de gezondheidsdienst voor dieren
Nieuws en mededelingen WEIDEBESMETTING IN DE ZOMER
Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddeventer.com www.gddeventer.com Redactie: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Ria Huijben (adviseur marketing & communicatie). Eindredactie: Eva Onis Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddeventer.com.
Als paarden buiten grazen, nemen ze wormlarven van de kleine strongyliden (cyathostominae) op. Alle grazende paarden hebben dus wormen. In het voorjaar is de aanwezigheid van volwassen kleine strongyliden in paarden van een jaar of ouder vooral het gevolg van de in het vorige zomer/najaar opgenomen larven (L3). Een deel van de in het weideseizoen opgenomen larven zal zich direct ontwikkelen tot volwassen wormen. Dit zal leiden tot uitscheiding van wormeieren, met pieken in augustus, september en oktober (zie bijgaand figuur naar Eysker en Mirck). Naarmate het weideseizoen vordert, zullen meer en meer opgenomen larven in rust gaan in het darmslijmvlies en zich pas weer het volgend voorjaar tot volwassen wormen ontwikkelen. Indien de mest dus niet trouw tweemaal per week uit het weiland wordt gehaald, of wormmiddelen worden toegediend (bij voorkeur op basis van ei-tellingen), kan de weidebesmetting sterk stijgen in de zomer.
VEELGESTELDE VRAAG over cushing:
PAARD TIJDENS WEDSTRIJD OVERLEDEN: WAT DAN? Een paard kan tijdens een wedstrijd zo ernstig gewond raken, dat er geen uitzicht op herstel is. In dat geval mag de behandelend dierenarts (aangewezen door de organisatie) of eventueel de privédierenarts het dier euthanaseren. Een paard dat overlijdt of geëuthanaseerd wordt tijdens een KNHS-evenement, moet onderzocht worden door de GD. De GD is hiervoor 24 uur per dag beschikbaar via een speciaal telefoonnummer dat vermeld staat in het KNHS-reglement. Indien mogelijk krijgt de GD ook bloed- en urinemonsters voor onderzoek. De ophaaldienst van de GD haalt het overleden paard of de pony zo snel mogelijk op en voert sectieonderzoek uit. Ook wordt er onderzoek op de aanwezigheid van verboden middelen gedaan. Ziet de GD reden voor verder onderzoek, dan wordt dit eerst overlegd met de KNHS. Het volledige onderzoeksrapport wordt naar de KNHS gestuurd en zij sturen de deelnemer een exemplaar. De KNHS bepaalt dan of verdere maatregelen nodig zijn. 35 HO4 / 2013
Als je een paard verdenkt van Cushing, moet er dan ook getest worden op insulineresistentie? GD-buitendienstmedewerker Petra Reijnen: “Wanneer er een verdenking is van Cushing (Pituitary Pars Intermedia Dysfunction, ofwel: PPID) kan de ACTH-test worden uitgevoerd, maar testen op insulineresistentie kan ook zinvol zijn. Door aantasting van zenuwcellen in de hypothalamus scheiden paarden met PPID minder dopamine af, waardoor de hypofyse een overmaat aan hormonen (waaronder ACTH) gaat produceren. Dit leidt vervolgens tot stijging van het glucosegehalte, met mogelijk insulineresistentie als gevolg. De waarschijnlijkheidsdiagnose PPID is soms al te stellen op basis van klinische symptomen zoals een lange krullerige vacht (hypertrichosis). Een verdenking kan ontstaan vanwege de volgende symptomen (of een combinatie ervan): algehele malaise, gedragsverandering, chronisch terugkerende hoefbevangenheid, PU/PD, vetophoping op specifieke plaatsen (buik, boven de ogen), niet vlot door de haren komen en insulineresistentie. De stofwisselingsziekte Equine Metabolic Syndrome (EMS) veroorzaakt echter overeenkomende verschijnselen, namelijk: hoefbevangenheid, obesitas en/of plaatselijke vetophopingen op de hals en bij de staart, oogkassen en schouders en insulineresistentie. Testen op beide ziektes kan daarom nuttig zijn.”
