GD 100 jaar jubileumblad (2019)

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-jubileummagazine

GD 100 jaar

TOEN EN NU

Belangrijke ontwikkelingen in alle sectoren

COLUMNS

over 100 jaar diergezondheid en GD

INTERVIEWS

verhalen van vroeger en nu



inhoud

Voorop in diergezondheid, nóg honderd jaar Als onze collega Anne Veenbaas honderd jaar vooruit had kunnen kijken, zou hij met trots terugkijken op de diergezondheidsaanpak waarvoor hij in 1919 het fundament bouwde. GD is een organisatie die diergezondheid op een innovatieve en betrouwbare manier verbetert en borgt.

04 Hoe het allemaal begon: honderd jaar GD

Honderd jaar geleden was dat niet heel anders. De Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland werd opgericht om tuberculose bij rundvee te bestrijden. Daarna volgden abortus bij rundvee, Salmonella Pullorum bij pluimvee, Aujeszky bij varkens, Q-koorts bij geiten en nog vele andere aandoeningen. En ziekten bestrijden doen we nog steeds.

10 Sector rund: ontwikkelingen toen en nu

GD is uitgegroeid tot dé regisseur van diergezondheid in Nederland. Uiteraard heeft een regisseur alleen succes als er een goede samenwerking is met alle betrokken spelers. En dat zijn er veel: de dierhouders, hun dierenartsen, de overheid, de kennisinstellingen en nog vele anderen.

20 Column Eric Hubers

Honderd jaar GD: een verleden hebben we, de toekomst kunnen we samen maken. De eeuw-oude ambitie blijft bestaan, maar dan gehuld in een eigentijds jasje. Dat betekent een focus op diergezondheid in een breed en internationaal perspectief. Dierziekten vliegen letterlijk de wereld rond. Of dat vliegen nu gaat met vogels, lopende dieren of modern vervoer, diergezondheid wordt meer en meer een wereldwijde zaak. We zien het als onze missie om de meest innovatieve en betrouwbare onderneming te zijn op het gebied van diergezondheid, internationaal toonaangevend en gedreven door een passie om samen diergezondheid te verbeteren en te borgen.

24 Sector varken: ontwikkelingen toen en nu

Dat is een uitdagende klus waarbij de focus zal liggen op preventie en vroegtijdige detectie, aandacht voor rendement en aandacht voor een brede context van dierziekten. Meer en meer blijken dierziekten een maatschappelijke context te hebben. Of het nu gaat om zoönosen, of ziekten waarbij dieren geruimd, geschoten of zelfs alleen maar gevaccineerd moeten worden. Dierziekten zijn voer voor debat. Dat is blijvend. GD heeft daarin een vooraanstaande rol verworven in onze samenleving.

37 Column Jan Cees Vogelaar

08 Column Christianne Bruschke 09 Column Kees Wantenaar

15 Columns Henny Swinkels en Jorrit Jorritsma 16 Sector pluimvee: ontwikkelingen toen en nu

21 Column Hennie de Haan 22 GD-laboratorium toen: Erlenmeyers en ELISA

29 Columns Linda Janssen-Verriet en Jeannette van de Ven

30 Sector kleine herkauwers: ontwikkelingen toen en nu

35 Columns Klaas Sjoerd Meekma en Jan-Willem Bakker

36 Sector paard: ontwikkelingen toen en nu

38 GD-laboratorium nu: digitaal en duurzaam 40 Column Andries Heidema 41 Column Ron König 43 Jubileumactie - Win een gepersonaliseerde overall!

We weten niet wat er de komende honderd jaar gebeurt. Zeker is dat wij nu, net als Anne, ook weer het fundament leggen voor de komende 100 jaar. Samen zorgen we ervoor dat we als GD voorop zijn en blijven in diergezondheid.

44 Uitnodiging klantendagen

Ynte Schukken en Kris Van Malderen, directie GD

100 jaar GD, maart 2019 - 3


4 -4100 - 100 jaarjaar GD,GD, maart maart 2019 2019


hoe het begon

SAMEN WERKEN AAN DIERGEZONDHEID

Een eeuwen­ oude passie De Friese dierenarts Johannes Plet moet ze begin vorige eeuw tijdens zijn bezoeken aan rundveehouders veel hebben gezien: de houten huisjes met glazen deuren op boerenerven. In deze zogenaamde tbc-huisjes liggen zieke kinderen soms maandenlang te kuren. Plet komt vaak bij boeren in de wei en stallen om zieke dieren te behandelen. Een derde van alle bedrijven kampt in die tijd met rundertuberculose. Boeren zien niet alleen de melkproductie teruglopen en hun koeien aan de ziekte overlijden, de bacterie slaat bovendien geregeld over naar het woonhuis. En tuberculose is niet de enige zorg voor veehouders in die periode; door de ziekte van Bang (abortus bang) verwerpen op veel bedrijven in één of twee jaar tijd vrijwel alle drachtige dieren. Daarbovenop worden veehouders in golven van vijf tot zeven jaar geteisterd door het uiterst besmettelijke mond-en-klauwzeer (MKZ). Vreemd is het dan ook niet dat Friese veehouders hun krachten bundelen om zich te weren tegen deze dierziekten. Dierenarts Plet zit aan tafel als de boeren van het Fries Rundvee Stamboek besluiten veearts Anne Veenbaas per 1 januari 1918 te benoemen als hygiëneconsulent ‘die in overleg met praktiserende veeartsen en veehouders de noodzakelijke maatregelen zou aangeven’. Een jaar later, in 1919, mondt dit boereninitiatief uit in de oprichting van de Gezondheidsdienst voor Dieren in Friesland, met Veenbaas als eerste directeur.

100 jaar GD, maart 2019 - 5


Naar één landelijke dienst Pas als kort na de Tweede Wereldoorlog ook gezondheidsdiensten in andere provincies het levenslicht zien, komt de landelijke aanpak van runder-tbc op gang. Na de succesvolle tuberculosebestrijding besluit de rundveehouderij eveneens gezamenlijk MKZ aan te pakken; in 1955 doen alle veehouders mee aan een vaccinatieprogramma. In de jaren 60 en 70 sluiten de varkens-, pluimvee- en hippische sector zich aan en komen de gezondheidsdiensten met steeds meer en betere preventieprogramma’s. Hoe mooi zouden Johannes Plet en Anne Veenbaas het hebben gevonden dat in 1995 de provinciale gezondheidsdiensten fuseerden in één landelijke Gezondheidsdienst voor Dieren (GD), gevestigd in Deventer? Nog steeds vormt hun pionierswerk in Friesland de kern van wat GD tegenwoordig door heel het land – van Texel tot Zuid-Limburg en van Zeeuws-Vlaanderen tot OostGroningen – doet. Plet en Veenbaas kenden de Friese veehouders, en zij hen. Dat is nu niet anders: samen met alle dierhouders, dierenartsen, overheden en het bedrijfsleven werken we aan diergezondheid. Het accent is verschoven van het bestrijden van ziekten naar het verbeteren van de diergezondheid. Maar het belang van het dier, de dierhouder en de samen-

