Herkauwer 113 - juli 2024

Page 1


herkauwer

ZOMERSEIZOEN

Melkveehouder Wessel doet veel voor gezonde klauwen

Juli 2024 - nummer 113

EEN WOELIGE ZOMER?

Het is alles behalve rustig in de rundveesector, op allerlei vlakken. Op het moment van schrijven is er een eerste nieuwe blauwtongbesmetting vastgesteld bij een schaap. En misschien zijn dat er wel weer meer op het moment dat deze Herkauwer op de deurmat valt. De blauwtonguitbraak leidde vorig jaar tot veel schade bij dieren en veehouders. GD deed onderzoek naar BTV-antistoffen in tankmelk om inzicht te krijgen in de besmettingsgraad. In deze Herkauwer delen we enkele bevindingen. Vaccinatie bleek bij de uitbraak in 2008 de uitweg. Voor nu is het afwachten hoe hoog de vaccinatiegraad gaat zijn. Is deze hoog genoeg om een nieuwe uitbraak te voorkomen? Ik hoop dat iedereen een weloverwogen keuze maakt, voor het eigen bedrijf, de regio waarin je woont en de hele sector.

Qua klimaat zien we ook duidelijk dat er veranderingen zijn, van enorme plensbuien, een zachte winter tot hogere temperaturen. Met gevolgen voor onze landbouw. In deze Herkauwer delen we tips over het voorkomen van hittestress bij koeien. Juist bij hoge temperaturen zijn voeding en drinkwater extra belangrijk.

Dan is er nog de politiek. We zien de contouren van ons nieuwe kabinet. Er zijn veel ideeën op het gebied van landbouw, zowel Europees als nationaal. Welke plannen halen het en welke sneuvelen? Duidelijk is wel dat zaken zullen veranderen. Denk aan de mogelijk aankomende 28-dagenregeling, waarbij kalverende de eerste 28 dagen op het geboortebedrijf moeten blijven. Nu is onze sector altijd in beweging, op zoek naar oplossingen en samenwerking. Zo was ik bij de uitreiking van de Deltaplan Veehouderij Awards, waar een concept won waar kalveren vanaf drie dagen na de geboorte in een gezamenlijke uitloop van zand worden gehuisvest. Het is mooi om te zien welke innovatieve oplossingen er worden bedacht om in te zetten op diergezondheid en dierenwelzijn. Een combinatie die we in de praktijk al veel zien werken, die inspireert en motiveert. En waar we met elkaar van pro teren, mens en dier.

Ik hoop dat deze Herkauwer ook inspireert. Lees ‘m lekker tijdens een lange zomeravond. Ik wens jullie een mooie zomer toe.

Linda van Duijn, manager afdeling Rund

Bereikbaarheid

Tarieven

Royal GD is op werkdagen telefonisch bereikbaar via 088 20 25 500.

Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en basiskosten. Bekijk onze website voor de actuele tarieven.

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal

Aanmelden: via het aanmeldformulier op www.gddiergezondheid.nl of telefonisch 088 20 25 500 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk op. Sectie- en monstermateriaal kan worden gebracht van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

COLOFON

Herkauwer is een uitgave van Royal GD Redactie Marjolijn Waanders, Jet Mars, Arjan Pakkert, Debora Smits | Eindredactie Jessica Fiks | Redactieadres Royal GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T 088 20 25 500, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving Dock35 Media B.V. | Druk Senefelder Misset Doetinchem B.V. | Abonnementen Herkauwer wordt gratis toegezonden aan relaties van Royal GD. | Advertenties Dock35 Media B.V., Jan van de Vis, T. 0314 - 35 58 60 | Verschijningsfrequentie drie keer per jaar | Suggesties Suggesties voor dit blad kunnen worden doorgegeven via redactie@gddiergezondheid.nl. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. | Disclaimer Royal GD en de redactie zijn niet verantwoordelijk en daardoor niet aansprakelijk voor de inhoud van de geplaatste advertenties en advertorials.

ISSN: 1875a-2594

Dit blad niet meer ontvangen of een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 088 20 25 500, of per e-mail. Voor een adreswijziging: klantdata@gddiergezondheid.nl, voor aan- en afmeldingen vakbladen: info@gddiergezondheid.nl.

04 Actueel

05 Onderzoek uitgelicht: biest

07 Kalender

08 Wat is de impact van blauwtong op de rundergezondheid?

11 Klauwgezondheid: vroeg ontdekken en direct effectief behandelen

12 Reportage: investeren in de toekomst

17 Openbaar register op VeeOnline

18 Geef omgevingsgebonden mastitisverwekkers geen kans in de zomer

21 Samen vooruit in de strijd tegen BVD

22 Hulp gevraagd bij inzicht krijgen in knieproblemen bij koeien

24 Voeding en water extra belangrijk bij zomerse temperaturen

27 Uit het lab: pepsinogeenonderzoek

29 Relatiebeheerders

31 Het getal en Vraag&Antwoord

32 Diergezondheid volgens...

Botulismeproject

GD is, in opdracht van het ministerie van Landbouw Natuur en Voedselkwaliteit, gestart met het project ‘Botulisme-onderzoek bij Rundvee’. Bij deelname aan dit onderzoek kunnen bedrijven die een botulisme-uitbraak doormaken, of waarbij het bedrijf een verhoogd risico loopt op botulisme, hun dieren gedurende de loop van dit project (2 jaar) vaccineren tegen botulisme. Dierenartsen en veehouders kunnen zich bij de Veekijker rund melden als zij willen mee doen met dit onderzoek, bestaande uit een uitgebreide enquête en een bedrijfsbezoek bij een deel van de bedrijven.

MEER OVER HET ONDERZOEK

Jaarverslag monitoring

Wil je meer weten over de trends en bijzonderheden op het gebied van diergezondheid van het afgelopen jaar? Lees dan het jaarverslag monitoring op onze website. Met een tijdlijn bespreken we per diersoort kort opvallende ontwikkelingen van het afgelopen jaar. Daarnaast gaan we via interviews in gesprek met de mensen achter de monitoring, zoals dierenartsen en veehouders, over casussen van het afgelopen jaar. Wij willen je bedanken voor het bijdragen aan de monitoring, onder andere door het melden van signalen aan de Veekijker en het insturen van dieren voor pathologisch onderzoek.

Vaccinatie blauwtong vastleggen in VeeOnline

Wanneer je op jouw bedrijf laat vaccineren tegen blauwtong, dan kan jouw dierenarts de vaccinatie vastleggen in VeeOnline. De handelaar of exporteur heeft deze gegevens weer nodig bij de export van dieren. Zo kun je als veehouder vervolgens een vaccinatie-overzicht raadplegen en downloaden om te versturen naar de handelaar.

Praat mee over vruchtbaarheidsmanagement

Om de beste behandelingen voor koeien te ontdekken, vragen we of je een enquête wilt invullen. Deze gaat over het managen van ziekten bij koeien rond het afkalven en vruchtbaarheidsbegeleiding. Het is onderdeel van een Europese studie die opgezet is door de Universiteit van Lissabon in samenwerking met elf andere Europese landen (waaronder Nederland). De onderzoeksresultaten zullen inzicht geven in de relatie tussen wat er gebeurt op een bedrijf aan behandelingen en de beste behandelingen vanuit de wetenschappelijke literatuur. Met jouw input leggen we de basis voor onder meer toekomstig onderzoek. Het invullen duurt ongeveer tien minuten.

NAAR DE ENQUÊTE

Wijziging reglementen Paratuberculose Programma (melk/vlees)

Per 4 juni 2024 wordt een wijziging doorgevoerd in de reglementen voor de Paratuberculose Programma’s melk en vlees. Deze wijziging betreft artikel 9.4, over de gevolgen van niet tijdig uitvoeren van aanvoeronderzoek. Vanaf 4 juni krijgen bedrijven die het betreffende bloedonderzoek niet binnen de aangegeven termijn van 8 weken laten uitvoeren een tweede onderzoekstermijn, met behoud van status ‘observatie’. Is de uitslag van het bloedonderzoek in deze tweede onderzoekstermijn wederom niet binnen de aangegeven termijn bekend, dan krijgt het bedrijf de status ‘B’.

BEKIJK DE ACTUELE REGLEMENTEN

De invloed van biest op de levensverwachting van kalveren

In de praktijk blijkt goed biestmanagement niet altijd eenvoudig in te vullen. Uit praktijkonderzoek van GD op bedrijven waar jongvee-opfok extra aandacht behoeft, blijkt dat de eerste biestgift overdag meestal wel binnen twee uur plaatsvindt, maar dat dit ‘s nachts bijna dubbel zo lang duurt.

Kalveren met een IgG-gehalte in hun bloed(de antistoffen die opgenomen worden uit biest) lager dan 10 hebben meer kans op sterfte dan kalveren die hun leven starten met een hoger gehalte aan antistoffen. Verder geldt dat hoe hoger het IgG in het bloed van kalveren, hoe minder vaak ze ziek worden. Dat heeft weer invloed op de te verwachten levensproductie van een kalf als toekomstige melkkoe.

Biestkwaliteit

Op veel bedrijven wordt de biestkwaliteit wel eens gemeten met een brixmeter, zo ook in dit onderzoek. De brixwaarde per bedrijf is in dit onderzoek gemiddeld 24 (dit is goed). Echter, er is veel variatie tussen koeien. Om als bedrijf ‘goed’ te scoren op biestkwaliteit moet minimaal 75 procent van de koeien een goede biestkwaliteit hebben. Als een brix van 23 wordt gehanteerd als norm voor goede biest, scoort de helft van de bedrijven in dit onderzoek ‘goed’ op biestkwaliteit. Dit betekent dat slechts op de helft van de bedrijven meer dan 75 procent van de kalveren een goede kwaliteit biest opneemt. Dit kan komen doordat de biest daadwerkelijk niet van optimale kwaliteit is, maar ook omdat de eerste biest te laat wordt uitgemolken, waardoor de biest al is verdund met melk. Dan worden de kostbare antistoffen verdund.

