Samen werken aan diergezondheid NIEUWSBRIEF VOOR PRACTICI • JAARGANG 20 • JUNI 2014
06
Bij een groep vaarzen met klinische klachten van een longworminfectie, zijn de longwormlarven van Dictyocaulus viviparus aangetoond. De larven werden gevonden na onderzoek op mestmonsters van melkvaarzen, van een bedrijf in Drenthe waar de koeien werden geweid. De diagnose komt extreem vroeg in het weideseizoen, omdat klinische longworminfecties normaal gesproken pas vanaf midden augustus optreden. Omdat het zo kort na het uitscharen gebeurt, moet gedacht worden aan een besmetting met op het land overwinterde longwormlarven. Normaal overwinteren ze in een koe die drager is. Deze bevestigde diagnose is een indicatie dat ook op andere bedrijven al met longworminfecties rekening gehouden moet
worden. Het jaar 2014 is tot nu toe zeer zacht geweest, met een zachte winter en een vroeg en relatief warm voorjaar. Dus het advies aan praktiserende dierenartsen is om in verdachte gevallen zeker longworminfecties in de differentiaaldiagnose op te nemen. De verdenking van longworm kwam tot stand omdat er op het bedrijf meer dan tien dieren waren met klachten als koorts en hoesten en omdat er productieproblemen waren. Dr. Menno Holzhauer, rundveedierenarts
Tularemie en CL bij schapen kunnen op elkaar lijken
Veterinair
Nu al eerste bevestigde longworminfectie
De klinische verschijnselen van tularemie bij schapen lijken op die van caseous lymfadenitis (CL). Typisch voor beide aandoeningen zijn gezwollen lymfklieren. Let daarom goed op als een dier deze symptomen heeft. Tularemie is een zoönose veroorzaakt door de bacterie Francisella tularensis. Deze aandoening is in Nederland voor het eerst beschreven in 1953 en daarna zijn tot 2011 geen gevallen bij mens en dier bevestigd die in ons land waren opgelopen. In 2011 werd tularemie vastgesteld bij een man die de infectie waarschijnlijk in Nederland had opgelopen. Daarna werden nog vier gevallen bij mensen vastgesteld, in september 2013 in Limburg, in maart 2014 in Zeeland en in april 2014 in Noord-Groningen. Vervolgens werd in april 2014 tularemie aangetroffen bij een haas in het midden van Nederland. Hoewel veel verschillende diersoorten een besmetting met F. tularensis kunnen oplopen, komt de ziekte vooral voor bij knaagdieren en haasachtigen. Tot nu toe zijn in Nederland geen
gevallen bij schapen vastgesteld, maar in een besmette omgeving kunnen ook die een infectie oplopen. Geïnfecteerde schapen hebben koorts en zijn algemeen ziek. Soms is sprake van diarree. Infectie van de longen kan zich uiten als een longontsteking. Kenmerkend is de aantasting van lymfklieren met zwelling en abcedering. Ook kan een leverontsteking voorkomen met haarden van weefselverval. Bij schapen met gezwollen lymfklieren staat CL bovenaan in de differentiaaldiagnose. Het is niet uitgesloten dat tularemie aan dat lijstje moet worden toegevoegd. Wilt u bij twijfel contact met ons opnemen? Dr. Piet Vellema, veterinair specialist kleine herkauwers
Nieuwe brochure UGA
Er is een nieuwe overzichtsfolder beschikbaar van UGA, de uiergezondheidsaanpak van de GD. In de brochure, die is verspreid met de GD Herkauwer van mei, staan alle producten en diensten van UGA overzichtelijk op een rij. U kunt de folder aanvragen via 0900-1770 (optie 1) of downloaden via www.gddiergezondheid.nl/uga. GD Veterinair | juni 2014 |
1
Ir. Lotte Roos Productmanager monitoring rund
Samenwerken voor behoud brucellosevrij status In het boek Veterinary Medicine vindt u over Brucella abortus het volgende: ‘In 1985 (moet zijn: 1897, red.) beschreef professor L.F. Benhard Bang (…) een ziekteverwekker die geïsoleerd werd uit runderen: Bacillus abortus.’ De naam werd later veranderd in Brucella abortus, maar de verbinding met professor Bang is altijd gebleven in de naam abortus Bang. Daarnaast vermeldt het boek dat Brucella abortus wereldwijd nog steeds als een belangrijke zoönose wordt gezien. Gelukkig heeft ons land al sinds 1 augustus 1999 de officiële vrij-status voor brucellose. Controle daarop vindt al jaren plaats door het verplicht tappen van ‘verwerpersbloedjes’. Al die tijd werken veehouders mee aan deze controle door het melden van verwerpers aan hun dierenarts, en u werkt mee door bloed te tappen en de monsters op te sturen naar de GD. De uitbraak in België in 2012 heeft duidelijk gemaakt dat een jarenlange brucellose-vrij status niet betekent dat brucellose niet meer kan voor komen. Het onderzoeken van verwerpersbloedjes op brucellose blijft dan ook van groot belang. Visite, bloedtappen en onderzoek op brucellose zijn kosteloos. Het verwerpersbloedje biedt daarnaast de mogelijkheid om onderzoek te laten doen naar andere infectieuze oor zaken van verwerpen, zoals Neospora, Salmonella, leptospirose, IBR en BVD. Bij deelname aan de vrijwillige diergezondheidsprogramma’s, doen we dit op een deel van deze ziekten automatisch en zonder kosten. Zo werken we samen aan het behoud van de brucellose-vrij status en vergroten we tegelijkertijd de kans op het achterhalen van de oorzaak van verwerpen op een bedrijf.
