scherm waar u o.a. uw UBN en “GD debiteurennummer” (relatienummer) invult, daarna ontvangt u een e-mail en kunt u zelf een Zlogin aanmaken. 4. Uw debiteurennummer vindt u o.a. op de facturen van de GD.

Als veehouder bent u dagelijks bezig met diergezondheid. Daar kunt u VeeOnline goed bij gebruiken. Op www.veeonline.nl vindt u actuele informatie van de GD over de gezondheid van uw varkens, aangevuld met gegevens van uw dierenarts over het Bedrijfsgezondheidsplan (BGP) en het Bedrijfsbehandelplan (BBP). Inloggen op VeeOnline is gratis voor veehouders. Op deze pagina leggen we u kort uit hoe u kunt inloggen. Heeft u nog vragen, neem dan contact op met onze klantenservice via 0900-1770.

U hebt al een Zlogin, maar nog nog geen toegang tot VeeOnline 1. Ga naar VeeOnline, vul uw bestaande gebruikersnaam en wachtwoord in. 2. U komt op een scherm waar u o.a. uw UBN en “GD debiteuren­ nummer” (relatienummer) invult, daarna ontvangt u een e-mail en kunt u uw Zlogin activeren. 3. Uw debiteurennummer vindt u o.a. op de facturen van de GD.

Wachtwoord en/of gebruikersnaam vergeten? Klik in het inlogschermpje op “Gebruikersnaam of wachtwoord vergeten?” en volg de instructie.

GD Varken | Maart 2015 |

17


Verwerpen | tekst: dr. Theo Geudeke

In de vorige GD Varken stonden we stil bij infectieziekten die kunnen resulteren in verwerpers. Maar de meeste oorzaken van verwerpen, naar schatting 70 procent, zijn niet infectieus. De belangrijkste hiervan vallen in grote lijnen uiteen in twee groepen: vergiftigingen en stressfactoren. Door blootstelling aan giftige stoffen kunnen zeugen gezondheidsschade oplopen en de ongeboren biggen afstoten. Maar het is waarschijnlijker dat juist de vruchten schade lijden, sterven en verworpen worden. Overigens is de giftigheid van stoffen vaak vooral een kwestie van dosering. Heel veel zout eten of extreem veel water drinken kan leiden tot respectievelijk een zout- of een watervergiftiging. Of denk aan medicijnen: die zijn bedoeld om bacteriĂŤn, wormen of andere ziekteverwekkers aan te pakken, maar zeker in een (te) hoge dosering bestaat ook de kans dat

18

medicatie ten koste gaat van ongeboren vruchten.

Schimmeltoxinen Diverse schimmeltoxinen worden genoemd in verband met vruchtbaarheidsproblemen. Probleem is vaak dat het moeilijk is om met zekerheid vast te stellen of schimmeltoxinen inderdaad in het spel zijn. Enerzijds zijn de verschijnselen vaak vaag en anderzijds is het moeilijk te testen. Zeker is wel dat varkens gevoelig zijn voor schimmeltoxinen. Vooral zearalenon, dat vrij vaak voorkomt in mais, kan allerlei

vruchtbaarheidsproblemen veroorzaken. Maar een direct verband met verwerpen is door onderzoekers niet onomstotelijk bewezen. Dat verband is wel aannemelijk gemaakt als het gaat over (hoge doses) T2-toxine en aflatoxine, schimmeltoxinen die in Nederland niet vaak aangetroffen worden in zeugenvoer.

Mest en water Schadelijke gassen uit de mestput kunnen fataal zijn voor varkens van alle leeftijden, dus ook voor ongeboren vruchten. Die gassen kunnen vrijkomen door beweging in de mest maar ook als forse hoeveelheden voer in de put zijn beland. Enkele voorbeelden van gevaarlijke mestgassen zijn blauwzuurgas (HCN), waterstofsulfide (H2S), kooldioxide (CO2), koolmonoxide (CO) en methaan (CH4). Deze gassen verstoren specifiek het ademhalingssysteem. Dat laatste geldt ook voor nitriet dat in verontreinigd drinkwater kan voorkomen of door lekkage van


• c hronische pijn bij kreupelheid of verwondingen.

Praktijkvoorbeelden Een bekend praktijkvoorbeeld is dat een voerstation door een computerstoring slecht functioneerde. Vooral de dominante zeugen die als eerste aan de beurt dachten te zijn bij de start van een nieuwe cyclus, kregen in eerste instantie meestal niets. Ze vochten zich vervolgens opnieuw een weg naar de ingang van het station, wat dagelijks resulteerde in zeer veel onrust en dus in (onvoorspelbare) stress.

