Samen werken aan diergezondheid
GD-magazine - augustus 2017 - nummer 89
herkauwer
AAD IJFF PAKTE OPSTARTPROBLEMEN AAN
De Droogstandscheck gaf goede aanwijzigen
20 JAAR IBR-VRIJ-CERTIFICERING Vier veehouders delen hun ervaring
EEN GEZONDE START
met goed biestmanagement
Bovilis IBR Marker Live en Bovilis BVD
Pak ze samen aan! Vraag uw dierenarts om advies.
Bovilis® IBR Marker Live, bevat per dosis (2 ml) gereconstitueerd vaccin 105,7-107,3 TCID50 Levend Bovine Herpesvirus type-1, stam GK/D (gE-). Doeldier: Rund. Indicatie: Actieve immunisatie van runderen ter vermindering van de intensiteit en de duur van de klinische respiratoire verschijnselen veroorzaakt door een infectie met BHV-1 en ter vermindering van de nasale uitscheiding van veldvirus. Bijwerking: Vaak een geringe voorbijgaande temperatuurverhoging (1°C), na intranasale vaccinatie kan vaak een toename van de neusuitvloeiing worden waargenomen. Toediening en dosering: Intranasale (IN) of IM toediening van 1 dosis (2 ml) gereconstitueerd vaccin. Dieren op een leeftijd tussen 2 weken en 3 maanden: alleen intranasaal vaccineren. Vaccinatieschema: Basis schema: vaccineer ieder dier vanaf de leeftijd van 3 maanden met een enkelvoudige dosis. De eerste herhalingsvaccinatie dient 6 maanden na de basisvaccinatie plaats te vinden. Alle volgende herhalingsvaccinaties dienen gegeven te worden met een interval niet groter dan 12 maanden. Vroege bescherming schema: voor het basis schema wordt een extra intranasale vaccinatie gegeven op een leeftijd tussen 2 weken en 3 maanden. Voor de herhalingsvaccinatie vanaf de leeftijd van 15 maanden kan het vaccin gereconstitueerd worden in Bovilis BVD. Wachttermijn: 0 dagen. Waarschuwing: De productinformatie van Bovilis BVD dient te worden geraaadpleegd voordat de gemengde vaccins worden toegediend. REG NL 9675 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Bovilis® BVD, bevat per dosis (2 ml) geïnactiveerd cytopathogeen boviene virus diarree (BVD) virus type-1, stam C-86: 50 EU > 24,6 VN eenheden inducerend. Doeldier: Rund. Indicatie: Actieve immunisatie van koeien en vaarzen vanaf 8 maanden ter bescherming van de foetus tegen transplacentaire infectie met BVD virus. Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen kan een lichte zwelling op de injectieplaats, een geringe voorbijgaande temperatuurverhoging, een overgevoeligheidsreactie, voorkomen. Toediening en dosering: Intramusculaire injectie met 1 dosis (2 ml) vanaf de leeftijd van 8 maanden. Basisvaccinatie: tweevoudig met een interval van 4 weken, de tweede niet later dan 4 weken voor de dracht of tijdens de vroege dracht om foetale bescherming te mogen verwachten. Bij koppelvaccinatie vanaf 8 maanden leeftijd alle dieren vaccineren. Herhalingsvaccinatie: bij individuele vaccinatie: 4 weken voor het begin van de volgende dracht; bij koppelvaccinatie: één vaccinatie 6 maanden na de basisvaccinatie, vervolgens enkelvoudige hervaccinatie met een interval van maximaal 12 maanden. Voor de herhalingsvaccinatie vanaf de leeftijd van 15 maanden kan het vaccin gereconstitueerd worden in Bovilis IBR Marker Live. Wachttermijn: 0 dagen. Waarschuwingen: De productinformatie van Bovilis IBR Marker Live dient te worden geraadpleegd voordat de gemengde vaccins worden toegediend. REG NL 9587 UDD. Voor overige informatie, zie bijsluiter.
MSD Animal Health Postbus 50, 5830 AB Boxmeer www.rundvee-msd-animal-health.nl
©2017 MSD Animal Health B.V. Alle rechten voorbehouden.
voorwoord
SPITTEN Het laboratoriumonderzoek dat GD duizenden keren per dag uitvoert is in feite grondig spitwerk. Soms ligt de oorzaak van de ziekte net onder de oppervlakte, soms is het een kwestie van diep spitten om te achterhalen waarom koeien ziek zijn. Buitendienstmedewerker Hans Miltenburg schetst dit in zijn bijdrage voor ‘buitendienst on the road’ aan de hand van een klassiek voorbeeld. Een veehouder kampt met ernstige mastitisproblemen op zijn bedrijf. Een verhoogd celgetal was een eerste signaal, maar al snel grijpt de mastitisverwekker, de coagulase-negatieve stafylokok in dit geval, om zich heen, met alle problemen van dien. Bestrijding van de uierontstekingen alleen is niet voldoende, dieper graafwerk is nodig. Na bloedonderzoek blijkt de werkelijke oorzaak een verminderde weerstand van de dieren, als gevolg van een sluipend onstane onbalans in de vitaminen- en mineralenvoorziening.
Niet voor niets zet GD de afgelopen jaren (via de FIT-lijn) stevig in op de ontwikkeling van testen die inzicht geven in de relatie tussen voeding en diergezondheid. Vaak blijkt dat de oorzaak van een gezondheidsprobleem voedinggerelateerd is. We lezen erover in deze editie. Zoals over de vorig jaar gelanceerde Droogstandscheck. Dit blijkt een dankbaar hulpmiddel om de oorzaak van problemen in de transitieperiode te achterhalen. Voor de melkveehouders die deel uit maken van de GD-adviesraad was het reden om GD te adviseren de bijlage ‘koppelproblemen rundvee’ via de Herkauwer onder alle melkveehouders te verspreiden. Deze kaart, die u bij deze editie aantreft, laat het verband zien tussen eventuele klachten bij uw koeien en voeding. Samen met u en uw dierenarts werken we ook zo -en als het nodig is graven we diep- samen aan diergezondheid. Bert de Lange, sectormanager rund
inhoud
04 Actueel 07 Kalender 08 FIT door voeding: de biestperiode
Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.
10 Twintig jaar IBR-vrij Certificering 08
13 Het belang van een salmonellastatus
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: via het aanmeldformulier op www.gddiergezondheid.nl en telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
14 Reportage: wat doet Aad IJff aan de
colofon Herkauwer is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Sietske Haarman, Bert de Lange, Jet Mars, Helen de Roode, Linda van Wuijckhuise | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Margreet Pasman | Redactieadres GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Herkauwer wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (vier nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 19,20 euro (exclusief btw) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie vier keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, kunt u deze via redactie@gddiergezondheid.nl doorgeven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
20 Uit het lab: wat is nodig voor sectie?
opstartproblemen van zijn droge koeien?
19 Anaplasmose door een tekenbeet 22 Interview Kees Oomen: “Monitoring is 14
24 Een dierenarts en veehouder over het gemak van digitaal inschrijven
26 Goed voeren in de melkperiode loont 29 Buitendienst ‘on the road’
ISSN: 1875a-2594 Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief) of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.
een uniek instrument”
31 De boer op 24
32 Diergezondheid volgens Joris Mathijssen
Herkauwer, augustus 2017 - 3
Bijlage: Koppelproblemen rundvee Vermoedt u dat gezondheidsproblemen in uw koppel koeien te maken hebben met voeding, maar weet u niet precies wat er aan de hand is? Dan kan bloedonderzoek inzicht geven. Maar welke onderzoeken zijn er allemaal? En welke zijn in uw situatie zinvol? Het FIT Team van GD ontwikkelde een handige ‘Koppelkaart’, die u als bijlage bij deze Herkauwer ontvangt. Met het overzicht probeert GD u, uw dierenarts en adviseurs zo gericht mogelijk van advies te voorzien. Op www.gddiergezondheid.nl/fit vindt u een digitale versie. MEER INFORMATIE WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/FIT
Stoppersregeling en GD-abonnementen Maakt u gebruik van de stoppersregeling, denk er dan aan dat u uw GD-abonnementen zelf op het juiste moment beëindigt. Doe dit pas als al het vee weg is, zodat ook de laatste runderen nog met een goede gezondheidsstatus kunnen worden verkocht. Zo voorkomt u dat het voor de aankopende partij nodig is de aangekochte runderen te onderzoeken omdat uw bedrijf niet meer de juiste statussen heeft. Als u alleen stopt met melken en nog wel jongvee aanhoudt, is het ook belangrijk om dat bij GD te melden, omdat de bewaking van de statussen voor de certificeringsprogramma’s dan niet meer via tankmelk kan, maar via bloedonderzoek zal plaatsvinden. Let op: abonnementen worden nooit automatisch aangemaakt of beëindigd; het is in alle gevallen zaak dat u uw bedrijf zelf actief aanof afmeldt.
4 - Herkauwer, augustus 2017
Symposia IBR/BVD voor vleesveehouders BVD en IBR staan volop in de aandacht, ook bij vleesveehouders. Niet verwonderlijk, gezien de impact die beide infectieziekten kunnen hebben op een vleesveebedrijf. Om vleesveehouders bij te praten over (de aanpak) van BVD en IBR organiseert GD samen met Boehringer Ingelheim, CRV en de Federatie van Vleesveestamboeken Nederland (FVN) begin november een symposium op drie locaties in het land. Tijdens het symposium gaat dierenarts Frederik Waldeck, GD-deskundige op het gebied van IBR, in op de ins-en-outs van deze aandoening die relevant zijn voor het vleesveebedrijf. Namens Boehringer Ingelheim vertelt dierenarts Ruben Tolboom u alles wat van belang is over BVD. Uiteraard is er ruim de gelegenheid voor discussie en het stellen van vragen. Dagvoorzitter is FVN-voorzitter en vleesveehouder Jos Bolk. De symposia worden gehouden op dinsdagavond 7 november in Zwolle, donderdagavond 9 november in Hoornaar en donderdagavond 16 november in Asten. Komt u ook? U bent van harte welkom! Deelname is kosteloos, maar vol is vol. Aanmelden kan binnenkort via www.IBR-BVD-Vleesvee.nl.
actueel
Thema Masterclasses 2017: water ‘Goed water. Gezonde koeien.’ Onder dat motto organiseert GD Academy dit najaar op twaalf locaties een masterclass, speciaal voor melkveehouders. U bent van harte welkom op een masterclass bij u in de buurt! Sanne Carp, dierenarts bij GD en deskundige op het gebied van water, gaat tijdens het eerste deel van de masterclass in op het belang van goed en voldoende drinkwater voor de gezondheid van uw koeien. Wanneer is het water goed? Hoe merk je dat het niet goed is? En wat doe je dan? Tijdens het tweede deel gaat Gerrit Hegen (dierenarts en bekend als ‘de boerenveearts’) in op de technische kant van de watervoorziening: hoe zorgt u ervoor dat het water altijd schoon en voldoende in de drinkbakken aanwezig is? Doel van de masterclass is dat u aan het eind van de avond naar huis gaat met bruikbare tips en adviezen waar u direct iets mee kunt op uw bedrijf. De Masterclass Water is een onderdeel van GD Melkmeesters. Data, locaties en een online aanmeldformulier vindt u binnenkort op www.melkmeesters.nl. Deelnemers aan GD Melkmeesters bezoeken de masterclass kosteloos. Niet-deelnemers betalen eenmalig 24,95 euro (excl. btw).
