De Gezondheidsdienst voor Dieren Nieuwsbrief voor practici • jaargang 18 • DECEMBER 2012
12
Veterinair
Resistentie voor triclabendazol breidt zich uit
Zoals eind november via diverse kanalen gemeld, heeft de Werkgroep Leverbotprognose definitief vastgesteld dat vooral in de leverbotgebieden in West-Nederland een zware leverbotinfectie is afgezet op het gras. Daarnaast constateert de werkgroep een duidelijke toename van het aantal bedrijven waarop zich leverbot resistentie voor triclabendazol (TCBZ) heeft ontwikkeld. In oktober zijn meerdere meldingen binnengekomen van bedrijven waar problemen met leverbot werden gediagnosticeerd, ondanks dat de schapen recent waren behandeld met TCBZ. Inmiddels is resistentie voor TCBZ aangetoond in gebieden waar dit niet eerder het geval was. Het ligt voor de hand dat in een jaar waarin een hevige leverbotinfectie wordt verwacht, ook sneller bedrijven met resistentie worden gezien. Mogelijk was de resistentie in de voorafgaande jaren al aanwezig, maar werd deze door mildere infecties niet zichtbaar. Het grote probleem voor bedrijven met TCBZ-resistentie is dat de gevoeligheid voor TCBZ niet terugkeert en dat een andere werkzame stof, closantel, niet de jongste larvale stadia van de leverbot bestrijdt, waardoor dus
alsnog problemen met acute leverbot kunnen voorkomen. Managementmaatregelen zijn in deze gevallen essentieel om de infectie binnen de perken te houden. Daarnaast moeten schapen, wanneer een behandeling nodig is, worden behandeld met een goed werkzaam middel voor het juiste gewicht en met een drenchapparaat dat is gekalibreerd. Dierenartsen en -houders worden geadviseerd om in geval van verdenking van leverbot aanvullend onderzoek te laten verrichten en gevraagd om verdenkingen van resistentie voor TCBZ te melden bij de Veekijker Kleine Herkauwers (0900-7100000, optie 3). Drs. René van den Brom, dierenarts kleine herkauwers
Recente diarreeproblematiek bij melkkoeien De afgelopen weken is de GD Veekijker veelvuldig gebeld over bedrijven met diarreeproblemen bij melkkoeien. Hierbij gaat het regelmatig om een koppel gezonde koeien zonder koorts, waarvan een groot deel zeer dunne diarree en productiedaling heeft. Bij diarree op koppelniveau moet gedacht worden aan: BVD, salmonellose, winterdiarree, schmallenbergvirusinfectie (SBV), distomatose, parasitaire enteritis, coccidiose, rantsoensamenstelling/ overgangen, pensverzuring, opname schimmels, intoxicaties (bv Jacobskruiskruid, zoutintoxicatie) en deficiënties (o.a. koper). Het advies is om de veehouder te laten controleren of er inderdaad geen sprake is van koorts. Ook is het belangrijk de anamnese uit te diepen door o.a. in kaart te brengen om welke pariteiten en lactatiestadia het gaat, of de problemen ook bij jongvee en/of droge koeien spelen, of er recent rantsoenwijzigingen zijn geweest en of er bijvoorbeeld nieuwe partijen voer in gebruik zijn genomen. In geval van koorts in combinatie met diarree is het belangrijk een uitbraak van BVD of salmonella
uit te sluiten. Wanneer BVD en salmonella zijn uitgesloten, zou de veehouder virusonderzoek kunnen laten doen op SBV. Om in 2012 nieuwe infecties met SBV op te sporen, heeft de GD een pilot lopen om per UBN SBV-onderzoek te doen via PCR op serumbloedmonsters van twee dieren in de acute fase. Deze monsters zijn in overleg met de Veekijker in te sturen. Tot op heden zijn er geen aanwijzingen dat een nieuwe SBV-infectie een rol speelt bij deze diarreeproblematiek. Gezien de massale afweer die vorig jaar is opgebouwd tegen SBV in vrijwel alle delen van Nederland, is dit ook niet in de lijn der verwachting. U wordt vriendelijk gevraagd om dergelijke problemen te blijven melden bij de GD Veekijker (0900-7100000). Drs. Sanne van Dijken, rundveedierenarts