Niet-infectieuze oorzaken van

verwerpen een defecte luchtwasser bij de varkens kan komen. Ook in drinkwater zit heel soms te veel H2S en als gechloreerd water is aangezuurd ontstaat het risico op het ontstaan van het giftige chloorgas.

Stress Stress is een veelomvattend begrip. Als we het hebben over de gevolgen van stress voor de vruchtbaarheid en in het bijzonder als oorzaak van verwerpen, moeten we

veroorzaken. Anders zit dat met langdurige, onvoorspelbare stress waarover het dier geen controle kan krijgen en waar het geen passend antwoord op heeft, bijvoorbeeld: • huisvesting van zeugen in een relatief klein tochtig hok of als het te warm en benauwd of juist te koud is; • ongewisheid over het bemachtigen van voer, doordat tijdens voerverstrekking bepaalde dominante zeugen langdurig de toegang tot voer of

Het is allereerst belangrijk om exact in kaart te brengen waar het probleem zit een duidelijke onderverdeling maken. Uit onderzoek blijkt dat kortdurende stress geen meetbaar effect heeft. Het lukt onderzoekers eigenlijk niet om verwerpen op te wekken door korte maar hevige stress te

tot het voerstation verhinderen; •h et keer op keer moeten bevechten van de plaats in de rangorde, in een hok waar te weinig ruimte is om te kunnen vluchten;

Of wat te denken van de situatie waarin elektrische lading stond op slecht geaarde inventaris. In dit geval ontstond er, vooral als de voerinstallatie draaide, statische elektriciteit. Steeds als de zeugen in contact kwamen met metalen onderdelen, en die zijn er genoeg in een zeugenstal, kregen ze een schok. Varkens zijn daar zeer gevoelig voor, en na enige tijd weten ze niet meer waar ze veilig kunnen vertoeven. Als de stroom op het voerstation staat, durven ze daar al snel niet meer in en ontstaat er dus weer chronische stress.

Najaarsverwerpen Over verwerpen in de vroege dracht is de laatste tijd al veel geschreven (zie bijvoorbeeld GD Varken nummer 73 en 75). Verwerpen in de vroege dracht (eerste maand) speelt vooral in het najaar. Risicofactoren zijn licht en verlichting, stalklimaat, voergift in de zoogperiode én in het begin van de dracht, lichaamsconditie van de zeug en ten slotte groepshuisvesting, vooral met stabiele groepen. Maar alle aspecten die eerder in dit artikel zijn genoemd, kunnen meespelen bij verwerpen in de vroege dracht. Juist omdat die vroege dracht een gevoelige periode is, waarin het gemakkelijker misgaat dan later in de dracht.

Oorzaak zoeken Bij zoeken naar de oorzaak van verwerpen is het allereerst belangrijk om exact in kaart te brengen waar het probleem zit: welk drachtstadium, worpnummers van de betreffende zeugen, verloop in de tijd, relatie met het gedeelte van de stal, enzovoorts. Ga vervolgens alle mogelijke infectieuze én niet-infectieuze oorzaken langs. Na wegstrepen kan uiteindelijk de meest waarschijnlijke oorzaak aangewezen worden. In de praktijk blijkt dat meestal géén infectie te zijn. GD Varken | Maart 2015 |

19


Klinische chemische bepalingen | tekst: Dr Theo Geudeke en dr. Guillaume Counotte

Klinisch chemische bepalingen in

handige pakketten

Bij gezondheidsproblemen kan bloedonderzoek een goed hulpmiddel zijn om de oorzaak te achterhalen. Meestal denken we daarbij aan onderzoek op ziekteverwekkers of afweerstoffen tegen ziekteverwekkers. Maar er zijn nog meer mogelijkheden. Om door de bomen het bos te kunnen blijven zien, heeft de GD een aantal van deze bepalingen samengevoegd in pakketten. In het bloed zitten ontelbare bestanddelen, zoals chemische stoffen (onder andere calcium, ijzer, zink, fosfaat en ureum), eiwitten (albumine en allerlei enzymen), hormonen, witte en rode bloedcellen. Bij stofwisselingsproblemen, maar ook bij infectieziekten, treden vaak veranderingen op in de concentraties en die kunnen een sterke aanwijzing geven voor de oorzaak van gezondheidsproblemen. Omdat er zoveel mogelijkheden zijn, heeft de GD verschillende bepalingen samengevoegd in pakketten. Door de nieuwste laborato-

20

riumtechnieken betekent het toevoegen van extra losse bepalingen aan zo’n pakket vaak maar een kleine verhoging van de prijs. Hieronder volgen enkele van deze pakketten en de betekenis van de onderzoeksresultaten.