Wist u dit over biotine? ‘Biotine, voor sterke nagels en geweldig haar’. Misschien hebt u zoiets wel eens voorbij zien komen in een berichtje over voedingssupplementen voor mensen? Regelmatig verschijnt (online) ergens iets over de kracht van biotine, een B-vitamine voor huid, haar en nagels. Bij koeien is bekend dat biotine ook een rol speelt bij goede opbouw en herstelprocessen van huid, haren en klauwen. Het stofje is belangrijk voor de kwaliteit van het klauwhoorn en helpt beschadigingen aan het klauwhoorn voorkomen. Daarom wordt het vaak in verband gebracht met de klauwgezondheid. Niet-infectieuze klauwproblemen Onder ‘normale’ omstandigheden wordt biotine in de pens in voldoende mate geproduceerd. Maar soms kan een tekort ontstaan, bijvoorbeeld wanneer koeien last krijgen van subklinische pensverzuring (SARA) door een hoge krachtvoergift en/of onvoldoende opname van structuur. Een tekort aan biotine geeft een verhoogde kans op de ontwikkeling van niet-infectieuze klauwaandoeningen zoals zoolbloedingen, zoolzweren en wittelijnaandoeningen. Als u op uw bedrijf last heeft van veel niet-infectieuze klauwproblemen, kan een lage biotineproductie daarvan mede de oorzaak zijn. Het gericht toevoegen van biotine aan het rantsoen kan dan bijdragen aan een vermindering van de klauwproblemen.
Komt u ook naar de NVM dit najaar? De Nationale Vleesvee Manifestatie (NVM) in Zwolle wordt dit jaar gehouden op 14 oktober. Het is alweer de vierde editie van dit evenement, waar vrijwel alle vleesveerassen in Nederland zijn vertegenwoordigd. De tweejaarlijkse keuring wordt georganiseerd door de Federatie van Vleesveestamboeken Nederland (FVN). GD is een van de sponsoren. Naast de keuringen kunt u ook een bezoek brengen aan de vakbeurs. Op de stand van GD staan IBR en BVD in de schijnwerpers. Uiteraard kunt u ook met al uw andere vragen over diergezondheid bij ons terecht. Welkom op onze stand!
ALLES OVER KLAUWGEZONDHEID
MEER INFORMATIE:
WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/KLAUWEN
WWW.VLEESVEESTAMBOEKEN.NL
Herkauwer, augustus 2017 - 5
Elke koe verdient bescherming Eénmalige BVD vaccinatie, 1 jaar bescherming • bescherming tegen type 1 en 2 • maakt bescherming eenvoudig • maak een bewuste keuze, gebruik het nieuwste BVD vaccin! Vraag uw dierenarts om meer informatie.
Bovela, bevat per dosis (2 ml): levend verzwakt BVDV-1, ncp stam KE-9 en levend verzwakt BVDV-2, ncp stam NY-93. Doeldier: Rund. Indicatie: Voor de actieve immunisatie vanaf een leeftijd van 3 maanden om hyperthermie te beperken en de reductie van leukocyten veroorzaakt door BVDV-1 en BVDV-2 te minimaliseren, en om de virusuitscheiding en viremie veroorzaakt door BVDV-2 te verminderen. Voor de actieve immunisatie van runderen tegen BVDV-1 en BVDV-2 om de geboorte van persistent geïnfecteerde kalveren te voorkomen. Duur van de immuniteit: 1 jaar. Contra-indicatie: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor de werkzame bestanddelen of één van de hulpstoffen. Toediening: 2ml Intramusculair. Het wordt aanbevolen om rundvee tenminste drie weken vóór inseminatie/dekking te vaccineren voor foetale bescherming vanaf de eerste dag van conceptie. Dieren die later dan 3 weken vóór de dracht of tijdens de vroege dracht gevaccineerd worden zijn mogelijk niet beschermd tegen foetale infectie. Dit dient in overweging genomen te worden bij koppelvaccinatie. Hoewel persisterende infectie van de foetus door vaccinatie niet is aangetoond, kan transmissie naar de foetus niet worden uitgesloten. Daarom dient gebruik tijdens de dracht per geval beoordeeld te worden door de behandeld dierenarts, rekening houdend met bijvoorbeeld de immunologische BVD status van het dier, de duur tussen vaccinatie en dekking/ inseminatie, het stadium van de dracht en het risico op infectie. Voornaamste bijwerkingen: een milde zwelling en noduli tot 3 cm diameter werden waargenomen op de plaats van injectie en verdwenen binnen 4 dagen na de vaccinatie. Een verhoging van de lichaamstemperatuur binnen de fysiologische marge komt vaak voor binnen 4 uur na vaccinatie en verdwijnt spontaan binnen 24 uur. Wachttijden: Nul dagen. REG NL 114058. Duur van de immuniteit: 1 jaar. Kanalisatie: UDD. Voor meer informatie: Boehringer Ingelheim bv, vetmedica.nl@boehringer-ingelheim.com, www.boehringer-ingelheim-ah.nl, +31(0)725662411. Oktober 2016
kalender
Tips voor een goede waterkwaliteit Goed en voldoende drinkwater is een belangrijke voorwaarde voor vitale koeien, en nodig voor een goede melkproductie en groei. Het is daarom een essentieel onderdeel van gezonde voeding. Een koe vreet immers minder als zij te weinig danwel een matige of slechte kwaliteit water tot haar beschikking heeft. Om ervoor te zorgen dat een koe voldoende water opneemt, is het belangrijk dat het water beschikbaar, smakelijk en van goede kwaliteit is. GD heeft tien praktische ‘watertips’ opgesteld, hieronder leest u er drie: Tip 1: Het lijkt een open deur, maar een goede drinkwaterkwaliteit, en daarmee een goede wateropname, begint bij het regelmatig schoonmaken van de waterbakken. Als u zichtbare vervuiling in de drinkbakken ziet of het water niet fris ruikt is de eerste stap het schoonmaken van de waterbakken. Helpt dit niet, of komt de vervuiling snel terug, dan kan wateronderzoek inzicht geven in de mogelijke oorzaak van de vervuiling van het water in de drinkbak.
door bijvoorbeeld de leidingen te reinigen of ontsmetten. Tip 3: Hebt u het idee dat het té lang duurt voordat de waterbak is volgelopen nadat meerdere koeien hebben gedronken? Ga dan na hoeveel water er per minuut in de bak stroomt. Is dit minder dan 20 liter per minuut? Beoordeel dan waarom de capaciteit van de wateraanvoer onvoldoende is. Ga bijvoorbeeld na of de waterleidingen schoon zijn, de capaciteit van het watersysteem (o.a. waterdruk, leidingdikte) toereikend is voor het aantal dieren en bij eigen bronwater de capaciteit van het waterbehandelsysteem voldoende is om ook tijdens ‘piekmomenten’ voldoende en goed gezuiverd water te garanderen?
Tip 2: Ziet u een slijmerige laag in de drinkbak terwijl u hem net hebt schoongemaakt? Onderzoek dan of het water op de drinkplaats (bacteriologisch) verontreinigd is. Controleer of de waterleiding is dichtgeslibd. Dit doet u door ergens in de stal een koppeling van het waterleidingsysteem los te draaien en de binnenkant te bekijken. Voelt en ziet u een laag met vervuiling, eventueel in combinatie met een slijmlaag? Dan kan het zinvol zijn om de slijmlaag te verwijderen LEES ALLE TIEN PRAKTISCHE ‘WATERTIPS’ VAN GD OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/RUNDVEEDRINKWATER
AUGUSTUS SEPTEMBER OKTOBER
Longworm herkennen Vaak zijn de meeste ziektegevallen met longworm in augustus. Dit jaar is er echter eerder in het seizoen al flink wat longworm aangetoond. Hoe herkent u longworm en wat kunt u eraan doen? Longworm, ofwel ‘grashoest’, presenteert zich door hoesten. Dit kan variëren van een lichte hoest bij inspanning tot zeer veel hoesten, een oppervlakkige ademhaling en ernstige benauwdheid. Van oudsher is longworm een jongveeaandoening, maar longworm kan ook bij volwassen dieren een rol spelen en daar een duidelijk effect op de melkproductie hebben. Denk bij hoestende dieren in de weide altijd aan longworm. De diagnose kan bevestigd worden door mestonderzoek. Na een juiste behandeling (zorg voor een goede dosering) met een wormmiddel zullen de dieren meestal vlot herstellen. In sommige gevallen blijven de dieren door de opgetreden schade aan de longen nog wel enkele weken hoesten. Afhankelijk van het beweidingsmanagement, kan ter preventie een longwormenting worden ingezet.
Herkauwer, augustus 2017 - 7
Wat is belangrijk in de biestperiode? Een kalf wordt geboren zonder antistoffen. Het is de eerste weken dan ook afhankelijk van de antistoffen die het opneemt vanuit de biest. Maar biest heeft meer te bieden: het heeft ook een hoog energiegehalte en bevat vitaminen. Goed biestmanagement is daarom belangrijk voor een gezonde start van het kalf. Koeien leggen de basis voor een goede biestproductie tijdens de droogstand. Droogstaande koeien hebben daarvoor onder andere dagelijks voldoende, vers en smakelijk voer nodig. De normen per kilogram droge stof van het rantsoen voor de close-up-groep zijn rond 850 VEM, ongeveer 14 procent ruw eiwitgehalte en een OEB van ten minste nul. Andere belangrijke factoren voor deze groep zijn de aanwezigheid van goed en voldoende drinkwater, een goede gift van mineralen en vitaminen en genoeg ruimte aan het voerhek en om te liggen.