Opgenomen antistoffen in bloed

De IgG-waarde in bloed varieert meer dan de brixwaarde in de biest. Deze IgG-waarde is een soort optelsom van biestkwaliteit en biestmanagement. Het streven is een waarde van minimaal 18, maar liever boven de 25 g/l, in het bloed

IgG-uitslag in bloed Interpretatie van de uitslag per kalf

≤10 g/l

10-18 g/l

van het jonge kalf. Om de IgG-opname als ‘goed’ te beoordelen moet minimaal 75 procent van jouw kalveren een goede uitslag hebben. Als we de waarde van 18 g/l aanhouden als ondergrens voor een goede opname behaalt slechts 25 procent van de bedrijven de score ‘goed’ of ‘uitstekend’ voor biestopname. Op 4 procent van de bedrijven die aan dit onderzoek deelnamen was de gemiddelde IgG-waarde lager dan 10 (onvoldoende opname).

Bij een hogere kwaliteit biest (hogere brixwaarde) is de kans op een goede IgG in bloed groter. Dat is natuurlijk logisch, echter lang niet alle verschil in IgG kan worden verklaard door de biestkwaliteit. Hoe snel de eerste biest wordt uitgemolken en verstrekt en de hygiëne rondom het verstrekken spelen ook een belangrijke rol. Bij een onvoldoende IgG in bloed is het verstandig om zowel de kwaliteit van de biest te controleren, het biestmanagement te optimaliseren en de Hygiënecheck uit te voeren.

Factoren die meespelen

Een goede biestverstrekking helpt tegen kalversterfte. En er zijn meer factoren die invloed hebben op kalversterfte, bijvoorbeeld de voeding van de koeien. Op bedrijven met meer kalversterfte zien we vaker bepaalde afwijkende waardes bij de melkgevende of droge koeien, bijvoorbeeld in de Droogstandscheck, Mineralencheck of bij spoorelementen in bloed. Dit past bij wat we weten. De zorg voor het moederdier heeft grote invloed op de vitaliteit van het kalf.

Verlaagd Er zijn onvoldoende antistoffen (IgG) opgenomen via de biest.

Attentie Er zijn voldoende antistoffen (IgG) opgenomen via de biest.

18-25 g/l Goed Er zijn ruimvoldoende antistoffen (IgG) opgenomen via de biest.

>25 g/l

Uitstekend Er zijn ruimvoldoende antistoffen (IgG) opgenomen via de biest. De kalveren krijgen een goede start.

SCAN DE QR-CODE VOOR ONZE JONGVEE-AANPAK
Debora Smits

HAAR LEVEN IS

VAN U.

UW RESULTAAT IS

AFHANKELIJK VAN

HAAR. VACCINATIE

BESCHERMT BEIDE.

Bovigen® Scour, het one-shot vaccin ter preventie van neonatale kalverdiarree. Voor een betrouwbare bescherming vanaf de start.

VOOR MELKVEE EN VLEESVEE

Vraag uw dierenarts om advies.

Kalveren en hittestress

Ook kalveren kunnen op warme dagen hittestress ervaren, vooral bij een hoge luchtvochtigheid. Kalveren zijn dan sloom, de ademhaling versnelt en ze kunnen zelfs gaan hijgen. Ouder jongvee kan gaan zweten om de warmte kwijt te raken. De eetlust vermindert en de vochtbehoefte neemt toe. Daar ligt de uitdaging! Bij warmte hebben kalveren een grotere behoefte aan drinken en minder aan eten. Een kalf laat dan de melk staan. Met als gevolg een afname in de weerbaarheid, meer kans op ziekte en een achterlopende groei. Het scheren van de rug om zweten te beperken wordt geadviseerd te doen vanaf circa 8 weken leeftijd (niet eerder). Zorg bij een warmteperiode dat de kalveren koel zijn gehuisvest. In iglo’s kan de temperatuur flink oplopen. Houd ruimte tussen eenlingboxen, zodat voldoende lucht langs de boxen kan. Houd hokken schoon en droog en mest regelmatig uit, want mest produceert ook warmte. Zorg dat er altijd voldoende schoon en vers drinkwater is, ook bij de nuchtere kalveren. Indien de kalveren de melk niet opdrinken: laat deze niet staan, maar gooi het weg in verband met bederf. Probeer handelingen en ingrepen uit te voeren op koele momenten, ga bij hitte bijvoorbeeld niet midden op de dag kalveren onthoornen of verplaatsen.

Voorkom giftige planten in kuilen

Jacobskruiskruid is een giftige plantsoort die in veel weilanden, bosranden en wegbermen voorkomt. Het grootste risico ontstaat wanneer deze plant in hooi en kuilgras terechtkomt, omdat de onaangename smaak van verse planten tijdens het droog- en fermentatieproces verdwijnt. Momenteel wordt er veel gemaaid, dus voorkom dat deze giftige plant in de kuil terechtkomt.

Vergiftiging door Jacobskruiskruid leidt tot symptomen van leverfalen, zoals gewichtsverlies, geelzucht en zonnebrand. Dieren kunnen ook abnormaal gedrag vertonen, zoals ernstige depressie, doelloos ronddwalen, cirkelen en evenwichtsproblemen. Soms zijn de symptomen minder duidelijk, zoals verlaagde melkproductie. Het eten van de plant kan weken of zelfs maanden later nog effect hebben, waardoor het moeilijk is om de symptomen aan een bepaald tijdstip of deel van het voer te koppelen.

Om de planten te bestrijden, kun je ze frezen, schoffelen en uittrekken. Als dit gebeurt voordat de plant zaden maakt, heeft dit invloed op het aantal planten in het volgende jaar. Je moet dit meerdere jaren blijven doen om de plant helemaal uit een weiland te verwijderen. Herintroductie uit aangrenzende gebieden vindt gemakkelijk plaats. Als het niet lukt om Jacobskruiskruid effectief te bestrijden, vermijd dan situaties waarin dieren in de weide zijn als er niet genoeg ander gras groeit of wordt bijgevoerd. Schapen en geiten zijn minder gevoelig dan runderen en paarden. Als het weiland toch gebruikt moet worden, is het het veiligst om er alleen schapen en geiten te laten grazen en geen runderen.

Leverbotpreventie via beweidingsplan

Leverboteitjes die via de mest op het weiland terechtkomen, ontwikkelen zich tot besmettelijke cystes. De piek hiervan zien we meestal in augustus of september. Zeker als bekend is dat een perceel in het verleden vaker besmet was met leverbot, kan het vee er vanaf augustus dus een leverbotbesmetting oplopen. Wil je voorkomen dat je dieren in contact komen met leverbot? Dan is het belangrijk om vooral het melkvee (inclusief de droogstaande koeien en pinken die op korte termijn aan de melk komen) vanaf augustus niet meer te weiden op percelen waar de leverbotslak mogelijk aanwezig is. Weid daar in die periode bij voorkeur ook geen jongvee, maar gebruik die percelen voor bijvoorbeeld hooien. Jongvee dat in die periode wel op (mogelijk) besmette percelen heeft gelopen, kun je na het opstallen laten onderzoeken en indien nodig behandelen. Behandelen in combinatie met ontwijkend beweiden versnelt op de lange termijn de afname van de besmettingsdruk op het weiland.

MEER PREVENTIEVE MAATREGELEN

MEER OVER HITTESTRESS

ONDERZOEK

Wat is de impact op rundergezondheid?

Sinds de eerste melding van blauwtong serotype-3 (BTV-3) in september 2023, steeg het aantal infecties in rap tempo. Dit leidde tot zorgen onder veehouders, vooral omdat de klinische symptomen die kenmerkend zijn voor BTV-3 zich manifesteerden bij duizenden schapen- en melkveebedrijven en bij enkele tientallen geitenbedrijven. Er was sterke behoefte aan een helder beeld van de situatie: welke symptomen geeft BTV-3, hoe lang houden de symptomen aan?

Hoeveel dieren worden ziek en hoeveel sterven er? Om antwoord te krijgen op deze vragen startte GD in oktober 2023 op verzoek van het ministerie van LNV en het de sectorpartijen een onderzoeksproject.

Het doel van dit project was om meer inzicht te krijgen in het effect van BTV-3 op de gezondheid van schapen, runderen en geiten. Gedurende een periode van dertien weken werden vijf schapenbedrijven, vijf melkveebedrijven en drie geitenbedrijven in het midden en noorden van Nederland gevolgd door veterinaire specialisten. Op elk van deze bedrijven was vlak na de start van de studie een BTV-3-besmetting vastgesteld die was bevestigd door WBVR op basis van bloedonderzoek. De rest van dit artikel zoomt in op het onderzoek op de melkveebedrijven.

De onderzoeksopzet

Het onderzoek begon met een eerste bedrijfsbezoek. Hierbij werd op alle vijf de bedrijven het aantal zieke dieren vastge-

Figuur 1. Protocol voor het nemen van serummonsters ter bepaling van de aanwezigheid van blauwtongvirus en -antistoffen op melkveebedrijven

steld. Daarnaast werden klinische symptomen vastgelegd van maximaal twintig dieren aan de hand van vooraf opgestelde protocollen. Tot slot werden bloedmonsters genomen van vijftig willekeurige dieren voor onderzoek op de aanwezigheid van virus en antistoffen (zie gifuur 1).

Na twee weken vond een opvolgbezoek plaats en daarnaast was er een wekelijkse telefonische opvolging om gegevens vast te leggen met betrekking tot het aantal zieke, genezen en gestorven dieren en de klinische verschijnselen die werden waargenomen door de veehouder. Aan het einde van de studieperiode werden alle bedrijven een laatste keer bezocht, waarbij de klinische verschijnselen nogmaals werden vastgelegd en er ook weer bloedmonsters werden genomen bij vijftig dieren willekeurige dieren. Die bloedmonsters werden onderzocht op de aanwezigheid van antistoffen om te kunnen bepalen hoe BTV-3 zich op de bedrijven ontwikkelde.