2
Resistentiepatronen bacteriële varkenspathogenen In naar de GD ingezonden materiaal, zoals sectie-inzendingen en orgaanmateriaal uit mestmonsters, worden vaak bacteriële ziekteverwekkers gekweekt waarvan de antibioticumgevoeligheid wordt bepaald. De GD heeft overzichten gemaakt van de percentages resistente bacteriën uit secties. De tabellen, te vinden op de website van de GD, bestrijken de periode 2010 tot en met 2013. Tot het vierde kwartaal van 2012 heeft de GD gebruik gemaakt van de agardiffusiemethode. Hierna zijn we overgestapt op de microbouillonverdunningsmethode waarmee de MIC (minimal inhibiting concentration) wordt bepaald. Dat heeft geleid tot een breder palet aan werkzame stoffen in het antibioticumgevoeligheidsonderzoek. De per kiem weergegeven antibiotica zijn zoveel mogelijk gebaseerd op het Formularium Varken van de KNMvD. Een ander gevolg van de gewijzigde methode van onderzoek is dat het percentage ongevoelige bacteriestammen in sommige gevallen dramatisch lijkt te zijn gewijzigd. Dat kan het gevolg zijn van het feit dat voorheen als intermediair gevoelig aangemerkte stammen nu net wel of juist niet als resistent worden beschouwd. De stijging van bijvoorbeeld het percentage colistine- en spectinomycine-ongevoelige E. coli- en Salmonella-isolaten hangt waarschijnlijk deels samen met de overstap op de MIC-methode, maar dit signaal vraagt wel om oplettendheid. Zie voor de complete tabellen www.gddiergezondheid.nl/dapcontact. Dr. Jobke van Hout, varkensdierenarts
Drinkwaterkwaliteit in pluimveestallen Hoewel de drinkwaterkwaliteit in de pluimveestallen inmiddels fors is toegenomen, is er nog steeds ruimte voor verbetering. Als het water niet goed is, dan komt dat meestal door een te hoog ijzergehalte of een te hoog kiemgetal. Een hoog ijzergehalte wijst op technische problemen met de installatie, een verhoogd kiemgetal op verontreiniging. Naast het kiemgetal is ook de hoeveelheid schimmels en gisten in het water van belang voor de microbiële waterkwaliteit. Omdat vaak bacteriedodende middelen aan het drinkwater worden toegevoegd kan het kiemgetal laag zijn, maar het aantal schimmels/ gisten hoog. Dit water is ook ongeschikt voor pluimvee. Incidenteel komen bij de GD vragen binnen over te zacht drinkwater, met name wanneer een onthardingsinstallatie wordt gebruikt. Als drinkwater zeer zacht is (lager dan 4°D), wordt de smaak negatief beïnvloed. De meeste onthardingsinstallaties zijn niet regelbaar, maar het is wel mogelijk om een regelbare ringleiding om de onthardingsinstallatie te plaatsen. De hardheid kan dan worden geregeld door de verhouding tussen onthard en normaal drinkwater aan te passen. Bij onthardingsinstallaties die gebaseerd zijn op zout is het ook belangrijk om het natriumgehalte in de gaten te houden. Drs. Christiaan ter Veen, pluimveedierenarts
Helpdesk Paard voor dierenartsen Op initiatief van de Sectorraad Paarden (SRP), de Groep Geneeskunde Paard (GGP) en het Ministerie van Economische Zaken (EZ) is gestart met de Helpdesk Paard. Deze helpdesk is bedoeld om dierenartsen te voorzien van actuele informatie en advies over infectieziekten. Tegelijkertijd biedt het centrale telefoonnummer de mogelijkheid om informatie uit het veld snel te bundelen zodat de sector, indien nodig, direct stappen kan ondernemen. De Helpdesk Paard is op kantooruren bereikbaar via 0900-7100 000 (optie 5). Tussen 15.00 en 17.00 uur is het mogelijk om direct met een specialist te spreken. De helpdesk wordt bemand door specialisten van de GD, de Faculteit Diergeneeskunde en het Centraal Veterinair Instituut. Aanleiding voor het opstarten ervan is dat het voor dierenartsen anders onmogelijk is om altijd goed op de hoogte te zijn van de laatste inzichten over infectieziekten. Bovendien verspreiden infectieuze ziekten zich vaak heel snel. Om tijdig te kunnen anticiperen en de juiste (preventieve) maatregelen te treffen, dienen de betrokkenen vanaf de eerste ontdekking snel te kunnen schakelen. Die snelheid en accuraatheid in het proces misten nog.
