de gezondheidsdienst voor dieren
Nieuws en mededelingen Gevallen van atypische myopathie
Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddeventer.com www. gddeventer.com Redactie: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Ria Huijben (adviseur Marketing & Communicatie). Eindredactie: Eva Onis Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddeventer.com.
De spierziekte atypische myopathie (AM) komt niet vaak voor, maar heeft bijna altijd een dodelijke afloop. De aandoening wordt vooral vastgesteld bij paarden die in de weide worden gehouden en treft nogal eens meerdere dieren in een koppel. In de herfst van 2013 zijn tot nu toe 22 gevallen vanuit Nederland gemeld bij het meldloket van de Faculteit Diergeneeskunde in Luik. In Nederland werd aangenomen dat de schimmel Rhytisma Acerinum (te herkennen aan de zwarte stipjes op esdoornbladeren) die ziekte kan veroorzaken. Recent onderzoek in de VS toont echter aan dat opname van Hypoglycine A, dat in esdoornzaden zit, ook tot AM kan leiden. Momenteel
wordt hier, in samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde in Nederland, verder onderzoek naar gedaan. Paarden die getroffen worden door AM hebben donkere urine. Ze bewegen moeilijk, gaan verkrampt staan of plat liggen. Soms zijn getroffen dieren benauwd. Een ander kenmerk zijn de sterk verhoogde spierwaardes (CPK, ASAT en LDH) in het bloed. Als een paard verschijnselen vertoont, is het belangrijk het dier rust te geven (dus niet transporteren), de ernst van de aandoening vast te stellen en snel een behandeling in te stellen. Deze behandeling bestaat onder meer uit pijnstillers, infuus en toediening van carnitine, vitamine E en vitamine B2.
Voorkom bevriezing bloedmonsters Let op: vrieskou kan funest zijn voor bloedmonsters. Zodra bloedmonsters bevroren zijn, is onderzoek niet meer mogelijk omdat de rode bloedcellen dan kapot zijn gegaan. Laat monsters daarom niet in de kou staan, dus ook niet in brievenbussen of postbussen aan buitenmuren. Isolatiemateriaal werkt maar beperkt: wanneer monsters de hele dag (of nacht) in vrieskou staan, helpt ook een gewatteerde envelop niet veel. Zijn er geen mogelijkheden om het bloedmonster te beschermen tegen de kou, dan kan het beste het bloed worden gecentrifugeerd zodat het serum (of plasma) kan worden afgehaald van de bloedcellen. Serum of plasma kan wel tegen bevriezen.
VEELGESTELDE VRAAG: Welke test is zinvol bij verdenking van neurologische rhinopneumonie? combinatie van beide GD-buitendienstmedewerker Petra Reijnen: "Recent is biedt de hoogste kans weer een aantal gevallen van de gevreesde neurologische op een correcte diagvorm van rhinopneumonie (kortweg 'rhino') gemeld in nose. Op de monsters Nederland. De GD krijgt veel vragen over het testen voor zijn de volgende onderdeze variant. Rhino komt vaak voor: meer dan 90% van zoeken mogelijk: de paarden in Nederland heeft afweerstoffen tegen EHV4 - W1336: PCR voor het en zo'n 30% tegen EHV1. Meestal gaat het echter om de aantonen van EHV1 in verkoudheids- of de abortusvorm. De neurologische vorm een neusswab of EDTAkomt slechts incidenteel voor en wordt altijd veroorzaakt bloedmonster. Let op: door EHV1. De eerste verschijnselen zijn meestal een wat voor bloed is dit alleen slappe staart en ataxie. Vaak blijkt dat het paard vooraf zinvol voor EHV1 omdat normaliter alleen EHV1 een koorts had. Eventueel kunnen ernstigere verlammingsverviraemie veroorzaakt. schijnselen optreden waarbij het dier komt te liggen en - Bij alleen respiratoire verschijnselen kan ook getest niet meer in de benen kan komen. Meestal zijn alleen de worden op EHV4 met W1337. Dit betreft een PCR voor achterbenen aangetast, in de ernstigste gevallen kunnen het aantonen van EHV4 in een neusswab. ook de voorbenen meedoen. Een verdacht paard kan snel Deze testen worden ingezet op maandag, woensdag en en goedkoop onderzocht worden op EHV1. Daarvoor is vrijdag, waardoor op korte termijn bevestigd kan worden een monster uit de neus/keelholte (genomen met een of rhino een rol speelt." droge neusswab) en/of een EDTA-bloedje nodig. Een 35 HO6 / 2013
de gezondheidsdienst voor dieren
Tekst: drs. Eva Onis
ALBERT LUEKS, EU-STATION DE NIEUWE HEUVEL:
“DIEPVRIESSPERMA HEEFT DE TOEKOMST”
Het EU-station van De Nieuwe heuvel
“Afgelopen zomer hebben we voor het eerst sperma ingevroren dat bestemd is voor wereldwijde verzending”, vertelt Albert Lueks, bedrijfsleider van De Nieuwe Heuvel in Lunteren. Tijdens een rondleiding door het ultramoderne nieuwe EU-dekstation wordt al snel duidelijk hoeveel denkwerk en onderzoek daaraan voorafging. Om aan alle eisen voor de EU-certificering te voldoen, is over elk detail nagedacht.