6 - 100 jaar GD, maart 2019

leving staan nog altijd voorop. Want net als een eeuw geleden zijn gezondheid van dier en mens nauw met elkaar verweven. In een globaliserende wereld met een groeiende markt wordt een veilige, gezonde, diervriendelijke en duurzame voedselproductie bovendien met de dag actueler. Hightech veterinair laboratorium Hun drijfveren mogen hetzelfde zijn – samen werken aan diergezondheid – dierenartsen Plet en Veenbaas zouden vol jaloezie kijken naar de mogelijkheden die hun opvolgers inmiddels hebben om diagnoses te stellen en preventieprogramma’s te schrijven. GD heeft een omvangrijke onderzoeksafdeling opgebouwd en beschikt over een van de grootste en innovatiefste hightech veterinaire laboratoria ter wereld, ISO-geaccrediteerd bovendien. Voor alle diersoorten samen – runderen, varkens, pluimvee, schapen en geiten, paarden en gezelschapsdieren – doen we jaarlijks 4,6 miljoen lab-bepalingen. Diagnostiek, preventie en kennis delen Maar we doen meer. Meer ook dan de oprichters van de eerste Gezondheidsdienst voor Dieren honderd jaar geleden konden doen. Nog steeds bezoeken onze dierenartsen veehouders met zieke dieren, maar we doen ook wetenschappelijke studies en


hoe het begon praktijkonderzoek gericht op diagnostiek en dierziektepreventie. Daarnaast zetten we diergezondheidsprogramma’s op, monitoren we in opdracht van overheden en landbouwsectoren de diergezondheid en ondersteunen we de overheid bij ziekte-uitbraken zoals Q-koorts of vogelgriep. Onze veterinaire kennis delen we in cursussen, workshops en lezingen in Nederland en ver daarbuiten. Over de hele wereld zijn we betrokken bij het opbouwen of verbeteren van veterinaire laboratoria. Steeds meer klanten richten zich op agrarische markten buiten Nederland. Internationale expertise op het gebied van diergezondheid wordt daarom steeds belangrijker en Nederland hoort internationaal bij de koplopers in duurzaam produceren en dierenwelzijn. De combinatie van onze veterinaire kennis en kunde, de diagnostiek en de gezondheidsprogramma’s maakt GD uniek in de diergezondheidswereld. Johannes Plet en Anne Veenbaas hadden hun handen vol aan runder-tbc en abortus bang; inmiddels boeken we successen in de bestrijding van een veelvoud aan dierziekten. Neem het opsporen van het nog onbekende schmallenbergvirus in 2011 of de razendsnelle diagnose van de uitbraak van aviaire influenza (vogelgriep) in 2014.

Monitoring diergezondheid Samen met het Ministerie van LNV en de veehouderijsector zette GD in 2002 de diergezondheidsmonitoring op. De monitoring richt zich op het vroegtijdig opsporen van uitbraken van bekende en onbekende dierziekten bij runderen, varkens, pluimvee, geiten en schapen. Even belangrijk is dat de diergezondheidsmonitoring goed zicht geeft op trends en ontwikkelingen in de veehouderijsector. Met monitoring beschermen we de gezondheid van dier en mens en het draagt bij aan beleid gericht op het verbeteren van dierenwelzijn en voedselveiligheid. Honderd jaar passie ZĂł werken we al honderd jaar aan diergezondheid. En dat blijven we vol overgave doen. GD wil de komende decennia de innovatiefste en betrouwbaarste onderneming zijn op het gebied van diergezondheid; internationaal toonaangevend en gedreven door de passie om samen diergezondheid te verbeteren en te borgen. En die passie is sterk. Zo sterk dat als Johannes Plet en Anne Veenbaas in de toekomst hadden kunnen kijken, ze niet alleen jaloers zouden zijn op de gegroeide technologische mogelijkheden, maar ze ook vol trots zouden constateren dat hun missie voor een gezonde veestapel en een gezonde samenleving nog altijd voortleeft.

100 jaar GD, maart 2019 - 7


Mijn droom Zoals velen van u zullen herkennen, ben ook ik de studie diergeneeskunde begonnen in de stellige overtuiging dat ik zou gaan werken in een landbouwhuisdierenpraktijk. Dat was mijn grote droom. Toen ik de begeerde baan in de praktijk eenmaal had, vroeg ik mij al vrij snel of de praktijk voor mij wel de juiste plek was. GD, een organisatie met leuke, betrokken experts en een mooie balans tussen praktijk en (meer) diepgang zou misschien beter bij me passen. Het is allemaal anders gelopen, maar de gedachte die ik toen had heb ik nu toch nog steeds. Nederland is een belangrijk agro-land, met een hoge bevolkingsdichtheid, veel dieren, veel import en export. Dat maakt ons kwetsbaar voor uitbraken van dierziekten met alle consequenties van dien. Een goed, robuust diergezondheidssysteem helpt ons de gezondheid van dieren op hoog niveau te houden. Ik denk dat we met recht kunnen zeggen dat GD daarin al vele jaren een essentiële rol vervult.

Importgeiten Groningen, 1917. Uit Zwitserland worden ongehoornde witte Saanengeiten geïmporteerd. In die tijd worden in Nederland nog landgeiten gehouden: sobere, langharige, bonte dieren met grote horens en weinig melk. De Saanen-importen vormen de basis van onze huidige Nederlandse melkgeitenstapel. Het lijken goede melkgeiten met op het oog knappe uiers. Goed voor te stellen dat de geitenhouders hier destijds enthousiast over waren. Landbouwconsulent Jacques Timmermans meldde: ‘De ingevoerde dieren in het algemeen genomen, hebben in Nederland veel nut gesticht, vooral ook door de ambitie voor de geitenhouderij op te wekken. Men ging er meer aandacht aan schenken. Men kwam hierdoor meer en meer tot het besef, dat de geitenfokkerij toch nog wel voornamer is dan men vroeger dacht. Het willen hebben van ingevoerde dieren werkte zeer aanstekelijk.’

GD is met zijn tijd meegegaan en heeft geïnvesteerd in een toekomstbestendige infrastructuur, waaronder een mooi nieuw laboratorium voor de grootschalige monitoringsprogramma’s. Misschien nog wel belangrijker zijn de collega’s bij GD: kundig met veel kennis en altijd bereikbaar en beschikbaar om ons te helpen bij verdenkingen, waardoor we een goed beeld krijgen van de situatie en ons op de juiste manier kunnen voorbereiden. De collega’s zitten in onze deskundigengroepen en als we snel informatie nodig hebben, kunnen we ook op ze rekenen. Ik feliciteer GD van harte met zijn 100-jarig bestaan en wens alle medewerkers een prachtige komende 100 jaar! -Christianne Bruschke, Chief Veterinary Officer bij het Ministerie van Landbouw

1923 8 - 100 jaar GD, maart 2019


columns

1917

De tijd staat nooit stil Als je terugkijkt op honderd jaar GD is er in de wereld, en dus ook in Nederland, veel veranderd. De maatschappij ziet er volstrekt anders uit en dat geldt ook voor de diergezondheidszorg anno nu. Toen dierenartsen Johannes Plet en Anne Veenbaas honderd jaar geleden samen met veehouders van het Fries Rundvee Stamboek tot een eerste collectieve aanpak van ontwrichtende veeziekten kwamen, hadden ze ongetwijfeld de wereld van vandaag niet voor ogen. Het zijn wel de pioniers uit de tijd van toen die met visie en daadkracht de basis hebben gelegd voor waar de GD in deze tijd voor staat: de dierhouderijsectoren in Nederland met een wereldwijde verbondenheid.