Voor en door dierenartsen De helpdesk is in eerste instantie opgezet voor en door dieren artsen. Prioriteit is dat dierenartsen vaker dan voorheen onderling informatie delen en dat zij kunnen sparren als daar behoefte aan is. Niet alleen voor bekende infectieziekten is het zaak om te bellen. Ook bij (verdenkingen van) infectieziekten die nog niet in Nederland voorkomen is het cruciaal om er in een vroeg stadium over te communiceren, zodat dierenartsen weten op welke symptomen ze dienen te letten. Bij verdenkingen van infectieziekten die door de wet opgenomen zijn in artikel 15 of artikel 100 van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren, dienen dierenartsen primair contact op te nemen met de NVWA. De informatie uit de telefoongesprekken, zoals de anamnese, de symptomen, het gegeven antwoord en de locatie/regio, wordt centraal geregistreerd. Met deze data worden trendanalyses uitgevoerd. Drs. ing. Emiel Schiphorst, marktmanager paard
Door het oog van de patholoog Locomotieproblemen bij varkens staan bovenaan in de top tien van vragen die de GD Veekijker krijgt. Bij een aantal van deze gevallen is het nodig om varkens in te sturen voor postmortale diagnostiek. Wat betreft informatievoorziening lopen de anamneses vaak erg uiteen. Van ‘kreupel’ of ‘vitaminestatus?’ tot een zeer uitgebreide casuïstiek. Bij kreupelheid beoordelen we allereerst de gewrichten, om te bepalen of er een ontsteking of overvulling aanwezig is. Als er sprake is van botproblemen hebben we de mogelijkheid om naast macroscopisch onderzoek ook microscopie in te zetten. Botten vragen een langere voorbereiding dan weefsels van andere organen. Allereerst zagen onze sectiezaalmedewerkers de botten vakkundig met een grote lintzaag, rekening houdend met gewrichtsoppervlakken en groeischijven. Dit materiaal wordt vervolgens in het histopathologisch laboratorium met een speciale diamantzaag in dunne plakjes gezaagd, waarna het weefsel in een ontkalkingsvloeistof gaat. Dit is nodig om het weefsel snijdbaar te maken zodat goede coupes vervaardigd kunnen worden voor microscopisch onderzoek. Het ontkalkingsproces kan enkele dagen tot weken duren. Een nadeel van het ontkalken is echter dat
de benodigde zuren een negatief effect hebben op de morfologische kwaliteit van het weefsel. Toch zijn er nog vele defecten te beoordelen, zoals een verstoring van de enchondrale ossificatie (zowel articulair, epifysair en in de groeischijven), toegenomen botresorptie en botcysten met botnieuwvorming of osteomyelitis. In een aantal gevallen levert het uitgebreide onderzoek aanvullende informatie op over de botkwaliteit, de gewrichten en de groeischijven, maar ook een beeld met weinig bijzonderheden kan sturing geven aan verdere diagnostische en behandelmethoden. Hoe beter de klinische problemen beschreven zijn bij het insturen, des te gerichter kunnen wij ons onderzoek doen. Kortom: microscopie van botweefsel is arbeidsintensief en de uitkomst hiervan is niet los te zien van de kliniek. Drs. Sylvia Greijdanus – van der Putten, veterinair patholoog
GD Veterinair | juni 2014 |
3
Nieuws en mededelingen Antwoordkaart dé Mineralencheck
Ontmoet ons op de NRM
Een groot aantal melkveehouders heeft onlangs een antwoordkaart van de GD ontvangen waarmee men zich kan aanmelden voor dé Mineralencheck. Dit tankmelkonderzoek geeft inzicht de jodium-, koper- en seleniumvoorziening bij melkgevende koeien en kan uitwijzen of koeien te veel of te weinig mineralen opnemen uit het rantsoen. Uitgebreide productinformatie over dit tankmelkonderzoek is te vinden op www.mineralencheck.nl. Via deze website kunnen melkveehouders zich ook aanmelden. Doen zij dit vóór 15 juli, dan ligt de eerste uitslag eind juli/begin augustus al op de mat.