Biestopnamecheck Om te monitoren of uw kalveren op tijd, de juiste hoeveelheid en kwaliteit biest krijgen is er de Biestopnamecheck. Waar een biestmeter u vertelt hoe de kwaliteit van de biest is, vertelt de Biestopnamecheck u wat de kalveren daadwerkelijk opnemen aan beschermende antistoffen (IgG). Neem bij vijf kalveren in de leeftijd van twee tot zeven dagen oud een bloedmonster (serum). De uitslag vertelt u hoe uw biestmanagement op koppelniveau verloopt. In het geval van problemen (diarree, hoesten) bij kalveren tijdens de eerste levensweken kunt u zien of een oorzaak gezocht moet worden in de biest (kwaliteit én opname) of juist niet. GA VOOR MEER INFORMATIE NAAR
8 - Herkauwer, augustus 2017
WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/BIESTOPNAMECHECK
IgG-gehalte van de biest testen Tijdens de laatste twee weken van de dracht is de IgG-productie het hoogst, maar deze begint al vier tot vijf weken voor het afkalven. Voldoende droogstandslengte is dus wenselijk. Wanneer een koe voor afkalven biest uitligt, of voor afkalven al gemolken wordt, daalt het IgG-gehalte in de biest. Gemiddeld bevat biest van oudere dieren meer IgG dan biest van vaarzen, maar dit geldt niet altijd. Een oudere koe heeft vaak meer infecties meegemaakt en daarom ook antistoffen tegen meer verschillende ziektes. Je kunt aan de dikte van de biest niet betrouwbaar zien of het voldoende IgG bevat. Daarom is het testen van de biest op IgG-gehalte vóór verstrekking aan te raden. Dit kan eenvoudig met een refractometer. Hierbij is de temperatuur van de geteste biest niet belangrijk. Bij het meten met een colostrometer (gebaseerd op soortelijk gewicht van biest) is de temperatuur wél belangrijk: dan moet getest worden bij een biesttemperatuur van 20 tot 21°C. Biest van voldoende kwaliteit bevat minimaal 50 gram IgG per liter, maar liever rond 70 gram/liter.
FIT door voeding
Jan Muskens, dierenarts rund
De eerste uren na afkalven Na het afkalven is het belangrijk dat u het kalf meteen in een schone eenlingbox of iglo plaatst. En dat het met een speenemmer of fles met speen minimaal twee tot tweeëneenhalf liter biest van de eigen moeder krijgt, ook als het ’s nachts wordt geboren. Ongeveer zes uur later is een tweede biestgift van anderhalf tot twee liter nodig. Na een derde biestgift op de eerste levensdag, bedraagt de totale gift van eerste biest ten minste vijf tot zes liter. Wil een kalf niet drinken, dan kunt u het eenmalig meteen na geboorte vier liter biest met een sonde geven (een klein kalf drie liter). Overigens, wanneer een kalf bij de koe blijft lopen is de gemiddelde IgG-opname lager dan bij het direct zelf biest geven. Op de tweede en derde levensdag krijgt het kalf tweede- en derdedaags biest van de eigen moeder (drie maal daags twee liter). Noteer het als het kalf biest van een andere koe krijgt. Dit kan belangrijk zijn om te weten, bijvoorbeeld als later blijkt dat de andere koe paratuberculose heeft en mogelijk met de biest niet alleen het eigen kalf heeft besmet. Biest melken en bewaren Uit onderzoek in binnen- en buitenland blijkt dat tientallen procenten van de verstrekte biest een te hoog kiemgetal heeft. Deze kiemen horen niet thuis in de darm en verstoren de IgGopname. Het is daarom belangrijk dat de biest hygiënisch wordt gewonnen en in een koelkast bewaard Als biest wordt ingevroren, dit dan zo snel mogelijk na winning doen. De biest kan maximaal 1 jaar bij -20 °C bewaard worden. Niet alleen bij het melken en het bewaren van de biest is hygiëne belangrijk. Ook schoon materiaal (emmers, flessen, spenen, et cetera), schone handen en schone kleding voorkomen dat het pasgeboren, gevoelige kalf meteen in aanraking komt met teveel ziektekiemen. Een goed biestmanagement kost de nodige tijd en energie, maar levert ook veel op. Het is belangrijk ter preventie van ziekten bij het pasgeboren kalf en voorkomt tegelijkertijd veel extra arbeid, kosten en ergernissen bij u als veehoud(st)er.
Ga voor meer informatie over een goed biestmanagement naar www.gddiergezondheid.nl/biest Op pagina 26 leest u in het artikel ‘Goed voeren in de melkperiode loont’ meer over voeding van het kalf ná de biestperiode.
GEZONDE VOEDING. VITALE KOEIEN.
FIT DOOR VOEDING FIT, de voedingsaanpak van GD, geeft u inzicht in wat uw dieren daadwerkelijk opnemen aan bijvoorbeeld mineralen, vitaminen of beschermende antistoffen (IgG). Binnen FIT zijn diverse onderzoeken beschikbaar om uw voedingsmanagement te monitoren, zoals de Mineralencheck, de Droogstandscheck of de Biestopnamecheck. Ook wanneer zich op uw bedrijf specifieke problemen voordoen die mogelijk te maken hebben met voeding, helpt FIT met deskundig advies, de juiste onderzoeken en praktische tips. Zo werken we samen aan gezonde voeding en vitale koeien. VOOR MEER INFORMATIE OVER ONZE FIT-PRODUCTEN, GA NAAR WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/FIT
Herkauwer, augustus 2017 - 9
TWINTIG JAAR IBR-VRIJCERTIFICERING IN NEDERLAND
IBR-mijlpaal De voorlopers in de vrijwillige bestrijding van IBR zijn intussen al twintig jaar IBR-vrij gecertificeerd. Deze mijlpaal is reden om enkele veehouders te vragen naar hun ervaringen met ‘koeiengriep’, oftewel Infectieuze Bovine Rhinotracheïtis, en wat deze hoge gezondheidsstatus voor hen betekent. Het gaat goed met de vrijwillige aanpak van IBR: vandaag de dag is zo’n 42,5 procent van de melkveebedrijven en 13 procent van de overige rundveebedrijven IBR-vrij gecertificeerd. IBR is een infectie die de weerstand van een koppel koeien aantast. Als een koppel is geïnfecteerd kunnen productie- en vruchtbaarheidsproblemen ontstaan en kunnen individuele dieren luchtwegproblemen krijgen, verwerpen, vermageren en zelfs sterven. ‘Koeiengriep’ lijkt zich de laatste jaren wat milder te gedragen (vaak geen zichtbare symptomen), maar is nog niet verdwenen.
In de negentiger jaren is er veel wetenschappelijk onderzoek naar IBR gedaan. Onder andere op basis daarvan is er een programma ontwikkeld om als land vrij te worden van deze infectie. In verplichte vorm heeft het bestrijdingsprogramma kort (‘98-‘99) bestaan, maar veel veehouders zijn na de intrekking van de verplichting doorgegaan met de certificering of zijn er sindsdien mee begonnen. Hoe word ik vrij? Intakeonderzoek voor IBR-vrij Certificering bestaat op een gesloten bedrijf uit bloedonderzoek van alle dieren ouder dan één jaar, anders moeten ook jongere dieren getapt worden. Eenmaal vrij gecertificeerd, wordt de vrijstatus op melkveebedrijven bewaakt via maandelijks tankmelkonderzoek en op overige rundveebedrijven via bloedmonsters die ofwel via de slachtlijn verzameld worden, dan wel op het bedrijf zelf door bloedafname. In alle gevallen worden aanvoeren van niet-vrije bedrijven onderzocht. Daarnaast vindt monitoring plaats via gratis verwerperonderzoek. Sinds 2004 is er voor melkveebedrijven een mogelijkheid bijgekomen om IBR-vrij te worden, namelijk via IBR Tankmelk Onverdacht (ruim 22 procent deelname op 1 augustus). Via deze weg is het na twee jaar bij uitsluitend gunstige tankmelkonderzoeken mogelijk om met beperkt bloedonderzoek vrij te certificeren.
Jan Kiers uit Wachtum (DR)
Jan van Woudenberg uit Maartensdijk (UT)
Bedrijf: J.R. Kiers en Y. Boerma
Bedrijf: J. en J. van Woudenberg
Aantal stuks melkvee/jongvee: 90/40 • IBR-vrij sinds: juli ‘98
Aantal stuks melkvee/jongvee: 85/55 • IBR-vrij sinds: februari ‘97
“IBR kan best beangstigend zijn; laatst was er bij een bedrijf iets verderop een uitbraak en dan schrik je toch even. Het maakt je extra blij dat alles op het eigen bedrijf goed gemonitord is. Het IBR-programma is voor ons een eenvoudige manier om IBR-vrij te zijn en te blijven. Een kleine moeite.”
“We zijn direct toen het mogelijk was begonnen met het programma. Het ging vrij gemakkelijk, want we waren direct IBRvrij. Nu gaat alles helemaal automatisch en het enige dat we doen om IBR-vrij te blijven is ervoor zorgen dat de veearts en inseminator bedrijfskleding dragen en dat er geen draadcontact is met buurtvee.”
10 - Herkauwer, augustus 2017
aanpak IBR
Frederik Waldeck, dierenarts rund
Vrij blijven blijkt goed mogelijk Op vrije melkveebedrijven is de kans op het (opnieuw) oplopen van IBR klein; per jaar krijgt minder dan 1 procent te maken met een zogenaamde ‘tankmelkomslag’. Is een bedrijf eenmaal vrijgecertificeerd, dan betekent dit in veruit de meeste gevallen dat een bedrijf vrij blijft. Als er toch sprake is van insleep van de ziekte, dan kan dit op verschillende manieren gebeuren (onder andere via mensen en materialen). Diverse studies en analyses van GD hebben laten zien dat de aanvoer van dieren met een lagere status het grootste risico op het binnenhalen van een infectie is. Combinatie met vaccinatie Vaccineren en certificeren gaan goed samen. Dit komt door een afgestemd concept tussen het vaccin en de beschikbare testen, waardoor er onderscheid gemaakt kan worden tussen een veldvirus en vaccinvirus. Wel of niet vaccineren op vrije bedrijven is een individuele keuze die op basis van risicoschatting samen met de eigen dierenarts gemaakt moet worden. Voor besmette bedrijven is vaccineren de meest zekere weg naar een op termijn vrije koppel.
Bijna 11.000 melkveebedrijven met IBR-status Op dit moment zijn er in Nederland zo’n 11.000 melkveebedrijven met een IBR-status: • 7.201 melkveebedrijven zijn IBR-vrij gecertificeerd • 3.762 melkveebedrijven zijn IBR Tankmelk Onverdacht 2.623 niet-melkleverende bedrijven hebben een IBR-status. Meer informatie over de aanpak van IBR vindt u op: www.gddiergezondheid.nl/ibr *cijfers per 01-08-2017
Actualiteit Landen om ons heen hebben de afgelopen jaren niet stilgezeten en hebben verplichte programma’s ingevoerd ter bestrijding van IBR. Duitsland, onze grootste handelspartner voor levend vee, is
sinds kort volledig IBR-vrij via de officiële EU voorwaarden (artikel 10). Ook België heeft sinds 2012 een bestrijdingsprogramma dat door de Europese Commissie is goedgekeurd (artikel 9). In Nederland heeft de uitroeiing van IBR lang geen prioriteit gehad. Maar dat gaat veranderen. Op 8 juni jongstleden heeft het Ministerie van Economische Zaken aangegeven om begin 2018 ook in Nederland regelgeving voor IBR in te voeren. Er komt dan een vaccinatieplicht waarop vrijstellingen voor IBR-vrije en -onverdachte bedrijven mogelijk zijn. Naast aansluiting op de Europese kaders zal dit ook diergezondheid, dierwelzijn en beperking van antibioticagebruik ten goede komen. Meer hierover is te lezen op de website van de Stuurgroep ‘Voorbereiding collectieve bestrijding IBR en BVD in Nederland’ (www.ibrbvd.nl).