Naslagwerk Het eerste veterinair toxicologisch boek van GD (toen nog Gezondheidsdienst voor Vee in Friesland) werd in 1923 gekocht. Het is een Duitstalig boek over de risico’s van planten voor vee. Duits was tot 1940 de taal van de wetenschap. Duitsers (en Zwitsers) waren vooral gespecialiseerd in planten, en de voor- en nadelen van planten voor mens en dier. Nog steeds is een van de belangrijkste boeken op het gebied van planten (fytotherapie, niet te verwarren met homeopathie) recentelijk vernieuwd en nog steeds in de Duitse taal: ‘Teedrogen und Phytopharmaka: Ein Handbuch für die Praxis’. Naast gras, eten koeien natuurlijk veel planten: alles wat in grasland voorkomt en lekker smaakt wordt gegeten. Nu kruidenrijk grasland weer in opmars is, wordt het herkennen van planten weer belangrijk voor dierenarts en GD. Na honderd jaar is de cirkel weer rond.

Wat begon als bestrijdingsorganisatie van een paar ernstige veeziekten als tbc, Abortus bang en Mond-en-klauwzeer is uitgegroeid tot een internationaal gerespecteerde onderneming die zijn waarde ontleend aan diagnostiek, preventie en kennisdelen. Het belang van diergezondheid en dus ook dierwelzijn staat daarbij centraal. Daarmee wordt van veehouder tot farmaceutische producent en van dierenarts tot exporterende onderneming een waardevolle rol vervuld in de dienstverlening voor de gehele keten. GD draagt hiermee bij aan de hoedende taak van de overheid. Daar mogen we in dit jubileumjaar, samen met alle stakeholders, best trots op zijn. De tijd staat nooit stil, niet in de afgelopen eeuw, en ongetwijfeld ook in de komende decennia niet. Mag de visie en daadkracht van de pioniers van destijds ook de inspiratiebron zijn voor de tijd die voor ons ligt. Inspiratie voor een visie, strategie en uitvoering van activiteiten die zorgen dat onder ongetwijfeld andere, soms moeilijke omstandigheden, GD een bijdrage blijft leveren aan de gezondheid van de dieren die aan onze zorg zijn toevertrouwd. Gezonde dieren die ook gezonde producten voortbrengen in belang van de totale keten, maar ook van de mondiale samenleving. De raad van commissarissen wenst GD nog vele goede tijden. -Kees Wantenaar, voorzitter RvC

100 jaar GD, maart 2019 - 9


Rundertuberculose, het begin van GD

10 - 100 jaar GD, maart 2019


toen

Als veehouder ben je graag eigen baas, trek je graag je eigen plan. Maar op de keper beschouwd produceer je als boer voedsel voor andere mensen. Daarbij komen helaas ook ziekten kijken die van dier op mens kunnen overgaan (en andersom), de zogenaamde zoönosen. Rundertuberculose is daar een voorbeeld van. Begin 1900 zorgde rundertuberculose ervoor dat veehouders zich bewust werden van de voordelen van de bestrijding ervan bij hun vee: minder zieke mensen en bij de dieren een betere productie en minder ziektekosten. Gesteund door de zuivelcoöperaties, de stamboeken en de provinciale veterinaire diensten was dit de aanleiding tot de oprichting van de elf provinciale Gezondheidsdiensten voor Dieren in Nederland. Friesland Vandaag de dag telt Nederland krap 16.000 gespecialiseerde melkveebedrijven, met gemiddeld honderd koeien. Dat was begin van de vorige eeuw wel anders; toen waren er zo’n 200.000 melkveehouders, met gemiddeld drie tot vier koeien en daarnaast allerlei neventakken. Die veehouders begonnen niet allemaal tegelijk met de aanpak van runder-tbc. Friesland had het hoogste aantal melkkoeien en de meeste verkoop en export van vee. In die provincie begon de vrijwillige tbc-bestrijding, rond mei 1919.

het schetsen van álle runderen in gang gezet. Stel je voor: bij GD stonden bakken vol kopietjes van alle koekaarten per UBN. Werd een koe verkocht, dan moest de boer of handelaar met de schets naar het lokale administratiekantoor komen. Daar kon hij een gezondheidsverklaring laten uitschrijven, zodat de koper zeker wist dat een rund van een vrij bedrijf afkomstig was. In sommige regio’s betekende dat een tripje naar de zuivelfabriek of de fokvereniging, maar soms moesten ze naar de zittingsdag van GD in het café. Dat waren nog eens tijden. Digitalisatie In de jaren 70 deed in de rundveehouderij de computer z’n intrede. Een grote stap werd gezet in 1986, met de invoering van het Runder Informatie Systeem (RIS), een gecomputeriseerd systeem voor de ‘burgerlijke stand’ van alle rundvee. Ook werden vanaf toen alle gezondheidsverklaringen via een landelijk dekkend systeem uitgegeven. Dit was nog vóór de komst van het internet. In 1990 werd de schets vervangen door het oormerk. Alle kalveren werden kort na de geboorte door de veehouder gemerkt. Vanaf dat moment werden geboorte en verplaatsing van dieren door de veehouder zelf, per telefoon, gemeld. Inmiddels is ieder rund in de Europese Unie uniek geïdentificeerd met oormerken en zijn ziektes als tbc, brucellose, leukose en mond-en-klauwzeer uitgebannen.

Opcenten De onderzoeken van de runderen werden betaald met ‘opcenten’, een soort belasting per 100 liter geleverde melk. De beloning die ertegenover stond was een certificaat voor vrije bedrijven. Daarnaast had je als veehouder een hogere productie van melk en vlees en minder ziektekosten. Of een veehouder de besmette dieren afvoerde, besliste hij zelf. Het was economisch wel in zijn voordeel. Helaas werden in die tijd nog uitscheiders naar de rest van Nederland verkocht. Reden om in de andere provincies de uitscheiders herkenbaar te maken, ook al waren ze dan meteen veel minder waard. Na het succes van de aanpak van runder-tbc werden ook andere besmettelijke dierziekten als brucellose, leukose en mond-enklauwzeer aangepakt. Eerst alleen bij rundvee, maar later ook bij andere diersoorten. Jarenlang kon dit bekostigd worden uit de opcenten op melk en vlees. Identificatie & Registratie Voor de aanpak van dierziekten heb je naast specialistische kennis van de ziekte en goede laboratoria ook een goed identificatie- en registratiesysteem nodig. Voor de stamboekregistratie werden de vlekken van kalveren al in de negentiende eeuw geschetst op een ‘koekaart’, zodat elk dier herkenbaar was. Toen de gezondheidsdiensten en de stamboeken elkaar vonden werd

Het zogenaamde ‘koeschetsen’

100 jaar GD, maart 2019 - 11


Drang naar verbetering blijft

Dat er in honderd jaar een boel verandert, staat vast. Maar één ding blijft waarschijnlijk ook in de verre toekomst hetzelfde: de drang naar verbetering. Net als de boeren van toen zijn de veehouders van nu op zoek naar een betere diergezondheid. Belangrijke thema’s daarbij zijn: duurzaamheid, samenwerken, kennis delen, inzicht in je veestapel, preventie en monitoring.