de gezondheidsdienst voor dieren
tekst: drs. Eva Onis
SIGgi Mar EN IRMA SCHORTINGHUIS, STRANDHÓLAR:
“ONZE GROOTSTE ANGST IS EEN DROESUITBRAAK”
Dertien jaar geleden verhuisden Sigurður Marinusson (Siggi Mar) en zijn vrouw Irma Schortinghuis van IJsland naar Noord-Holland. In Camperduin runnen zij nu samen met veel toewijding het IJslanderbedrijf Strandhólar. Siggi: “We houden ons bezig met uiteenlopende activiteiten: van fokkerij tot topsport. Daarbij is de diergezondheid van cruciaal belang. Onze grootste angst is dat er droes uitbreekt op ons bedrijf; daar zijn IJslandse paarden niet goed tegen bestand.”
Siggi en Irma zijn 24 uur per dag en 7 dagen per week met hun IJslanders bezig. Geen wonder, als je beseft dat Siggi al ruim 25 jaar als wedstrijdruiter tot de wereldtop behoort. Hij maakte negen keer deel uit van een WK-equipe, zowel voor IJsland als voor Nederland. In 2011 sloot hij het WK met zijn paard Eilimi vom Lindenhof af als wereldkampioen PP1, een onderdeel waarop hij op eerdere WK’s al tweemaal zilver behaalde. Maar ook Irma rijdt inmid-
dels al jaren op sport A-niveau. Tijdens ons bezoek aan Strandhólar is het tweetal druk bezig met de voorbereidingen voor het WK in Berlijn, waaraan zij over twee weken allebei deelnemen. Toch nemen ze uitgebreid de tijd voor een interview.
Irma. “Hij heeft jarenlange ervaring in het geven van trainingen en let daarbij ook op de behoefte van het paard aan voedingsstoffen. Strandhólar beschikt over een eigen rijhal en maakt gebruik van de faciliteiten van het nabijgelegen Paarden Revalidatie Noord-Holland. Verder geeft Siggi regelmatig clinics.” Een andere belangrijke bedrijfstak is het fokken van sportpaarden. “Ons fokdoel is gezonde sportpaarden met goede zuivere gangen, soepele
gezonde sportpaarden “Vanwege zijn expertise wordt Siggi veel gevraagd voor het inrijden, corrigeren en wedstrijd- en keuringklaar maken van IJslanders”, vertelt
ruime bewegingen en een uitstekend karakter. We hebben nu zo’n vijftig IJslanders, deels zelf gefokt en deels import. Sinds 2007 streven we naar vijf tot zeven veulens per jaar. Ook bieden we ieder dekseizoen een hengst aan die zichzelf in de sport heeft bewezen en een keuringsresultaat heeft van ruim boven de 8. Onze fokmerries lopen samen met hun veulens en de opfok op een terrein van vijftien hectare. Doordat de veulens in de kudde opgroeien, leren ze op een natuurlijke manier om ‘sociaal paardengedrag’ te vertonen. Sensibele, wat schuwe paarden zijn het beste te trainen. De sportpaarden staan op stal, maar gaan het hele jaar door overdag naar buiten, van negen tot vijf uur.”
Foto: Marije Rauwerda
Siggi en Irma tijdens het NK in 2013.
36 HO4 / 2013
GEVOELIG VOOR DROES Het bedrijf had nooit zo succesvol kunnen zijn als de paarden niet kerngezond waren. Daarom doen Siggi en Irma er alles aan om vervelende ziektes buiten de deur te houden. Hun grootste angst is een droesuitbraak. In IJsland geldt namelijk al sinds 1882 een importverbod op paarden en andere dieren, waardoor de paardenpopulatie vrij is van infectieziekten. “Deze situatie kun je vergelijken met de vroegere inheemse Indianenstammen in Zuid-Amerika”, legt Siggi uit. “Die leefden zo afge-
de gezondheidsdienst voor dieren
Strandhólar: wie zijn ogen tot spleetjes knijpt kan zich er in IJsland wanen.
zonderd, dat ze ten onder gingen aan de ziekten die de Spanjaarden meebrachten." Dat IJslanders inderdaad erg vatbaar zijn, bleek wel in mei 2010. Toen werd ineens een groot gedeelte van de IJslandse paardenpopulatie getroffen door een ziekte aan de voorste luchtwegen, veroorzaakt door de bacterie Streptococcus zooepidemicus. Dit is een zusje van Streptococcus equi: de veroorzaker van droes. Normaliter wordt S. zooepidemicus niet als een relevante ziekteverwekker gezien, maar voor veel IJslandse paarden was deze variant al fataal. PCR-TEST Irma: “In eerste instantie was het moeilijk om informatie te vinden
over preventie van droes, maar gelukkig konden we bij de GD terecht. Het bleek dat dragers van droes via een PCR-test gemakkelijk op te sporen zijn. We hebben hier nu een aantal ‘kits’ liggen, zodat we zelf neusswabs kunnen opsturen naar het GD-laboratorium. De testuitslag is vaak de volgende dag al bekend. Eerder in dit seizoen, vlak voor een belangrijke selectiewedstrijd, werd plotseling één van onze paarden ziek. We hadden de wedstrijdpaarden al in een aparte stal gezet. Om er zeker van te zijn dat we naar de wedstrijd konden gaan, hebben we direct neusswabs bij de GD afgeleverd. Nog dezelfde middag wisten we dat het gelukkig loos alarm was.” Bij ‘nieuwe’ paarden is het afhan-
kelijk van de herkomst of Strandhólar een PCR-test laat doen. Irma: “Wanneer een paard uit Europa in training komt, of wanneer het eerst in een algemene stal stond, dan willen we zekerheid. Maar liefst 10% van de paarden die de infectie doorgemaakt hebben, blijft levenslang drager. Die nieuwe paarden houden we daarom drie weken in quarantaine. In die periode kunnen we ze observeren, temperaturen en de neusswabs nemen.” WEERSTAND Daarnaast is het volgens Siggi en Irma belangrijk om je gezonde
verstand te gebruiken. “Wanneer de paarden fit zijn en veel buiten komen, dan is hun weerstand natuurlijk ook beter. Ook vragen we bezoekers om de paarden niet te aaien en eventueel van te voren schone kleding aan te trekken. Verder is het belangrijk om goed naar je paarden te kijken, dan pik je signalen sneller op.” Is het ook gunstig dat het bedrijf aan zee ligt, waardoor er geen muggen voorkomen? Het is immers bekend dat IJslanders ook vatbaarder zijn voor staart- en maneneczeem. Irma: “Het ontbreken van muggen zou inderdaad een rol kunnen spelen, maar ook hierin ben ik van mening dat de algehele weerstand wellicht belangrijker is. Onze paarden zijn fit, hun metabolisme is goed. Als een paard verveeld en vervet in de wei staat, is het vatbaarder voor allerlei ziektes. Overigens zitten ziektes in de paardenhouderij in het algemeen nog te veel in de taboesfeer. Door er open over te communiceren, kun je veel gemakkelijker maatregelen treffen en verspreiding tegengaan. Daar heeft iedereen baat bij.”■
DROES
Foto: Henk Peterse
Droes is een besmettelijke aandoening van de voorste luchtwegen, veroorzaakt door de bacterie Streptococcus equi. Meestal ontstaan er abcessen in de lymfeknopen van de kaak en hals. Verdere symptomen zijn: koorts, etterige neusuitvloeiing en eventueel moeilijk ademen en moeilijk slikken/eten door druk van de abcessen. Mogelijke complicaties: verslagen droes (abcessen in het lichaam na verspreiding van de bacterie via de bloedbaan), huidbloedingen door een allergische reactie en longontsteking. De belangrijkste besmettingsbronnen zijn paarden met droesverschijnselen of latente dragers. Besmetting kan optreden door direct contact tussen paarden of indirect door de mens (handen, kleding) of besmette voorwerpen. Siggi met Gabriel frá Hóli in vliegende telgang.
37 HO4 / 2013
de gezondheidsdienst voor dieren
Tekst: dR. Kees van Maanen en drs. Eva Onis
SNELLER EN GEVOELIGER TESTEN MET REAL-TIME PCR Door nieuwe gentechnologie is het identificeren van mogelijke ziekteverwekkers een stuk gemakkelijker geworden dan pakweg 15 jaar geleden. Kees van Maanen, viroloog bij de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD): “Real-time PCR heeft een nieuwe dimensie toegevoegd en grootschalig geautomatiseerd testen mogelijk gemaakt bij de GD.”
‘Polymerase Chain Reaction’, bekend als PCR, is een techniek die veel wordt toegepast bij de diagnostiek van ziekteverwekkers. Van Maanen: “PCR is te omschrijven als het zoeken naar een naald in een hooiberg, om vervolgens een hooiberg te maken van naalden.” De techniek is gebaseerd op kleine stukjes DNA, de ‘primers’ (zie kader), die zich binden aan specifieke plekken op het DNA van bijvoorbeeld een ziekteverwekker. Het enzym DNA-polymerase zorgt er vervolgens voor dat het DNA vanaf de primer gaat verdubbelen: aan het einde van een ronde zijn er twee identieke stukjes DNA. Bij de volgende ronde binden de primers aan allebei deze stukjes en worden ze opnieuw verdubbeld. Na 36 rondes zijn er dus miljarden kopieën. Het is een heel gevoelige methode, omdat aan het begin maar één stukje DNA of RNA nodig is. REAL-TIME PCR Tegenwoordig wordt vaak gebruik gemaakt van real-time PCR, een techniek waarbij de hoeveelheid gekopieerd DNA direct in het reageerbuisje of testplaatje wordt gemeten. Van Maanen: “Real-time PCR is gebaseerd op fluorescentie: hoe meer kopieën er zijn van het DNA, hoe meer fluorescerende signalen er afgegeven worden. Op het beeldscherm zie je de fluorescentie per ronde toenemen.” Naast de mogelijkheid om gevoeliger te testen, biedt real-time PCR diverse
voor bijna alle monsters. Verder gebruiken we voor alle PCR’s dezelfde chemische mengsels en werken we zo veel mogelijk volgens dezelfde methode. Omdat we een groot laboratorium zijn met een eigen R&D-afdeling, ontwikkelen we veel PCR-bepalingen zelf.”
andere voordelen. Ook het testen van grote aantallen monsters, ‘high throughput testing’, kan nu met PCR. Dat is onder andere mogelijk door een nieuwe manier om DNA of RNA uit allerlei soorten monsters te isoleren. Van Maanen: “Dit systeem is gebaseerd op magnetische kraaltjes. Het DNA of RNA bindt aan de kraaltjes en kan via een magneet uit het monster worden verwijderd. Op die manier kan van 92 monsters en 4 controles het DNA worden geïsoleerd in maximaal 45 minuten, afgezien van de tijd om de monsters in de plaat aan te brengen. De GD gebruikt deze techniek inmiddels
TOEGESPITST BEHANDELEN Dankzij gentechnologie kunnen ziekteverwekkers dus veel sneller worden opgespoord. “Vroeger werd bijvoorbeeld de diagnose rhinopneumonie gesteld door de veroorzakers daarvan, de Equine Herpesvirustypes 1 en 4, te kweken
Kees van Maanen
38 HO4 / 2013
op gevoelige cellen. Of een recente infectie werd aangetoond door stijging van de antistoffen in gepaarde bloedmonsters. Dat kon weken duren. Tegenwoordig hebben we een real-time PCR-test die direct onderscheid maakt tussen EHV-1 en EHV-4 en binnen een dag kan worden uitgevoerd. Deze test is vorig jaar veel ingezet tijdens de neurologische rhinopneumonieuitbraken, maar wordt ook veel gebruikt bij abortus en griepachtige verschijnselen. Griepachtige verschijnselen kunnen echter ook veroorzaakt worden door andere virussen en bacteriën. Daarom
de gezondheidsdienst voor dieren quarantainestation ontsnapt was. Omdat in Australië niet gevaccineerd wordt tegen paardengriep en daardoor alle paarden gevoelig zijn, ging het virus als een lopend vuurtje rond. Door een combinatie van transportverboden en snelle screening van verdachte paarden via real-time PCR (in vier maanden werden ongeveer 70.000 neusswabs onderzocht) is het land weer officieel vrij van paardengriep.”