“De realisatie van het nieuwe EU-station heeft in totaal zo’n vijf jaar in beslag genomen: de voorbereidingen duurden drie jaar en de bouw twee jaar. Afgelopen januari betrokken de hengsten, voornamelijk Friezen, de nieuwe boxen en eind die maand is de EU-certificering officieel toegekend”, aldus Lueks. “Een belangrijke mijlpaal voor dit bedrijf. Het unieke aan de Nieuwe Heuvel is dat we ons dekstation niet achteraf hebben aangepast, maar dat de certificeringsregels juist als leidraad hebben gediend voor de bouw. Het EU-station staat dan ook los van onze andere gebouwen, met een hek eromheen.”
Strikte protocollen Om te kunnen garanderen dat het sperma ziektevrij is, wordt gewerkt met strikte protocollen. Eén van de belangrijkste regels is het vermijden van contact met de buitenwereld. “Om insleep van ziektekiemen te voorkomen, hebben we officieel vastgelegd welke medewerkers toegang tot de stallen hebben en de deuren zijn vanaf de buitenzijde vergrendeld. In ons logboek houden we precies bij wie de stallen heeft bezocht en wanneer. Bezoekers mogen de hengsten niet aanraken of dichtbij komen, maar omdat we graag willen dat mensen ze toch kunnen bekijken, is de binnenplaats van
het gebouw rondom voorzien van grote ramen. Bezoekers kunnen de hengsten dus achter het glas bekijken. We hebben voor dit doeleinde zelfs een tunnel onder de stallen laten bouwen die direct op de binnenplaats uitkomt. De hengsten worden alleen uit de stallen gehaald voor wedstrijden en trainingen, en ook daarbij gelden uiteraard strenge regels. Om de paddock staat bijvoorbeeld een dubbel hekwerk. De afstand tussen het eerste en tweede hek is groter dan de lengte van een mensenarm. Dat maakt het onmogelijk om de dieren aan te raken.” Ook in de stallen zelf zijn allerlei maatregelen getroffen. Lueks: “We 36
HO6 / 2013
kunnen onder andere gedeeltes van de stal afsplitsen via rolluiken. Dit kan handig zijn wanneer enkele hengsten apart gehouden moeten worden, of wanneer een monteur of leverancier toegang nodig heeft tot een bepaald gedeelte van de gang.” Dat laatste geldt niet voor voerleveranciers, want daarvoor beschikt De Nieuwe Heuvel over een aanleverpunt aan de buitenzijde van het gebouw, waar het voer via een speciaal buizensysteem ‘gestort’ kan worden. Ook in andere opzichten is het bedrijf van alle gemakken voorzien. In elke box zit bijvoorbeeld een mestluikje, zodat het uitmesten sneller en gemakkelijker kan verlopen. Via de luikjes komt de mest op een transportband terecht, waarmee het afgevoerd wordt naar een centraal afvoerpunt.