Openingstijden GD tijdens de feestdagen
De GD is gesloten op 25 en 26 december en op 1 januari. In de nacht van 25 op 26 december, 26 op 27 december en in de nacht van 31 december op 1 januari worden geen monsters opgehaald door TNT bij de praktijk. In de nacht van 24 op 25 december en in de nacht van 1 op 2 januari worden de monsters wel opgehaald en zullen deze naar GD gebracht worden. Houdt u echter wel rekening met mogelijk langere doorlooptijden in verband met sluiting tijdens de feestdagen. GD Veterinair | december 2012 |
1
Drs. Christian Scherpenzeel Rundveedierenarts
“Van preventief naar selectief” Het onderzoek "selectief droogzetten bij melkvee" is afgerond. Een omvangrijk onderzoek met een grote logistieke uitdaging en zorgvuldige samenwerking met veehouders en dierenartsen. Met behulp van een split-udder design is onderzoek gedaan naar de effecten van selectief droogzetten en welke bedrijfs-, koeen kwartierfactoren dit beïnvloedt. Achterliggende doel was het reduceren van antibioticumgebruik zonder een onacceptabele toename van mastitis. Op 97 melkveebedrijven zijn 1.657 laag celgetal-dieren (koeien onder de 250.000 cellen/ml en vaarzen onder de 150 op laatste MPR voor droogzetten) anderhalf jaar nauwkeurig gevolgd. Belangrijkste conclusie is dat selectief droogzetten leidt tot een afname van antibioticumgebruik en een toename van mastitis. De impact blijkt samen te hangen met de uiergezondheids situatie en de bedrijfsvoering. Droogzetantibiotica hebben een gunstig effect. Op goed gemanagede bedrijven zijn de negatieve gevolgen van selectief droogzetten (meer mastitis) echter minder groot, waarbij wel een substantiële vermindering van de DD/ DJ kan worden bereikt. Selectie van de juiste dieren kan daarnaast het aantal extra gevallen van mastitis reduceren; vaarzen onder de 150.000 cellen/ml en koeien onder de 50.000 cellen/ml op de laatste MPR voor droogzetten, zonder antibioticum droogzetten lijkt een aannemelijk scenario. Deze MPR is bij voorkeur echter niet ouder dan 4 weken. Met dit grootschalige onderzoek maken we opnieuw gezamenlijk een grote stap richting een verantwoorder en terughoudender antibioticumgebruik in de veehouderij; van preventief naar selectief.
2
Diagnostiek van diarreeklachten die kunnen duiden op Ileïtis Het percentage varkensbedrijven in Nederland dat is besmet met Lawsonia intracellularis, de bacterie die de darmaandoening Ileïtis veroorzaakt, ligt waarschijnlijk boven de 90%. Bij klinische klachten is het advies om een PCR-test te doen. Op besmette bedrijven varieert het percentage dieren met Ileïtis. Bij biggen van ±10 weken oud is de seroprevalentie het laagst (10%) en bij zware vleesvarkens en zeugen het hoogst (>80%). Diagnostiek om te bepalen of een zeugenbedrijf besmet is, heeft meestal weinig zin. Wel kan het zinvol zijn om te weten of bijvoorbeeld opfokgelten seronegatief en dus gevoelig zijn, zodat men weet of preventieve maatregelen (zoals vaccinatie) gewenst zijn. Bij de in gebruik zijnde ELISA–test is het goed om te weten dat de specificiteit matig is. Een negatief testresultaat zegt dan ook meer dan een positief resultaat. Bij de diagnostiek van diarreeklachten die kunnen duiden op Ileïtis, is een PCR de aangewezen test. Bij afwezigheid van klinische klachten heeft een PCR weinig zin, aangezien enerzijds veel bedrijven besmet zijn en anderzijds de uitscheiding van Lawsonia intracellularis