Bronvermelding: Klein Haneveld, J. (2013). Gentechnologie vernieuwt diagnostiek van dierziekten. Tijdschrift voor Diergeneeskunde (deel 138, aflevering 2), p. 110-112. Hentzepeter, V. (2013). Snelle methoden worden routine in veterinaire diagnostiek. Dierziektes testen sneller met real-time PCR. Laboratorium Magazine (nummer 1), p. 2-7.
van vervolgdiagnostiek. Een correcte monstername en transport onder de juiste omstandigheden zijn minstens zo belangrijk.
SAMENWERKING De nieuwe (en verwachte) technieken produceren heel veel gegevens. Daarom is het belangrijk dat degene die de diagnose stelt niet zelf alle data hoeft te analyseren. Er kunnen bijvoorbeeld handcomputers gebruikt worden voor testen op bedrijven (‘point-of-care
MONITORING Ook bij de bestrijding van ziekten en monitoring spelen de nieuwe diagnostische mogelijkheden een invloedrijke rol. Vanwege de tijdsbesparing kunnen autoriteiten soms wel maanden eerder reageren bij ziekte-uitbraken. “Een mooi voorbeeld is de bestrijding van paardengriep (influenzavirus) in Australië”, aldus Van Maanen. “Australië is vrij van veel ziekten en wil dat graag zo houden. Toch brak er in 2007 paardengriep uit nadat het virus uit een
In het 'laminar flow cabinet' vindt de voorbereiding van de PCR-test plaats.
“Het systeem werkt met magnetische kraaltjes: het DNA of RNA bindt aan de kraaltjes en kan via een magneet uit het monster worden verwijderd.”
heeft de GD het ‘Respiratoir Pakket’ ontwikkeld. Dit bestaat uit zeven verschillende real-time PCR’s. De belangrijkste bepalingen uit dit pakket (EHV-1, EHV-4, Streptococcus equi (droes), influenzavirus , Rhodococcus equi) kunnen echter ook los aangevraagd worden.” Daarnaast zitten er nog diverse andere real-time PCR’s in de pijplijn, onder andere voor ziekteverwekkers die door teken worden overgedragen (zie ook pagina 40). Men dient zich echter wel te realiseren dat diagnostiek nooit losstaat van veldwaarneming. Dierhouders en dierenartsen spelen een cruciale rol in het waarnemen van iets afwijkends en in het in gang zetten
testen’). Verder is het zaak dat onderzoeksgegevens wereldwijd beschikbaar komen, zodat onderzoekers onder meer gevonden gensequenties kunnen vergelijken. Bovendien houden ziekteverwekkers zich niet aan grenzen: het is noodzakelijk dat laboratoria meer gaan samenwerken. ■
PRIMERS, RNA EN PROBES Primers zijn korte stukjes erfelijk materiaal: reeksen van meestal twintig of minder nucleotiden (de bouwstenen van het erfelijk materiaal). RNA (ribo nucleic acid) geeft erfelijke informatie door voor onder andere eiwitproductie. RNA is normaliter opgebouwd uit een enkele streng van nucleotiden, DNA uit een dubbele streng, die complementair aan elkaar zijn. Virussen kunnen enkelstrengs of dubbelstrengs RNA of DNA bevatten. Een primer past als een sleutel op een stukje RNA of DNA, waarbij dubbelstrengs DNA eerst in twee afzonderlijke strengen moet worden gesplitst. Primers worden gebruikt om samen met het enzym DNA polymerase stukken DNA of RNA te vermenigvuldigen en daar miljarden kopieën van te maken. Bij de PCR-techniek wordt van RNA eerst DNA gemaakt, waarna het DNA vermenigvuldigd wordt. Probes zijn ook korte stukjes erfelijk materiaal; deze zijn meestal met twee fluorochromen ‘gemarkeerd’ die specifiek binden aan het PCR-product en bij een match een fluorescerend signaal afgeven. Dit signaal wordt continu geregistreerd in de tijd (real-time PCR). De concentratie van ziekteverwekkers bepaalt hoe snel het signaal opkomt en hoeveel cycli hiervoor nodig zijn.