De GD is weer aanwezig op de Nationale Rundvee Manifestatie op 27 en 28 juni in Zwolle. Op onze stand staat deze keer BVD in de schijnwerpers. In de stand zijn deskundigen op het gebied van infectieziekten aanwezig om onder andere het gemak van BVD Oorbiopten uit te leggen en te demonstreren. Om extra aandacht te vragen voor de rol van BVD-virusdragers in de verspreiding van het virus, nodigen wij bezoekers graag uit de ‘dragers’ op onze stand op te sporen en af te voeren. Lukt het u om de drager te vangen? U bent van harte welkom op stand 146.
Eerste certificaten S. aureus-onverdacht uitgereikt op NRM Tijdens een speciale bijeenkomst op de Nationale Rundveemanifestatie (NRM) in Zwolle lanceert het UGA-team van de GD de S. aureus-onverdacht status. Journalist en NRM-speaker Alice Booij zal hier aan een selectie groep melkveehouders de eerste S. aureus-onverdachtcertificaten uitreiken. Het S. aureus-onverdachtcertificaat is een bijzondere erkenning voor bedrijven waar een jaar lang zeer weinig S. aureus in de tankmelk is aangetroffen (zie ook de GD Veterinair van mei 2014). De status is te behalen via Tankmelk Uiergezondheid (pakket Standaard, tien metingen per jaar) en biedt veehouders onder andere een goede basis om succesvol selectief droog te zetten. S. aureus onder controle betekent fittere koeien, meer werkplezier en meer melk. Meer informatie: www.gddiergezondheid.nl/uga.
Redactie Guillaume Counotte Linda van Duijn Theo Geudeke Catholine Koster Yoni Pasman Helen de Roode Thijs Roumen Christiaan ter Veen ISSN 1388-4042 Overname van artikelen is toegestaan na schriftelijke toestemming van de GD.
Prepress en productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem Basisontwerp de PLOEG communicatie Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem Drukwerk Senefelder Misset Doetinchem Uitgever GD Deventer
Mijn labuitslagen Alle labuitslagen van de GD zijn nu te vinden op VeeOnline. Zowel van runderen, paarden, gezelschapsdieren als schapen en geiten vindt u alle uitslagen onder ‘mijn labuitslagen’ in één handig overzicht. Binnenkort volgen ook de labuitslagen voor pluimvee, daarvoor werkt de GD momenteel aan de omzetting van dier- naar hokniveau. VeeOnline is te bereiken met een z-login. Indien u inlogt met een individuele login ziet u onder ‘mijn labuitslagen’ alle uitslagen van de dierenartsenpraktijk. Van klinische chemie versturen we de einduitslagen nog per e-mail of per post, maar de deeluitslagen staan voortaan alleen op VeeOnline. Alle andere uitslagen ontvangt u nog op de door u aangegeven manier.
Veterinaire oncologie op het ESVONC congres Zo’n tweehonderd veterinair oncologen uit heel Europa kwamen van 22 tot en met 24 mei naar Wenen voor het jaarlijkse European Society of Veterinary Oncology (ESVONC) congres, een congres waarbij de veterinaire oncologie centraal staat. Veterinair oncologen, maar ook aanverwante partijen, waaronder farmaceuten en veterinaire laboratoria, kwamen hierheen om zich te laten informeren over de laatste ontwikkelingen. Om voortdurend te kunnen innoveren is het voor de GD belangrijk om ook aanwezig te zijn op dergelijke evenementen. Hierdoor kunnen we werken volgens de nieuwste inzichten en dierenartsen optimaal ondersteunen in het behandeltraject voor de oncologische patiënt.
Verschijningsfrequentie 12 keer per jaar
Postbus 9, 7400 AA Deventer T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 Voor veterinaire vragen: GD Veekijker, T. 0900-7100 000 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl Alle genoemde tarieven zijn exclusief btw en basiskosten. Samen werken aan diergezondheid
Naar vast telefoontarief Bellen naar de GD is sinds kort nog voordeliger geworden. De GD werkt namelijk niet meer met een gesprekstarief per minuut, maar met een bedrag per gesprek. Daardoor kost een telefoongesprek nooit meer dan 20 cent, ongeacht de lengte van het gesprek. Verder probeert de GD waar mogelijk de directe doorkiesopties per diersoort aan te geven, waardoor u zo snel mogelijk de juiste medewerker aan de lijn krijgt.