GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
Nieuws en mededelingen Deze pagina’s zijn een bijdrage van Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl REDACTIE: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Anita Werkman (adviseur marketing & communicatie), EINDREDACTIE: Paul de Kuyper Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddiergezondheid.nl
TEST PAARDEN GRATIS OP PPID GD biedt in september en oktober gratis PPID-testen aan, in samenwerking met Boehringer Ingelheim. PPID is een storing in de hormoonafgifte in de hypofyse en kan onder andere hoefbevangenheid, vermagering, verminderd presteren en vachtveranderingen veroorzaken. Met name hoefbevangenheid is een ernstige aandoening. Over het ontstaan, de symptomen en de behandeling komen in de praktijk regelmatig vragen. Oorzaken Hoefbevangenheid kan diverse oorzaken hebben. We kunnen ze globaal onderverdelen in een probleem in de hormoonhuishouding, een verkeerd dieet, een ernstige ziekte (diarree of koliek) of overbelasting. Bij meer dan 70 procent van de paarden met hoefbevangenheid in het najaar blijkt PPID (Pituitary Pars Intermedia Dysfunction) de oorzaak. PPID stond vroeger bekend als de ziekte van Cushing. Grofweg zien we PPID vaker bij paarden en pony’s die ouder zijn dan 15 jaar, maar het wordt steeds duidelijker dat het ook bij jongere paarden kan voorkomen. Het is daarom verstandig dieren die hoefbevangen worden zonder duidelijke aanleiding, of die verschijnselen vertonen van PPID, hierop te laten testen bij GD. PPID-materialen nodig voor inzending naar GD? Vraag ze aan bij onze klantenservice 0900-1770 optie 5 of bij Maaike Lafeber (KCApaard@gddiergezondheid.nl). U ontvangt dan gratis monstermateriaal voor vijf tot tien monsters uit uw praktijk.
VEELGESTELDE VRAAG: Ik ben bij een paard geweest dat ik verdenk van rhinopneumonie. Hoe kan ik dat het best laten onderzoeken? GD-klantcontactmedewerker Maaike Lafeber: “Rhinopneumonie of rhino wordt veroorzaakt door een herpesvirus. Dit virus kan de luchtwegen van het paard infecteren en zich in het slijmvlies van de neus en luchtpijp vermeerderen. Soms verspreidt het virus zich ook naar andere organen. Rhino komt voor in drie vormen: de respiratoire vorm, die luchtwegklachten geeft; de abortusvorm bij drachtige merries; en de neurologische vorm, die verlammingen kan veroorzaken maar gelukkig niet zo vaak wordt vastgesteld. Dierenartsen die vermoeden dat een van hun patiënten rhino onder de leden heeft, kunnen uitsluitsel krijgen door een PCR-onderzoek uit te laten voeren. Wat geschikt monstermateriaal is, hangt af van de uitingsvorm. Voor de neurologische vorm van rhinopneumonie bijvoorbeeld zijn een neusswab – zonder transportmedium – en een EDTA-bloedmonster geschikt. In het GD-laboratorium onderzoeken we het monster op de aanwezigheid van het equine herpesvirus. Binnen drie werkdagen kunnen we de uitslag aan de dierenarts melden die vervolgens de paardenhouder op de hoogte stelt. Het is ook mogelijk tegen een spoedtarief nog dezelfde dag uitsluitsel te krijgen. In afwachting van de uitslag is het goed om het verdachte dier in quarantaine te plaatsen, de temperatuur van de paarden goed in de gaten te houden en geen andere paarden op het bedrijf aan- of af te voeren.”
HO4 / 2016
43
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
Tekst : Emiel Schiphorst
“Digitaal inschrijven scheelt tijd en geld” Steeds vaker vragen GD-klanten onderzoeken aan via de digitale portal VeeOnline om vervolgens ook digitaal de uitslag te raadplegen. Snelheid en efficiency spelen hierbij een belangrijke rol. Sinds deze zomer kunnen ook paardendierenartsen hun monsters voor klinische chemie en alle PCR-testen digitaal insturen. Het grote voordeel van digitaal inschrijven is dat er geld wordt bespaard op inschrijfkosten én dat het tijd scheelt. Dat zeggen de paardendierenartsen die al van het digitale systeem gebruikmaken. Daarnaast is het praktisch om via het digitale platform VeeOnline realtime uitslagen in te zien. Zodra een labtest is afgerond, is de uitslag al te bekijken via internet. Zo kunnen dierenartsen sneller tot een goede diagnose komen voor hun klanten, de paardenhouders.