Weidegang: plezier en vakmanschap Veehouders streven naar een duurzame veestapel. Wat hieraan zeker een steentje bijdraagt is weidegang. Weidegang geeft plezier. Hoe mooi is het om ’s morgens je vee op te halen uit de weide met een opkomende zon, of als de dauw nog op het land ligt? Weidegang is ook vakmanschap. Een goede weerstandsopbouw tegen long- en maagdarmwormen in het eerste weideseizoen is bijvoorbeeld van groot belang voor het voorkomen van wormschade op latere leeftijd. Voor vragen over weidegang en andere zaken helpen de buitendienstmedewerkers van GD u graag verder. Wist u dat elke regio een eigen buitendienstmedewerker heeft?

12 - 100 jaar GD, maart 2019

Preventie is de sleutel Diergezondheidsprogramma’s bieden vaak een totaaloplossing, dit is de afgelopen jaren wel gebleken. Zo is de (melk) veehouderij erin geslaagd met veel minder antibiotica af te kunnen, zonder dat dit gevolgen had voor de diergezondheid. Ook bleek het voorkomen van nieuwe uierinfecties vele malen effectiever dan het achteraf genezen van een zieke koe met mastitis. Preventie is de sleutel. En diagnostiek geeft daarbij de juiste richting om, eenmaal met de juiste praktische maatregelen voor de koe en het bedrijf, nieuwe gevallen van ziekte te voorkomen. Diagnostiek voor de individuele koe en op koppelniveau. Deze liggen in elkaars verlengde en komen het beste tot hun recht in een programma. Betrouwbaar tankmelkonderzoek is daarbij een praktische en handige manier om onze Nederlandse melkveebedrijven ook vandaag de dag bij de top van de wereld te houden. Voorkomen is immers beter dan genezen.


nu

Inventariseren en voorlichten: monitoring pur sang Wat is nu monitoring pur sang? De speurtocht in 2011 rond een nieuw ziektebeeld, later bekend als veroorzaakt door het schmallenbergvirus (SBV), illustreert dit goed. Practici vroegen eind augustus advies over uitbraken van diarree, koorts en productiedaling op melkveebedrijven.

Met veehouders, voor veehouders De sector, overheid en andere partijen hebben vaak kennisvragen over rundergezondheid. GD helpt met het beantwoorden van deze vragen door het uitvoeren van praktijkonderzoek. Dit onderzoek omvat, naast het verzamelen van informatie en monstermateriaal op rundveebedrijven, het interviewen van veehouders en data-analyses die door veehouders beschikbaar worden gesteld. Praktijkgericht onderzoek is dus mét veehouders, voor veehouders. Een voorbeeld hiervan is een project waarin twintig melkveebedrijven die geconfronteerd werden met een acute uitbraak van Mycoplasma bovis intensief zijn gevolgd. Dit was belangrijk omdat er wereldwijd nog geen kennis was over hoe deze kiem zich binnen een bedrijf verspreidt. Doordat deze twintig melkveehouders hun bedrijf openstelden voor de onderzoekers en hun data beschikbaar stelden, weten wij dat niet alleen melkkoeien met ziekteverschijnselen getroffen zijn door deze kiem, maar ook andere koeien, de jonge kalveren en het jongvee. Ook zijn er veel kennisvragen beantwoord en wordt de nieuwe kennis wereldwijd gedeeld. Zo dragen veehouders in het veld bij aan het verrijken van de internationale kennis over deze ernstige aandoening.

Veekijkerdierenartsen bezochten bedrijven om een beeld te krijgen van de problematiek en onderzochten monsters van zieke dieren op een reeks van ziekteverwekkers. Zonder resultaat. Was er dan toch sprake van een nieuwe aandoening? In samenwerking met deskundigen in binnen- en buitenland kwam de doorbraak toen het Duitse ‘FriedrichLoeffler-Institut’ het wereldwijd nieuwe schmallenbergvirus aantoonde. Bij de bedrijfsbezoeken was behalve naar het vee, ook gevraagd naar eventuele verschijnselen bij veehouders en dierenartsen. Met het RIVM werd op grond daarvan vastgesteld dat er geen reden was tot zorg over risico’s voor de mens. Omdat de virusfamilie waartoe SBV behoort, kon leiden tot de geboorte van dieren met hersenafwijkingen, riepen de Veekijkerdierenartsen op om daar alert op te zijn. Eind november kwam inderdaad melding van de geboorte van misvormde lammetjes. GD-pathologen stelden vast dat de verschijnselen goed pasten bij de verwachte afwijkingen. In de jaren na de uitbraak bemonsterde GD geregeld bedrijven om vast te stellen of het virus nog in Nederland circuleerde. SBV bleek zich blijvend in Nederland te hebben gevestigd. Door vanaf het begin goed te inventariseren wat er gaande was kon goede voorlichting worden gegeven.

100 jaar GD, maart 2019 - 13



columns

Het zijn de avonturen die tellen

Een vooruitziende blik

Van mensen die honderd worden hoor je vaak bijzondere reacties. Zoals: ‘elke dag een borrel’, ‘blijven dansen’ of ‘veel lachen’. Maar ook dat je avonturen moet beleven. Geen wonder dat het boek ‘de 100-jarige man die uit het raam klom en verdween’ van Jonas Jonasson zo’n enorme bestseller werd. De avonturen van de 100-jarige Allan spraken miljoenen mensen tot de verbeelding.

Wij als melkveehouderij- en zuivelsector mogen trots zijn op de vooruitziende blik van de oprichters van GD, om gezamenlijk dierziekten in ons land georganiseerd te bestrijden. De Nederlandse melkveehouderij en haar zuivelindustrie is wereldwijd toonaangevend. Overal ter wereld, waar melkveehouderij mogelijk is, zijn Nederlandse veehouders en loopt vee van Nederlandse origine.

Het avontuur van GD begon bij een kleine club van Friese boeren en groeide uit tot internationaal kennisinstituut. In het jaar 1919 werd niet alleen de basis gelegd voor het monitoren van diergezondheid en praktijkgericht onderzoek. Ook werd er dat jaar de Warenwet geïntroduceerd. De wet ter keuring van voedingsmiddelen had als doel ‘de bescherming van de volksgezondheid en wering van bedrog in den handel’. 1919 vormde daarmee de basis voor waar de Nederlandse veesector vandaag staat; het zijn van een betrouwbare leverancier van hoogwaardig en veilig voedsel.

Het feit dat wij honderd jaar hebben gewerkt aan het verbeteren en monitoren van de diergezondheid en dierverbetering, heeft ons de mooie uitgangspositie verschaft van wereldexporteur, op het gebied van vee en van veilige en gezonde zuivelproducten.