Welke symptomen zagen we?

Op de gevolgde rundveebedrijven stelden we vast dat 214 runderen (24,5 procent van het totale aantal op de gevolde bedrijven aanwezige runderen) gedurende de studieperiode symptomen van ziekte vertoonden die mogelijk duidden op een BTV-3 infectie. Het percentage runderen met symptomen varieerde tussen de 8,1 procent en 50,4 procent per bedrijf. Van de zieke

De testresultaten tonen aan dat mogelijk veel Nederlands vee de infectie nog niet doorgemaakt heeft

van blauwtong rundergezondheid?

Percentage runderen met symptomen op de vijf bedrijven

runderen was 91,6 procent genezen tegen het einde van de studie, met een gemiddelde ziekteperiode van 22 dagen. Op vier van de vijf melkveebedrijven stierf één volwassen rund tijdens de uitbraakperiode van BTV-3.

De meest voorkomende symptomen op rundveebedrijven waren gezwollen, rode en/of beschadigde kroonranden, kreupelheid, stramheid en/of stijfheid, pijnlijke gewrichten, rode ogen en neusuitvloeiing (zie figuur 2). Deze symptomen zagen we vooral in de eerste weken van de uitbraak en minder tegen het einde van de studie.

Bij aanvang van de studie was het percentage dieren waarbij virus werd aangetoond hoger dan het percentage dieren waar antistoffen werden aangetoond. Dit is zoals verwacht aangezien dieren eerst ziek worden voordat het lichaam antistoffen gaat aanmaken. Bij de eindmeting zagen we op vier van de vijf melkveebedrijven een toename in het percentage runderen met antistoffen tegen BTV-3 (zie figuur 2). Dit suggereert dat de infectie zich verspreidde gedurende de studieperiode.

Waardevolle inzichten

Hoewel de resultaten van dit onderzoek waardevolle inzichten bieden in de impact van BTV-3 op rundveegezondheid zijn er geen controlebedrijven bezocht. Hierdoor kunnen we niet uitsluiten dat andere aandoeningen ten onrechte aan BTV-3 zijn toegeschreven. Desondanks geven deze bevindingen waardevolle inzichten in de ernst en verspreiding van BTV-3 onder rundvee in Nederland.

Tot slot zijn er op basis van de resultaten aanwijzingen dat het mogelijk is dat er in de Nederlandse veestapel nog veel dieren aanwezig zijn die de infectie nog niet doorgemaakt hebben. Deze dieren zijn nog onbeschermd tegen een eventuele nieuwe BTV-3-infectie in 2024. Dit benadrukt het belang van continue monitoring en preventieve maatregelen ter bescherming tegen infectieziekten zoals blauwtong.

Sterfte

• 4/5 bedrijven: sterfte van 1 volwassen rund (2022: geen sterfte volwassen runderen)

• Kalversterfte verschilt niet opvallend van 2022

Waargenomen ziekteverschijnselen – top 5

1. Gezwollen, rode en/of beschadigde kroonrand

2. Kreupelheid, stram en/of stijf

3. Pijnlijke gewrichten

4. Rode ogen

5. Neusuitvloeiing

Diagnostiek

Figuur 2. Samenvatting van de morbiditeit, mortaliteit en meest waargenomen kliniek op rundveebedrijven, en het percentage monsters waarbij virus (beginmeting) en antistoffen (begin- en eindmeting) werd aangetoond per bedrijf.

Bedrijf

Het loopt lekkerder met sterke klauwen

Met Klauwgezondheid Tankmelk wordt de tankmelk van jouw bedrijf vier keer per jaar automatisch onderzocht op biotine, zink en mangaan, die een essentiële rol spelen bij het vormen van sterke klauwen. Daarnaast krijg je inzicht in de infectiedruk van Mortellaro. De uitslag geeft een advies om gericht bij te sturen in de voeding en Mortellaro effectief aan te pakken. Door gericht actie te ondernemen, werk je aan gezonde en sterke klauwen.

Meer weten?

www.gddiergezondheid.nl/klauwgezondheidtankmelk

GD

VOOR STERKE KLAUWEN EN ACTIEVE KOEIEN

Vroeg ontdekken en direct effectief behandelen

In de voortdurende inspanning om de klauwgezondheid op melkveebedrijven te borgen, speelt vroeg ontdekken en direct effectief behandelen van dieren met een verminderde mobiliteit een cruciale rol. Dit kan dankzij de mobiliteitsscore. Deze biedt waardevolle inzichten in de klauwgezondheid en het welzijn van melkkoeien.

De mobiliteitsscore beoordeelt de beweging van koeien op een gestandaardiseerde manier, variërend van score 0 (perfecte mobiliteit) tot score 3 (ernstig verminderde mobiliteit). Het omvat onder andere observaties zoals paslengte, pasritme en belasting van de poten. Deze evaluatie stelt veehouders, klauwverzorgers en dierenartsen in staat om klauwproblemen vroegtijdig te ontdekken en gerichte acties te ondernemen.

Vroeg ontdekken, direct effectief behandelen Het vroegtijdig ontdekken van koeien met een verminderde mobiliteit is een essentieel onderdeel voor een goede klauwgezondheid bij melkvee. Door de mobiliteit van koeien regelmatig en nauwkeurig te scoren, kunnen we vroegtijdig klauwproblemen opsporen. Met behulp van een gevoelige aanpak bij het scoren kunnen we zelfs subtiele veranderingen in de mobiliteit van koeien opmerken. Dit stelt ons in staat om vroege klauwproblemen, zoals zoolbloedingen en beginnende letsels van Mortellaro,

te ontdekken en behandelen voordat ze verergeren. Door vroegtijdig in te grijpen, verbeteren we het welzijn van de koeien en kunnen we ook het aantal gevallen van kreupelheid op de lange termijn verminderen.

Implementatie

Het implementeren van deze aanpak op het melkveebedrijf vereist een goede planning en regelmatige controle. Het is aan te raden om de mobiliteit van de koeien minstens eens in de twee weken te scoren en vervolgens bij koeien met een verminderde mobiliteit diezelfde dag, of binnen 24 uur de klauwen te inspecteren en indien nodig te behandelen. Hiervoor werk je nauw samen met de klauwverzorger of de dierenarts die de behandeling uitvoert om ervoor te zorgen dat de juiste dieren tijdig worden behandeld.

Goede klauwgezondheid essentieel

In een tijd waarin duurzaamheid en dierenwelzijn steeds belangrijker worden, is het optimaliseren van de klauwgezondheid essentieel voor melkveebedrijven. De mobiliteitsscore biedt een gestructureerde benadering om dit doel te bereiken, waarbij vroeg ontdekken van problemen en tijdig effectief behandelen samen met preventieve maatregelen centraal staan. Een betere mobiliteit geeft uiteindelijk ook een beter technisch en financieel resultaat.

Arne Vanhoudt, dierenarts Rund

KLAUWEN

Investeren in de toekomst

Vanwege de natte start van het voorjaar staan de 220 koeien bij melkveebedrijf Roeterdink nog op stal. “De klauwgezondheid is best een uitdaging geweest bij ons. De afgelopen drie jaar zitten we er strak op om het te verbeteren. We hebben nu ruimte om zelf te bekappen en het rantsoen is aangepast. Die maatregelen hebben geholpen. Om de koeien nu de drassige en modderige weide in te sturen, dat is vragen om problemen”, legt Wessel (26) uit.

Samen met zijn ouders Wim en Carolien zit Wessel in de maatschap. Naast de melkkoeien hebben ze nog 120 stuks jongvee. Zijn moeder houdt zich bezig met de kalveren. Wim en Wessel richten zich op ouder jongvee en de melkkoeien, waarbij zijn vader ook de financiële zaken regelt. Wessel vertelt honderduit en met veel passie over zijn vak. “Ooit was er in onze familie een verplaatsing vanuit Diepenveen naar deze plek. Hier stond een kasteel, een ruïne eigenlijk, met een boerderij erbij.”

Op de ruime plek in Bathmen is Wessel de zesde generatie sinds 1885 die in het bedrijf werkt. “Vroeger dacht ik dat ik richting de mechanisatiekant van de landbouw wilde, alleen tijdens de opleiding kwam ik erachter dat ik de afwisseling op het bedrijf echt heel leuk vind. Ik ben een echte koeienman geworden”, lacht hij.

Koeien aanvoeren

Na een salmonella-uitbraak in 2018 moesten ze tientallen koeien afvoeren. Hun dierenarts was er snel achter wat het was, ook omdat meer bedrijven in de buurt een uitbraak hadden. Om hun koppel weer aan te vullen, voerden ze koeien aan. “Door het aankopen kwam de klauwgezondheid ook in het nauw. Zo was de insleep van nieuwe klauwaandoeningen groter, zoals Mortellaro en stinkpoot. In 2018 zijn we begonnen met twee keer per jaar de koppel te bekappen. Daarvoor bekapten we alleen met droogzetten en de kreupele koeien eens per week.”

Jessica Fiks, redacteur

Van melkstal naar melkrobots

In de zomer van 2021 hebben ze zich georiënteerd op melkrobots, om ruimte in de stal te creëren. “We hadden een grote melkstal. Ik vond die te groot, je zag de koeien nauwelijks. Als je dan eenmaal gaat kijken naar robots, dan ben je om. Ook mijn vader, die in eerste instantie dacht een melkstal te houden”, zegt Wessel met een knipoog. Er kwamen vier melkrobots, daarnaast zijn er twee mestrobots en eentje die het voer aanschuift. Voordat de koeien normaal gesproken de weide ingaan, halen ze de koeien op die nog moeten worden gemolken. Vervolgens kunnen de dieren zelf kiezen of ze naar buiten gaan, of in de stal blijven. In de middag zetten ze het slot erop. De dieren kunnen wel de stal in, maar niet meer de weide. Zo wordt er dan weer gemolken.