zelden hoog is. De PCR is zeer specifiek. De gevoeligheid van de PCR is o.a. afhankelijk van de kwaliteit van het monster. De detectiegrens is 1.000 organismen per gram materiaal. De test maakt geen verschil tussen vaccin- en veldisolaten. Een positieve testuitslag duidt op een acute infectie: uitscheiding vindt plaats vanaf 7 dagen tot enkele weken na infectie. De diagnose kan bevestigd worden door histologisch onderzoek. Slachtlijnonderzoek is aspecifiek. Verdikte ilea zijn wel een aanleiding om nader histologisch onderzoek in te stellen. Dr. Theo Geudeke, varkensdierenarts
Start georganiseerde bestrijding Ms De toegenomen klinische en economische relevantie van Mycoplasma synoviae (Ms)-infecties bij commercieel pluimvee wordt zowel in Nederland als inter nationaal erkend. Aanleiding voor het PPE om per 1 januari 2013 te starten met een georganiseerde, sectorbrede Ms-monitoring. Bij de bestrijding van Ms wordt de bestrijding van M. gallisepticum (Mg), vanwege het succes ervan, als voorbeeld genomen. Echter, omdat het percentage met Ms besmette pluimveebedrijven nog hoog is, zijn aanpassingen in het bestrijdingsprogramma voor Ms in de aanvangsperiode noodzakelijk. De bestrijding van Ms zal in de aanvangsperiode uit de volgende onderdelen bestaan: • Een sectorbrede monitoring om Ms-besmette pluimveekoppels te identificeren. Hierdoor is het mogelijk om (1) besmette koppels, materialen en broed (eieren) te kanaliseren, (2) geografische risico’s in te schatten en (3) Ms-besmettingsrisico’s van en voor verschillende pluimveecategoriëen in te schatten. • Het voorkómen van de insleep van Ms vanuit de omgeving door het verbeteren van de bedrijfshygiëne. Alle bloedmonsters, onderzocht in het kader van de bestaande Mg-monitoringsprogramma’s, zal de GD in 2013 ook onderzoeken op Ms. Als eerste zal geïnventariseerd worden in hoeverre Ms fluctueert bij koppels pluimvee. Er worden vooralsnog geen maatregelen verplicht gesteld. Aan de hand van het resultaat van de monitoring in 2013 zal worden bezien of, en zo ja welke, aanvullende maatregelen genomen moeten worden. Dr. Anneke Feberwee, pluimveedierenarts
Rol dierenarts bij CEM- en spermaonderzoek In het kader van de certificering hengstenhouderij moet jaarlijks voorafgaand aan het dekseizoen CEM- en spermaonderzoek worden uitgevoerd. Een hengst mag pas worden ingezet voor de dekdienst als de uitslagen van de onderzoeken goed zijn. Dierenartsen hebben een belangrijke rol in de procedure van bemonstering en het versturen van de monsters. Spermaonderzoek wordt uitgevoerd bij SWS-, BKI- en natuurlijk dekkende hengsten. CEM-onderzoek wordt gedaan bij SWS-, BKIhengsten en bokmerries. Wanneer u monsters heeft ingezonden, ontvangt u ook de uitslagen van het CEM- en spermaonderzoek. Zo kan het PVV verifiëren of de monsters daadwerkelijk door u als dierenarts zijn ingezonden en op basis van de uitslag kunt u de hengstenhouder adviseren. Procedure bemonstering Voor CEM-onderzoek geldt dat u bij elke KI-hengst één swab uit de sinus van de fossa urethralis neemt en bij bokmerries één swab uit de fossa clitoridis. Voor spermaonderzoek geldt dat u: • toeziet op het vangen van het sperma; • de identificatie van de hengst verifieert aan de hand van de chip; • de werkwijze beoordeelt ten aanzien van de bepaling van de hoeveelheid slijmvrij sperma, de concentratie, de beweeglijkheid, het maken van een uitstrijkje (BKI en ND) en de berekening van het TNB (SWS) op het moment van verzending; • het inzendformulier volledig invult, ondertekent en gezamenlijk met de monsters opstuurt naar de GD.