ALLES OP ÉÉN PLEK Hoe werkt het? De dierenartsenpraktijk logt in op VeeOnline en meldt inzendingen aan. Met een speciale scanner kunnen monsters (in buisjes met een barcode) worden aangemeld voor ze opgestuurd worden. GD verwerkt deze inschrijvingen in het digitale laboratoriumsysteem, er komt geen papier meer aan te pas. Zodra de labuitslag bekend is, staat die in VeeOnline. De dierenartsenpraktijk kan op elk moment en overal inloggen om de uitslagen te raadplegen. Met digitaal inschrijven kunt u: • Monsters inschrijven, wijzigen en inzien; • Onderzoeken wijzigen terwijl materiaal al onderweg is (extra test toevoegen of annuleren); • Labuitslagen sneller digitaal terugzien op VeeOnline; • Informatie inzien over onderzoeken (actuele productinhoud en prijsinformatie per test). Op termijn maakt GD het mogelijk alle monsters digitaal in te schrijven. Als het zover is, kunnen de inzendformulieren worden afgeschaft. Dierenartsen vinden dan alle informatie op één plek.
44
HO4 / 2016
“Digitaal inschrijven levert mij tijd- en kostenbesparing op. Ook weet ik zeker dat ik gebruikmaak van de actuele mogelijkheden wat betreft bepalingen en pakketten” Gerhard Hofland van dierenartsenpraktijk Vries, een van de eerste paardendierenartsen die overstapte op digitaal inschrijven
SCHRIJFT U NOG NIET DIGITAAL IN EN WILT U EEN DEMO? Meld u aan via onze klantenservice 0900-1770 optie 5 of bij Maaike Lafeber (KCApaard@gddiergezondheid.nl) voor een demonstratie. U ontvangt dan naast een gratis demonstratie de benodigde materialen, waaronder de scanner. Gemengde praktijken die al voor rundvee digitaal inschrijven kunnen direct met paard aan de slag.
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
Tekst: Rhana Aarts & Paul de Kuyper
UITKOMSTEN DROESENQUÊTE
Dierenartsen positief over bedrijfsbehandelplan Steeds vaker blijkt dat paarden met droes niet altijd het klassieke beeld met abcessen rondom de voorste luchtwegen hoeven te vertonen. Ook mildere vormen, alleen (matige) koorts of neusuitvloeiing, komen voor. De infectieziekte wordt daardoor niet altijd herkend. Uit een enquête blijkt dat dierenartsen veel zien in een bedrijfsbehandelplan voor droes, waarbij naast gericht management van zieke dieren, ook paarden opgespoord worden die uiterlijk gezond lijken, maar wel de bacterie bij zich dragen. Droes komt in het hele land regelmatig voor, blijkt uit een onderzoek onder 114 Nederlandse paardendierenartsen. Vrijwel alle dierenartsen zien één tot vijf keer per jaar een droesgeval, sommigen zelfs zes tot tien keer. Dat schrijft Rhana Aarts in haar afstudeerscriptie voor de opleiding Equine, Leisure & Sports van hogeschool Van Hall Larenstein. Aarts voerde haar onderzoek naar droes uit samen met GD.
UITERLIJKE SYMPTOMEN Uit Aarts’ onderzoek blijkt dat paardendierenartsen zich vooral richten op de uiterlijke symptomen van droes, zoals koorts, abcessen, neusuitvloeiing en lusteloosheid (zie figuur 1). Maar niet alle paarden met droes hebben deze duidelijke verschijnselen. Ongeveer 10 procent van de paarden die droes hebben gehad, wordt drager van de droesbacterie Streptococcus equi equi. Zij vertonen nogal eens geen of milde symptomen, maar zijn wel besmettelijk voor andere dieren omdat ze de bacterie bij zich dragen in de luchtzakken. Van de dierenartsen blijkt 92 procent op de hoogte van het risico van dragerdieren. Mogelijk omdat om deze dragers op te sporen eerst nadere diagnostiek nodig is, worden deze paarden vaak niet behandeld. Dit kan grote gevolgen hebben voor de verspreiding van de infectieziekte. De meest gebruikte methode om dragers op te sporen is de (drievoudige) neusswab (50 procent van de gevallen), gevolgd door luchtzakspoeling (36 procent) en neusspoeling (14 procent).