“De overgang was wennen, voor de dieren en voor ons. Je weet dat als je harder gaat melken, dat de productie en gehaltes dan eerst wat achterblijven. Alleen we kregen ineens veel koeien met klinische mastitis. We hebben alles laten doormeten in de robot, maar alles stond goed. Dan zit je soms wel met je handen in het haar. Waar komt het dan vandaan? Doordat de zomer warm en vochtig was, kreeg E. coli de kans in de boxbedekking. Nadat we de boxbedekking hadden vervangen, ging het celgetal in een mum van tijd naar beneden. We zijn van vlas naar mergelkalk/stro gegaan net voor de overstap naar melkrobots. Daarna zijn we overgestapt op bucalkalk, dat gaat heel goed. Daarnaast hadden de koeien wat stress van de verbouwing van de melkstal. We deden veel zelf, maar je kunt niet voorkomen dat er bouwmachines en sloophamers in de stal zijn.”

Plek voor klauwbekapbox

Met de komst van de melkrobots, kwam er ruimte in de stal voor een vaste plek voor klauwbekapbox. Iets waar Wessel al langer zijn zinnen op had gezet. Als hij nu een kreupel dier ziet, gaat hij dezelfde dag nog bekappen. “Nu komt elke zes weken de klauwverzorger om de koeien tussen de 80 en 120 dagen te bekappen, ook komen dan de koeien terug die de keer ervoor een tape of klosje hebben gehad. Zelf bekap ik alle vaarzen binnen drie dagen na afkalven, alle koeien voor het droogzetten en kreupele koeien. Als ik tijd over heb begin ik ook met het bekappen van de 80-120 dagen koeien. Ook hebben we om de week een voetbad. Het jongvee bekapten we eerder niet, inmiddels wel structureel. Ik schrok de eerste keer van hoe die klauwen eruit zagen, daar viel enorme winst te behalen. Ik zit nu drie jaar strak op de klauwverzorging en de resultaten zijn enorm verbeterd. Zo zag ik aan het begin wel twintig tot veertig koeien per week die ik zelf moest bekappen, het laatste halfjaar zijn dat er zo’n twee tot drie.”

Klauwgezondheid Tankmelk: bijsturen

Sterke klauwen, die tegen een stootje kunnen. Dat is waar ze naartoe werken en voeding is dan een belangrijke schakel. Daarvoor hebben ze op het bedrijf ook de hulp ingeschakeld van een onafhankelijke voeradviseur. “Door minder bemesting, bevat het gras minder mineralen. We zijn aan de hand van het advies een mineralenmix gaan bijvoeren.” Ook nemen ze deel aan Klauwgezondheid Tankmelk. “Daaruit bleek dat er te weinig biotine werd opgenomen door de koeien, dat zijn we gaan bij-

“Doordat de zomer warm en vochtig was, kreeg E. coli de kans in de boxbedekking”
“Ik zit nu drie jaar strak op de klauwverzorging en de resultaten zijn enorm verbeterd”

voeren. Daarnaast waren we gastbedrijf voor een studiegroep van GD. Ons bedrijf werd doorgelicht en als casus gebruikt. Dat zijn zaken die enorm leerzaam zijn.”

Alle werkzaamheden voor gezonde en sterke klauwen werpen hun vruchten af. “Het jaargemiddelde ligt nu op 10.500 kilogram melk per koe, 2.000 kilogram meer dan waar we vandaan kwamen. Door strak te werken zijn we nu weer bij, dat je dat zo terugziet in de resultaten motiveert natuurlijk ook.”

Kalveren: goede start belangrijk

Een goede ontwikkeling is voor een kalf essentieel voor een gezond, productief en vruchtbaar leven als melkkoe. Nu ze hun veestapel weer compleet hebben, zijn ze sinds juni van 2023 een gesloten bedrijf. De kalveropfok wordt op het bedrijf door moeder Carolien gedaan. Wessel: “Zij heeft een strak schema. De eerste drie levensdagen krijgen de kalveren biest. Is de brixwaarde van de moederkoe onder de 21? Dan voegen we kunstbiest of ingevroren biest toe. Elk kalf heeft zijn eigen speen en emmer, die na elke voerbeurt wordt gereinigd. Na veertien dagen gaan ze naar een van de groepshokken met daarin maxi-

maal tien kalveren. Voor de oudere kalveren hebben we een drinkautomaat. Zodat je consequent en nauwkeurig kunt voeren en ze altijd op het juiste tijdstip, de goede hoeveelheid en kwaliteit melk krijgen.”

Om de hokken goed te kunnen reinigen, hebben ze vorig jaar alle kalverhokken verrijdbaar gemaakt. Zodat ook de vloer goed kan worden schoongemaakt en de hokken daarna in de zon kunnen drogen. Zo hebben ze de kalverdiarree kunnen verminderen. Ondanks deze maatregelen, is er nog wel het een en ander te winnen rond de kalveropfok. “Het stalklimaat is gewoon niet optimaal, waardoor we nogal eens te maken hebben met kalveren met luchtwegproblemen. We willen de komende tijd werken aan het verbeteren van het stalklimaat, het tocht nu gewoon te veel.”

Blik op de toekomst

Voor de toekomst heeft Wessel nog plannen genoeg om het ruwvoer en de ruwvoerkwaliteit te verbeteren. “Door bijvoorbeeld een derde gewas te kiezen. Er komt ongetwijfeld veel nieuwe wet- en regelgeving onze kant op, maar ik zie dat vooral als kans. Daarnaast zijn we met een aantal boeren uit de buurt ook aan het onderzoeken of we een mestvergister kunnen aanschaffen. Om zo biogas om te zetten naar groen gras. Er zijn mogelijkheden genoeg om als veehouder mee te gaan met wat deze tijd vraagt.”

Jessica Fiks, redacteur

oplossingen:

Ongediertebestrijding

12x per jaar

Desinfectie (pluim-)veestallen

Salmonellabestrijding

Coccidisiose- en wormbestrijding

Maden- en vliegenbestrijding

Waterleiding reinigen (pulsen)

Al uw agrarische producten

• Extreem energiezuinig: max. 530W/1A!

• Modernste direct-drive motortechniek

• Geen frequentieregelaar en afgeschermde kabels nodig

• Geen motorbeveiligingsschakelaar nodig

• Geen onderhoud en geen slijtbare onderdelen

• Perfecte koeling in combinatie met verneveling

• Duurzaam en recyclebaar

• Betere koeling door luchtbeweging in de lengterichting van de koe!

• Ondersteunt de natuurlijke ventilatie maximaal

• Significant verbeterde luchtkwaliteit in de stal door continue aanvoer van verse lucht via de zijwanden

"De nieuwe Abbifan 140-XXP-21 melkveeventilator is extreem energiezuing. Ja, daar zijn we trots op." Scan & Ontdek!

0318 - 253 044

loedeman-ongediertebestrijding.nl

Meikade 89, 6744 TC Ederveen

• Eenvoudiger te monteren Tel +31 (0) 184 711 344 sales@abbi-aerotech.com www.abbi-aerotech.com

 ■ Géén frequentieregelaar nodig ■

 Géén motorbev. schakelaar nodig

 Géén speciale bekabeling nodig

 Aansluiting 230/400V 50Hz

 Energie -investeringsaftrek (EIA) DE OPLOSSING: Abbifan 140-XXP-21

OPENBAAR REGISTER

MEER ZEKERHEID MET ACTUELE GEZONDHEIDSSTATUSSEN

Gezondheidsstatussen geven zekerheid, met name wanneer er dierverplaatsingen zijn. Als je dieren aankoopt, adviseren wij om de status van het verkopende bedrijf te controleren vóór je een koop sluit en nogmaals op de dag van aanvoer. De status kan tussen de overeenkomstdatum en de daadwerkelijke aanvoerdatum namelijk zijn veranderd.

In het openbaar register op VeeOnline kun je tegen betaling op elk moment zien wat de huidige gezondheidsstatus van een bedrijf is. Het openbaar register is te vinden onder het tabblad ‘Mijn bedrijf’ en dan bij ‘Openbare statussen’. Het herkomstbedrijf moet wel toestemming hebben gegeven om de gegevens in te zien. Heeft een herkomstbedrijf geen toestemming gegeven voor het openbaar register? Dan kun je op de dag van aankoop een actueel bedrijfscertificaat opvragen. Deze download je via VeeOnline en kun je doorsturen naar de aankopende partij.

Actuele statussen nu ook in nieuw overzicht op VeeOnline Binnenkort kun je in het nieuwe statusoverzicht op VeeOnline de actuele status van jouw bedrijf raadplegen. Hier kun je een bedrijfscertificaat printen of een printscreen sturen naar de handelaar.

Mike Weersink, relatiebeheerder:

“Veehouders bellen mij geregeld met vragen over aankoop van dieren en de gezondheidsstatussen. Het is altijd goed om dit vóór aanvoer te controleren, dan kom je na aanvoer niet voor verrassingen te staan. Zo werd ik laatst gebeld door een veehouder die dieren wilde aankopen van een IBR-vaccinerend bedrijf. Zijn vraag was: ‘Wat moet ik doen om deze dieren zonder problemen aan te voeren op mijn bedrijf?’ Ik adviseerde hem om deze dieren op het bedrijf van herkomst al te testen, een zogenoemde voorscreening. Hiermee loop je minder risico op het binnenhalen van runderen met IBR-antistoffen.

