De gezondheidsdienst voor dieren
Nieuws en mededelingen Deze pagina’s zijn een bijdrage van De Gezondheidsdienst voor Dieren Postbus 9 7400 AA Deventer T. 0900-1770 E. redactie@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl Redactie: Kees van Maanen (deskundige infectieziekten paard), Emiel Schiphorst (marktmanager paard), Linda van den Wollenberg (paardeninternist), Petra Reijnen (relatiebeheer dierenartspraktijken), Ria Huijben (adviseur marketing & communicatie). Eindredactie: Eva Onis Uw suggesties voor het katern zijn welkom via redactie@gddiergezondheid.nl
NIEUWE KLINISCH-CHEMISCHE PAKKETTEN Per 1 januari 2014 heeft de GD het aantal klinisch chemische pakketten uitgebreid en een aantal bestaande pakketten geoptimaliseerd. De nieuw pakketten zijn: een organen-, lever- en nierpakket en het pakket rode en witte bloedbeeld. Met deze nieuwe pakketten is specifieker orgaangericht onderzoek mogelijk. De testen sluiten hierdoor beter aan bij de klachten. Ook is het onderzoek goedkoper. De pakketten zijn aan te vragen via het nieuwe algemene inzendformulier paard op www.gddiergezondheid.nl/formulieren.
VEELGESTELDE VRAAG: Wanneer ik een paard verdenk van droes, welke testen zijn dan mogelijk? GD-buitendienstmedewerker Petra Reijnen: “Droes wordt veroorzaakt door Streptococcus equi. Deze bacterie brengt een zeer besmettelijke aandoening van de voorste luchtwegen teweeg. Vervolgens kunnen er abcessen in de lymfeknopen van de kaak en hals ontstaan. Na het doorbreken van deze abcessen treedt normaliter snel herstel op. Verdere symptomen zijn: koorts, etterige neusuitvloeiing en eventueel moeilijk ademen, slikken en eten vanwege de abcessen in de keel. In 20% van de gevallen vinden ook complicaties plaats zoals verslagen droes (vorming van abcessen in het lichaam na verspreiding van de bacterie via de bloedbaan), huidbloedingen door een allergische reactie en longontsteking na verslikken. Ongeveer 75% van de paarden is na de infectie jarenlang immuun; 25% kan na enkele maanden weer droes doormaken, vaak wel met mildere verschijnselen. Wanneer een paard verdacht wordt van droes, kan dit getest worden door middel van een PCR op een neusswab. Hierbij dient gebruik te worden gemaakt van een droge, steriele swab. Dit kan zowel individueel of gepoold van maximaal drie paarden. De kosten hiervan zijn € 35,- en deze test wordt drie keer per week ingezet.”
HO1 / 2014
33
De gezondheidsdienst voor dieren
Tekst: drs. Margriet Brus, Klinkers Communicatie
Nieuwe onderzoeksmogelijkheden naar parasieten Sinds kort heeft de Gezondheidsdienst voor Dieren de onderzoeksmogelijkheden naar parasieteneieren bij paarden uitgebreid. Er kunnen nu zes soorten parasieten in de mest worden opgespoord. Parasitoloog Deborah van Doorn legt uit welke test wanneer het beste gebruikt kan worden.
Deborah van Doorn werkt behalve als parasitoloog bij de GD ook op de faculteit Diergeneeskunde aan de Universiteit Utrecht. Daar werkt ze aan een promotieonderzoek naar de resistentieontwikkeling van de kleine strongyliden tegen wormmiddelen bij paarden. Geheel in lijn met dat onderwerp werkt ze bij de GD aan het ontwikkelen en verbeteren van diagnostische testen naar parasitaire aandoeningen bij paarden. Van Doorn: “Een aantal testen bij de GD is recent aangepast en er is een nieuwe test.”
34
HO1 / 2014
Nieuw: Leverbot Van Doorn: “Nieuw is de leverbottest. Die is recent aangepast voor rund en schaap en kan nu ook voor paarden ingezet worden. De leverbottest wordt gedaan op mest. Daarin wordt gezocht naar eitjes.” Een leverbotinfectie verloopt vaak ongemerkt, maar kan ook klachten zoals een slechte conditie, vermagering, slechte prestaties en een wisselende eetlust veroorzaken. Omdat lang niet alle besmette paarden
eitjes uitscheiden, is de test niet gevoelig, maar wel een goede keus voor de screening van een koppel: “Op koppelniveau geeft deze test een indicatie. Kies altijd voor de gevoelige dieren: jong of met vage klachten. Ze moeten al wel een seizoen weidegang achter de rug hebben voor je een monster neemt. Het beste kun je leverbotonderzoek na de winter doen, hoewel de dieren het hele jaar eitjes kunnen uitscheiden”, legt Van Doorn uit.