Albert Lueks, bedrijfsleider van de Nieuwe Heuvel
de gezondheidsdienst voor dieren Het versturen gebeurt via containers die door de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) gecontroleerd en verzegeld worden. Afhankelijk van het land waar het sperma naartoe gaat, gelden aanvullende eisen, zoals het uitvoeren van bloedonderzoek om aan te tonen dat de betreffende hengsten daadwerkelijk vrij zijn van bepaalde ziekten. Over het algemeen geldt: hoe meer ziektes in een land voorkomen, hoe hoger de eisen.” Om de paddock staat een dubbel hekwerk, zodat het voor bezoekers onmo-
Stikstofcontainer voor de opslag
gelijk is om de dieren aan te raken
van sperma
Van opfok tot goedkeuring De Nieuwe Heuvel is verantwoordelijk voor de verzorging van twintig dekhengsten, waarvan er elf op het bedrijf in Lunteren staan. “Een goede dekhengst heb je niet zomaar”, aldus Lueks. “Begin december kopen we meestal zo’n tweehonderd veulens met goede papieren, waarna we de opfok uitbesteden aan een gespecialiseerd opfokadres. Na diverse controles, waarbij we onder meer kijken naar type, de manier van lopen en de aanwezigheid van ‘twee goede ballen’, blijven ongeveer vijftig mogelijk geschikte dekhengsten over. Met deze jonge hengsten gaan we dan, als ze zo’n tweeënhalf jaar oud zijn, in de maanden augustus en september gericht aan de slag. Dat zijn de ‘selectiemaanden’ waarin we beginnen met trainen en goed gelet wordt op onder andere het exterieur, de manier van lopen en de sperma-kwaliteit. Ook laten we röntgenfoto’s maken. Het sperma wordt onderzocht door het GD-onderzoekscentrum voor fertiliteit (zie kader, red.). Die samenwerking met de GD bestaat al jarenlang en verloopt erg soepel. Op één dag kan het sperma van twintig tot vijfentwintig hengsten onderzocht
worden en de uitslag is al binnen twee dagen bekend. Als teams zijn we goed op elkaar ingespeeld. Afgelopen augustus heeft de GD het sperma van zestig jonge hengsten onderzocht. Na afloop van de hengstenkeuringen in december en januari hoop je dan uiteindelijk één of twee goede dekhengsten over te houden. Deze hele procedure, vanaf de opfok tot goedkeuring, neemt zestien maanden in beslag. Het gaat dus om grote investeringen, zowel qua geld als tijd. Overigens wil een uitstekende spermakwaliteit niet altijd zeggen dat de bevruchtingen ook probleemloos verlopen. Het management om de hengst heen is ook van grote invloed. Denk aan voeding en training. Daar wordt veel onderzoek naar gedaan. Het is van cruciaal belang om je hengst goed te
kennen, om te weten wat hij ‘levert’, zodat je er goed mee kan werken.” Diepvriessperma De Nieuwe Heuvel beschikt over een eigen laboratorium met geavanceerde apparatuur, waar sinds de EU-certificering ook sperma wordt ingevroren voor verzending naar klanten over de hele wereld. “Afgelopen zomer zijn we, onder begeleiding van een ervaringsdeskundige, begonnen met het invriezen van sperma. Ook hiervoor hebben we een protocol ontwikkeld, want de techniek is heel belangrijk. Het kan heel nauw komen. Zodra het sperma uit de hengst komt, kan het niks hebben. Het moet langzaam afkoelen en verdund worden. Het sperma gaat in smalle rietjes en dient in stikstof te worden bewaard.