In de meeste gevallen moeten de dieren na aanvoer nogmaals worden onderzocht. Er kan immers tussen het moment van voorscreening en aanvoer nog een infectie hebben plaatsgevonden. Ga je dieren aanvoeren? Zorg dan dat je weet welke statussen het bedrijf heeft. Is een bedrijf niet vrij, dan is het verstandig om zo’n screening vóór aankoop uit te voeren voor alle infectieziekteprogramma’s.”

UIERGEZONDHEID EN DE ZOMER

Omgevingsgebonden mastitisverwekkers: geef ze geen kans

Het aantal omgevingsgebonden mastitisverwekkers in de tankmelk neemt de laatste jaren toe, dat laten de resultaten van ons tankmelkprogramma Mastitis Tankmelk zien.

Omgevingsgebonden mastitisverwekkers komen altijd in de omgeving (stal, weide) van de koe voor. Hoe voorkom je explosieve groei van deze kiemen, zeker in de zomer?

Bacteriën vermenigvuldigen zich graag in vochtige en warme (broei)omstandigheden en gebruiken organisch strooisel, zoals zaagsel, stro en mest als voedingsbron. De snelste bacterievermeerdering treedt op in deze volgorde: vaste fractiemest, stro, hardhoutstrooisel en zachthoutstrooisel. Zacht hout bevat meer harsachtige stoffen (die remmen bacteriegroei enigszins) en is daarom beter geschikt dan hardhout. Zand is anorganisch materiaal en bevat geen of weinig voedingsstoffen, tenzij het is vervuild met organisch materiaal, zoals mest of melk.

Bron omgevingsgebonden mastitiverwekkers

De belangrijkste omgevingsgebonden mastitisverwekkers zijn Escherichia coli, Klebsiella spp en omgevingsgebonden streptokokken zoals Streptococcus uberis

E. coli komt vooral voor in mest en veroorzaakt vaak ernstige klinische mastitis, met een hard, gezwollen uier en waterige melk. Melklekken is een risicofactor voor E. coli en komt vaker voor bij koeien met hoge (maximale) melksnelheid. Bij de stierkeuze kan hierop worden gelet. Melklekken wordt ook beïnvloed door de melkdruk in de uier, de speenconditie en de calcium- en zinkvoorziening. Als koeien kort na het melken melklekken, is het raadzaam de melkmethode of het functioneren van de melkinstallatie te controleren. Koeien met een mislukte aansluiting bij het robotmelken lekken ook vaak melk.

Klebsiella spp. komt voor in mest, grond en zaagsel. Klebsiella pneumoniae zit vooral in mest, terwijl Klebsiella oxytoca meer in grond voorkomt. Vuile uitlopen of natte plekken bij drinkbakken vormen in de zomer ook een risico voor klebsiella-uierinfecties. Koeien met klebsiella-infecties kunnen ernstige verschijnselen hebben, maar er zijn ook ‘klebsielladragers’ met alleen een verhoogd celgetal. Geïnfecteerde dieren kunnen uierinfecties overdragen via de melkstellen.

Streptococcus uberis groeit goed in stro en minder in zaagsel en kan ook voorkomen in grond en mest. Geef schone strostallen prioriteit, zeker in warme periodes. Koeien met Streptococcus uberis-infecties hebben vaak subklinische mastitis met hoge celgetallen. Geïnfecteerde dieren kunnen de infectie via de melkstellen overdragen. Indien er meerdere geïnfecteerde S.uberis-dieren in de koppel lopen, is het mogelijk dat ook het kiemgetal van de melk stijgt.

Boxmanagement

Om strooisel in de opslag kiemvrij te houden, is het belangrijk materiaal goed droog te houden, anders gaat het broeien. Houd ligplaatsen schoon en droog door natte plekken en mest minimaal tweemaal daags te verwijderen en aan te vullen met schoon strooisel. Hark de bovenlaag in diepstrooiselboxen regelmatig aan om deze rul en droog te houden. Houd afkalfstallen schoon en droog door mestflatten dagelijks te verwijderen en ruim in te strooien.

Breng vaste mestfractie direct na het scheiden in de ligboxen aan, om broei te voorkomen. Toevoegmiddelen voor strooisel die de zuurgraad verhogen en vocht opnemen, kunnen kiemgroei remmen. Kies bij een kalkhoudend product bij voorkeur voor calciumcarbonaat (CaCO3), dit is het minst schadelijk voor de spenen. Meng kalk goed door het strooisel en voeg het minimaal om de twee dagen toe, omdat de pH-verhogende werking afneemt na 48 uur. Spenen mogen niet wit zien van de kalk. Een goed geventileerde stal draagt bij aan drogere ligplaatsen en het dierenwelzijn. Let speciaal op voldoende luchtbeweging bij de ligplaatsen.

Maatregelen bij het melken

Hoewel stalhygiëne essentieel is, kunnen ook maatregelen worden genomen tijdens het melken om mastitis door omgevingsgebonden mastitisverwekkers te verminderen. Indien de spenen worden voorbehandeld met ontsmettingsdoekjes, speenontsmettingsmiddel of een pre-foam, is de kans op uierinfecties kleiner. Veeg bij de twee laatstgenoemde maatregelen wel de spenen daarna af, om residuen in de melk te voorkomen. Het ontsmettingsmiddel is het effectiefst indien het ongeveer dertig seconden kan inwerken. Bij melkrobots zijn er opties om langer voor te behandelen en voor het melken de spenen sprayen. Het is belangrijk dat de voorbehandelingssystemen goed werken, inclu-

sief het ‘vangen’ van de spenen, de watertoevoer bij de voorbehandelbeker en de ontsmetting van de voorbehandelborstels. Het gebruik van een langwerkend speenontsmettingsmiddel na het melken, kan de kans op infecties met omgevingsgebonden mastitisverwekkers verkleinen. Controleer bij melkrobots of de spenen goed worden geraakt, een gekleurd middel kan hierbij helpen. Dit is belangrijk omdat de slotgaten na elke melkbeurt kort openstaan, bij robotmelken komt dit vaker voor. Tijdens het melken kunnen omgevingsgebonden mastitisverwekkers worden overgedragen via handen, doeken en tepelvoeringen. Gebruik handschoenen, één (wegwerp)doekje per koe en neem maatregelen om overdracht via tepelvoeringen te voorkomen.

Rantsoen

Bij uitbraken van mastitis door omgevingsgebonden mastitisverwekkers kijken we ook naar weerstandsverlagende factoren. Hierbij kan voeding een rol spelen. Houd de voorziening van vitamines en mineralen (met name vitamine E en selenium) in de gaten en voorkom ketose en pensverzuring. Monitor de voeropname en de verhouding tussen ruw- en krachtvoer. Wees extra alert op dunne mest. Dunne mest spettert alle kanten op, waardoor de koe vuiler wordt en bacteriën zich verder verspreiden, vooral bij een dichte loopvloer. Pas in overleg met de voeradviseur en de dierenarts het rantsoen aan in warme periodes.

Gezonde uiers, meer werkplezier

Uiergezondheid is belangrijk voor koe en melkveehouder. Minder mastitis betekent minder kosten, meer melk, beter welzijn van de koe, lager antibioticumgebruik en meer werkplezier.

AAN DE SLAG MET EEN BETERE UIERGEZONDHEID? SCAN DE QR-CODE

Hans Miltenburg en Sabine Tijs, zoötechnisch specialist uiergezondheid

Schubert straat

Millingen a/d Rijn (nl)

Tel: +31 481 433661

Fax: +31 481 432075

Mob: +31 (0)6 53195804 www.agriservicejeuken.nl

BVD-BESTRIJDING

Samen vooruit in de strijd tegen BVD

Het gaat goed met de BVD-bestrijding in ons land. Sinds de invoering van de landelijke BVD-bestrijdingsprogramma’s zijn er grote stappen gezet en we hebben samen al veel bereikt. Maar we zijn er nog niet: de stapjes vooruit worden steeds kleiner, waakzaamheid is gepast. Het is tijd voor een update.

Vanaf 1998 zijn er BVD-bestrijdingsprogramma’s in Nederland. Eerst vrijwillig en sinds april 2018 verplicht voor rundveehouderijen die melk leveren. GD voert die programma’s uit in opdracht van ZuivelNL. De bestrijding van BVD verloopt in ons land zoals het vooraf in modellen is berekend. In 2012 was het percentage vrije of onverdachte bedrijven 30 procent. Nu heeft in totaal 90 procent van de melkveebedrijven de BVDvrijstatus. Van de niet-melkveebedrijven neemt 19 procent deel aan een BVD-programma, 85 procent van die deelnemers heeft de BVD-vrijstatus.

BVD-dragers

Op 143 bedrijven met een BVD-vrijstatus was in 2023 een indicatie voor een BVD-infectie. Dieren die een BVD-infectie doormaken scheiden tijdelijk het BVD-virus uit. Dit in tegenstelling tot BVD-virusdragers. Die kunnen er bij de geboorte uitzien als een gezond kalf, maar ze scheiden continue grote hoeveelheden BVD-virus uit. Daarmee zorgen ze ervoor dat BVD-virus kan

Snel en makkelijk:

BVD-onderzoek via oorbiopten

Onderzoek op BVD via oorbiopten is een snelle en efficiënte manier om BVD-virusdragers op te sporen. Zo pik je verspreiders van het BVD-virus er direct na de geboorte uit.

Bovendien combineer je het nemen van een monster met een handeling die toch al moet: het oormerken. Scan de QR-code en zie hoe eenvoudig het nemen van een oorbiopt is.

blijven circuleren op het bedrijf. Vrij worden van BVD kan alleen door BVD-virusdragers in een koppel zo vroeg mogelijk op te sporen en af te voeren. Een drager blijft altijd een drager, waarbij haar kalf ook altijd een drager zal zijn, zelfs na vaccinatie.