Jan Darwinkel uit Tynaarlo (DR)
Arjan Heuver uit Hellendoorn (OV)
Bedrijf: Mts. Darwinkel-Timmer
Bedrijf: Landbouwbedrijf J.H. Heuver
Aantal stuks melkvee/jongvee: 90/80 • IBR-vrij sinds: november ‘98
Aantal stuks vleesvee/jongvee: 60/70 • IBR-vrij sinds: juni ‘97
“We zijn in het begin, nadat onze dierenarts ons erop wees, direct gestart met het programma. We hebben toen vier koeien met antistoffen afgevoerd. Nu zijn we al zo’n twintig jaar IBRvrij. We zijn een gesloten bedrijf, dus het blijft al jaren stabiel. Het IBR-programma is een mooi hulpmiddel om onze dieren gezond houden.”
“Het is voor ons belangrijk gezonde en goede dieren te fokken. IBR-certificering is daar een onderdeel van. Eind jaren negentig las ik weleens dat er problemen waren met entstoffen. Via anderen hoorde ik toen van het programma en dat trok mijn aandacht. We zijn er toen mee gestart en sindsdien zijn we IBR-vrij.”
Herkauwer, augustus 2017 - 11
Ook zakgoed!
pH 10+
+31(0)6 - 24 69 70 90 +31(0)6 - 51 26 91 09
Ook deelvracht!
pH 9+
www.agrikal.nl www.kalkstromatras.nl
BASIS VOOR KALKSTROMATRAS
STALSTROOISEL DAT WÈRKT
Agrikal_Adv_GD-Herkauwer_2017.indd 2
BOX
02-02-17 16:14
De volgende stroproducten zijn zeer aantrekkelijk in prijs-kwaliteitverhouding ten opzichte van andere strooisels. De producten nemen ook veel meer vocht op en hebben een zeer positieve uitwerking op de mest.
PELLETS
Crush Lava 3 mix vanaf € 185 per ton • Rubbermatbedden • Diepstrooiselboxen • Pluimvee • Paardenboxen Boxpellets vanaf € 155 per ton • Diepstrooiselboxen • Paardenboxen • Vrijloopstallen • Potstallen Boxcrush vanaf € 185 per ton • Pluimvee • Rubbermatbedden • Diepstrooiselboxen • Paardenboxen Guido Sinnige • tel. 06 - 215 84 212 • www.boxpellets.nl
AGRI SERVICE JEUKEN B.V. A
+ B
C
M
Y
CM
MY
CY CMY
K
RISORSA®AGRI EASY SERVICE JEUKEN B.V. Nieuwee! formul
Dip spray producten en te
gebruiken bij melkrobotsystemen Anzeige Agri Risorsa A5-ha-4c 24.09.2008 10:07 Uhr Seite 1 C
M
Y
CM
MY
CY CMY
K
C
M
Y
CM
MY
CY CMY
K
+ Bim Milchroboter AEinsetzbar
DeRISORSA oplossing ® EUTERPFLEGEMITTEL voor celgetal
u e l! N em e For
Anzeige Agri Risorsa A5-ha-4c 24.09.2008 10:07 Uhr Seite 1
+ B
A
problemen
+ B
Heerbaan 114, 6566 ET Millingen a/d Rijn (nl) RISORSALeichte STRONG Tel: +31 481 433661 Schutzfilmbildung Vormt een u e l! N em + B bescherming A lichte Nieuwe e e! formul For Fax: +31 481 432075 Farma GMP. ® ® Mob: +31 (0)6 53195804 RISORSA BARRIER RISORSA BARRIER e Schutzfilmbildung Vormt een extremeExtreme bescherming Nieuwe N e u ewww.agriservicejeuken.nl l! ule! ®
form
For
m
ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Bel met: Marcel koot T 0314-35 58 52 E marcel.koot@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl
De Droogstandscheck Voor een optimale opstart
De Droogstandscheck geeft via bloedonderzoek vóór het afkalven een goed beeld van de kans op problemen ná het afkalven. De uitslag helpt u bij te sturen in uw droogstandsmanagement om zo de prestaties van uw verse koeien te verbeteren. Zo werken we samen aan gezonde koeien en een optimale opstart.
Doe de Droogstandscheck
www.droogstandscheck.nl
Kies voor de FIT-aanpak van GD: Gezonde voeding. Vitale koeien. GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, www.gddiergezondheid.nl/fit
Aad IJF: “De resultaten die we tot nu toe zien zijn goed: de koeien starten beter op en de productie is wat gestegen.�
14 - Herkauwer, augustus 2017
reportage
AAD IJFF DEED EEN DROOGSTANDSCHECK OM DE OPSTARTPROBLEMEN AAN TE PAKKEN
“Soms is het net een puzzel” In Assendelft, onder de rook van Amsterdam, runnen Aad IJff en zijn vrouw Lia Al een melkveehouderij met zo’n zeventig koeien. Hoewel de koeien het qua gezondheid goed doen, liep hij de laatste tijd tegen wat problemen aan: het opstarten ging niet zoals hij graag zou zien. Die opstart ging nooit echt geweldig, maar de laatste maanden werd het, volgens Aad, echt een probleem. “In de eerste zestig dagen was de productie veel te laag. Momenteel zit ik op een productie van ongeveer 9000 liter. De BSK bij de groep vaarzen blijft helaas achter bij de rest. Sommige vaarzen uierden onvoldoende op en dat is gewoon zonde. Je probeert uit te vinden waar dat aan ligt, maar het kunnen zo veel dingen zijn: de mineralenvoorziening, de energievoorziening of toch de eiwitvoorziening? Ik ben samen met mijn dierenarts om de tafel gaan zitten en hij opperde het idee om eens een Droogstandscheck uit te voeren. Zodoende!” Energievoorziening En daar kwam echt wat uit. Zo bleek bij de droge koeien van Aad vooral de energievoorziening onvoldoende. Op verzoek pakt hij de uitslag erbij: “Ik vind het fijn als er iemand meekijkt, dus nadat de uitslag binnen was heb ik deze eerst even rustig met de dierenarts doorgenomen.” Vervolgens maakten ze samen een plan. Als aanvulling op het ruwvoer dat de veehouder aan de
Herkauwer, augustus 2017 - 15
droogstaande koeien voerde, startte hij toen met het geven van krachtvoer. “We wilden die energievoorziening omhoog krijgen.” Ook ging hij zijn voervoorraden beter bijhouden. “Dat schoot er in drukke tijden weleens bij in. In een tijd dat er veel koeien afkalven wil je natuurlijk genoeg wel voldoende voer hebben liggen.” Mineralen Naast een aanpassing in het rantsoen is Aad weer wat consequenter droogstandsbolussen gaan geven. “Bij het droogzetten gaat er een bolus in. Ik merk aan de koeien dat het al wel beter wordt, maar ik heb het gevoel dat er nog ruimte voor verbetering is. Eerder deed ik dit ook al wel, maar ik probeer hier nu een constante lijn in te vinden.”
Aad IJff stuurde de energievoorziening van zijn droogstaande koeien bij via het krachtvoer
Aad bladert nog wat door de uitslag en komt nog een paar dingen tegen die wat hem betreft beter kunnen. “Kijk hier”, zegt hij, “De koper- en seleniumwaarden van de vaarzen zitten laag. De mineralenvoorziening heb ik aangepast, ik geef de vaarzen nu kort voor het kalven een bolus. Het is nog te vroeg om nu al de effecten te meten. Het is belangrijk om in de gaten te houden wanneer je welke hoeveelheden mineralen en toevoegingen toedient. Een bolus werkt namelijk lang en daar moet je rekening mee houden. Anders heb je kans dat ze begin lactatie te veel mineralen krijgen en dat heeft een averechts effect. Soms is het net een puzzel.” Het is voor Aad lastig als dingen niet helemaal lekker lopen. “Als veehouder wil je alles op je bedrijf eigenlijk zo goed mogelijk doen. Als dat niet altijd gaat zoals je wilt, is dat moeilijk. Je wilt het dan direct aanpakken.” Dat blijkt ook uit andere programma’s waar hij aan meedoet. “Je moet er echt bovenop
zitten, dingen aanpakken en het vooral niet laten verslonzen. We zijn al lange tijd IBR- en BVD-vrij en ik vind het prettig om door middel van melkonderzoek mastitis te onderzoeken. Op het IJff A. envan Al C.C.M. gebied van uiergezondheid zit ik, met een MTS celgetal tachtig, Zaandammerweg 19 super.” 1566PG Assendelft Op de MPR-uitslag valt op dat de verse koeien grote verschillen in vet- en eiwitgehalten laten zien. De lage eiwitgehalten zijn Uitslag Droogstandscheck een aanwijzing voor een energietekort. Dit werkt later onder andere door in 6023720 de vruchtbaarheid. Aad Inzender: MTS IJff A. enbegint Al C.C.M. niet heel vroeg PC en plaats: 1566PG Assendelft met insemineren. Hij merkt wel op dat hij meer rietjes per koe 73014 Inzendnummer: DAP: 91260 DAP De Rijp BV moet gebruiken dan in het verleden, wat zich vertaalt in een Monstername: 14-3-2017 Datum uitslag: 15-3-2017 “Nu de energievoorziening is aangepakt, hogere tussenkalftijd. Voor informatie: 0900-1770 wordt dat hopelijk ook beter.” Onderzoek Droogstandscheck
Resultaat Droogstandscheck op koppelniveau Resultaat op koppelniveau
De Droogstandscheck is gebaseerd op bloedonderzoek bij (minimaal) De Droogstandscheck is gebaseerd op bloedonderzoek bij (minimaal) 4 droogstaande koeien (21 - 2 dagen vier droogstaande koeien (21-2 dagen voor de verwachte afkalfdatum). voor de verwachte afkalfdatum).
Percentage
Energievoorziening
40 %
Eiwitvoorziening
20 % 0%
Haptoglobine
0
10
20
30
40
50
60
70
80
90
100
Percentage afwijkende uitslagen (%) Advies energievoorziening Van de droge koeien had 40 procent een energietekort. 20 procent van Meer dan 25% van de bemonsterde koeien heeft een afwijkende uitslag heeft voor de energievoorziening. Dit geeft aan dat er bij uw droogstaande koeien problemen met de energievoorziening kunnen zijn. Evalueer de de droge koeien nam een overmaat aan eiwit op uit het rantsoen. Er energievoorziening om gezondheidsproblemen na afkalven te voorkomen. Voor advies: zie achtergrondinformatie.
waren geen aanwijzingen voor koeien met ontstekingen.