Keuze onderzoek Voordat bloedonderzoek gedaan wordt met behulp van de genoemde pakketten, is het verstandig goed te overleggen met de dierenarts welk onderzoek bij een specifiek gezondheidsprobleem nuttig is en

welke dieren het beste onderzocht kunnen worden. Vaak is het de bedoeling om een bedrijfsprobleem te analyseren en niet zozeer een individueel ziek varken. Onderzoek van een individueel dier met ernstige ziekteverschijnselen resulteert vaak in sterk afwijkende bloedwaarden. Maar dat is geen verrassing. Het gaat meestal juist om de dieren die nog niks laten zien. Door die te onderzoeken is na te gaan of daar ook al aanwijzingen zijn voor het ontstaan van gezondheidsproblemen.


Pakket calciummetabolisme

Pakket spierproblemen

(calcium, fosfaat, magnesium, osteocalcin, CTx in diverse varianten) De calciumstofwisseling heeft een belangrijke invloed op de duur van het geboorteproces en het op gang komen van de melkgift. Bij het werpen is calcium van belang voor de werking van de spieren in de baarmoederwand. Voor het starten van de melkproductie is snel en veel calcium en fosfor nodig. Deze kunnen niet alleen uit het voer worden verkregen, daarom worden calcium en fosfor vrijgemaakt uit de reserves in het botweefsel. Er is dus behoefte aan een actieve en flexibele botstofwisseling. Het meten van botopbouw en botafbraak geeft inzicht in de calciumstofwisseling. Osteocalcine is een hormoon dat de botopbouw stimuleert en CTx is een afbraakproduct van botweefsel. In het bijzonder de verhouding van osteocalcine en CTx en de mate waarin die verandert rond het werpen, hangen samen met het werpproces. Met bloedonderzoek voor en na het werpen is het mogelijk om inzichtelijk te maken of het calciummetabolisme rond het werpen goed functioneert. Inzicht in het calciummetabolisme kan ook zinvol zijn als bij groeiende varkens sprake is van te veel kreupelheid.

(CPK, magnesium, GSH-Px) Bewegingsproblemen kunnen behalve door botproblemen of gewrichtsontstekingen, ook veroorzaakt worden door spierproblemen. Onderzoek met behulp van het pakket spierproblemen kan daarin nuttige informatie opleveren. Het spierenzym CPK komt vrij bij forse spierbeschadigingen. Magnesium is van belang in enzymsystemen voor energie-overdracht. Bij een te laag magnesiumgehalte ontstaat overprikkeling van zenuwen en spieren. Spieren gebruiken veel zuurstof. Een klein deel van de zuurstof ‘ontspoort’ en moet worden opgeruimd door bijvoorbeeld het enzym GSH-Px (dat selenium bevat). Dit is dus van belang, net als vitamine E, voor stabiele celmembranen.

Pakket biestvoorziening (totaal eiwit, albumine, IgG, α-, β- en γ-globuline) In dit pakket zitten vooral bepalingen van uiteenlopende eiwitten die te maken hebben met de afweer (immuniteit), zoals immuunglobulinen en albumine. Het kan

gebruikt worden om bloed van biggen te onderzoeken als twijfel bestaat over de biestvoorziening, niet alleen qua hoeveelheid maar ook wat betreft kwaliteit.

Pakket tekorten in de voeding (totaal eiwit, albumine, AST, ureum, creatinine, bilirubine, calcium, magnesium, fosfaat, GSH-Px ,NEFA) Dit pakket omvat uiteenlopende bepalingen die een aanwijzing geven voor tekorten in de voeding. Verhoging van het enzym AST kan bijvoorbeeld een aanwijzing zijn voor een overbelasting van de lever door een energietekort. Een te laag ureumgehalte of te laag totaal eiwitgehalte kunnen wijzen op eiwittekort. Creatinine zegt iets over de nierfunctie, bijvoorbeeld bij vermagerde dieren. Bilirubine is een afbraakproduct van bloed en is laag in geval van bloedarmoede, want dan valt er niet veel bloed af te breken. Een te laag fosfaatgehalte in het serum kan wijzen op een matige voeropname, maar ook op te weinig vitamine D-opname of -aanmaak. GSH-Px zegt iets over de spoorelementenvoorziening.