Afgelopen centennium is GD van onschatbare waarde geweest voor de Nederlandse kalversector. We bedienen een wereldmarkt. Dat komt omdat onze leveranciers kunnen vertrouwen op de garanties die we bieden rond diergezondheid en –welzijn. De inspanningen van GD in onderzoek rond de reductie van antibiotica of de aanpak van kalversterfte zijn daarbij essentieel geweest.

Honderd jaar GD is een mijlpaal, maar de melkveehouderij en haar industrie zijn nog niet klaar. De maatschappelijke aandacht voor diergezondheid, dierwelzijn en voedselveiligheid neemt wereldwijd toe. Zelfs in regio’s waar nu de beschikbaarheid van voedsel een primaire behoefte is, zal het morgen een behoefte zijn met maatschappelijke thema’s, zoals milieu, klimaat en diergezondheid/welzijn. Het hoge opleidingsniveau en vakmanschap van melkveehouders, veterinairen en zuiveltechnologen biedt perspectief en garantie om de geweldige uitgangspositie te behouden.

Waarschijnlijk had niemand van de kleine club Friese boeren kunnen vermoeden dat hun bevlogenheid, zo’n grote impact zou hebben. Als Ambassador van de VanDrie Group wens ik GD nog veel nieuwe avonturen toe.

In ruim 100 jaar bouwen aan allerlei organisaties, die ons daarbij hebben ondersteund, heeft GD een belangrijke bijdrage geleverd. Namens ZuivelNL wensen we GD nog veel succes in de toekomst.

-Henny Swinkels, ambassador VanDrie Group

-Jorrit Jorritsma, voorzitter ZuivelNL

100 jaar GD, maart 2019 - 15


Aandacht voor georganiseerde aanpak

16 - 100 jaar GD, maart 2019


toen

De Gezondheidsdienst voor Pluimvee in Doorn werd gesticht op 12 december 1947 op initiatief van de pluimveeorganisaties. Het doel was ‘het bevorderen van een goede pluimveegezondheidstoestand in de ruimste zin van het woord’. Eén van de ziektes die bestreden moest worden was mycoplasma. De eerste uitbraak van Mycoplasma Gallisepticum (Mg) bij pluimvee dateert van begin twintigste eeuw, die van Mycoplasma synoviae (Ms) van halverwege de twintigste eeuw. Toen ontdekte men dat deze mycoplasma-soorten overdraagbaar waren van moederdieren op nakomelingen. Mg leidde tot een ernstig respiratoire syndroom bij vleeskuikens en ademhalingsverschijnselen en productiedalingen bij legdieren. In de vroege zestiger jaren liep de schade door Mg in de vleeskuikensector in de miljoenen guldens. De georganiseerde aanpak van Mg bestaat inmiddels al

meer dan zes decennia. De aandacht voor de georganiseerde aanpak voor Ms kwam later, begin 21e eeuw, tot stand. Rol van GD GD (toenmalig Gezondheidsdienst voor Pluimvee (GvP)) heeft in samenwerking met de sector in de jaren 60 een Mg-monitorings en -bestrijdingsprogramma en begin 21e eeuw een Ms-monitorings­ programma opgezet. In de loop van de jaren kwam ook de Europese regelgeving tot stand, waarmee handel met Mg-besmet pluimvee gereguleerd werd. In samenwerking met de sector heeft GD testsystemen gevalideerd en ontwikkeld, prevalentiestudies uitgevoerd en onderzoek gedaan naar broedei-behandelingen, effectiviteit van vaccinaties, ziekmakend vermogen en epidemiologie. Deze onderzoeken hebben verder bijgedragen aan de aanpak van Mg en Ms. Hoe? Dat leest u op de volgende pagina.

“Een zeer vruchtbare samenwerking” Waar de gezondheid van runderen al vanaf 1919 aandacht kreeg, moesten pluimveehouders wachten tot 1947. Toen werd in Doorn de Gezondheidsdienst voor Pluimvee opgericht. Er ontstond een nauwe samenwerking met de faculteit Diergeneeskunde van de Universiteit Utrecht. “Een zeer vruchtbare samenwerking”, aldus Maarten Frankenhuis, die daar hoogleraar Bedrijfspluimveeziekten was en tussen 1983 en 1990 werkte als coördinator pluimveegezondheidszorg Nederland voor de Gezondheidsdienst voor Pluimvee. Pluimvee en vogels hebben altijd zijn bijzondere interesse gehad. Al deed hij voornamelijk ervaring op in het voortplantingsonderzoek en in de dierentuinwereld. Zo werkte hij bij Diergaarde Blijdorp in Rotterdam en later werd hij directeur van Artis in Amsterdam. Het bestuur van de gezondheidsdienst bestond vrijwel geheel uit pluimveehouders. “Het was hun instituut, daar waren ze trots op.” Net als nu werd er gewerkt aan veel verschillende ziektes. Ademhalingsproblemen, zoals infectieuze bronchitis en darminfecties met het Gumboro-virus, salmonella en coccidiose. “NCD kwam relatief weinig voor, maar kon wel tot een landelijke catastrofe leiden.”

Persoonlijk heeft hij ook een bijzondere bevinding gedaan. Zo viel het hem op dat hoogteziekte, High Altitude Disease, opvallend vaak voorkwam bij kuikens die in het buitenland op grote hoogte werden gehouden. “Het viel me op dat de gevallen zich steeds iets lager voordeden. Die heb ik grafisch uitgezet en de lijn doorgetrokken. Zo kon ik voorspellen dat de aandoening zich binnen enkele jaren ook in Nederland zou voordoen en dat klopte.” Wat bleek? Het voer was zo goed, en de vertering in het kuiken zo efficiënt, dat het dier na het eten niet genoeg zuurstof kon opnemen om het voedsel te verteren en ook nog wat rond te scharrelen. De eerste oplossing lag in het stalklimaat: de gasbranders stoken met buitenlucht en goed ventileren. De uiteindelijke oplossing lag op het bord van de veevoeder-industrie en de fokkerij. Frankenhuis vertrok bij GD in 1990, toen hij directeur werd van Artis. Hij denkt met warme gevoelens terug aan zijn tijd bij GD. “Wat ik me herinner van de pluimveesector is dat die buitengewoon goed is georganiseerd. De inbreng en zeggenschap van pluimveehouders was groot en de gezondheidsdienst genoot enorme achting, ook internationaal.”

100 jaar GD, maart 2019 - 17


Kansen voor de toekomst

Meer inzicht in Mycoplasma De decennialange aanpak van Mg heeft geleid tot een lage prevalentie van Mg in de Nederlandse pluimveesector. Wat betreft de aanpak van Ms staat de sector vandaag de dag nog steeds aan het begin. Voor de monitoringsprogramma’s van Mg en Ms blijft investeren in onderzoek belangrijk. In de aanpak van deze mycoplasmasoorten blijft accurate opsporing van deze kiemen, inzicht in risicofactoren voor verspreiding en inzicht in de epidemiologie van belang. GD draagt hieraan bij door risicofactoren te identificeren voor de verspreiding van Mg en Ms en door analyses uit te voeren op de data die beschikbaar komen uit de Mg- en Ms-monitoring. Met de verdere optimalisatie en ontwikkeling van testsystemen draagt GD bij aan een accurate opsporing van Ms- en Mg-infecties. De ontwikkeling van nieuwe moleculaire typeringstesten zorgt voor meer inzicht in de epidemiologie.