Het aantal BVD-dragers dat we jaarlijks vinden is sinds 2019 met ruim 75 procent gedaald, tot minder dan 500 dieren per jaar. Afgelopen jaar werden de dragers gevonden op 141 bedrijven.

Risico’s op BVD verkleinen

Aanvoer van rundvee is één van de grootste risicofactoren voor insleep van ziekten in een veestapel. BVD-aanvoeronderzoek is een vereiste bij aanvoer van runderen afkomstig van een bedrijf met een lagere BVD-status. Het aanvoeronderzoek op virus spoort insleep van dragers op, antistoffenonderzoek bij dieren ouder dan 12 maanden kan ook zogenaamde ’Trojaanse runderen’ onderscheiden. In 2023 werden bij aanvoeronderzoek 7 dragers gevonden. Bij 11 procent van de onderzochte runderen werden antistoffen tegen BVD aangetoond en er werden 34 dragers geboren uit Trojaanse runderen. Ons advies is om vóór aanvoer van dieren altijd de status van het herkomstbedrijf te controleren in het openbaar register op VeeOnline. Check VeeOnline voor inzicht in statussen, aansturingen van onderzoek en digitaal inschrijven.

ENQUÊTE OM BETER BEELD TE KRIJGEN

Inzicht in knieproblemen

VUL DE ENQUÊTE IN

Rondom knieproblemen komen er steeds meer vragen boven drijven. Daarom willen we dit verder onderzoeken. Om goed te kunnen onderbouwen waarom we grootschalig onderzoek willen uitvoeren, is het belangrijk dat we weten hoe vaak dit beeld nu daadwerkelijk wordt gezien bij onze Nederlandse melkkoeien. Vandaar dat we een korte enquête hebben opgesteld die je, of jouw dierenarts, in enkele minuten kunt invullen. Met deze enquête denken we absoluut niet compleet te zijn, maar wel een beter beeld te krijgen van de mate van voorkomen van deze vorm van kreupelheid en mogelijk nog wat aanwijzingen in welke richting we het moeten zoeken. Heb je zo’n koe? Scan de QR-code en vul alsjeblieft de enquete voor ons in.

Goed beenwerk is essentieel voor koeien. Bij kreupele koeien ligt de oorzaak in ongeveer 90 procent van de gevallen in de klauw. Sinds enkele jaren worden door het hele land vaker knieproblemen gesignaleerd bij volwassen koeien. We hebben een pilot gehouden, hieruit kwamen nog onvoldoende antwoorden. Om goed te kunnen onderbouwen waarom we verder en diepgaander onderzoek willen uitvoeren, is het belangrijk dat we goed in beeld hebben hoe vaak dit beeld nu daadwerkelijk wordt gezien bij onze Nederlandse melkkoeien. Nu houden we een enquête om beter in beeld te krijgen hoe groot het probleem is, om de eventuele noodzaak van verder onderzoek te onderbouwen.

Kreupelheid vanuit de knie heeft vaak een slechte prognose, maar om dat goed te kunnen inschatten, is een precieze diagnose wel van belang. In het kniegewricht komen verschillende botten samen. Dit geheel wordt stevig bij elkaar gehouden door een voorste en achterste kruisband, spierpezen en verschillende gewrichtsbanden. Dat maakt klinisch onderzoek aan de knie slechts beperkt mogelijk. Om de oorzaak van de knieproblemen te kunnen achterhalen is het natuurlijk ook belangrijk om te weten wat er precies speelt. Waarom zien we dit momenteel zoveel vaker als in het verleden? Welke factoren spelen hierbij een rol?

knieproblemen

Kleinschalig onderzoek

Ook bij de Veekijker, onze monitoringstelefoon, kwamen deze meldingen over knieproblemen binnen. Het betrof meestal acuut kreupele koeien waarbij het probleem in de knieën leek te zitten. Het ging per bedrijf vaak om twee tot drie dieren per jaar en de koeien waren verder niet ziek. Wel waren ze ernstig kreupel en liepen nagenoeg op drie poten. Er was in de meeste gevallen geen aanwijzing voor een incident voorafgaand aan de waarneming en het betrof vooral oudere Holsteinkoeien.

Daarop hebben we vorig jaar een pilot uitgevoerd in opdracht van de landelijke diergezondheidsmonitoring. Om een beter idee te krijgen van het klinisch beeld en de mogelijke risicofactoren, zijn bedrijfsbezoeken uitgevoerd op enkele bedrijven. De bedrijfsgrootte varieerde van 80 tot 250 koeien. Op de bezochte bedrijven werd in alle gevallen weidegang toegepast. Op basis van de inventarisatie van de voeding en mineralen werden geen eenduidige risicofactoren gevonden voor de knieproblemen.

Resultaten bedrijfsbezoeken

Tijdens de bedrijfsbezoeken keken we onder andere naar de huisvesting, het gebruik van een hydraulische bekapbox en

eventueel gebruik van een mestschuif of -robot. Verkeerde inzet van deze middelen zou een risico kunnen zijn voor schade aan de knieën, maar dit verband konden we niet leggen. Sommige dierenartsen gaven aan dat zij de indruk hadden dat het iets te maken kan hebben met het type vloer of type melkstal. Ook dit konden we in ons onderzoek niet koppelen aan de knieproblemen.

Pathologisch onderzoek

Omdat het klinisch beeld zo ernstig en pijnlijk is, worden ook dieren vanwege dit beeld geëuthanaseerd. Enkele dieren die vanwege dit typische klinische beeld moesten worden geëuthanaseerd, zijn door de veehouders in het kader van deze pilot ingestuurd voor pathologisch onderzoek.

De leeftijd van de vier dieren varieerde tussen de 6 en 9 jaar oud. Mycoplasma is bij geen van de dieren aangetoond. Meerdere runderen hadden beiderzijds afwijkingen in de knie, in de vorm van slijtage van het gewricht (artrose). Bij één dier is slijtage van het bot of kraakbeen (osteochondrose) aangetoond. Eén van de dieren met artrose had tevens een gescheurde kruisband. Het is onbekend wat de oorzaak is van artrose bij rundvee. Zelfs bij mensen is nog veel onbekend over de ontstaanswijze van artrose. Leeftijd, erfelijkheid, geslacht, overgewicht, gewrichtsbeschadiging, overbelasting of een combinatie hiervan spelen een rol bij het ontstaan van artrose bij mensen. Ook wordt de rol van vitamine D in het ontstaan van artrose bij mensen onderzocht.

Aanbevelingen

Naar aanleiding van ons onderzoek en op basis van de gevonden wetenschappelijke artikelen, adviseren we om op rundveebedrijven met boven beschreven knieproblemen de huisvesting, de klauwverzorging en het mestschuifmanagement te optimaliseren, alsook bloedonderzoek te doen naar vitamine D. We hebben het antwoord nog niet en daarom willen we verder onderzoek doen. We vragen iedereen om hieraan mee te werken.

Al sinds 2002 houdt Royal GD zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van LNV, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Debora Smits, dierenarts Rund

HITTESTRESS

Zomerse temperaturen, voeding en drinkwater extra belangrijk

De zomers worden vaker warmer en dat leidt bij koeien regelmatig tot problemen door hittestress. Dit uit zich bij dieren bijvoorbeeld in een verlaagde voeropname en melkproductie, daarnaast staat de weerstand onder druk. Ook kan hittestress tijdens de droogstand van invloed zijn op de prestaties van het nageslacht. Om al deze negatieve gevolgen te verminderen, is het van belang om voldoende aandacht te schenken aan kwaliteit en beschikbaarheid van voeding en drinkwater.

Voer en water van goede kwaliteit zijn van belang voor een goede gezondheid en melkproductie. Water is daarnaast nodig bij de vertering van voer en het uitscheiden van afvalstoffen. Hoeveel een koe

drinkt, hangt af van vele factoren. Met name de melkproductie, het droge stofgehalte in het rantsoen, de omgevingstemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid hebben grote invloed. Normaliter drinken

droogstaande koeien 30 tot 60 liter per dag. Hoogproductieve koeien kunnen, afhankelijk van de melkproductie, wel 200 liter per dag drinken. Bij een verhoogde omgevingstemperatuur, zeker als die gepaard gaat met een hoge relatieve luchtvochtigheid, kan de wateropname wel 50 procent hoger worden. Het is daarom van groot belang om tijdens periodes waarin hittestress op de loer ligt, te zorgen voor goed bereikbare waterbakken met schoon en fris drinkwater. Voordat een koe gaat vreten, zal ze eerst drinken. Hoe minder ze drinkt, hoe minder ze ook zal eten.

Goede voeropname belangrijk Koeien produceren veel warmte, onder meer door fermentatie van voer in de pens. De hoeveelheid geproduceerde warmte is afhankelijk van het melkproductieniveau en de daarbij passende voeropname. Daarnaast is de warmteproductie afhankelijk van de energiedichtheid van het rantsoen en of het voer in de pens of in de darm wordt verteerd. In geval van hittestress probeert de koe haar warmteproductie te verlagen door minder voer op te nemen. Omdat dit niet goed is voor gezondheid en productie is het in warme periodes nog belangrijker dan anders om met behulp van smakelijk, vers voer en kwalitatief goed water de koeien te stimuleren om voldoende te vreten en te drinken. Dit geldt niet alleen voor lacterende koeien, maar ook voor droogstaande koeien. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat kalveren geboren uit koeien die last van hittestress hebben gehad een minder hoge levensduur en levensproductie halen.

Meer water nodig

Koeien proberen warmte af te voeren door sneller te ademen en te zweten. Daarvoor wordt de huid beter doorbloed en stroomt minder bloed naar het maagdarmkanaal. In het uiterste geval produceert een koe via ademhaling en zweet 20 tot 25 liter waterdamp per dag wat moet worden gecompenseerd door meer te drinken. Door de combinatie van de snelle ademhaling en zweetproductie neemt de buffercapaciteit van het dier af. Hierdoor lopen koeien tijdens warme periodes meer risico op pensverzuring. Het feit dat koeien met hittestress meer staan en het voer meer pieksgewijs opnemen, verhoogt dit risico. Het is daarom van belang dat koeien blijven herkauwen, zodat ze veel speeksel en daarmee het buffer bicarbonaat produceren. Ook kan extra buffer via het voer worden toegevoegd om pensverzuring te voorkomen.