Genoeg ideeën Op dit moment worden alle werkzaamheden bij De Nieuwe Heuvel nog door het eigen personeel gedaan. “We hebben ook een eigen dierenarts in dienst. Het persoonlijk contact met onze klanten en de korte lijnen die we hebben, zijn erg waardevol. Al moeten we onverwachts om twee uur ’s nachts naar een klant toe, niets is te gek.” De Nieuwe Heuvel is al voorzichtig aan het onderzoeken welke uitbreidingsmogelijkheden er zijn voor de toekomst. “De kans bestaat dat we ook sperma van hengsten van externen gaan invriezen. En het zou wat mij betreft helemaal ideaal zijn als we in verschillende landen centrale spermadepots krijgen, zodat we per land met een vast contactpersoon kunnen werken. De paardensector groeit wereldwijd. Ik ben ervan overtuigd dat diepvriessperma de toekomst heeft.” ■
GD-ONDERZOEKSCENTRUM ‘FERTILITEIT PAARD’ In het Friese Oldeholtpade bevindt zich het gespecialiseerde centrum van de GD voor vruchtbaarheidsonderzoek bij hengsten. Dit centrum wordt gerund door GD-analiste Margriet van der Lei. Het hele jaar door laten hengstenhouders hier onderzoeken of de kwaliteit van het sperma van hun hengst(en) in orde is. De onderzoeken worden aangevraagd vanwege de hengstenkeuringen, maar ook voor certificering of bij de aan-/verkoop van een hengst. Ook als er problemen zijn met de vruchtbaarheid, kan onderzoek uitsluitsel geven. En het onderzoek kan waardevol zijn bij onenigheid met klanten of als extra garantie.
37 HO6 / 2013
de gezondheidsdienst voor dieren
TEKST: DR. GUILLAUME COUNOTTE EN DRS. LINDA VAN DEN WOLLENBERG
HET BELANG VAN EEN GOED WINTERRANTSOEN van glycogeen (bestaat uit suikers) in de spieren. Dit wordt vaak gezien als de oorzaak van tying up (maandagziekte) bij bepaalde paarden. Daarnaast is het, net als voor mensen, ook voor paarden ongezond om te dik te zijn. Te dikke paarden hebben een hoger risico op aandoeningen als EMS (Equine Metabool Syndroom) en hoefbevangenheid. Ook komt het de vitaliteit en de sportprestaties natuurlijk niet ten goede. Krachtvoer kan het beste in kleinere porties (maximaal 2 tot 2,5 kilogram per voerbeurt) gegeven worden, dit om verteringsproblemen te voorkomen en het risico op maagzweren te verkleinen. gras versus hooi/kuilgras In de winter is er natuurlijk geen vers gras meer. De variatie van de hoeveelheid suikers in vers gras is veel groter dan in hooi of kuilgras. Daarnaast bevat vers gras in vergelijking met hooi of kuilgras minder energie en meer vocht per kilogram. Een paard van 500 kilogram heeft
In de wintermaanden zijn de meeste paarden veel minder buiten dan in de zomer. Dat betekent vaak dat ze dan minder bewegen en dus minder energie verbruiken. Anderzijds kost het op temperatuur houden van het lichaam ‘s winters juist meer energie en is ruwvoer soms minder aantrekkelijk en minder voedzaam dan gras. Hieronder een overzicht van de belangrijkste aandachtspunten voor het winterrantsoen.
Net als in de zomer, is het ook in de winter belangrijk om de lichaamsconditie van het paard goed in de gaten te houden en het rantsoen daarop aan te passen. Daarbij dient uiteraard ook rekening te worden gehouden
ongeveer 25 liter vocht per dag nodig. In gras zit per kilogram minimaal 800 gram vocht, terwijl in hooi maar 150 gram vocht zit. De rest moet het paard dus binnenkrijgen door te drinken. Maar als het koud is, vermindert het dorstgevoel en bestaat het risico op een relatief vochttekort. Dit kan leiden tot bijvoorbeeld (verstoppings)koliek, mede doordat de darmfunctie vaak ook al geremd is door minder beweging. Afgezien van de verschillen in samenstelling zijn er nog andere aandachtspunten van belang. Hooi kan muf zijn, veel stof bevatten en daarom minder smakelijk zijn. Kuilgras dient na het openmaken van de pakken snel te worden gevoerd omdat er anders bederf kan optreden en het voer minder smakelijk wordt. Soms bevat kuilgras veel zand. Bij een ruwvoeranalyse wijst een ruw-as van meer dan 110 gram per kilogram op te veel zand tijdens het inkuilen. Dat kan dan weer tot koliek leiden.