18 - 100 jaar GD, maart 2019

Trends van nu In de pluimveesector is het belang van samenwerken altijd gezien. In Nederland is er veel bereikt in de gezamenlijke aanpak van pluimveeziekten. Er zijn bijvoorbeeld successen geboekt met de monitoring en bestrijding van Mycoplasma gallicepticum en vogelgriep. GD heeft een centrale positie in de monitoring van pluimveegezondheid en de specialisten zijn al honderd jaar een sparringpartner voor veehouder en dierenarts. Die specialisten bieden meer en meer de tweedelijnszorg met uitgebreide mogelijkheden voor aanvullende diagnostiek, zodat


nu

“We zitten erbovenop” “Onder andere door de enorme groei van de pluimveesector sinds de jaren 60 kwamen er steeds meer in pluimvee gespecialiseerde praktijken, die zelf onderzoeken en routinesecties deden. De informatie die daaruit voortkwam werd toen nog niet centraal verzameld; die bleef dus in het veld. Ik had een eigen praktijk in Made (West-Brabant) en had via GD wel een idee welke landelijke ontwikkelingen er waren, maar kon de ernst en de incidentie van de problemen moeilijk inschatten. Vanaf 1997 trachtten we landelijke data te verzamelen via een softwareprogramma dat ontwikkeld was op verzoek van het Productschap voor Pluimvee en Eieren. GD probeerde met dit PoultryPlus-programma structureel data te verzamelen. De tijd bleek echter nog niet rijp voor een centrale database.” Koppen bij elkaar “We besloten toen met een zevental pluimveedierenartsen in Brabant de koppen bij elkaar te steken. We wisselden kennis uit (per fax, toen nog heel modern) en kwamen geregeld bij elkaar om te sparren. Via Anton Pijpers, die toen hoogleraar, en later achtereenvolgens sectordirecteur Pluimvee en algemeen directeur bij GD was, is het balletje uiteindelijk gaan rollen. Hij was van mening dat de praktiserende dierenartsen als kenners van de gezondheidsbeheersing op de veehouderijbedrijven een belangrijke rol moesten spelen bij de vroegtijdige signalering van dreigende ziekten. En ook dat we data centraal

dierenartsen ook bij complexere problemen een diagnose kunnen stellen. Die centrale tweedelijnsrol wordt gelukkig nog steeds herkend en erkend. Dat zie je als er crises zijn met bijvoorbeeld vogelgriep en fipronil. Kennis en kunde gebaseerd op onderzoek en praktische ervaring: dát is onze toegevoegde waarde. We hebben een eigen lab en vele pluimveespecialisten. En door op een goede en transparante manier gegevens uit de monitoring en onderzoek te analyseren en kennis te delen hebben we grote stappen gezet met bijvoorbeeld het terugdringen van het antibioticumgebruik op pluimveebedrijven.

moesten verzamelen. Hier ontstond het systeem van ‘early warning’, de voorloper van de monitoring pluimveegezondheid, het tegenwoordige Veterinair Monitorings Programma (VMP).” De praktijk is anders “Het nut van monitoring en dataverzameling bleek nog maar eens tijdens de eerste grote uitbraak van vogelgriep (AI) in Nederland in 2003, op de Veluwe. Er was kort daarvoor een bedrijf met veel zieke en dode leghennen, maar zonder de voor AI specifieke symptomen. Pas na enkele dagen kwamen we erachter dat het toch AI was. Zo blijkt maar weer dat wat we uit de boeken kennen, er in de praktijk heel anders uit kan zien en vaak veel minder duidelijke symptomen geeft. Van deze uitbraak hebben we ontzettend veel geleerd en het draaiboek vogelgriep kunnen bijwerken met nieuwste inzichten. Met de hedendaagse AI-monitoring en de analyses van sectiegegevens zal zoiets niet meer gebeuren. We zitten erbovenop.”

-Sible Westendorp, pluimveedierenarts bij Poultry Vets

Momenteel is het gelukkig rustig rondom de belangrijkste pluimveeziekten, vogelgriep en NCD. Dat biedt ruimte om te investeren in onderzoek naar meer alledaagse ziektes, die ook veel schade aan een bedrijf kunnen geven. Ook voor de toekomst zien we kansen om die ziektes beter te managen en te voorkomen, door bijvoorbeeld vaccinatie en biosecurity. Want wil Nederland bij de wereldtop blijven horen, dan moeten we gezamenlijk blijven werken aan de pluimveegezondheid.

-Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee bij GD

100 jaar GD, maart 2019 - 19


GD als verlengstuk Als pluimveehouder die is opgegroeid tussen de kippen, weet ik niet anders dan dat GD een begrip is in onze sector. Als kind reed ik met mijn vader mee om zieke kippen in een kartonnen doos naar Heythuysen te brengen, waar GD toentertijd een vestiging had. De eigen dierenarts had toen nog geen laboratorium om ziektes vast te stellen en daarom was GD in die tijd nog veel meer een verlengstuk van onze dierenarts dan nu. Maar nog steeds speelt GD een cruciale rol in onze bedrijfsvoering. Alle bloedmonsters voor de eind­ screening en eventuele uitsluitingsswaps voor vogelgriep, worden door GD geanalyseerd. Ook ben ik als belangenbehartiger betrokken bij GD als lid van de Algemene Vergadering van Aandeelhouders en wordt ik goed geïnformeerd over ontwikkelingen en resultaten bij GD. Deze zijn zeer indrukwekkend te noemen en ik ben er trots op dat we in Nederland een GD hebben die hoog staat aangeschreven in de wereld en er mede voor zorgt dat de pluimveesector in Nederland ook een toonaangevende sector en wereldspeler is. Als voorzitter van de adviescommissie pluimveegezondheidszorg heb ik veel te maken met GD. Samen met Ruth Bouwstra werken we onderzoeksvoorstellen uit, die nauw aansluiten bij de behoeftes vanuit het veld. Het is van het grootste belang dat de situatie rondom pluimveegezondheid voortdurend wordt geanalyseerd en dat er actie wordt ondernomen om een verslechtering te voorkomen dan wel een verbetering te initiëren.

1947

Drenthe voorop Op 26 april 1949 kreeg de Gezondheidsdienst in Drenthe een interessante vraag voorgelegd. Het Amerikaanse bezettingsleger (in Duitsland) had 60.000 liter melk per dag nodig. Of het mogelijk was voor 1 oktober 1949 een aaneengesloten deel van de provincie Drenthe tuberculosevrij te maken dat voldoet aan de Amerikaanse eisen? In overleg met DOMO (een van oorsprong Drentse zuivelcoöperatie) en de betrokken fabrieken besloot GD een gebied aan te wijzen. Wie op dat moment nog dieren met tuberculose had, werd gevraagd te ruimen. Daar tegenover stond een compensatie van 125 gulden. De Amerikanen stelden hoge eisen en wilden nog een tweede controle. In eerste instantie ontbrak het geld hiervoor, maar de praktiserend dierenartsen boden aan dit gratis te doen. Dat gebeurde in de winter 1949/1950. De Amerikanen kregen hun melk en Drenthe daarmee een voorsprong op andere provincies.

We hebben de afgelopen jaren veel met crises te maken gehad in de pluimveehouderij. Drie vogelgriepuitbraken in vijf jaar tijd en ook de fipronilcrisis heeft ons flink beziggehouden. De samenwerking met en hulp van GD was cruciaal in het beteugelen van deze crises. Ik koester dan ook de goede samenwerking met GD en vertrouw op het vervolg hiervan. -Eric Hubers, voorzitter vakgroep pluimveehouderij LTO/NOP

1950 20 - 100 jaar GD, maart 2019


columns Potjeslatijn Na de oprichting van GD ontstond er een toenemende behoefte om laboratoriumonderzoek uit te voeren. Naast allerlei apparaten moesten er ook chemicaliën worden gekocht. Engels was destijds nog niet de standaardtaal op potjes; dat was nog steeds ‘potjeslatijn’. Net als vandaag de dag, werd ook toen de datum van ontvangst op het potje gezet en waren de potjes goed beschermd tegen lekkage.

1949

Revolutio­nair verbeterd Honderd jaar GD; wat een mijlpaal! Van harte gefeliciteerd met dit jubileum, waarin GD als organisatie sterk is veranderd, maar nog altijd van groot belang is voor de pluimveehouderij. Gepassioneerde medewerkers staan al honderd jaar klaar voor vragen uit de sector, waarvan de antwoorden soms zo bepalend kunnen zijn. Zo hielp GD de sector in 2017 snel en kundig om het (afbraak)gedrag van fipronil in eieren, dieren en stallen te bepalen en beïnvloeden. Zo belangrijk voor gedupeerde pluimveehouders om houvast aan te ontlenen in die onzekere tijd. Zo zijn er vele voorbeelden van situaties op boerenbedrijven waar GD snel, kundig en feitelijk meer duidelijkheid geeft om betere beslissingen te kunnen nemen. Dierziekten die ooit betekenden dat hele koppels kippen ten dode waren opgeschreven, zijn door onderzoek van GD veranderd in slechts vervelende, maar geen onoverkomelijke, problemen. De snelheid en accuratesse van analyses zijn essentieel en in de afgelopen honderd jaar revolutionair verbeterd. Dat heeft de Nederlandse pluimveesector geen windeieren gelegd. Anno 2019 is de mondiale voorsprong van Nederland als pluimveeland nog steeds een feit. Al is het nu minder op het gebied van preventie, bestrijding en beheersing van dierziekten, maar meer op het gebied van verduurzaming. Duurzaamheid waarvan aspecten dikwijls met elkaar concurreren en tot suboptimale situaties leiden. De sector zoekt naar balans tussen dierenwelzijn- en milieuverbeteringen, maar altijd met de voorwaarde van een goede diergezondheid. Dat is en blijft dé basis. Daarvoor is GD dé expert in Nederland en ver daarbuiten, nu en in de toekomst. -Hennie de Haan, voorzitter Nederlandse Vakbond Pluimveehouders

Mobiel lab In de jaren vijftig werd er nog pluimveeonderzoek gedaan op locatie. Hier onderzoekt professor W.J. Roepke, grondlegger van de pluimveegezondheidszorg in Nederland, Salmonella Pullorum.

100 jaar GD, maart 2019 - 21


GD-LABORATORIUM: TOEN

Van eeuwenoude Erlenmeyer tot eigentijdse ELISA Met de ontstaansgeschiedenis van GD in het achterhoofd is het niet heel verwonderlijk dat er in de beginjaren vooral onderzoek werd gedaan naar rundertuberculose. In deze tijd was er niet veel apparatuur beschikbaar, wat betekent dat de laboranten zich voornamelijk bezighielden met kweekproeven. Langzaam maar zeker breidde de kennis en kunde zich uit. Toen GD, vrij snel na de oprichting in 1919, ook aan de slag ging met mastitisonderzoek wekte dat de aandacht van de zuivelfabrikanten. Zij zonden grote hoeveelheden monsters in om deze te laten testen op streptokokken. Naast dit intensieve

onderzoek, kostte ook het onderzoek naar paratuberculose (vooral in de wintermaanden) en de bestrijding van abortus bang een grote inspanning. Grote hoeveelheden faeces, bloeden melkmonsters werden onderzocht. Het lab kreeg naarmate de jaren vorderden steeds meer aanzien, waardoor ook andere laboratoria bloedmonsters instuurden. Vernieuwing en verandering Niet alleen het laboratorium groeide, ook bij de houders veranderde er genoeg. Waar een boer in 1919 een paar dieren had, waren dat er halverwege de vorige eeuw tientallen. Het steeds intensiever houden van dieren bracht een toestroom van nieuwe onderzoeken met zich mee. Het vergrootte bijvoorbeeld de kans op maagdarmparasieten, met veel coccidiose-onderzoeken als gevolg. Ook het aantal drinkwateronderzoeken nam in die tijd toe; steeds meer mensen wilden weten of het water dat zij hun vee gaven wel geschikt was. Met de groeiende markt was het niet alleen zaak monsters te onderzoeken, ook het verrichten van sectie gebeurde steeds vaker. Waren het aanvankelijk vooral gestorven en verworpen kalveren, later kwamen er ook steeds grotere aantallen pluimvee, varkens en schapen binnen. Deze toenemende aantallen, samen met de andere goedlopende onderzoeken, zorgden ervoor dat het tijd werd voor een centraal laboratorium. EĂŠn landelijk

22 - 100 jaar GD, maart 2019


toen

lab met alle kennis en kunde onder één dak. En na jaren verhuizen was daar in 1995 het inmiddels zo vertrouwde lab in Deventer, waar het door het samenbrengen van de locaties mogelijk werd om verder te investeren in de faciliteiten en automatisering. Door de jaren heen Het GD-lab is een mooie afspiegeling van de afgelopen eeuw; waar de laboranten in 1919 veel microscopisch en handmatig onderzoek deden, gaat het anno 2019 heel anders. De vertrouwde kasboeken om ingezonden materiaal in te schrijven en de klassieke typmachines maakten langzaam plaats voor computers. Daarnaast zijn handmatige technieken op veel laboratorium-disciplines vervangen door gerobotiseerde systemen. Het is de eeuw in een notendop.

Pipetten maakten plaats voor apparatuur Hij was nog maar zestien jaar - bijna zeventien - toen hij als analist op de chemie-afdeling begon bij de ‘gezondheidsdienst’. Tieme Eefting zou er maar liefst 45 jaar blijven, werd in die tijd groepshoofd chemie, klinische chemie en toxicologie en zag het lab van binnenuit veranderen. “Toen ik begon, in 1964, hadden we voornamelijk glaswerk. Er was één apparaat waar we kleurbepalingen mee deden om gehaltes te bepalen. Daarnaast werden er veel eiwitbepalingen in melk gedaan.” De afdeling in Zwolle bestond uit drie personen. Als er uit sectie aanwijzingen kwamen voor bijvoorbeeld vergiftiging, dan konden ze die aantonen door middel van de atomaire absorptie-techniek. “Die techniek heeft wel 35 jaar standgehouden.” Jarenlange succestechniek Zo werd deze gebruikt om bijvoorbeeld loodvergiftiging aan te tonen bij kalveren. “Destijds werden de kozijnen van stallen van binnen loodwit geschilderd. Die verf was voor de kalveren lekker zoet, daar gingen ze aan likken.” Ook kopervergiftiging bij schapen kwam voor, en de afdeling onderzocht hooi en kuilvoer op mineralen. “Daar waren we ’s winters heel druk mee.”