Pakket energie- en eiwitvoorziening (albumine, AST, ureum, creatinine, bilirubine, calcium, magnesium, fosfaat, NEFA) Het werpproces kost veel energie. Het is dus belangrijk dat de zeug voldoende energie opneemt en dat die via de lever beschikbaar komt. Als de zeug onvoldoende energie uit het voer benut, gaat zij extra vet verbranden en dat geeft mogelijk een extra belasting van de lever. Met bloedonderzoek (NEFA) is te onderzoeken of sprake is van een verstoring van het energiemetabolisme. Albumine wordt gemaakt door de lever en is dus een maat voor het functioneren van de lever. Daarnaast is ook een goede eiwitopname van belang. Bij een lage eiwitopname zal er minder ureum (afbraakproduct van eiwit) in het bloed zitten. Als de lever te lijden heeft onder de verstoorde energiestofwisseling nemen de leverenzymen (AST) in het bloed toe.

Het pakket biestvoorziening kan gebruikt worden om bloed van biggen te onderzoeken bij twijfel over de biestvoorziening.

GD Varken | Maart 2015 |

21


0000000000 - Copyright © 2015 Zoetis Inc. All rights reserved.

DIK TEVREDEN IN DE STAL

VACCINATIE TEGEN BERENGEUR EN BERENGEDRAG: VARKEN BLIJ, BOER BLIJ.

IMPROVAC® oplossing voor injectie voor varkens •Uitsluitend voor diergeneeskundig gebruik •REG NL 101060-UDD •Werkzame bestanddelen: GnRF analoog-proteine conjugaat: min. 300 ųg •Doeldier: Mannelijke varkens (vanaf 8 wkn oud) •Indicaties: Voor gebruik als een alternatief voor castratie ter vermindering van berengeur na aanvang van de puberteit •Toedieningswijze en dosering: SC in de nek: 2 ds met tenminste 4 wkn interval •Contra-indicaties: Niet gebruiken bij mannelijke fokvarkens en niet bij vrouwelijke varkens •Wachttermijn: 0 dgn •Bijwerkingen: Zwellingen op de injectieplaats kunnen voorkomen. Gedurende 24 u na vaccinatie kan een verhoging van de rectale temperatuur van 0,5 °C optreden. In zeer zeldzame gevallen zijn, direct na 1e vaccinatie, anafylactische reacties gezien •Speciale waarschuwingen & Bijzondere voorzorgen: Het aanbevolen tijdstip voor het slachten is 4 tot 6 wkn na de laatste injectie. Het product mag niet toegediend worden door (mogelijk) zwangere vrouwen. Accidentele zelfinjectie kan bij mensen soortgelijke hormonale effecten veroorzaken als bij varkens •Nadere informatie: zie verpakking/bijsluiter of op aanvraag beschikbaar bij de lokale vertegenwoordiger: Zoetis B.V. Postbus 81055-3009 GB Rotterdam (email: info.nl@zoetis.com).

VOOR DIEREN. VOOR GEZONDHEID. VOOR U.

Zoetis B.V. – Postbus 81055 - 3009 GB Rotterdam – www.zoetis.nl – info.nl@zoetis.com – T 010-40 64 600

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE?

Neem contact op met: Misha Stork T 0314-35 58 32 E misha.stork@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

LV

VERBAKEL BV Plastic & Stainless steel products

Industrieweg 13 Sint-Oedenrode 0413 474036

22


In de rubriek ‘Vraag & Antwoord’ beantwoorden GD-dierenartsen vragen vanuit de praktijk die ons op één of andere manier bereiken.

?

raag: Laatst hoorde ik iets over RT bij dekberen. V Wat is dat?

Antwoord Theo Geudeke RT betekent Reciproke Translocatie. Dat is een aangeboren afwijking die bij varkens heel soms voorkomt (minder dan 1 procent) en die tot gevolg heeft dat dekberen opvallend kleine tomen produceren. Het is een afwijking in de chromosomen van de beer waarbij een gedeelte van het ene chromosoom is verplaatst naar een ander chromosoom (‘translocatie’). Als het sperma van zo’n beer wordt gebruikt, redt gemiddeld ongeveer de helft van de bevruchte eicellen het niet en is de toomgrootte maar acht in plaats van zestien biggen. Omdat het drachtpercentage wel redelijk goed blijft, komt de afwijking pas aan het licht als de tomen geboren worden. KI-beren worden getest op deze afwijking voor ze in gebruik genomen worden.