16 - Herkauwer, augustus 2017
Achtergrondinformatie energievoorziening Een afwijking in de energievoorziening kan ontstaan als koeien een te ruime conditie hebben en/of in de laatste weken voor afkalven onvoldoende energie opnemen uit het rantsoen. Droogstaande koeien met verhoogde NEFAen/of BHBZ-concentraties hebben meer kans om na het afkalven gezondheidsproblemen te krijgen, zoals aan de nageboorte blijven staan, baarmoederontsteking en lebmaagverplaatsing. Zorg ervoor dat het rantsoen voor droogstaande koeien geoptimaliseerd is. Verstrek dagelijks vers voer en zorg voor voldoende restvoer. Controleer het Blad 1 van 2
Anne Taverne, redacteur
Consequent Tijdens een ronde over de boerderij, door de stallen en langs de zachte veenweides komt Aad even terug op de uitslag van de Droogstandscheck. “Soms denk ik weleens dat mijn koeien meer aan de melk denken dan aan zichzelf”, vertelt hij, terwijl hij naar een pas gekalfde vaars wijst. “Die vind ik bijvoorbeeld iets te schraal, de conditie zou wel wat ruimer mogen van mij.” Kijkend naar de toekomst hoopt Aad dat het steeds iets beter gaat. “Ik kan niet zeggen dat het morgen 180 graden gedraaid is, maar in de loop van de tijd moet dit toch lukken.” Op de vraag wat hij doet als het niet lukt, reageert hij positief. “Dan ga ik kijken hoe het toch nog beter kan. Misschien door middel van bloedonderzoek of ik ga samen met de voerleverancier kijken naar de rantsoenen. Uiteindelijk hoop ik gewoon dat de productie wat hoger wordt. Ik denk dat als de opstart weer wat beter gaat, dit vanzelf gebeurt.” Het is nu dus nog wat vroeg om te zeggen of de aanpassingen die gedaan zijn naar aanleiding van de Droogstandscheck het
reportage
“Als veehouder wil je alles op je bedrijf eigenlijk zo goed mogelijk doen.” gewenste resultaat opleveren. “Het is voor nu belangrijk om het vol te blijven houden en consequent te zijn in het bijhouden van de voervoorraden.” De Droogstandscheck heeft de problemen volgens Aad in ieder geval concreter gemaakt. “Je ziet duidelijk uitschieters en krijgt inzicht in wat er niet helemaal goed gaat. En de resultaten die we tot nu toe hebben gezien zijn in ieder geval goed: de koeien starten beter op en de productie is iets gestegen. Het is nog niet waar ik het uiteindelijk wil hebben, maar dat heeft ook tijd nodig. Het begin is er en de puzzel ernaartoe is een uitdaging.”
Herkauwer, augustus 2017 - 17
ICE MINT Japanese peppermint oil / Arnica oil / Eucalyptus oil / Tea Tree oil / Horse Chestnut
First COLD then HOT!
Unieke int M l e G r e i U
BIJ ELKE 1000 ML TUBE
HANG- EN STA TUBE MET ANTI-LEK SLUITING
500TERMLWAARDE GRATIS! VAN: €14,50
Paardenkastanje: Ondersteunt de bloedcirculatie in de uier. Arnica: Verwarmt en ontspant. Eucalyptus: Huidverzorgend. Tea tree: Ondersteund het herstellende vermogen van de huid. Pepermunt: Ondersteunt de bloedcirculatie.
LEVERING VIA UW DIERENARTS OF BESTEL OP:
WWW.VETANIMALCARE.NL
diergezondheid
Debora Smits, dierenarts rund
BESMETTING VIA TEKENBEET
Anaplasma De laatste maanden ontving de Veekijker Rund van GD meerdere vragen over anaplasmose. Een andere naam voor anaplasmose is weidekoorts. Anaplasmose ontstaat door besmetting met Anaplasma, een bacterie die kan worden overgebracht door teken die in Nederland voorkomen.
De verschijnselen van anaplasmose bij koeien zijn koorts, productiedaling, soms luchtwegklachten en verwerpen. Anaplasma kan zorgen voor een weerstandsverlaging. Als er erg veel teken op de koeien zitten wordt bij deze verschijnselen snel aan Anaplasma gedacht. Worden er weinig teken op de koeien gezien, dan zal men daar bij dezelfde verschijnselen mogelijk minder snel aan denken. Anaplasmose is dit jaar door middel van bloedonderzoek inmiddels in verschillende delen van het land bij rundvee aangetoond. Anaplasma komt ook bij andere diersoorten voor, denk aan paarden en kleine herkauwers. Ook mensen kunnen via een tekenbeet ziek worden van deze bac terie. Jonge runderen zijn minder gevoelig. Circa 4 procent van de teken in Nederland is besmet met Anaplasma (bron: RIVM). Teken kunnen echter bij mens en dier ook andere infecties overbrengen. Denk hierbij aan bijvoorbeeld Babesia of Borrelia (ziekte van Lyme). Het percentage teken in Nederland dat besmet is met Borrelia is circa 20 procent. Tekenbeet voorkomen Omdat Anaplasma een bacterie is, bestaat bij ziekteverschijn selen de therapie uit een behandeling met antibiotica. Beter is het natuurlijk om de kans op een besmetting met teken zo klein mogelijk te maken. Teken komen in het hele land voor in bossen, duinen, heidegebieden, beschutte weilanden, parken en tuinen. Teken zijn actief vanaf een temperatuur van ongeveer 8°C. Ze stappen van grassen en struiken over naar dieren (en mensen). Eenmaal op een gastheer, zoeken ze een geschikte plek om zich vast te bijten in de huid. Na een bloedmaaltijd laat de teek los en leeft op de bodem tussen grassen en bladeren. Na enkele maanden gaat de teek voor de volgende bloedmaaltijd op zoek naar een nieuwe gastheer. Tijdens deze bloedmaaltijd kan de gastheer besmet raken en ziekteverschijnselen gaan vertonen. Teken zijn slecht bestand tegen felle zon. Extra kans op infectie treedt dus op in ‘teekvriendelijke’ gebieden met hoge begroeiing en bosjes. Aangezien de bacterie in witte bloedcellen zit kan bloedcontact (bijvoorbeeld via een naald) ook een rol spelen in de overdracht, al is deze rol in verhouding tot de rol van teken slechts zeer gering.
Herkauwer, augustus 2017 - 19
Wat is nodig voor een goede sectie? GD ontvangt veel dieren voor sectieonderzoek. Het aantal inzendingen van runderen, varkens, pluimvee en kleine herkauwers samen is ongeveer 7.000 per jaar. Ruim een derde daarvan zijn runderen en kalveren. Wat gebeurt er nadat deze dieren zijn aangeboden voor een sectie en wat is nodig om een goede diagnose te kunnen stellen? Eigenlijk is ‘sectie’ geen goede benaming voor wat er gebeurt. Sectie betekent ‘snijden’. De pathologen snijden het dode dier inderdaad open, maar het onderzoek houdt niet op bij het opensnijden. Op basis van de symptomen op het inzendformulier en de zichtbare veranderingen na het open maken van het dier, worden monsters voor vervolg onderzoeken genomen. Daarom hebben pathologen het zelf liever over ‘pathologisch onderzoek’, dat voor de veehouder meestal een diagnose oplevert op basis waarvan een therapie en preventie kan worden ingesteld. Omdat de informatie die uit alle pathologische onderzoeken komt ook belangrijk is voor de diergezondheidsmonitoring in Nederland, financieren de sector en de overheid een groot deel van de kosten van het ophalen en het onderzoeken van kadavers. Daardoor kost pathologisch onderzoek de rundveehouder maar 90,50 euro. Ophaaldienst Toen GD in 2001 alle laboratoriumactiviteiten concentreerde in Deventer en de regionale gezondheidsdiensten en sectiezalen werden opgeheven, is de ophaaldienst voor kadavers fors uitgebreid. Dit om ervoor te zorgen dat veehouders uit het hele land toch binnen afzienbare tijd een gestorven of geëuthanaseerd dier konden laten onderzoeken. Het ophalen van een kadaver kost de veehouder 52,75 euro. Inzendformulier Voor een goed onderzoek is het heel belangrijk dat pathologen beschikken over een goed ingevuld inzendformulier. Dat betekent niet alleen het invullen van de naam van de inzender en
20 - Herkauwer, augustus 2017
een duidelijke identificatie van de dieren, maar vooral het aankruisen van de leeftijd, de klachten en eventuele behandeling die de betreffende dieren hebben gehad. Bovendien is er ruimte om aanvullende informatie te vermelden, zoals achtergrondinformatie over de ingezonden dieren of het bedrijf. Achtergrondinformatie Om pathologisch onderzoek zo goed mogelijk te kunnen uitvoeren, met de meeste kans op zinvolle resultaten, is achtergrondinformatie heel belangrijk. Soms denkt een inzender dat het beter is om zo min mogelijk te vermelden, zodat de onderzoekende patholoog ‘niet op het verkeerde been’ gezet kan worden. Dit is echter niet het geval. Hoe meer informatie, hoe beter de patholoog zijn of haar werk kan uitvoeren. De juiste dieren Als er een bedrijfsprobleem is, bijvoorbeeld hoestende kalveren, of veel kalveren met diarree, dan is het belangrijk dat dieren worden ingestuurd die echt te maken hebben met de ziektebeelden waarmee de inzender te kampen heeft. Als er maar één dier wordt onderzocht, bestaat er altijd een kans dat het dier toevallig iets heeft dat niet met het bedrijfsprobleem te maken heeft. Een dier kan volgens de inzender verschijnselen hebben van
Ophaaldienst Het aanmelden voor ophalen kan telefonisch (0900-2020012) maar ook digitaal (www.gddiergezondheid.nl/ophaaldienst). Het invullen van het inzendformulier is digitaal snel en makkelijk te regelen en wordt overgenomen op het uitslagformulier. Voor overleg over het bedrijfsprobleem en interpretatie van de uitslag van het pathologisch onderzoek, kan de dierenarts ook bellen met de Veekijker.
uit het lab
Sylvia Greijdanus, patholoog
1 U kunt 24 uur per dag een dier aanmelden voor pathologisch onderzoek (0900-2020012). De ophaaldienst plant elke avond om 22.00 uur de routes en de speciale vrachtwagens starten vanaf 07.00 uur met ophalen. Deze auto’s moeten uiterlijk 12.00 uur weer in Deventer zijn, zodat de pathologen met hun onderzoek kunnen beginnen.
1
2 GD heeft speciale vrachtwagens met ontsmettingsmogelijkheden. De chauffeurs komen het dode dier op de grens erf-openbare weg ophalen en bellen u 30 minuten van tevoren.
3 Zorg voor een goed ingevuld inzendformulier met bedrijfstype, leeftijd zieke dieren, aantal zieke dieren en de ziektebeelden. Dat helpt de patholoog bij het pathologisch onderzoek.
2
4
4 In de sectiezaal wordt het dode dier op een protocollaire wijze opengemaakt en worden de organen op zichtbare afwijkingen beoordeeld. Op basis van de ziektebeelden op het bedrijf en de waargenomen afwijkingen in het opengemaakte dier, beslist de patholoog over het nemen van monsters voor vervolgonderzoek.