met de hoeveelheid werk die het paard moet verrichten. Krachtvoer: met beleid Wanneer een paard te weinig beweegt en te veel krachtvoer met suikers eet, leidt dat tot stapeling
Krachtvoer kan het beste in kleinere porties (maximaal 2 tot 2,5 kilogram per voerbeurt) gegeven worden
38 HO6 / 2013
de gezondheidsdienst voor dieren verband met de scheve calciumfosfor-verhouding. Naast ruwvoer kan bietenpulp in de winter een heel goede bron van vezels zijn die de vertering in de dikke darm stimuleert. Tenslotte zijn wortels voor veel paarden in de winter een smakelijk extraatje waarin niet veel voedingswaarde en vezels zitten.
Foto: Remco Waanders
Naast eiwit, suikers en vet, zijn ook mineralen, spoorelementen en vitamines van belang. Sinds de invoering van het MINeralen Aangiftesysteem (MINAS) is het gehalte aan mineralen en spoorelementen in gras aan het dalen. Dat heeft tot gevolg dat wanneer een paard alleen hooi, voordroogkuil of kuilgras krijgt, er een risico is dat een tekort ontstaat. Daar staat tegenover dat bepaalde spoorelementen (bijvoorbeeld selenium) selectief door bepaalde wilde planten (Astragalus, Stanleya, Morinda, Neptunia, Oonopsis en Xylorhiza) worden opgenomen.
De variatie van de hoeveelheid suikers in vers gras is veel groter dan in hooi of kuilgras. Vers gras bevat echter minder energie en meer vocht.
Let op: er is verschil tussen voordroogkuil en zogenaamde ‘koeienkuil’. Gemaaid gras blijft niet lang goed en kan gaan schimmelen. Daarom wordt het op verschillende manieren geconserveerd. Na gewoon drogen ontstaat hooi. Laat men het gras enkele dagen liggen en droogt het deels voordat het verpakt wordt, dan krijgt men voordroogkuil. Wordt het gras na het maaien direct ingekuild, dan ontstaat de zogenaamde koeienkuil: door omzettingen van suikers ontstaan zuren waardoor deze kuil beter bewaard kan worden. De meeste paarden krijgen echter voordroogkuil gevoerd die dit fermentatieproces niet heeft ondergaan. In dat geval is het zaak om kritisch in de gaten te houden of de kwaliteit van het product nog in orde is, oftewel: of er geen schimmel of rotting is
De meeste van deze planten komen in Nederland niet voor, maar enkele kruisbloemigen of vlinderbloemigen zoals brassicasoorten worden wel in Nederland aangetroffen. Staan deze planten in de wei, dan kan juist een overmaat aan spoorelementen in het gras voorkomen. Mineralen, zoals zout (natrium), calcium, magnesium en fosfor, zijn dagelijks nodig voor allerlei lichaamsfuncties. Spoorelementen, zoals selenium en jodium, zijn ook nodig, maar in veel kleinere hoeveelheden. Als het paard enkele dagen geen spoorelementen krijgt, is dat niet erg. Duurt het echter enkele weken, dan verzwakt de weerstand en kunnen allerlei vage klachten optreden. Het bijvoeren van mineralen is maatwerk: afhankelijk van de samenstelling van het ruwvoer, moet een brok of supplement worden gegeven om ervoor te zorgen dat het paard goed de winter doorkomt. ■
opgetreden tijdens het bewaren. Het is belangrijk om de herkomst van het hooi te weten. Natuurhooi kan soms giftige planten bevatten. De bekendste is Jacobskruiskruid, maar er zijn meer planten die giftig zijn voor paarden. Wanneer de paarden in het weiland lopen, zullen ze als er voldoende gras is, deze planten niet eten. De giftige planten hebben meestal een bittere smaak. Maar eenmaal gehooid, is de bittere smaak vaak weg en eet het paard het mengsel wel. De gifstoffen blijven echter in het hooi zitten. Andere voedermiddelen Luzerne is een hoogwaardig soort ruwvoer dat gebruikt kan worden als vitamine-, mineralen- en eiwitbron. Geadviseerd wordt om hiervan maximaal 1,5 tot 3 kilogram per dag te voeren in