Hittestress voorkomen

Enkele tips om koeien tijdens de warme periodes zo goed mogelijk te ondersteunen:

De buitentemperatuur en de relatieve luchtvochtigheid samen bepalen vanaf wel moment een koe hittestress ervaart. Dit wordt weergegeven in de Temperature Humidity Index (THI). Vanaf een THI van 68 ervaren de meest gevoelige dieren een verhoogde stress. Al bij een buitentemperatuur van 25˚C is er in Nederland vaak hittestress te verwachten.

• Zorg voor voldoende drinkpunten op korte afstand, ook in de wei, en controleer deze dagelijks op vervuiling.

• Hebben alle koeien altijd toegang tot water of zijn er opstoppingen rondom de waterbak? Zet zo nodig extra waterbakken aan het voerhek, zodat ranglage dieren ook kunnen drinken.

• Controleer de kwaliteit van het drinkwater (bacteriologisch en chemisch) op de drinkplaats minimaal twee keer per jaar.

• Controleer twee keer per jaar de instroomsnelheid van de waterinlaat van de drinkbak: deze is het liefst meer dan 15 liter per minuut.

• Voer de koeien bij voorkeur tweemaal daags zodat het voer vers en vrij van broei blijft. Let ook op versheid en temperatuur van het voer bij de droogstaande koeien. Voer eventueel ‘s avonds, als het wat koeler wordt een keer extra.

• Voer rantsoenveranderingen geleidelijk door.

Overleg met je voeradviseur:

• Zorg bij gemengde rantsoenen voor een goede menging om selectie en pensverzuring te voorkomen. Toevoeging van water (naar ~38 procent droge stof) kan selectie verminderen, maar het risico op broei wordt iets groter.

• Controleer in geval van watertoevoeging regelmatig het droge stofgehalte. Gedurende de dag wordt het rantsoen droger.

• Verlaag het risico op pensverzuring door vermindering van pensfermenteerbare koolhydraten en verhoging van het pensfermenteerbaar eiwit.

• Voer tijdens hitte liever pensbestendige dan -fermenteerbare energie.

Zorg hiernaast voor schaduw en ventilatie en voorkom overbezetting. Daarmee voelt de koe zich beter en verhoog je je eigen werkplezier.

VOOROP IN DIERGEZONDHEID

Hygiënisch & efficiënt bewaren van dierlijk afval en kadavers Afvalkoeling

Lange levensduur

Gemakkelijk te reinigen

Laag energieverbruik

Bekij k de producten in onze webshop

Good storage, Healthy business

www.flexxstore.nl

Weet wat je voert met

VoerAnalyse Jaarrond

Meer weten? www.gddiergezondheid.nl/voeranalyse-jaarrond

Maak vanaf nu gebruik van VoerAnalyse Jaarrond, een mooie aanvulling op de jaarlijkse kuilanalyses. Meet 5 of 10 keer per jaar de kwaliteit en samenstelling van je gras- en maiskuilen en van het voer dat voor de koeien ligt. Zo krijg je inzicht in veranderingen van je kuilen en rantsoen. Hiermee kun je mogelijke productie- of gezondheidsproblemen verklaren. Doe mee aan de doorontwikkeling van VoerAnalyse Jaarrond en ontvang over 2024 een korting van 50%.

PEPSINOGEENONDERZOEK

Schade door maagdarmwormen meten

Om te zorgen dat kalveren opgroeien tot productieve melkkoe is het goed om hun gezondheid in de gaten te houden. Vooral als het gaat om maagdarmproblemen veroorzaakt door worminfecties. Via onderzoek van het pepsinogeengehalte in bloed kunnen we bij kalveren aantonen of ze lebmaagschade hebben door maagdarmwormlarven. Dit zegt iets over hun weerstand tegen maagdarmwormen. Wat is pepsinogeen eigenlijk? En hoe werkt dat onderzoek dan?

Het enzym pepsinogeen wordt gemaakt in de lebmaag. Raakt de lebmaag beschadigd, dan komt pepsinogeen vrij in het bloed. Onderzoek van het pepsinogeengehalte in bloed kan tijdens het eerste weideseizoen van kalveren (tot 10 dagen na het opstallen) laten zien of ze lebmaagschade hebben als gevolg van maagdarmwormlarven. Hebben ze (beperkte) lebmaagschade, dan bouwen ze weerstand op tegen maagdarmwormen. Is er geen schade, dan kan dit twee dingen betekenen: of er is geen lebmaagschade, of de schade is al hersteld en het dier heeft inmiddels weerstand opgebouwd en kan de besmetting aan. Op basis van de lebmaagschade kunnen we dus een inschatting maken of kalveren weerstand opbouwen tegen maagdarmwormen. Hoe werkt dit dan?

Pepsinogeenstijging in bloed meten

Door lebmaagschade stijgt de pH-waarde in de lebmaag en daardoor wordt pepsinogeen niet meer (of minder dan normaal) omgezet in pepsine. Het pepsinogeengehalte in het bloed stijgt dan en dát meten we in ons laboratorium. We bepalen dus de activiteit van het pepsinogeen in serum. Hiervoor wordt het pepsinogeen in het serummonster, met behulp van een zure

vloeistof, eerst geactiveerd tot het eiwitsplitsende enzym pepsine. We bootsen daarmee eigenlijk de situatie in de lebmaag na. Vervolgens voegen we eiwit toe en meten hoeveel eiwit in een bepaalde tijd wordt afgebroken door het geactiveerde enzym pepsine. De totale hoeveelheid eiwit die wordt afgebroken is een maat voor de hoeveelheid pepsinogeen die in het monster aanwezig was.

Wat zagen we vorige winter?

In afgelopen najaar en winter wees het bloedonderzoek op pepsinogeen uit dat er bij 55 procent van de dieren sprake was van enige lebmaagschade (zie figuur 1). Dit betekent dat de dieren de maagworminfectie zelf aankunnen en weerstand zullen opbouwen tegen maagdarmwormen. Bij 17 procent van de dieren was sprake van ernstige lebmaagschade. Bij deze dieren kan het nodig zijn om –in overleg met de dierenarts– een behandeling toe te passen. uit

17% aanzienlijke lebmaagschade 28% geen of nauwelijks lebmaagschade

55% enige lebmaagschade

Figuur 1: Mate van lebmaagschade bepaald met bloedonderzoek op pepsinogeen.

Margreet Pasman, redacteur

ARNOUD ROEST, RUNDVEEDIERENARTS IN LEIDERDORP

“In ons praktijkgebied zijn zeer regelmatig wormbesmettingen aanwezig. Dit komt mede doordat een groot deel van de landbouwgrond uit veen bestaat, maar ook doordat een groot percentage van onze veehouders weidegang toepast. Hierdoor zien we niet alleen de maagdarmwormen regelmatig terug in de uitslagen van onderzoeken, maar speelt ook leverbot een belangrijke rol.

Deelname aan Worminfecties Tankmelk is een goede eerste stap om te kijken of wormbesmettingen op het bedrijf een rol spelen. Omdat deze uitslag alleen iets zegt over de lacterende dieren is het verstandig om dit aan te vullen met pepsinogeenonderzoek. Op die manier kun je goed in beeld krijgen hoe de wormbesmetting van het huidige jaar bij het jongvee is.

Je moet het pepsinogeenonderzoek goed timen. Je kunt het uitvoeren tijdens de weidegang, maar het is veel eenvoudiger om dit te doen nadat ze op stal gekomen zijn. Binnen 10 dagen na het opstallen moet je bloed afnemen. Ik pas dit vooral toe bij bedrijven waar in voorgaande jaren wormbesmettingen een rol hebben gespeeld en waarbij we willen toetsen of middels beweidings- en eventueel ontwormstrategie het juiste resultaat wordt behaald. Een praktische tip: Je kunt het pepsinogeenonderzoek combineren met het uitvoeren van de BVD-monitor. Vaak zijn dit dezelfde dieren en in veel gevallen valt het gelijk met de periode van aansturing.”

“Je kunt het pepsinogeenonderzoek combineren met het uitvoeren van de BVD-monitor”

PETER EGBERINK, RUNDVEEDIERENARTS IN DOKKUM

“In onze omgeving zijn nog veel echte weidebedrijven, waaronder grote bedrijven die met meer dan 250 melkkoeien hun koeien laten weiden. Daardoor zijn goede monitoring en preventie van maagdarmwormen (en longworm) bij ons een jaarlijks terugkerend item.

Na het uitscharen van het jongvee adviseren wij onze veehouders om na 6 weken van 5 dieren uit de koppel een mestmonster in te leveren, zodat we aan de hand van eitelling kunnen beoordelen hoe hoog de infectiedruk is. Met die uitslag besluiten we al dan niet te behandelen. Afhankelijk van de tijd in het seizoen herhalen we dit na 6 weken. Blijft de uitslag van de eitelling laag, hoeven we niet te behandelen en kunnen de dieren hun weerstand tegen maagdarmwormen opbouwen.

Bij het opstallen adviseren we vervolgens binnen 5 dagen van 5 dieren bloed te tappen voor een pepsinogeenbepaling. Daarmee hebben we een goede maat voor de mate van infectie op dat moment en

kunnen we beslissen of we de dieren alsnog een behandeling gaan geven. Wanneer blijkt dat er helemaal geen infectie aanwezig is, weten we dat we volgend seizoen deze dieren nog een keer moeten monitoren om te beoordelen of ze dan alsnog weerstand gaan opbouwen.