5 Vervolgonderzoeken kunnen bijvoorbeeld bestaan uit het microscopisch bekijken van weefsels, onderzoek op virussen, parasieten of het kweken van bacteriën. Worden bacteriën
3
5
ademhalingsproblemen, maar hier kan juist een darmprobleem aan ten grondslag liggen. Dit komt doordat diarree de samenstelling van het bloed verandert (zogeheten metabole acidose), wat vervolgens de snelheid van het ademhalen kan beïnvloeden. Plotseling dode dieren Vooral bij landbouwhuisdieren is het belangrijk om onderscheid te maken tussen een dier dat dood aangetroffen wordt door de eigenaar en een dier dat werkelijk plotseling stierf. Van acute sterfte is sprake als een ogenschijnlijk gezond dier binnen 24 uur na het optreden van de eerste ziektesymptomen sterft. Bij pathologisch onderzoek is het soms moeilijk om bij deze dieren de doodsoorzaak vast te stellen, omdat er te weinig tijd was voor de ontwikkeling van zichtbare veranderingen. Een voor-
gekweekt, dan wordt ook een gevoeligheidstest voor antibiotica gedaan.
beeld van een dramatisch ziekteverloop waarbij het lastig is om een diagnose te stellen is botulisme. Deze dieren gaan snel dood en bij sectie is er vaak weinig te zien. Bovendien zijn de bacterie Clostridium botulinum en het hierdoor gevormde toxine moeilijk aan te tonen. Dit doet de patholoog wel eens ver langen naar een werkwijze zoals in Crime Scene Investigation (oftewel de televisieserie ‘CSI’), waarbij in één uur tijd de meest spannende zaken keurig worden opgelost. Houdt er tot slot rekening mee dat ‘rotting’ al snel na de dood optreedt, waardoor de beoordeling van de organen wordt bemoeilijkt. Daarom is het noodzakelijk om een gestorven dier koel weg te leggen (in de schaduw, afgedekt met een natte lap) tot het wordt opgehaald.
Herkauwer, augustus 2017 - 21
KEES OOMEN, VOORZITTER BEGELEIDINGSCOMMISSIE MONITORING DIERGEZONDHEID:
“Monitoring is een uniek instrument” In de 35 jaar dat hij voor het ministerie van Landbouw werkte was hij betrokken bij de crises van varkenspest, mond- en klauwzeer en vogelgriep. Nu is Kees Oomen voorzitter van de begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid. We vroegen hem naar de toegevoegde waarde van monitoring. Kees Oomen groeide op een gemengd bedrijf in Teteringen op. Op het bedrijf hadden ze van alles: melkvee, akkerbouw, fruit en ook wat kippen. Door verkoop ten behoeve van uitbreiding van de gemeente Breda was bedrijfsovername niet mogelijk. “Anders was ik zeker melkveehouder geworden”, aldus Kees. In plaats daarvan volgde hij een studie in Wageningen, waarna hij enkele jaren in het onderwijs werkte. Vervolgens werkte hij zo’n 35 jaar voor het ministerie van Landbouw, onder andere als directeur Landbouw. Enkele jaren geleden stopte hij met zijn werk bij het ministerie. Op dit moment is hij bestuurslid bij de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa) en het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ). Daarnaast is hij voorzitter van de begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid. Waarom bent u in de begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid gegaan? “Daarop is het antwoord heel simpel. Ik ben ervoor gevraagd, door zowel de verschillende diersectoren als het ministerie van EZ. Ik kende de monitoring, vind het uniek en zie de grote waarde ervan. Als je het dan ook nog eens leuk vindt om vergaderingen voor te zitten, is het antwoord snel gegeven.”
22 - Herkauwer, augustus 2017
Wat is volgens u het belang van de monitoring van diergezondheid en waarom? “We kennen natuurlijk al langer het belang van het tijdig herkennen van dierziekten. Ik ben zowel bij de crises van varkenspest, mond- en klauwzeer als vogelgriep betrokken geweest. Als je het al niet wist, dan ervaar je in zo’n situatie wel de enorme impact die zulke uitbraken kunnen hebben. Natuurlijk op de eerste plaats voor de direct betrokken ondernemers. Zowel emotioneel als financieel. Als dan ook nog eens blijkt dat mensen ziek kunnen worden, hoef je niet meer overtuigd te worden van het belang om zo vroeg mogelijk dierziekten op het spoor te komen.”
Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
Redactie
Kunt u een praktijkvoorbeeld geven uit de rundveesector, waarbij monitoring een belangrijke rol heeft gespeeld? “Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld is de uitbraak van het nieuwe schmallenbergvirus, in 2011-2012. De monitoringssystematiek liet toen goed zien wat haar toegevoegde waarde is. Binnen de monitoring werken alle betrokken partijen nauw samen en toen verschillende dierenartsen contact opnamen met de Veekijker over ogenschijnlijk ‘gewone’ symptomen, zoals diarree, koorts en productiedaling, werd door het hoge aantal telefoongesprekken hierover vermoed dat het om een onbekende aandoening ging. GD bezocht toen enkele bedrijven en nam monsters. In het buitenland speelden deze symptomen ook en uiteindelijk werd in Duitsland het nieuwe virus gevonden, dat eveneens in de bloedmonsters van de Nederlandse bedrijven bleek te zitten. Enkele maanden later werden op die bedrijven, zoals verwacht, kalveren verworpen met specifieke afwijkingen. Na pathologisch onderzoek werd het virus ook in deze kalveren vastgesteld. Via de specifieke monitoring vindt nu elke twee jaar prevalentieonderzoek plaats. Op die manier wordt de mate van voorkomen gemonitord, ook na een uitbraak.” Wat is volgens u het belang van monitoring vanuit het perspectief van de rundveehouders? “De diergezondheidsmonitoring richt zich op het tijdig signaleren van bekende (bijvoorbeeld blauwtong) en onbekende aandoenin-
interview
gen (bijvoorbeeld schmallenbergvirus), maar ook het signaleren van trends op het gebied van bedrijfsgezondheid. Met het tijdig signaleren van een introductie van Blauwtong kunnen veehouders voorzorgsmaatregelen nemen, zoals vaccinatie. Niet alleen informatie over ziekten, maar ook de landelijke bedrijfsgezondheid wordt gemonitord. Bij de data-analyse zien we bijvoorbeeld een gunstige trend in de uiergezondheidskengetallen. Deze informatie wordt ook gedeeld met veehouders zodat ze dit kunnen gebruiken als benchmark voor de situatie op hun eigen bedrijf. ” Wat zou er volgens u kunnen gebeuren als de monitoring van diergezondheid zou ophouden te bestaan? “Nederland heeft met het monitoringssysteem echt een uniek instrument in handen. Informatie uit verschillende bronnen zoals informatie verkregen via de Veekijker van dierenartsen en veehouders, pathologisch onderzoek en diverse databronnen worden bij elkaar gebracht en geanalyseerd. Daarmee is het mogelijk om verbanden te zien die anders wellicht over het hoofd gezien kunnen worden. Het is daarom van het grootste belang dat het systeem blijft bestaan. Daarbij moet je natuurlijk kritisch blijven kijken naar wat echt nodig is en naar wat simpeler of beperkter kan. Het bewaken van het kostenniveau moet ook blijvend aandacht hebben. En tenslotte: het systeem staat of valt met de blijvende bereidheid van alle betrokkenen om informatie te delen.”
Herkauwer, augustus 2017 - 23
Met behulp van een barcodescanner kan dierenarts Simon Hakkesteegt (rechts) de monsters van de koeien van veehouder René Franzen uit Basingerhorn (links) gemakkelijk digitaal inschrijven via VeeOnline.
“Foutkans kleiner met VeeOnline” 24 - Herkauwer, augustus 2017
Naarmate de technologie zich ontwikkelt, verandert ook de werkwijze. Dat geldt ook voor veehouders en dierenartsen. Waar de dierenarts voorheen nog met notitieblokjes en formulieren werkte, kan nu veel via de tablet of computer. De monsternamelijst maken bijvoorbeeld, of monsters inschrijven. Dat kan nu eenvoudig met digitaal inschrijven via VeeOnline. En dat bevalt veearts Simon Hakkesteegt van Dierenartsenpraktijk Schagen wel.
Yoni Pasman, freelance redacteur
Voor de veearts begint iedere ochtend met een telefonisch spreekuur. Veehouders bellen met vragen, die hij soms wel en soms niet telefonisch kan beantwoorden. “Soms vraagt een patiënt om extra aandacht. Als een veehouder een bepaald probleem omschrijft, bijvoorbeeld een verdraaide lebmaag, dan is het handig als er even naar gekeken wordt. Of als een koe een E. coli-mastitis heeft, dan kun je niet zeggen: we wachten het een paar dagen af. Dan is het belangrijk dat je er binnen een paar uur bij bent, omdat ze in een toxine-shock kunnen komen.” Digitaal Met zijn bestelbus, waarin hij alle spullen vervoert die hij nodig heeft, rijdt Hakkesteegt dan naar het bedrijf. De bus is goed gevuld, want sinds dit jaar houdt Dierenartsenpraktijk Schagen de voorraad digitaal bij. “Ik kan op de iPad precies zien wat er in de bus ligt. Daarnaast is het goed voor de batchadministratie. Dat wil zeggen dat wanneer er iets fout gaat met bijvoorbeeld een vaccin, precies na te gaan is waar dat vaccin gebruikt is. Dat komt gelukkig niet of nauwelijks voor, maar mocht dat voorkomen, dan is het goed dat het traceerbaar is.” Een stuk moderner dus dan hoe hij het voorheen deed. “Met een notitieblokje. Maar ook hier is de mens belangrijk, want je moet het wel goed bijhouden.” Op basis van zijn ochtendgesprekken moet hij soms ad hoc naar een bedrijf, maar eigenlijk zijn de meeste bedrijfsbezoeken gepland. Dan heeft Hakkesteegt voor zijn bezoek al vaak een monsternamelijst uitgeprint. Die stelt hij op met de geplande onderzoeken voor de certificering die in VeeOnline staan. “Daarin staat precies aangegeven welke dieren er bemonsterd moeten worden. Dat is handig, want je weet dan precies welke koeien je moet hebben. Eerder vergat je er nog weleens een.” Overzichtelijk Op de monsterbuisjes zitten barcodestickers die de veearts, zodra hij een monster genomen heeft, op de lijst kan plakken. Per diernummer is daar ruimte voor. “Dat maakt het heel overzichtelijk. Vroeger kwam het nog weleens voor dat je een veehouder net even verkeerd had verstaan. Dan schreef je 3730 op na monstername, maar dan moest het bijvoorbeeld 3720 zijn. Dan konden ze in het laboratorium het monster niet matchen met het dier en moest het over. De foutkans is een stuk kleiner met zo’n lijst en de stickers.” Vervolgens kan de dierenarts de monsters zelf digitaal inschrijven via VeeOnline, via de barcodescanner. Zonder formulieren dus, gewoon via de computer. Zo weet het GD-lab al welke monsters er onderweg zijn, en het bespaart veeartsen het nodige papierwerk.
reportage
Ook veehouder René Franzen uit Barsingerhorn vindt het een stuk overzichtelijker. Hakkesteegt komt geregeld op zijn bedrijf met een barcodescanner om digitaal in te schrijven. Franzen voert weleens dieren aan. “Het is een risico, dat weet ik. Maar het gebeurt niet veel en ik hou het goed in de gaten, met onder meer VeeOnline.” Voordat de aangekochte dieren bij zijn koppel van 260 dieren mogen, worden ze eerst apart gehouden. Dat is altijd verstandig, maar voor Franzen helemaal, omdat hij voor bijna alle ziekten vrij- en onverdachtstatussen heeft. Alleen voor IBR enten ze. VeeOnline gebruikt hij om via het openbaar register te kijken of de aangekochte dieren gelijke statussen hebben. “Ik heb zelf meestal wel een goed beeld van de status van het andere bedrijf, maar je wil toch goed controleren. In VeeOnline kun je goed zien wat er nog openstaat, dus op welke ziekten nog gecontroleerd moet worden.”