?

raag: Door een misverstand met een vakantie­ V kracht hebben enkele koppels biggen geen ijzer gekregen. Heeft het zin om bij het spenen alsnog ijzer bij te spuiten?

Antwoord Paul Franssen Nee, dat heeft niet veel zin meer. Tegen die tijd eten de meeste biggen al korreltjes en krijgen ze dus al wat ijzer binnen, afhankelijk van de voeropname. Bovendien gedijen E. coli-bacteriën prima in aanwezigheid van extra ijzer, dus wellicht resulteert ijzer bijspuiten rond spenen zelfs in een verhoogd risico op slingerziekte of speendiarree. Als eerder tijdens de zoogperiode wordt ontdekt dat biggen geen ijzer hebben gehad, kan het wel zinvol zijn om alsnog ijzer bij te spuiten.

?

Vraag & Antwoord

raag: Ik gebruik een uv-lamp om materialen die V het bedrijf op komen te ontsmetten. Kan ik die ook gebruiken voor de geleverde zakjes KI-sperma?

Antwoord Tom Duinhof Uv-licht is schadelijk voor sperma, dus dat is niet verstandig. De kans dat de buitenkant van de zakjes of tubes is besmet is klein. Maar als men echt alle risico’s wil vermijden, is schoonmaken met bijvoorbeeld alcohol een mogelijkheid. Het is belangrijk om te allen tijde te voorkomen dat een desinfectiemiddel in contact komt met het verdunde sperma. Verdund berensperma is een uiterst kwetsbaar product.

?

raag: Ik vermoed dat mijn (biologische) varkens V vlekziekte hebben. Hoe kan ik dat testen?

Antwoord Peter van der Wolf Om te achterhalen of de varkens vlekziekte hebben, kunt u een (gestorven) varken voor sectie insturen. De patholoog kan dan vaststellen of sprake is van inwendig typische verschijnselen en eventueel kan de bacterie gekweekt worden. Bloedonderzoek is niet erg betrouwbaar. De vlekziektebacterie komt uitgebreid voor en de kans dat een varken vroeg of laat tegen de kiem aanloopt is groot. Entingen overslaan is dus onverstandig. Zieke dieren kunnen met penicilline behandeld worden.

Ook een vraag? Laat het ons weten en mail uw vraag naar redactie@gddiergezondheid.nl onder vermelding van Vraag & Antwoord GD Varken.


Aandacht voor detail Gerco Toonk Gerco Toonk en zijn vrouw Angela houden op hun vermeerderingsbedrijf in Zelhem 560 Topigs 50-zeugen. Gemiddeld krijgen de zeugen 13,7 levend geboren biggen per worp en het percentage herdekkingen is 4,6 procent.

Conditie van de zeugen “Voor een hoog drachtigheidspercentage is het belangrijk om het verloop van de conditie van de zeugen goed in de hand te houden. Vooral in de kraamperiode willen we het conditieverlies zoveel mogelijk beperken. Als de zeugen eenmaal geïnsemineerd zijn, is het belangrijk om ze weer vlot te laten herstellen. Vanaf vier dagen na insemineren lopen de zeugen in groepshuisvesting. We hebben voerligboxen met uitloop, dus individueel sturen op de voergift in de dracht is niet echt makkelijk.”

Meten is weten Om goed zicht te houden op het conditieverloop meet Gerco bij alle zeugen de rugspekdikte rond het werpen en bij het dekken. In 2014 waren de gemiddelde waarden van die twee metingen 17,2 en 13,4 millimeter. Het gemiddelde spekdikteverlies in de zoogperiode bedraagt dus 3,8 millimeter. Dat is keurig, maar zeker zo belangrijk is de spreiding in die percentages. Als er te veel extreme spekdiktes voorkomen, is dat niet gunstig. Het liefst zou Gerco ook nog een weegbrug installeren in de gang naar de kraamstal om de gewichten van de zeugen te meten. De combinatie van spekdikte en gewicht geeft immers een nog beter beeld, maar ja ’weet jij een sponsor voor me?’

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.