In de huidige tijd, waarin de roep om duurzaam handelen eindeloos groot is, kan het pepsinogeenonderzoek een mooie bijdrage leveren om het gebruik van anti-parasitica te verminderen. Zo helpen we de biodiversiteit een handje. Natuurlijk is er ook een financieel voordeel: wanneer je door dit onderzoek de koppel niet hoeft te behandelen… tel uit je winst.”

“Pepsinogeenonderzoek

kan een mooie bijdrage leveren om het gebruik van anti-parasitica te verminderen”

VAN APRÈS-SKI NAAR DE KEUKENTAFEL

Gratis advies

Onze relatiebeheerders geven je graag kosteloos advies over jouw speci eke bedrijfssituatie. Je kunt met heel veel vragen bij hen terecht. Bijvoorbeeld wanneer je te maken hebt met een onverwachte statuswijziging, als er iets in de bedrijfsvoering verandert, of als je op zoek bent naar een leuke invulling voor een avond of middag van een studiegroep. Relatiebeheerder Lammert de Vries kwam in contact met een klant tijdens een skivakantie en het gesprek werd vervolgd aan de keukentafel in Nederland.

Lammert: “Boer ben je 7 dagen per week, 24 uur per dag. Ook tijdens je vakanties en ook in de après-skibar. Datzelfde geldt een beetje voor relatiebeheerders van GD, ook dat ben je altijd en overal. Zo raakte ik tijdens een skivakantie in gesprek met een veehouder. In eerste instantie als boeren onderling. Op

Andreas

Anton

Arjan

Hans

Janna

Lammert

Laura Maaike

Marion

Mike Renske

Sabine

Theo

Theo Scheepens T 088 209 4510

t.scheepens@ gddiergezondheid.nl

Maaike Lafeber T 088 209 4676

m.lafeber@ gddiergezondheid.nl

Renske van de Beek-Overeem T 088 209 4501

r.vd.beek@ gddiergezondheid.nl

Hans Miltenburg T 088 209 4508

h.miltenburg@ gddiergezondheid.nl

een gegeven moment benoemde ik dat ik ook als relatiebeheerder werkzaam ben voor GD. Zijn antwoord: ‘Mooi dan dat ik jou hier zo tref, want waarom krijgen wij tegenwoordig zoveel mailtjes?’

Daarop doorvragend kwamen wij erachter dat dit kon komen omdat er wel eens iets rondom BVD zou kunnen spelen op hun bedrijf. We spraken af om na onze vakanties verder contact te hebben. Zo gezegd, zo gedaan. Er bleek inderdaad BVD aanwezig te zijn en er waren al meerdere BVD-dragers aangetoond en nog aanwezig op het bedrijf. Hoe hij nu verder kon in deze situatie hebben we aan de keukentafel met een kop kof e verder besproken. Heb je vragen? Trek bij ons aan de bel, wij staan voor je klaar om je verder te helpen. Ook kunnen we je doorverwijzen naar onze specialistische collega’s.”

NEEM CONTACT OP MET ONZE RELATIEBEHEERDERS, SCAN DE QR-CODE.

Lammert de Vries T 088 209 4515

l.d.vries@ gddiergezondheid.nl

Anton Gosselink T 088 209 4504

a.gosselink@ gddiergezondheid.nl

Janna de Kort T 088 209 4793

j.d.kort@ gddiergezondheid.nl

Marion Veldman T 088 209 4514

m.veldman@ gddiergezondheid.nl

Mike Weersink T 088 209 4516

m.weersink@ gddiergezondheid.nl

Laura Haarman T 088 209 4505

l.haarman@ gddiergezondheid.nl

Andreas Lameris T 088 209 4507

a.lameris@ gddiergezondheid.nl

Sabine Tijs T 088 209 4513

s.tijs@ gddiergezondheid.nl

Arjan Pakkert T 088 209 4509

a.pakkert@ gddiergezondheid.nl

DrenchVet Keto Boost

Dieetvoeder voor melkkoeien en ooien ter vermindering van het risico op ketose.

Optimale energieboost op basis van waardevolle energiebronnen met B-vitaminen en niacine.

Snelle aanvulling van energie

Stimulering van de penswerking

Snelle vermeerdering van de pensflora

Verbeterde leverfunctie

… BIJ 55% VAN DE VORIG JAAR OP PEPSINOGEEN ONDERZOCHTE DIEREN WERD ENIGE LEBMAAGSCHADE AANGETOOND.

ONDERZOEK VAN HET PEPSINOGEENGEHALTE

Via onderzoek van het pepsinogeengehalte in bloed kunnen we bij kalveren aantonen of ze lebmaagschade hebben door maagdarmwormlarven.

Bij 55 procent van de op pepsinogeenonderzochte dieren werd vorig jaar enige lebmaagschade aangetoond. Deze dieren maakten dus op het moment van onderzoek een milde besmetting door. Behandelen was bij

deze dieren dus niet nodig. Een lichte besmetting is gunstig voor de opbouw van weerstand tegen maagdarmwormen. Slechts bij 17 procent van de onderzochte dieren is de lebmaagschade door maagdarmwormen wel dusdanig groot dat behandeling nodig kan zijn.

Lees meer over pepsinogeenonderzoek op pagina 27.

ANTWOORD: SASKIA VAN DER DRIFT vraag & antwoord

VRAAG:

HOE BELANGRIJK IS VITAMINE D VOOR KOEIEN?

Koeien hebben vitamine D nodig voor de botstofwisseling, de calcium- en fosfaathuishouding én voor een goede weerstand. Voor jonge dieren is de vitamine ook belangrijk voor de ontwikkeling van het skelet. Dieren nemen vitamine D op via het voer of maken deze aan in de huid onder invloed van zonlicht. We zien in de praktijk regelmatig lage vitamine D-concentraties in het bloed van koeien die (grotendeels) op stal staan.

Een vitamine D-tekort kan bij koeien onder meer leiden tot stijfheid, kreupelheid, verdikte gewrichten en meer melk-

ziekte rondom afkalven. Bij jonge dieren kunnen skeletafwijkingen, verdikte gewrichten, stijfheid en vertraagde groei optreden. Het is dus belangrijk om bij twijfel de vitamine D-voorziening van dieren te controleren. Bij GD kun je bloedmonsters laten onderzoeken op vitamine D. Je kunt dit bloedonderzoek bijvoorbeeld inzetten bij kreupelheden die niet uit de klauwen komen, bij melkziekteproblemen of bij een vermoeden van botaandoeningen bij het jongvee.

SCAN DE QR-CODE EN GA NAAR ONZE VITAMINE D-BEPALING

Elles de Witte (27) zit sinds twee jaar in de maatschap met haar vader Leo (63). “We doen zoveel als mogelijk zelf, dat geeft een jne afwisseling in de werkzaamheden. Om prettig te kunnen werken vinden wij preventie heel belangrijk. Dan kun je voorkomen dat diergezondheidsproblemen verergeren.”

In Rietmolen staat hun bedrijf met 120 melkkoeien en 45 stuks jongvee. Elles besloot na een studie en enkele jaren te hebben gewerkt als verpleegkundige toch voor de boerderij te kiezen. “Wanneer je fulltime met de koeien werkt, dan gaat het meer leven. Toen werd het voor mij duidelijk dat ik dit wilde doen.”

Rolverdeling op het bedrijf

Om veel kennis op te doen, volgde Elles allerlei cursussen, van klauwbekappen tot insemineren. De rolverdeling tussen vader en dochter verloopt erg goed en hun visie sluit op elkaar aan.

“Mijn vader werkt al zijn hele leven op de boerderij en weet veel. Hij verzorgde de kalveren meestal en mijn moeder deed de boekhouding. Beide werkzaamheden heb ik nu overgenomen. Mijn vader doet vooral het landwerk, teelt van gewassen en onderhoud van de machines. Ik vind het leuk om daarbij te helpen er van te leren. Samen verzorgen we de koeien. We overleggen wat er moet gebeuren, verdelen de werkzaamheden en springen bij waar nodig. Dat gaat eigenlijk altijd goed”, vertelt Elles.

Visie op diergezondheid

“Een hoge melkproductie is niet ons doel. We gaan voor lage kosten maar wel met goede gehaltes. In 2015 hebben we een Fleckvieh-stier aangekocht om in te kruisen. Sinds een half jaar zijn we ook bezig met Triple A. De functie en vorm van de koe is daarbij het belangrijkste, daarna komt de rest wel. Als een koe aanleg heeft om veel melk te geven, maar het lichaam is er niet voor gemaakt, dan werkt het niet. We hebben een aantal koeien die qua lichaamsbouw goed in balans zijn en stevig op de poten staan, die blijven wel lopen. Daar hopen we er veel van te krijgen. We willen relaxed ons werk kunnen doen en ook echt samenwerken met de natuur. Als de koeien in de weide lopen, dan genieten we volop. Onkruidbestrijding proberen we te minimaliseren waar mogelijk, en als we een nest in de weide vinden, dan zetten we dat deel af”, aldus Leo en Elles.

Meten is weten

Eén keer in de zes maanden bekappen ze de koeien preventief om eventuele problemen meteen aan te kunnen aanpakken. “Preventie werkt voor ons. Zo nemen we deel aan Klauwgezondheid Tankmelk. De melk laten we controleren op zink, mangaan, biotine en de infectiedruk van Mortellaro. Meestal is de uitslag gunstig, maar is het een keer te hoog of te laag; dan kun je meteen actie ondernemen.” Zo waren een tijd terug de gehaltes teruggezakt. Leo: “De mineralenmenging bij de leverancier bleek niet goed te zijn gegaan. Dat rantsoen hebben ze teruggenomen. Met uitslagen heb je keiharde cijfers waar je iets mee kunt, ben je op de goede weg of moet er iets worden aangepast?”

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.