Dierenarts Simon Hakkesteegt: “Digitaal inschrijven is heel overzichtelijk en de foutkans is een stuk kleiner.” Verwerpers Als Hakkesteegt op zijn bedrijf komt, heeft hij meestal al een monsternamelijst uitgeprint. Ze hoeven dan alleen maar de dieren op de lijst af te gaan. “Soms voeg ik wat dieren toe, die ik zelf graag wil laten controleren, bijvoorbeeld een verwerper”, zegt Franzen. Die gaan er dan bij op de monsternamelijst. Bij het inschrijven van een verwerper zet VeeOnline al direct de verplichte onderzoeken neer en de onderzoeken van de programma’s waaraan de veehouder deelneemt. Met de scanner kan Hakkesteegt de monsters op de bedrijven zelf alvast inschrijven. Maar vooralsnog doet hij dat liever op de praktijk, dan heeft hij alles bij elkaar en dat geeft overzicht. Als veehouder Franzen extra onderzoek toe wil voegen, kiest hij niet alleen voor de verplichte ziekten. “Ook bijvoorbeeld neospora en salmonella neem ik dan mee. Het monster wordt toch al genomen.” En bij dieren die te vroeg kalven of verwerpen laat hij ook altijd extra onderzoeken doen, naast het verplichte onderzoek op brucellose. “Ik ben dan wel vrij, maar ik wil het toch zeker weten.”
Herkauwer, augustus 2017 - 25
GEZONDE KALVEREN MET GOEDE WEERSTAND
Goed voeren in de melkperiode loont Een goede biestopname is essentieel voor de weerstand van het pasgeboren kalf. Maar ook de periode erna, de melkperiode, is voor het kalf zeer belangrijk om uit te groeien tot een goed ontwikkelde vaars met een prima melkproductie. Na een biestperiode van bij voorkeur drie dagen krijgen de kalveren vanaf de vierde levensdag melk. Daarbij komt u voor een aantal keuzes te staan voor wat betreft voeren: • koemelk of kunstmelk; • onbeperkt of beperkt; • koude of warme melk; • speenemmer/drinkautomaat of voeren met een emmer.
Jongvee-aanpak GD kan u op verschillende manieren ondersteunen bij het optimaliseren van uw jongvee opfok. Denk hierbij aan het monitoren of uw kalveren op tijd, de juiste hoeveelheid en kwaliteit biest krijgen via de Biest opnamecheck. Maar GD biedt ook mogelijkheden om inzicht te krijgen in de oorzaak van diarree of luchtwegproblemen bij de kalveren. Nieuws gierig naar de mogelijkheden die GD biedt? Kijk dan eens op de GD-website www.gddiergezondheid.nl/jongvee
26 - Herkauwer, augustus 2017
Met al deze opties zijn goede resultaten te behalen, mits voldaan wordt aan een aantal uitgangspunten: • voldoende melk; • voeren met regelmaat; • een constante samenstelling en temperatuur van de melk; • het bereiden van de kunstmelk volgens voorschrift. Naast de melk is het belangrijk dat kalveren de beschikking hebben over vers water en kracht-/ruwvoer. Het meest ideale voedingsschema bestaat niet en kan per bedrijfsituatie verschillend zijn. Uw jongveeadviseur u helpen kan het meest geschikte schema voor uw bedrijf te kiezen. Het is ook goed om dit regelmatig te evalueren. Koemelk of kunstmelk Kunstmelk heeft een aantal voordelen ten opzichte van koemelk. De samenstelling is steeds hetzelfde en het is vrij van kiemen die wel in koemelk aanwezig kunnen zijn, zoals salmonella, paratbc en mycoplasma. Het gehalte van een aantal mineralen en spoorelementen (onder andere ijzer) in koemelk is lager dan de behoeften van het kalf. Deze mineralen en spoorelementen zijn extra toegevoegd aan de kunstmelk. Salmonella en mycoplasma kunnen gedood worden als de melk correct wordt gepasteuriseerd. Waarschijnlijk worden eventueel aanwezige paratuberculosebacteriën daarbij in aantal wel gereduceerd, maar niet totaal afgedood. De mate van dit afdoden hangt af van de temperatuur en de duur van het pasteuriseren. Het verstrekken van melk met antibioticumresten wordt afgeraden om antibioticumresistentie bij de kalveren te voorkomen.
Jan Muskens, dierenarts rund
management
Speenemmer/drinkautomaat of emmervoeding Een jong kalf heeft van nature een bepaalde zuigbehoefte. Het meest natuurlijke (zuig)gedrag wordt bereikt als kalveren uit een speen kunnen drinken. Dit heeft dan ook de voorkeur. Het is belangrijk om één systeem te hanteren bij hetzelfde kalf en niet tussentijds de speenemmer in te ruilen voor een emmer. Gevolg kan dan zijn dat de melk in de pens wordt gedronken en kalveren zogenaamde ‘kleischijters’ worden en/ of dat er een ophoping van gas optreedt in de pens (‘oplopers’). Dit kan overigens ook door andere zaken worden veroorzaakt, zoals het voeren van melk in wisselende hoeveelheid of samenstelling, of doordat het tijdstip van verstrekken niet altijd hetzelfde is. Hoeveelheid melk Kalveren krijgen regelmatig te weinig energie via de melk, bijvoorbeeld door dagelijks maar twee keer 2 liter koemelk of maximaal 0.5 kilogram melkpoeder per kalf te verstrekken. Er bestaat niet één ideaal voedingsschema, maar een mogelijk voerschema is om kalveren opvoerend twee keer per dag tot maximaal 3.5 liter kunstmelk te verstrekken met 140 gram melkpoeder in 1 liter water (verdunning 1:6). Belangrijk is daarbij wel dat de afbouw van de melkgift tot spenen langzaam gaat (plusminus veertien dagen). Het voeren van voldoende energie is het hele jaar belangrijk, maar zeker in koude perioden. Dan heeft het dier namelijk extra energie nodig om de lichaamstemperatuur op peil te houden. Ook een kalf met diarree heeft voldoende energie nodig. Daarom is het advies om, zolang de kalveren willen drinken, ze melk te geven met een normale samenstelling (geen verdunde melk), bij voorkeur verdeeld over meerdere kleinere porties per dag. Tussendoor kan dan water met elektrolyten worden verstrekt. Voor een kalf met diarree is het door het vele vochtverlies van groot belang dat het meer liters drinkt dan een kalf met een normale mestsamenstelling. Kalveren kunnen gespeend worden op een leeftijd van circa acht weken. Het is zaak dat ze op dat moment minimaal anderhalf tot twee kilo krachtvoer per dag opnemen.
Water, krachtvoer en ruwvoer Het is gewenst dat het kalf vanaf de start van de melkperiode steeds de beschikking heeft over voldoende, vers en kwalitatief goed drinkwater. Vanaf de tweede levensweek kan begonnen worden met het verstrekken van krachtvoer en ruwvoer, apart of als combinatie. Ook hier zijn versheid en smakelijkheid van groot belang. Huisvesting Na een individuele huisvesting van de kalveren in iglo’s of eenlingboxen, gedurende circa de eerste veertien levensdagen, gaan de kalveren naar een groepshuisvesting op stro. Advies is om de kalveren de eerste weken na het spenen niet te verplaatsen. Vanaf een leeftijd van vier maanden kan de groepshuisvesting op stro veranderd worden in een huisvestingssysteem met ligboxjes.
Herkauwer, augustus 2017 - 27
DAG
31
IN LACTATIE 26% MINDER MASTITIS DAN VORIG JAAR.1
Vital 90 Days Koe in late lactatie
Far off
Close up
Afkalven
Vroege lactatie
Hoog productieve koe
Days
Nagenoeg al uw koeien hebben een sterk verminderde weerstand rondom afkalven, waardoor ze vatbaarder zijn voor transitieziektes zoals mastitis, baarmoederontstekingen en ophouden van nageboortes.2 Toedienen van de immuunhersteller ImrestorTM bij uw koeien en vaarzen, zal de weerstand herstellen naar een normaal niveau1. Een gezonder koppel kan resulteren in een betere productie en vruchtbaarheid.
Laat meer koeien goed opstarten - vraag uw dierenarts naar ImrestorTM. Benaming: Imrestor 15 mg oplossing voor injectie voor runderen. Werkzaam bestanddeel: Pegbovigrastim (gepegyleerde rundergranulocyt-koloniestimulerende factor [PEG bG-CSF]) 15 mg. Doeldiersoorten: Runderen (melkkoeien en vaarzen). Indicaties: Als hulpmiddel in een kuddemanagementprogramma, om het risico op klinische mastitis te verminderen bij hoogdrachtige melkkoeien en vaarzen gedurende 30 dagen na het afkalven. Contra-indicaties: Niet gebruiken bij overgevoeligheid voor het werkzame bestanddeel of een van de hulpstoffen. Bijwerkingen: In de klinische studies werden soms niet-typische anafylactische reacties waargenomen. De koeien vertoonden zwelling van de slijmvliezen (met name vulva en ooglid), huidreacties, versnelde ademhaling en speekselvloed. In zeldzame gevallen kan het dier in elkaar zakken. Deze klinische verschijnselen treden meestal op tussen 30 minuten en 2 uur na de eerste dosis en verdwijnen binnen de 2 uur. Symptomatische behandeling kan nodig zijn. Subcutane toediening van het product kan lokale zwelling van voorbijgaande aard veroorzaken op de injectieplaats, alsmede ontstekingsreacties die binnen 14 dagen na de behandeling verdwijnen. Wachttermijn: (Orgaan)vlees: nul dagen. Melk: nul dagen. Dosering en toedieningsweg: Subcutane toediening. De behandeling bestaat uit twee spuiten. De inhoud van een enkele voorgevulde spuit moet 7 dagen vóór de verwachte datum van het afkalven subcutaan worden ingespoten bij een melkkoe of vaars. De inhoud van een tweede voorgevulde spuit dient binnen 24 uur na het afkalven subcutaan te worden ingespoten. De intervallen tussen de twee toedieningen dienen niet minder dan 3 dagen en niet meer dan 17 dagen te bedragen. Reg.: EU/2/15/193/001-003, REG NL 116247 – UDA Verantwoordelijke Onderneming: Eli Lilly and Company Limited, Elanco Animal Health, Priestley Road, Basingstoke, Hampshire RG24 9NL, Verenigd Koninkrijk. Verdere informatie is beschikbaar op aanvraag.