Ook in de winter is het belangrijk om de lichaamsconditie van het paard goed in de gaten te houden en het rantsoen daarop aan te passen
39 HO6 / 2013
de gezondheidsdienst voor dieren
Nieuws en mededelingen Leverbot bij het paard De afgelopen periode heeft de GD veel vragen gekregen over leverbot bij paarden. Hoewel leverbotinfecties vooral voorkomen bij (kleine) herkauwers, is het inderdaad ook mogelijk dat paarden geĂŻnfecteerd raken met leverbot. Vooral in gebieden waar Fasciola hepatica endemisch voorkomt bij herkauwers kan de prevalentie oplopen doordat het grasland zwaar besmet is met infectieuze stadia (metacercariĂŤn). Volgens sommige auteurs wordt het voorkomen van F. hepatica bij het paard onderschat omdat de meeste gevallen subklinisch verlopen. Verschijnselen die eventueel kunnen worden waargenomen zijn: een slechte algemene conditie, vermageren, slechte prestaties en een wisselende eetlust. Als er sprake is van anemie, een verhoogd yGT, een verhoogd (G)LDH en/of eosinofilie, kan dat een aanwijzing zijn voor de aanwezigheid van leverbotten in het lichaam. Nieuwe test beschikbaar De GD heeft een nieuwe test beschikbaar voor onderzoek op leverboteieren (W1404), ook in mest van paarden. Deze test geeft zeer specifiek het aantal leverboteieren per gram mest weer. Hierbij moet wel opgemerkt worden dat het bij paarden niet altijd tot ei-uitscheiding komt. Desondanks kan een positief mestonderzoek wel meer duidelijkheid geven in geval van een paard met een vaag klinisch beeld. Voor de test is circa 25 gram, liefst verse mest, nodig.
Openingstijden GD tijdens feestdagen Gedurende de feestdagen is de GD gesloten op 25 en 26 december en op 1 januari. Op 25, 26 en 31 december worden geen monsters opgehaald door TNT Innight. Op 24 december (nacht van 24 op 25 december) en op 1 januari (nacht van 1 op 2 januari) worden de monsters wel opgehaald en naar de GD gebracht. Houd echter wel rekening met mogelijk langere doorlooptijden en de beperkte houdbaarheid van bepaalde monsters in verband met sluiting tijdens de feestdagen. Op de andere werkdagen rondom de kerst is de GD geopend en bereikbaar via 0900 - 1770 van 8.00 tot 17.00 uur.
40 HO6 / 2013
Oorzaken vals-negatieve mestuitslag Een negatieve mestuitslag op wormeieren terugkrijgen terwijl er waarschijnlijk wel sprake is van paarden met maagdarmwormen (kleine en grote strongyliden) die eieren uitscheiden. Oftewel: een vals-negatieve uitslag, hoe kan dat ontstaan? Mest moet zo vers mogelijk worden ingestuurd naar het laboratorium, bij voorkeur tot aan het transport gekoeld bewaard, omdat de eieren zich anders ontwikkelen tot larven (> 24 uur) en niet meer kunnen worden geteld. Ook kan de dichtheid van het materiaal, bijvoorbeeld zoutoplossing, waarin de eieren moeten gaan drijven (floteren) te laag zijn. Dit zal voor de uitvoering van het mestonderzoek moeten worden gecontroleerd door het diagnostisch laboratorium en/of de maker van het flotatiemedium. Daarnaast kent iedere testmethode zijn beperkingen. Bij de GD wordt de McMastermethode gebruikt om het aantal strongylustype eieren per gram (EPG) mest te bepalen. Deze methode kent een vaststellingsdrempel (detectiegrens) van 50 eieren per gram. Onder deze detectiegrens is er kans dat men aanwezige eieren niet tegenkomt in de vloeistof die beoordeeld wordt. Dit betekent niet dat er een gevoeligere methode nodig is. De GD adviseert namelijk om individuele paarden die op de weide staan pas te behandelen bij 200 eieren per gram mest.