De gezondheidsdienst voor dieren Aanwezigheid Lintworm
GD-parasitoloog Deborah van Loon
Cryptosporidium: diarree bij veulens Een test die al langer bij de GD beschikbaar was, maar nog niet eerder beschikbaar voor paarden, is de cryptosporidiumtest. Overigens is cryptosporidium geen worm maar een eencellig organisme. “Cryposporidium kan ernstige en langdurige diarreeproblemen geven, dat is echt een probleem bij jonge dieren in de eerste levensweken. Denk dus aan deze aandoening bij veulens die langere tijd diarree hebben”, zegt Van Doorn.
Spoelwormen: vooral veulens Vooral veulens kunnen ernstige klachten hebben door een spoelworminfectie. Van Doorn: “Veulens kunnen koliekachtig worden en last krijgen van verstopping of juist diarree. Voordat ze deze klachten krijgen, kan een veulen al snotteren en hoesten, veroorzaakt door de rondtrekkende larven die daarbij onder andere de long passeren. Volwassen dieren kunnen wel spoelwormen bij zich dragen, maar hebben er nauwelijks last van. Dit komt doordat volwassen dieren meer ruimte in de darmen hebben en dus niet zo snel een verstopping door deze wormen oplopen.” Het mestonderzoek op spoelwormen is dus vooral interessant voor veulens, maar moet niet te vroeg ingezet worden; pas na een week of tien heeft de test zin. “Eerder zit de worm nog niet in de darmen en heeft behandeling ook nog geen zin. Als je te vroeg en te veel behandelt, ontstaat er ook sneller resistentie.”
De GD heeft ook een lintwormtest beschikbaar. Van Doorn: “Die test doe je vooral om te bepalen of deze wormen aanwezig zijn op het bedrijf of eventueel als een paard koliekerig is. De meeste paarden vertonen overigens weinig klachten. Bij onderzoek naar lintwormen worden, net als bij spoelwormen, geen eitjes geteld want je wilt alleen kijken of er wel of geen lintwormen aanwezig zijn. Hoe meer dieren je onderzoekt, hoe groter de trefkans. De worm komt in alle leeftijdscategorieën voor, alleen hele jonge veulens hoeven niet onderzocht te worden omdat er pas een besmetting kan zijn na weidegang en het daarna nog weken duurt voor de lintworm in de darmen zit. De lintworm wordt namelijk overgebracht via een mosmijt die in de wei kan zitten.” Van Doorn heeft een relatief eenvoudige tip om een lintworminfectie in een weiland te verminderen: “Ploeg eens in de paar jaar je land om en zaai het opnieuw in.”
bijvoorbeeld vier jaarlingen nemen.” Onderzoek op maagdarmwormen is met name heel belangrijk voor een goede behandeling. “Bij maagdaarmwormen kan de werking van bijvoorbeeld ivermectine afnemen door resistentie. Het is gebleken dat een middel dat eerst acht weken werkte, opeens nog maar vijf weken werkt. Als je echter standaard elke vijf weken gaat behandelen, dan wordt de periode dat het wormmiddel werkt steeds korter en er zijn geen alternatieve behandelingen. Daarom is goede diagnostiek en een plan van aanpak voor een bedrijf zo belangrijk. Bepaal op je bedrijf of de werkingsduur van een wormmiddel klopt. Doe bijvoorbeeld onderzoek na twee en vijf weken na een ivermectinebehandeling of twee en zes weken na gebruik van moxidectine. Bij volwassen dieren is diagnostiek heel belangrijk om te kijken of je überhaupt moet behandelen.”
Overleg met dierenarts Longwormtest voor ezels De longworm kan voor erg vervelende klachten zorgen bij paarden. De ezel is drager van de longworm en daarom is het van belang om te weten of een ezel uitscheider van longwormlarven is voordat deze in contact komt met paarden. De longwormtest is ook niet geschikt voor paarden omdat paarden zelden larven uitscheiden. Van Doorn: “Paarden kunnen heel ziek worden van een longworminfectie. Ze kunnen er ernstige respiratoire problemen door krijgen en zelfs doodgaan. Alle paarden, jong en oud, kunnen ziek worden van longworm, de een erger dan de ander. Het kan gelukkig wel goed behandeld worden.” Een ezel met regelmaat laten onderzoeken of regelmatig behandelen voorkomt dit. Het verplaatsen van ezels vergroot het risico op insleep.”
Volgens Van Doorn is het belangrijkste om bij welke test dan ook eerst te bedenken wat je wilt onderzoeken, waarom en wat je wilt met een uitslag. “En dat is lastig, dus overleg daarom met een dierenarts.”