Voor meer informatie: Elanco Animal Health Postbus 8580, 3503 RN Utrecht, Nederland | benelux@elanco.com | +31(0)30 60 25 952 | www.vital90days.nl Imrestor, Elanco en de schuine balk zijn handelsmerken van Eli Lilly and Company of haar filialen. Imrestor is een handelsmerk van het Elanco’s actieve bestanddeel pegbovigrastim ter injectie. ©2017 Eli Lilly en Company of haar filialen. NLDRYIRS00063
Onverwachte verandering van uw status, verhuizing van uw bedrijf of het kiezen van een GD-programma: sommige situaties vragen om persoonlijk contact met GD. Bel dan rechtstreeks met de GD buitendienstmedewerker in uw regio.
HANS MILTENBURG “In de zomer belde een melkveehouder me omdat hij te veel dieren had met een verhoogd celgetal. Ondanks allerlei maatregelen kreeg hij dit niet omlaag. Bij een bedrijfsbezoek bleek dat met name de kalfvaarzen al vanaf de eerste melkcontrole een verhoogd celgetal hadden. Zij brachten de infectie in de koppel en besmetten zo de andere dieren. Dit bleek ook uit het bacteriologisch onderzoek van de melk: bij meerdere dieren werd de coagulasenegatieve stafylokok gevonden, een mastitisverwekker die vaker bij vaarzen voorkomt, ook al vóór het kalven. Het probleem speelde vooral in de zomer. Er zijn natuurlijk meerdere redenen voor mastitis bij kalfvaarzen, maar er was een goede aanleiding om te kijken naar de voeding. In de winter liepen de drachtige pinken binnen en kregen ze droogstandsmineralen, in de zomer niet. De dierenarts tapte bloed voor onderzoek, waaruit bleek dat selenium, koper en vitamine E bij de pinken waren verlaagd, met als resultaat een verminderde afweer. De veehouder haalde de dieren toen eerder naar huis en de mineralen- en vitaminevoorziening werd bij de hoogdrachtige pinken in overleg met de dierenarts en voeradviseur aangepast. Zo kon het probleem voor de melkveehouder gelukkig worden opgelost.”
NICO KONIJN “Als buitendienstmedewerker van GD maak ik regelmatig een afspraak met een veehouder om langs te komen op het bedrijf. Met dit zogenaamde relatiebeheer zijn we twee jaar geleden gestart. Veehouders reageren soms wat verbaasd op ons bezoek. Zo hoor ik wel eens dat GD in het verleden alleen op een bedrijf kwam bij diergezondheidsproblemen. Dat is nu zeker niet meer zo; ons bezoek is bedoeld om in contact te blijven met veehouders en vindt puur willekeurig plaats. Tijdens zo’n bezoek krijg ik vaak vragen over infectieziekten en producten van GD die op dat moment actueel zijn. Ik geef dan graag advies, en soms verwijs ik door naar een specialist van GD, uiteraard altijd in samenspraak met de eigen dierenarts. Relatiebeheer heeft vele voordelen: het brengt ons nader tot elkaar en de drempel om de relatiebeheerder te bellen voor een vraag is lager. We hebben inmiddels veel veehouders bezocht. Wellicht bezoeken we binnenkort ook uw bedrijf?”
BUITENDIENSTMEDEWERKERS (netnummer 0570) Anita ten Wolthuis-Bronsvoort Anton Gosselink Chantal Winterman-Schrijver Frans Jansen Hans Miltenburg Heleen Worm Jan Strampel Judith van Dijk Lammert de Vries Nico Konijn Renske van de Beek Sabine Tijs Sietske Haarman-Zantinge Theo Scheepens Toine van Erp Walter Schouten
66 04 32 66 04 98 66 04 79 66 05 44 66 03 32 66 03 75 66 04 64 66 02 80 66 04 39 66 03 07 66 05 55 66 03 67 66 03 61 66 04 61 66 03 94 66 04 62
Nico Lammert Jan Judith Nico
Sabine Walter
Anton Chantal Anita Sietske
Renske
Walter
Heleen Toine
Theo
Theo Hans Frans
Herkauwer, augustus 2017 - 29
de boer op
100.000
...DIGITALE INSCHRIJVINGEN ZIJN ER INMIDDELS GEDAAN VIA VEEONLINE
STEEDS MEER INSCHRIJVINGEN DIGITAAL Sinds dierenartsen en veehouders hun monsters voor laboratoriumonderzoek digitaal kunnen inschrijven via VeeOnline, zijn er via deze route al 100.000 inzendingen binnengekomen. De 100.000ste inschrijving vond half juli plaats en betrof een inzending van oorbiopten door een veehouder. Voordeel van digitaal inschrijven is dat er geen inzendformulieren meer nodig zijn en inzendingen eenvoudig en efficiënt gedaan kunnen worden, met minder kans op fouten. Dierenartsen die bijvoorbeeld bloedmonsters insturen, hebben in VeeOnline altijd alle actuele diergegevens, tarieven en laboratoriumonderzoeken bij de hand. BVD Oorbiopten kunnen sinds eind vorig jaar digitaal worden ingeschreven. Meer dan de helft van de veehouders die oorbiopten instuurt, maakt nu gebruik van deze mogelijkheid. Wanneer u digitaal inschrijft hoeft u alleen de buisjes met de oorbiopten nog in te sturen naar GD: een papieren formulier is niet meer nodig. De basiskosten per inzending bedragen slechts 4,95 euro in plaats van 9,95 euro. Een instructie voor digitaal inschrijven van oorbiopten vindt u via www.gddiergezondheid.nl/bvdoorbiopten
vraag & antwoord
VRAAG: WAT ZIJN OORZAKEN VAN MELK LEKKEN EN WAT KAN IK ERAAN DOEN? ANTWOORD: SABINE TIJS, BUITENDIENSTMEDEWERKER VAN GD
Het slotgat en het tepelkanaal van een speen vormen samen de eerste verdedigingslinie tegen het binnendringen van bacteriën in een koeienuier. Het tepelkanaal is normaal gesproken goed gesloten door een kringspier (het slotgat) maar ook nog ‘dichtgekit’ door keratine, een wasachtig product met een remmende werking voor bacteriegroei. Kort na het melken kan het tepelkanaal als het ware nog openstaan. De kringspier moet nog sluiten en er zal nieuwe keratine worden aangemaakt. Hierom is het nuttig ervoor te zorgen dat de koeien na het melken zo’n twintig minuten niet gaan liggen. Dit kan door de ligboxen tijdelijk af te sluiten maar ook het aanbieden van vers voer aan het voerhek. Ook het toepassen van een speendesinfectiemiddel met een barrièrewerking na het melken helpt de koe te beschermen.
Bij het ’uitliggen’ of ‘lekken’ van melk staat het tepelkanaal ook open, met alle risico’s van dien. Koeien met een hogere maximale melksnelheid lekken vaker melk. Andere factoren die een rol kunnen spelen zijn de bouw van het tepelkanaal, de melkinterval (ongelijk of te lang), de melkmethode, de werking van de melkmachine en de voeding, zoals een calcium of zinktekort. Ook kan melk gelekt worden kort na het droogzetten. Juist deze dieren zijn gevoelig en lopen extra risico op het krijgen van een uierontsteking. Zorg dat de melkproductie voldoende laag is (<12 kg/dag) op het moment van droogzetten. Bij droog te zetten koeien kan de keratineplug nagebootst worden met een inwendige ‘teatsealer’, die ervoor zorgt dat het tepelkanaal is afgesloten. MEER LEZEN OVER UIERGEZONDHEID? WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/ UIERGEZONDHEID
Herkauwer, augustus 2017 - 31
diergezondheid volgens Joris Mathijssen Op Kaasboerderij Mathijssen in het Brabantse Udenhout zijn de taken goed verdeeld: Joris Mathijssen runt de kaasmakerij, vaste medewerker Hans is verantwoordelijk voor de veestapel en Mascha, de vrouw van Joris, melkt regelmatig en springt bij waar nodig. Daarnaast werkt er een zzp’er in de kaasmakerij en is er een medewerker voor werkzaamheden in de stal. Samen werken ze elke dag weer aan de gezondheid van de veestapel en de kwaliteit en veiligheid van hun eindproducten: echte rauwmelkse kaas en Boerenroomboter. Sinds 2001 heeft Kaasboerderij Mathijssen de hoogst haalbare gezondheidsstatus. Vanaf datzelfde jaar is het bedrijf ibr-vrij. Het is onder meer ook bvd-vrij -al tien jaar- en Staphylococcus Aureus-onverdacht. Omdat op de kaasboerderij rauwmelkse producten worden gemaakt die door consumenten worden genuttigd, stelt de zuivel extra kwaliteitseisen. Het bedrijf is dan ook gecertificeerd salmonella- en leptospirose-vrij. Hygiëneprotocollen Om die hoge gezondheidsstatus te blijven behouden gelden er op het bedrijf verschillende hygiëneprotocollen. “We gebruiken bijvoorbeeld katoenen doeken om de uiers te reinigen, één zijde per dier, en we stralen altijd voor”, legt Joris uit. “Iedereen die bij ons melkt weet dat we dat zo doen.” Na het melken wordt de carrousel gereinigd en worden de leidingen gespoeld, waarbij de eindtemperatuur minimaal 70 graden is om ervoor te zorgen dat lactobacteriën geen kans krijgen. Insleep voorkomen In 2012 nam Joris de complete veestapel over van Hans, die nu de veestapel van Joris runt. “Zijn bedrijf had destijds dezelfde status het onze. Sindsdien hebben we geen koeien meer aangekocht,” vertelt Joris. De veestapel telt nu 190 koeien en 160 stuks jongvee. “Het is een volledig gesloten kudde, zodat we geen zieke koeien op ons bedrijf binnenhalen”. Doorlopend onderzoek Op regelmatige basis worden bij GD bloed- en/of mestmonsters onderzocht op onder andere bvd, ibr, paratbc en leptospirose. In verband met zoönosen worden de melk, kaas en boter daarnaast op vaste momenten getest op bacteriën. “We hebben een verantwoordelijkheid ten opzichte van de consument, dus we moeten de kwaliteit van ons eindproduct goed in de gaten houden.” De hoogste gezondheidsstatus is geen gegeven, vindt Joris. “Je moet er iedere dag aan werken, maar het is de moeite waard.”
Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl