GD katern De Hippisch Ondernemer 2024-1

Page 1

Nieuws en mededelingen

KLINISCHE AVONDEN PAARD WEER INFORMATIEF EN INSPIREREND

De jaarlijkse bijscholing voor paardendierenartsen, de Klinische Avonden Paard, zijn al jaren een must voor eerstelijns practici. Ook de afgelopen edities, op 6 februari bij het Equine Functional Motion Center in Moergestel en op 8 februari bij Fletcher Hotel Epe-Zwolle en Stal Blom Hulsman te Heerde, waren weer interessant, informatief, inspirerend en gezellig.

De aanwezige paardendierenartsen kregen drie lezingen voorgeschoteld waarbij ze extra kennis konden opdoen, die meteen bruikbaar is in hun eigen praktijk. Drs. Veronique Swagemakers ging in op sportgeneeskunde en begeleiding van revalidatietrajecten in de praktijk. Men kon meteen zien hoe Swagemakers dat aanpakt in haar eigen sportgeneeskundepraktijk, het EFMCenter in Moergestel.

Een ander medisch onderwerp, namelijk ‘diagnostiek en management van chronisch recidiverende koliek, wat kan je daarmee in de eerstelijns praktijk’, werd nader toegelicht door Drs. Marco de Bruijn, Europees Specialist Inwendige Ziekten van het Paard en internist bij Paardenkliniek Wolvega. Hij gaf de aanwezige practici tips. Daarbij kwamen diagnostiek, eerstelijns therapie en management aan bod.

Wat minder direct gerelateerd aan patiëntenzorg, maar daarom niet minder interessant en belangrijk, was de lezing van Paulien van de Graaff, Ketenadviseur bij het Ministerie van LNV. Zij ging in op het I&R dossier, paardengezondheid en paardenwelzijn. Hierbij spelen dierenartsen, als erfbetreders bij paardenhouders, ook een belangrijke rol. Tijdens de KAP op 8 februari werd ook een bezoek gebracht aan de sportstal van succesvolle olympisch eventingamazone Merel Blom.

De Klinische Avonden Paard zijn een initiatief van Royal GD, Pavo en Virbac. Deelnemende paardendierenartsen krijgen persoonlijke accreditatiepunten toegekend.

Veelgestelde vraag:

HOE NEEM IK EEN GESCHIKT MESTMONSTER VOOR ONDERZOEK OP PARASIETEN?

Deze pagina's zijn een bijdrage van:

Royal GD Postbus 9 7400 AA Deventer 088 20 25 500 (optie 5) redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl

Redactie: Kees van Maanen specialist veterinaire microbiologie

Linda van den Wollenberg specialist inwendige ziekten paard Emiel Schiphorst businessmanager

Marije Stomps eindredacteur

Onze experts zijn bereikbaar voor vragen van practici over paardengezondheid, interpretatie van uitslagen en in te zetten onderzoeken. Ook geven zij graag informatie over nieuwe testen, pakketten en actuele zaken. Tips voor dit katern zijn natuurlijk ook van harte welkom.

Tom Westerhof, GD-klantcontact: “Het op de juiste manier nemen en insturen van een mestmonster is belangrijk om een betrouwbare uitslag van het mestonderzoek te krijgen. Het begint bij het nemen van een goed monster. Hoe verser de mest, hoe beter. Raap de mest zo snel mogelijk van de grond en pak daarbij de bovenste mestballen van de hoop. Deze kan je in een plastic zakje doen. Knijp de lucht eruit voordat je de zak dichtzipt of knoopt, dan wordt het monster zuurstofarmer verstuurd. Lever het monster in bij je dierenarts, daar wordt het ’s nachts opgehaald en de volgende morgen afgegeven bij GD. Zelf naar GD sturen of in Deventer afgeven kan ook. Bij warm weer is gekoeld bewaren tot versturen verstandig, dat voorkomt dat wormeieren voortijdig uitkomen. Het beste is om het mestmonster na verzamelen zo snel mogelijk te laten onderzoeken. Monsters die op vrijdagochtend na 9.00 uur bij GD binnenkomen, worden meestal pas na het weekend in behandeling genomen. Geef op het inzendformulier duidelijk aan welk onderzoek er uitgevoerd moet worden en of het individueel of gepoold moet worden onderzocht.”

DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2024 | 49 GD

Meer mestonderzoek, minder ontwormen

Op de afdeling parasitologie van Royal GD wordt steeds meer mestonderzoek gedaan. Een goede trend, want daardoor kan er beter worden besloten of behandelen noodzakelijk is en zo nodig gericht ontwormd. Dat voorkomt resistentie en is goed voor de gezondheid van paard, weide en het bodemleven.

Waar het vroeger heel normaal was om je paarden op gezette tijden te ontwormen, is dat tegenwoordig helemaal anders. Er wordt veel meer ontwormd op basis van mestonderzoek: dus pas behandelen als er daadwerkelijk wormeieren in de mest zijn aangetoond. Een goede ontwikkeling, aldus veterinair parasitoloog Deborah van Doorn bij Royal GD en de Faculteit Diergeneeskunde, die uitlegt dat de omslag plaatsvond in 2008. Sinds die tijd zijn wormkuren alleen nog op recept verkrijgbaar via de dierenarts.

“Er werd te veel ontwormd, ook als dat niet aantoonbaar nodig was. Daardoor nam en neemt de resistentie van parasieten tegen de gebruikte middelen toe. Dat is lastig, want dan heb je op een gegeven moment geen middelen meer die nog werken tegen worminfecties. Er zijn meer redenen waarom je niet zomaar antiwormmiddelen wilt inzetten. Deze komen namelijk in de grond en mogelijk het oppervlaktewater terecht, waar ze het bodemleven kunnen verstoren. Het weiland wordt er ook niet gezonder van, dus voor je paard is het beter om alleen te ontwormen als het echt nodig is. Tenslotte bevat een wormkuur werkzame stoffen die schadelijk kunnen zijn. Gericht

ontwormen op basis van monitoren door diagnostiek is dus ook rekening houden met de diergezondheid. Een wormkuur bevat werkzame stoffen die van negatieve invloed kunnen zijn op de gezondheid van het paard door bijvoorbeeld een (tijdelijke) verschuiving van diverse micro-organismen in de darm.” Niet voor niets moet er volgens de wet een indicatie zijn om een behandeling bij een (voedselproducerend) dier in te zetten.

MESTONDERZOEK

Die indicatie om te ontwormen kun je dus krijgen door mest van paarden te laten onderzoeken op wormeieren. Dat is precies wat er in het laboratorium van Royal GD in Deventer gebeurt. Daar houdt een team van analisten en dierenartsen zich bezig met niet alleen het mestonderzoek zelf, maar ook met advies geven over wat je als dierenarts of paardenhouder moet doen met de resultaten.

Om te beginnen met het mestmonster: deze wordt bij GD aangeleverd. (zie de Veelgestelde Vraag op de vorige pagina hoe dit te doen) Deze mestmonsters worden in het lab geprepareerd zodat eventuele wormeitjes erin zichtbaar worden onder de microscoop. Door deze te tellen wordt het aantal eieren per gram

mest, oftewel het EPG, bepaald. Dit getal geeft een indicatie of een dier een behandeling zou kunnen gebruiken om op deze manier het weiland veilig te houden. “We kunnen mest onderzoeken op diverse soorten wormen”, licht 1e analist parasitologie Coen Hegeman toe. Het gaat om maagdarmwormen, spoelwormen, lintwormen, longwormen (relatie met ezels) en leverbot (op risicopercelen waar schapen weiden). “Maagdarmwormen, oftewel de grote en kleine bloedwormen/

50 | DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2024
Deborah van Doorn, veterinair parasitoloog bij GD. Tekst: Marije Stomps

Eerste analist parasitologie Coen Hegeman en zijn collega Alfred die een mestmonster door de microscoop bekijkt.

strongyliden, komen het meest voor.” Stel, een mestmonster is onderzocht en bevat 150 EPG maagdarmwormen.

“Onder de 200 EPG is het advies om niet te behandelen”, aldus Deborah, die stelt dat het daarnaast, bij een hogere EPG, per situatie kan verschillen of je wel of niet een behandeling inzet. “Bij volwassen paarden zou je er tot bijvoorbeeld 500 EPG ook voor kunnen kiezen om geen wormkuur te geven, maar andere maatregelen te nemen, zoals elke dag - of afhankelijk van jaargetijde één à twee maal per week - mest uit de wei weghalen.”

MAATWERK AANPAK

De aanpak van een wormbesmetting is dus maatwerk. Niet alleen moet je weten om welke parasiet het precies gaat en hoe hoog de wormdruk is, ook kan het per paard en bedrijf verschillen welke aanpak of behandeling het meest geschikt is. “Wij doen veel mestonderzoek voor grotere paardenbedrijven, soms wel honderd individuele mestmonsters in één keer”, vertelt Coen. “Voor zulke bedrijven, maar ook kleinere, is het noodzakelijk om een plannetje te maken voorafgaand aan het weideseizoen”, tipt hij. Dat kan er bijvoorbeeld zo uitzien: “In

Wormei onder de microscoop.

het eerste jaar laat je in maart/april mestonderzoek doen, zodat je de EPG per paard weet en welke paarden grote uitscheiders zijn. Datzelfde jaar doe je nog twee keer mestonderzoek. Aan de hand van de EPG-cijfers kan de dierenarts een bedrijfsgebonden advies geven en kun je samen een plan van aanpak voor het jaar erna maken. Vanaf het tweede jaar en daarna blijf je in het voorjaar en de zomer mestonderzoek doen, zo weet je precies wat er speelt.”

Coen stelt dat er bedrijven zijn die hier heel secuur mee bezig zijn en de wormdruk op hun bedrijf daardoor heel goed onder controle hebben. “Daardoor hoeven zij maar af en toe een enkel paard te behandelen.”

KENNIS EN ADVIES

Deborah benadrukt daarbij nogmaals dat niet alleen kwalitatief goed mestonderzoek, zoals dat bij GD gebeurt, belangrijk

is bij wormbestrijding, maar ook bijvoorbeeld verandering in het management. “Vaak beseft een eigenaar van enkele dieren niet hoe goed het helpt tegen wormen om mest uit het weiland te halen. Op sommige bedrijven is deze maatregel best makkelijk in te passen en wordt er heel snel resultaat mee behaald. Het zorgt er ook voor dat veulens veel minder besmet raken met grote aantallen wormen.”

Wat GD, naast gedegen parasitologie diagnostiek, nog meer in huis heeft is enorm veel kennis op dit vlak en de mogelijkheid om te sparren over de beste aanpak van wormen. Deborah: “Dat vinden veel dierenartsen prettig.”

“Daarnaast hebben we dus een aantal grote bedrijven als klant, ook hen adviseren we graag”, vult Coen aan.

“Tenslotte willen we met zijn allen hetzelfde: gezonde paarden”, besluit Deborah van Doorn.

DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2024 | 51 GD

CASUS:

Het leek op droes, maar bleek wat anders

Als een paard abcessen heeft onder de keel, wordt vaak als eerste aan droes gedacht. Dat is logisch, want deze symptomen zijn tamelijk typisch en droes komt veel voor. Maar wat als er vervolgens geen droesbacterie wordt aangetoond? Dan moet je verder zoeken. Dat is precies wat paardeninternist Linda van den Wollenberg van Royal GD deed.

Een dierenarts nam contact op met GD over een paard dat een abces had in de lymfeknoop onder de keel. Het paard deed niet heel ziek aan, had geen koorts en er kwam ook geen pus uit de neus. Toch werd er, met PCR-onderzoek, geen droes aangetoond. Daarom werd er aanvullend bacteriologisch onderzoek gedaan met de MALDI-TOF. Dit is een apparaat dat eiwitten afkomstig van bacteriën of schimmels analyseert en vergelijkt met een grote database om zo tot een uitslag te komen. Hiermee werd vastgesteld dat het paard geïnfecteerd was door de bacterie Actinomyces denticolens

Een opmerkelijke uitslag, aldus GD-paardeninternist Linda van den Wollenberg. “Deze bacterie is een gewone mondholtebacterie die ook bij andere diersoorten aanwezig kan zijn. Bij beschadiging van het mondslijmvlies kan de bacterie een infectie veroorzaken, met bijvoorbeeld abcessen onder de kaak als gevolg. Maar in de diergeneeskundige vakliteratuur zijn hier weinig casusbeschrijvingen van te vinden.” Opvallend was verder dat er, na dit eerste paard, nog twee gevallen bij GD werden gemeld van paarden – uit verschillende gebieden – met dezelfde soort klachten die veroorzaakt bleken te worden door deze bacterie.

Van den Wollenberg: “Voor dierenartsen en paardeneigenaren is het vooral van belang om te weten dat er een kleine kans is dat lymfeknoopabcessen bij paarden niet worden veroorzaakt door droes, maar door bijvoorbeeld een A. denticolens-infectie. Als droes niet wordt aangetoond met PCR en serologisch onderzoek, kan je dus verder zoeken met bacteriologisch onderzoek met behulp van de MALDI-TOF, die een supersnelle uitslag geeft. Blijkt het te gaan om de A. denticolens bacterie, dan zijn de gevolgen veel minder ingrijpend dan bij droes. Deze aandoening is namelijk niet besmettelijk van paard op paard en het sluiten van de stal is dus niet nodig. Als een paard niet al te ziek is, is het voldoende om het abces open te maken en te spoelen. Alleen als het paard ook koorts heeft, kan worden overwogen antibiotica te geven.” De drie paarden uit deze casus zijn goed hersteld.

52 | DE HIPPISCHE ONDERNEMER 1/2024
GD
Linda van den Wollenberg, specialist inwendige ziekten Tara de Haan, projectleider Kees van Maanen, veterinair microbioloog Emiel Schiphorst, businessmanager Carlijn ter Bogt, project- en productmanager

Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.