Bij SWS-hengsten neemt u per hengst één inseminatiedosis, nadat deze op uw station is beoordeeld en verwerkt. Voor BKI-hengsten en natuurlijk dekkende hengsten geldt de volgende werkwijze: • Neem enkele milliliters onverdund sperma, voor de concentratiebeoordeling. • Neem enkele milliliters verdund sperma, voor het bacteriologisch onderzoek. • Maak twee uitstrijkjes van een druppel vers sperma met een aniline blue eosine kleurstof, voor het morfologisch onderzoek. Verzenden van de monsters CEM-monsters kunt u verzenden naar: GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer. Spermamonsters kunt u sturen naar: GD, p/a Stellingenweg 10, 8474 EA Oldeholtpade. Op www.gddeventer.com (kijk bij ‘paard voor dierenarts’ onder ‘nieuws’) vindt u meer informatie over het bestellen van monstermaterialen en het verzenden van monsters. Hier kunt u ook de inzendformulieren downloaden. Dr. Thomas Dijkstra, specialist fertiliteit
Ziekte van Gumboro steekt de kop weer op Sinds 1 oktober zijn er 15 uitbraken van de Ziekte van Gumboro gemeld bij de GD. Alle meldingen waren afkomstig van bedrijven met vleeskuikens. Van één bedrijf met een uitbraak zijn bursa’s opgestuurd naar de GD. Hierin kon de zeer virulente DV86-stam worden geïsoleerd. De in Nederland beschikbare vaccins zijn in staat te beschermen tegen deze stam. Vaccinatie is zinvol, mits vakkundig en op het juiste tijdstip uitgevoerd. Bloedonderzoek (van minimaal 18 dieren) is een belangrijk hulpmiddel om de optimale leeftijd(en) waarop het koppel kan worden gevaccineerd te bepalen. Hierbij wordt bepaald op welke leeftijd het vaccin door de maternale immuniteit heen breekt. In gebieden met uitbraken hebben ‘hetere’ Gumboro vaccins de voorkeur boven ‘normale’ Gumborovaccins omdat deze bij jongere dieren kunnen worden toegepast. Bij de interpretatie van de individuele titers moet niet alleen naar de hoogte, maar ook naar de spreiding van de titers worden gekeken. Hulpmiddel hierbij kan zijn om te kijken na hoeveel dagen 75- en 25% van het koppel entbaar is. Is dit interval groot, dan wordt twee keer enten geadviseerd. Bij de eerste enting heeft een deel van de kuikens op dat moment een te hoge antilichaamtiter waardoor het vaccin wordt geneutraliseerd. Tijdens de tweede enting zijn de antilichaamtiters lager, waardoor deze dieren wel entbaar zijn. Vaccinatie volgens een entadvies biedt echter geen 100% garantie dat er geen Gumboro-uitbraak meer op een pluimveebedrijf optreedt. Het werkelijke aantal Gumboro-uitbraken zal waarschijnlijk hoger liggen dan de genoemde 15 omdat niet alle uitbraken bij de GD worden gemeld. Om een vinger aan de pols te blijven houden is
het belangrijk om Gumboro-uitbraken te blijven melden. Via de Gumboro EWS-lijsten wordt u dan op de hoogte gehouden van de laatste uitbraken. Gert Jan Boelm, pluimveedierenarts
Wijzigingen energiepakketten Per 1 januari 2013 biedt de GD voor melkvee één pakket aan voor de diagnostiek van leververvetting en één pakket voor de diagnostiek van de energiestatus. Voor de diagnostiek van leververvetting is er pakket P230 (bestaande uit de bepalingen AST, GLDH, bilirubine, NEFA en Ureum). Het advies hierbij is om onderzoek te doen bij minimaal 5 koeien tussen 2 weken voor tot 2 weken na afkalven met uitzondering van 1 dag voor tot 1 dag na afkalven. Voor de diagnostiek van slepende melkziekte is er pakket energiestatus P228, bestaande uit BHBZ en Ureum. Hierbij wordt geadviseerd minimaal 5 dieren tussen 5-50 dagen lactatie te onderzoeken. Per 1 januari 2013 komen de pakketten P400 (Energiestatuspakket beperkt) en P401 (Leververvettingspakket beperkt) te vervallen.
GD Veterinair | december 2012 |
3
Nieuws en mededelingen Uitfasering oude swabs Mycoplasma PCR
Online nascholing paard geaccrediteerd!
Anderhalf jaar geleden heeft er bij de GD een belangrijke verandering in het PCR-onderzoek naar aviaire Mycoplasma plaatsgevonden. Hierdoor kon het tarief sterk gereduceerd worden (€ 39,60 i.p.v. € 57,20 per pool van 6). De nieuwe methode vraagt wel om een ander type swab, uitgevoerd met een aluminium draad en kleine punt (b.v. Medical Wire MW142, GD bestelnr. VLDIS455-2). Andere swabs werden tot op heden nog in behandeling genomen, maar hier komt per 1 januari 2013 verandering in: alle swabs anders dan de VLDIS455-2, die worden ingezonden voor de M.g., M.s. of M.m. PCR, worden dan niet meer onderzocht.
Onlangs heeft de GD van de Technische Commissie Paard het bericht ontvangen dat de online GD-cursus ‘Bedrijfsgebonden neurologische aandoeningen bij het paard’ (nog steeds te volgen via www.vettalks.nl) als allereerste e-learning methode voor dierenartsen is geaccrediteerd met een half dagdeel. Alle dierenartsen die de online nascholing live of ‘on demand’ tot en met de eindtoets hebben gevolgd, hebben recht op accreditatie van dit dagdeel en ontvangen hiervan bericht. Wie de cursus nog niet heeft gevolgd, maar dat wel wil, kan op www.gddeventer.com (kijk onder ‘nieuws’ bij ‘paard voor dierenarts’) meer informatie vinden over de inhoud van de cursus en aanmelden.
Nieuwe versie van BGP in VeeOnline Per 20 november is het bedrijfsgezondheidsplan (BGP) in VeeOnline vernieuwd. In de nieuwe versie heeft u bij het invoeren van de kengetallen de keuze uit het invullen van percentages of aantallen. Kiest u voor aantallen, dan worden de percentages automatisch ingevuld en andersom. Daarnaast kunt u op elke pagina aandachtspunten toevoegen die automatisch terugkomen bij de actiepunten. Ook kunt u uw eigen logo op de plannen en op de stalkaarten plaatsen. Met de nieuwe versie werkt u nog efficiënter en houdt u gemakkelijk het overzicht. Heeft u al eerder BGP’s aangemaakt op VeeOnline? Dan ziet u bij het aanmaken van een nieuw plan de informatie uit het oude BGP er direct naast staan en kunt u gemakkelijk evalueren. Op www.gddeventer.com vindt u (onder ‘Rund voor dierenarts’) meer informatie en een handleiding van de nieuwe BGP-module.
Redactie Guillaume Counotte Linda van Duijn Theo Geudeke Catholine Koster Helen de Roode Thijs Roumen Christiaan ter Veen Erik de Vries ISSN 1388-4042 Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van de GD.
Prepress en productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem Basisontwerp de PLOEG communicatie Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem
Sneller en voordeliger telefonisch contact met de GD De GD is nu nog sneller en voordeliger te bereiken via haar algemene telefoonnummer 0900 – 1770. Doordat de entreeboodschap is ingekort, kunt u vrijwel direct voor de betreffende diersoort kiezen. Daardoor bereikt u sneller de juiste GDmedewerker. Ook belt u het algemene nummer van de GD nu tegen het doorgaans voordelige lokale tarief. Datzelfde geldt voor het telefoonnummer van de Veekijker: 0900-7100000.
Faecesonderzoek leverbot specifieker en goedkoper Voor leverbotmestonderzoek (W1404) is door de GD een gemodificeerde Dorsman-methode ontwikkeld die zeer specifiek het aantal leverboteieren per gram faeces weergeeft. De verbetering en aanpassing van de onderzoeksmethode maakt dat het onderzoek een stuk voordeliger kan worden aangeboden; u betaalt slechts € 24,- (excl. btw en basiskosten). Dit faecesonderzoek is vooral zeer geschikt voor onderzoek naar leverbotresistentie. Mestonderzoek op het moment van behandelen en 2 weken na behandelen, geeft een goed beeld van de aanwezigheid van leverbotresistentie. Een goed onderzoek naar leverbot resistentie kan veel schade en slachtoffers voorkomen.
Drukwerk Senefelder Misset Doetinchem
Verruiming van sectieonderzoek varkens mogelijk
Uitgever GD Deventer
Dankzij aanvullende financiering van het PVV en het ministerie van EL&I is het tarief voor sectieonderzoek bij de GD relatief laag. De informatie wordt immers benut voor de diergezondheidsmonitoring die de GD doet in opdracht van het PVV en het EL&I. Ter verbetering van de dienstverlening is het vanaf heden mogelijk om voor ingezonden varkens een aantal extra (buiten de monitoringsdoeleinden vallende) vervolgonderzoeken aan te vragen. Dat betekent echter ook extra kosten. Voor overleg over extra onderzoek kunt u altijd contact opnemen met de Veekijker Varken (0900-7100000, optie 2). Voor meer informatie en inzendformulieren: www.gddeventer.com.
Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar
Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddeventer.com, info@gddeventer.com Alle genoemde tarieven zijn exclusief BTW en basiskosten. De Gezondheidsdienst voor Dieren