BEDRIJFSAANPAK Uit het onderzoek van Aarts blijkt verder dat droes op alle soorten bedrijven voorkomt. Het meest zien dierenartsen de infectie op opfokstallen (zie figuur 2), waar vaak grote groepen jonge paarden staan. Dit ligt voor de hand, want jonge dieren zijn vatbaar voor droes. De bacterie wordt echter ook steeds vaker gevonden bij paarden van andere leeftijden. Behalve op opfokstallen wordt droes tegenwoordig steeds meer gediagnosticeerd op pensionstallen en maneges met volwassen en oudere paarden. Voor paardenhouders is het nuttig om te weten hoe te handelen bij droes. Niet alleen bij een uitbraak, maar juist ook om toekomstige uitbraken te voorkomen. Een mogelijke oplossing hiervoor is een bedrijfsmatige aanpak van droes, aldus Aarts. Uit haar afstudeeronderzoek blijkt dat 82 procent van de paardendierenartsen positief is over een bedrijfsbehandelplan voor droes. De identificatie van dragerdieren speelt een belangrijke rol bij zo’n gecontroleerde aanpak. Volgens Aarts is het noodzakelijk dat alle betrokken partijen in de paardenhouderij samenwerken: alleen dan kan droes, een van de meest voorkomende infectieziekten bij paarden, met succes worden aangepakt.
Figuur 1: klinische verschijnselen droes
Figuur 2: droes op verschillende bedrijven
HO4 / 2016
45
GEZONDHEIDSDIENST VOOR DIEREN
Nieuws en mededelingen LANDELIJKE SCREENING OP WESTNIJLVIRUS GD is begonnen met een brede screeningcampagne voor het westnijlvirus (WNV). In het hele land verzamelen dierenartsen bloedmonsters die in het GD-lab worden onderzocht. Zo kan worden gepeild of het door muggen overdraagbare virus in Nederland voorkomt. Het westnijlvirus kan ziekte veroorzaken bij paarden, ezels en muilezels. Ook mensen kunnen ermee besmet raken. In ongeveer 10 procent van de gevallen bij paarden en circa 1 procent van de gevallen bij mensen leidt een infectie tot neurologische klachten: van spiertrillingen tot verlammingen. Muggen, waaronder de tijgermug, brengen WNV over op paarden en mensen. Zelf kunnen paarden geen andere paarden (of mensen) besmetten. Ze hebben onvoldoende van het virus in het bloed om een niet-geïnfecteerde mug te besmetten. Vogels kunnen dat wel. Daardoor spelen trekvogels een belangrijke rol bij de verspreiding van het westnijlvirus.
GD screent in het hele land bij paarden of WNV hier voorkomt. Doel van deze monitoring is om snel te kunnen handelen als het virus in Nederland opduikt. Tot en met november 2016 kunnen dierenartsen bloedmonsters verzamelen en inzenden naar GD. Per paardenbedrijf – bij voorkeur met minder dan twintig paarden – mogen maximaal twee monsters worden genomen van dieren die niet gevaccineerd zijn. Mocht een monster positief zijn, dan is GD verplicht dit te melden aan de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA). De NVWA neemt contact op met de dierenarts en de paardenhouder en laat het monster ter bevestiging testen door het Centraal Veterinair Instituut. Is ook van die test de uitkomst positief op antistoffen die op een recente infectie duiden, dan neemt de NVWA een nieuw monster. Als ook daarin deze antistoffen worden aangetoond, worden andere dieren op het bedrijf gescreend. Omdat de paarden zelf geen gevaar vormen voor verdere besmetting, worden ze na dit proces volledig vrijgegeven.
Onder andere de tijgermug kan het westnijlvirus overbrengen op paarden en mensen (bron: Centers for Disease Control and Prevention).
EQUINE INFECTIEUZE ANEMIE Naast de screening voor het westnijlvirus, heeft GD ook een landelijk monitoringprogramma voor Equine Infectieuze Anemie (EIA), eveneens een virusziekte die wordt verspreid door bloedzuigende insecten. EIA kan gepaard gaan met bloedarmoede en terugkerende koortsperioden. Monsters voor EIA-monitoring krijgt GD van paardenslachterijen.
HELPDESK PAARD VOOR DIERENARTSEN Bent u dierenarts en wilt u graag advies of actuele informatie over infectieziekten bij paarden? Neem dan contact op met de Helpdesk Paard via 0900-7100 000 (optie 5). Dit centrale telefoonnummer is opgezet voor en door dierenartsen. Het biedt de sector tevens de mogelijkheid om informatie uit het veld snel te bundelen en, indien nodig, direct stappen te ondernemen. Bij verdenkingen van aangifteplichtige infectieziekten (zoals opgenomen in art. 15), dient u primair contact op te nemen met de NVWA. De Helpdesk Paard is bereikbaar op werkdagen tussen 15.00 en 17.00 uur. U krijgt dan direct een specialist van GD of de Faculteit Diergeneeskunde (FD) aan de lijn.
46
HO4 / 2016
Linda van den Wollenberg, Guillaume Counotte, internist toxicoloog
Kees van Maanen, viroloog
Emiel Schiphorst, accountmanager