Maagdarmwormen Het was al langer mogelijk om onderzoek te doen op maagdarmwormen. De bekendste wormsoort in deze groep zijn de cyathostominae, ook wel bekend als ‘rode wormpjes’. Van Doorn legt uit dat dit onderzoek zowel individueel als gepoold (met een mestmengsel van verschillende dieren) uitgevoerd kan worden. “Gepoold onderzoek levert de meeste informatie op als het op leeftijdsclusters wordt gedaan van maximaal vijf dieren. Die clustering is omdat dieren van dezelfde leeftijd vaak samen hebben geweid en vergelijkbare aantallen bij eitellingen laten zien. Je kunt
In het GD-laboratorium kunnen nu zes soorten parasieten in de mest worden opgespoord.
HO1 / 2014
35
De gezondheidsdienst voor dieren
Auteurs: drs. Linda van den Wollenberg en drs. Thijs Roumen
ZAND IN DE DARM Onlangs werd bij de pathologieafdeling van de GD een KWPN-jaarling aangeboden voor sectie. Het verhaal erbij was dat het dier diarree en koorts had gehad, vermagerde, slecht groeide en vervolgens plotseling doodging. De oorzaak: zandkoliek, ofwel een overmaat aan zand in de dikke darm. De bevindingen bij de sectie waren: ernstige vermagering en geen afwijkingen in de mondholte, maag en dunne darm. De dikke darm was wel duidelijk afwijkend: de wand was oedemateus en verdikt en het rechter dorsale colon (het rechter bovenliggende gedeelte van de dikke darm) was compleet gevuld met een grote bank zand. Microscopisch toonde de dikke darmwand een forse ontsteking en veel aansnijdingen van parasieten; deze kleine rode wormen ‘overwinteren’ in de darmwand tot het voorjaar wanneer zij weer actief zouden worden en naar de darmholte zouden trekken. Dit gedrag verklaart waarom, zelfs bij een zwaar geïnfecteerd dier, een wormeitelling in de winter negatief kan zijn. De wormen en de ontsteking in de wand van deze darm hebben een ongunstige invloed gehad op het functioneren van de darm, waardoor het teveel aan opgenomen zand onvoldoende is afgevoerd.
VERSCHILLENDE PROBLEMEN Een overmaat aan zand in de darm kan tot verschillende problemen leiden. Het zand verzamelt zich in lager gelegen delen en in bochten van de dikke darm. Hier kan het de bekleding van de darmwand beschadigen en daarnaast leiden tot een minder goede darmbeweeglijkheid. Voedingsstoffen en vloeistoffen worden dan minder goed opgenomen. Het paard kan vermageren en diarree krijgen. Wanneer de zandhoeveelheid groter wordt, zal ook de doorstroming van de normale darminhoud worden belemmerd: gassen kunnen moeizamer ontsnappen en het paard kan gaskoliek krijgen. Ook pijn en kramp rond de zandverstopping kunnen leiden tot koliekverschijnselen.
MESTONDERZOEK Of het paard last heeft van zand in de darm kan vastgesteld worden door regelmatig de mest te
36
HO1 / 2014
De gezondheidsdienst voor dieren PREVENTIE Grote zandophopingen in de dikke darm ontstaan uiteraard vooral door een langdurige en/of grote opname van zand. In de winterperiode komt dit vaker voor. Daar zijn verschillende oorzaken voor: - Een paard heeft de behoefte om een groot deel van de dag te grazen en zal dit ook blijven doen als er niet veel gras meer staat. Als de grond bovendien nat is, zal met elk grasplantje dat wordt opgenomen ook wat grond meegaan dat vastzit aan de worteltjes van de grasspriet. - Regelmatig wordt in de winter ruwvoer verstrekt in de paddock. Het paard kan dan gemakkelijk veel zand binnenkrijgen tijdens het verzamelen van hooisprietjes. Soms gaan paarden, om aan hun graasinstinct te voldoen, zelfs puur zand eten als ze zich vervelen. Mogelijk doen ze dat sneller bij een tekort aan mineralen of spoorelementen. - Bij ruwvoerwinning worden machines meestal zo afgesteld dat zo min mogelijk gras verloren gaat. Als een paard geneigd is veel zand op te nemen, is het belangrijk om De machine schraapt letterlijk over de grond, maar maatregelen te treffen, zoals het gebruik van een muilkorf in de wei samen met de allerlaatste of paddock. sprietjes verdwijnt nogal eens een behoorlijke hoeveelheid zand in het pak, zeker als er veel onderzoeken. Dit kan door wat verse mest in molshopen aanwezig waren. Bij grassilage is het een doorzichtige plastic zak te doen, en vervolgens ruim water toe te voegen. Als er zand daarnaast zo dat er makkelijker zand aankleeft en vervolgens dus door het paard wordt in de mest zit, zal dit naar de bodem van de opgenomen, terwijl hooi een teveel aan zand plastic zak zakken en goed zichtbaar zijn. makkelijker kwijtraakt als het opgeschud wordt. Eenmalig onderzoek is echter niet voldoende, omdat een paard zeer wisselend zand uitscheidt Een ruwvoeranalyse met bepaling van het ruwe asgehalte kan onder meer inzichtelijk maken of met de mest.
er veel zand in een partij ruwvoer aanwezig is. - Voor de darmperistaltiek is het gunstig dat het paard regelmatig in beweging is. ‘s Winters is dat soms minder goed mogelijk en eventueel opgenomen zand wordt dan mede daardoor minder goed uitgescheiden. Als een paard geneigd is veel zand op te nemen, is het zaak om mogelijkheden te zoeken om dit te voorkomen, zoals het paard opstallen of in de wei of paddock een muilkorf opdoen. Als er ruwvoer in de paddock gevoerd wordt, is het beter om dit niet vanaf het zand te doen, maar indien mogelijk vanaf een betonnen plaat of uit een bak. Soms wordt als preventie lijnzaadslijm of vlozaad (psyllium) met het voer gegeven.
BEHANDELEN De therapie van zandkoliek is niet altijd eenvoudig. Laxeren door bijvoorbeeld het toedienen van paraffine is de meest gebruikte methode, maar soms kunnen grote hoeveelheden zand alleen maar operatief worden verwijderd. Zeker in de winterperiode is het dus extra belangrijk om aandacht te besteden aan de preventie van zandkoliek.
Door regelmatig mest te onderzoeken, kan bepaald worden of een paard last heeft van zand in de darm.
HO1 / 2014
37
De gezondheidsdienst voor dieren
Nieuws en mededelingen DIAGNOSTIEK RHINOPNEUMONIE IN 2013 Equine Herpesvirus (EHV) type 1 en 4 zijn de verwekkers van de bekende ziekte rhinopneumonie. Beide virusinfecties verlopen vaak symptoomloos, maar kunnen ook griepachtige verschijnselen geven. Ook kunnen met name bij EHV1-infecties complicaties optreden: merries in de laatste fase van de dracht kunnen verwerpen (aborteren) en neurologische verschijnselen zijn mogelijk. Incidenteel kan een EHV4-infectie ook tot abortus leiden. In 2013 heeft de GD bijna 500 monsters op EHV1 en/of EHV4 onderzocht met behulp van zeer gevoelige moleculair-diagnostische methoden (PCR). Deze virussen kunnen op die manier snel, specifiek en in kleine hoeveelheden in neusslijm- en/of bloedmonsters worden aangetoond. De aantallen EHV1-abortussen wisselen sterk per jaar en na een druk 2012 (30% van de inzendingen positief) was 2013 qua EHV1-abortussen een rustig jaar. Slechts 4 van de 35 abortussen waarvoor monsters werden ingezonden scoorden positief op EHV1 en geen enkel monster scoorde positief op EHV4. De neurologische vorm van rhinopneumonie krijgt de laatste jaren duidelijk meer aandacht in het veld en er werden monsters ingestuurd van 30 verschillende paarden met zenuwverschijnselen, afkomstig van 25 verschillende bedrijven. Op vier bedrijven werd de neurologische vorm van rhinopneumonie bevestigd. Ook hier ging het in alle gevallen om EHV1. Waakzaamheid blijft geboden en de toegenomen transparantie en het inzendgedrag helpen daar zeker bij!
NIEUWE WEBSITE GD De nieuwe website van de GD is live! Met www.gddiergezondheid.nl lanceert de GD een eigen- tijds en inhoudelijk sterk online platform waar u snel de informatie vindt die u zoekt. Dankzij de overzichtelijke startpagina’s per diersoort ziet u in één oogopslag wat voor u actueel en relevant is. Belangrijke diergezondheidsartikelen, producten en formulieren zijn makkelijker vindbaar en duidelijker ingedeeld. Op het dierenartsengedeelte (DAP Contact) zijn nu tevens dossiers toegevoegd met belangrijke veterinaire informatie over aangifteplichtige en besmettelijke dierziekten. Minder kliks, meer overzicht. Ook dat is samenwerken aan diergezondheid.
Bedrijfsfilm GD Op de nieuwe website van de GD vindt u tevens de GD-bedrijfsfilm. Nieuwsgierig? Ga dan naar www.gddiergezondheid.nl (en vervolgens naar ‘de GD’) en ervaar hoe de betrouwbare en professionele GD-medewerkers, in samenwerking met de dierenartsen, dagelijks invulling geven aan de uitdaging van de Nederlandse vee- en dierhouders om de diergezondheid te monitoren en te verbeteren.
38
HO1 / 2014