39 HO4 / 2013
de gezondheidsdienst voor dieren BESMETTING DOOR TEKEN: PCR-TESTEN BESCHIKBAAR
PAARDEN IN DE HITTE Als de temperatuur boven de 25°C komt, is het eigenlijk te warm voor een paard. Normaliter past het dier zich aan de hitte aan, maar door een combinatie van factoren zoals arbeid, weinig wind en hoge luchtvochtigheid kan de lichaamstemperatuur hoog oplopen. Hierdoor kunnen processen in het lichaam verstoord raken en kunnen zelfs organen uitvallen. Onder normale omstandigheden zweet een paard al snel 15 liter per dag. Daarom is het belangrijk dat er altijd voldoende drinkwater beschikbaar is en dat het paard bij warm weer de gelegenheid heeft om in de schaduw te staan. Staat een paard binnen, dan dient het verschil tussen de binnen- en buitentemperatuur niet meer dan 5°C te zijn. Ook is het van belang om zo veel mogelijk te ventileren. Een rit in de trailer op een warme dag is voor een paard flink werken; het continue balanceren vergt veel spierwerk. Duurt de reis langer dan drie uur, of langer dan twee uur in een warme omgeving, dan is een pauze nodig waarin het dier water en nat hooi tot zich kan nemen.
De GD heeft in samenwerking met een Amerikaanse Universiteit (UC Davis in Californië) real-time PCRtesten ontwikkeld en gevalideerd voor ziekten bij paarden die worden overgedragen door teken: anaplasmose (veroorzaakt door Anaplasma phagocytophilum), de ziekte van Lyme (Borrelia burgdorferi) en piroplasmose (Babesia caballi en Theileria equi). Deze PCR’s zijn in de komende maanden routinematig beschikbaar voor diagnostiek. De ziekte van Lyme en anaplasmose worden overgedragen door de meest voorkomende teek in Nederland: de schapenteek (Ixodes ricinus). Bij paarden wordt de ziekte van Lyme vaak in verband gebracht met koorts, kreupelheid, spierpijn, gewrichtsontstekingen en abortus. Een duidelijk verband tussen deze ziekteverschijnselen en een infectie met Borrelia burgdorferi is echter tot nu toe niet gelegd. Anaplasma phagocytophilum kan koorts, verminderde eetlust, lichte bloedarmoede, sloomheid, spierpijn en dikke achterbenen veroorzaken. Anaplasmose komt vooral voor in de lente en in de herfst. Wat een grotere bedreiging vormt, is de komst van de dermacentorteek (Dermacentor reticulatus). Deze soort komt pas enkele jaren voor in Nederland en is waarschijnlijk meegenomen door honden uit het buitenland. De dermacentorteek kan twee soorten piroplasmose overbrengen: equine babesiose (goed behandelbaar) en equine theileriose (moeilijk te bestrijden). Bij acute verschijnselen krijgt het paard last van hoge koorts (>40°C), benauwdheid, bloedarmoede, geelzucht, bloed in de urine, rode slijmvliezen en soms lichte koliek. In minder acute gevallen komen gewichtsverlies en wisselende periodes met koorts vaak voor. De kleur van de oog- en mondslijmvliezen varieert van lichtroze tot helgeel. In de chronische fase zijn er geen specifieke symptomen, maar hebben de paarden vage klachten zoals een gebrekkige eetlust, slecht presteren en verlies van spiermassa.
GRATIS MATERIALEN VOOR MESTONDERZOEK Ieder paard heeft wormen: sommige kunnen koliek veroorzaken, andere leveren vooral gevaar op voor veulens (spoelwormen) en jonge paarden (kleine strongyliden en bloedwormen). De beste aanpak is behandelen op basis van mestonderzoek. In de GD Webwinkel (zie www.gd-winkel.nl) kunt u hier nu gratis materialen voor bestellen: het GD Wormenpakket Paard.
40 HO4 / 2013