Alles veranderde In de loop der jaren veranderde er veel. Heel veel. De pipetten maakten plaats voor apparatuur. “Dat was goed, je moet vernieuwen. Dat hoort bij het vak.” Vooral vanaf de jaren 80 werden er veel nieuwe technieken ontwikkeld, waardoor de afdeling steeds groter werd. Assen-Zwolle-Deventer Tot 2009 werkte Tieme bij GD, vanuit Assen kwam hij via Zwolle in Deventer terecht. Want op die laatste locatie was veel ruimte voor een groot lab. “Daarom was het ook logisch dat de hoofdlocatie na alle fusies in Deventer zou komen.” Inmiddels is het lab compleet vernieuwd. “Prachtig. Een mooi lab.” En met een knipoog: “Alleen jammer dat de afdeling chemie kleiner is geworden.”

100 jaar GD, maart 2019 - 23


KADOC-KU Leuven. Beeldarchief Boerenbond.

Bestrijden en bewaken Na de Tweede Wereldoorlog kwam de ontwikkeling van de varkenshouderij in Nederland op stoom. Steeds meer kleine familiebedrijven in Oost- en Zuid-Nederland kozen voor een intensieve veehouderij, omdat er te weinig grond was om rendabel melkvee te houden of akkerbouw te bedrijven.

24 - 100 jaar GD, maart 2019

Vooral de provinciale Gezondheidsdiensten in Limburg, NoordBrabant, Gelderland en Overijssel ontwikkelden na de Tweede Wereldoorlog een warme belangstelling voor de varkenssector en gingen aan de slag met het bestrijden van varkensziektes. Bekende ziekten, zoals klassieke varkenspest en mond-en-klauwzeer, waren al voor de oorlog bestrijdingsplichtig, maar in de jaren die volgden kwam de focus ook op andere ziekten te liggen.


toen

Succesvol bestrijden Rond 1959 stak snuffelziekte de kop op. Toen er na enkele jaren duidelijk was wat daarvan de oorzaak was, zette GD een succesvol bestrijdingsplan op. Hetzelfde lukte in de jaren 90 voor de Ziekte van Aujeszky, een ernstige varkensziekte die in 1902 door de Hongaarse dierenarts Aladar Aujeszky was ontdekt. Ook is Nederland sinds 1968 vrij van de zoönose brucellose, een ziekte die eerder effectief werd verspreid door rondreizende dekberen. Veranderingen In de jaren 90 werkten bij de provinciale gezondheidsdiensten ongeveer 25 varkensdierenartsen en 25 buitendienstmedewerkers. Waar de dierenartsen nu specialismes hebben, hadden ze destijds allen een eigen rayon. Zaten ze om half tien ’s morgens nog achter het bureau? Dan joeg de veterinair directeur ze persoonlijk het pand uit met de woorden: “Jullie zijn buitendienst; wat doe je nog binnen?!”

Na de voor de varkenssector desastreuze varkenspestuitbraak van 1997 nam het aantal varkensbedrijven in Nederland twintig jaar lang met gemiddeld duizend bedrijven per jaar af. Ook het aantal varkensdierenartsen en buitendienstmedewerkers bij GD slonk drastisch en na de laatste fusie in 2001 tot één landelijke Gezondheidsdienst voor Dieren, was slechts een select gezelschapje van vijf dierenartsen en twee buitendienstmedewerkers over. Focus Toch blijft er werk genoeg, want waar ziekten verdwijnen, komen er nieuwe bij. Snuffelziekte maakt plaats voor het circovirus en waar we vroeger Aujesky hadden, hebben we nu PRRS. Ook rukt de Afrikaans Varkenspest sinds 2007 gestaag op vanuit Oost-Europa. Hoewel monitoring, advies, onderzoek en educatie steeds belangrijker worden, ligt de focus ook nog steeds, net als honderd jaar geleden, op de georganiseerde bestrijding van dierziekten. En het blijkt nog steeds noodzakelijk.

Onderzocht: vaccineren tegen Aujeszky “Toen in 1989 een onderzoek startte naar bestrijding van de Ziekte van Aujeszky was ik vrijwel direct geïnteresseerd, hoewel ik niet het plan had om het onderzoek in te gaan. In die tijd was Duitsland, de belangrijkste afzetmarkt voor biggen, al een eind op weg met het uitroeien van de Ziekte van Aujeszky. Omdat onze Oosterburen importeisen konden stellen, was het ook in Nederland tijd voor actie. Door het hoge infectiepercentage was ruimen niet mogelijk. De oplossing? Een vaccinatiecampagne. Tijdens het onderzoek werd een vaccinatiecampagne uitgevoerd op varkensbedrijven rond het Brabantse Diessen. Hier werden alle bedrijven gevaccineerd. Hoewel tot die tijd vaccinatie niet in staat was geweest om infecties te voorkomen, was het idee dat als je alle varkens in het gebied zou vaccineren, het virus toch geëlimineerd kon worden. Met vaccineren alleen waren we er echter nog niet. Om een ziekte uit te roeien is het belangrijk te weten waar die kiem zit. Net in die tijd werd het echter mogelijk om door bloedonder-

zoek varkens op te sporen die ondanks vaccinatie toch besmet waren geraakt. We waren dus goed in staat het effect van de vaccinatiecampagne te meten. Na een aantal jaar is onderzocht welke invloed deze gebiedsvaccinatie had op de verspreiding en we kwamen tot een mooie conclusie: het lukt echt! Uiteindelijk was het doorslaggevende element dat een heel grote groep meedeed en het virus geen kans meer kreeg op niet gevaccineerde bedrijven. De bestrijding van de Ziekte van Aujeszky is een mooi voorbeeld van de onderzoeksrol die GD nu heeft. Vanuit dit onderzoek, dat GD coördineerde en uitvoerde, ontstond een nationaal bestrijdingsprogramma. GD stond in de bestrijding in een centrale positie.” -Arjan Stegeman, hoogleraar aan de Universiteit Utrecht, deed begin jaren 90 promotieonderzoek naar Aujeszky

100 jaar GD, maart 2019 - 25


Focus op bestrijding

Dat het onderzoek nooit stopt, blijkt wel uit het PRRSvirus. Dit virus landde, na uitbraken in Duitsland, Amerika en Azië eind jaren 80, in 1991 in Nederland. Na het signaleren van de eerste uitbraken werd het virus geïsoleerd en kreeg het de naam ‘Lelystad-virus’. Nu, 28 jaar na dato, is het nog steeds actueel. PRRS wordt bij zeugen gekenmerkt door sterfte, reproductieproblemen (verwerpers en vroeggeboortes) en uitval van biggen in de zoogperiode. Bij gespeende biggen, vleesvarkens en opfokvarkens zie je vaak uitval en luchtwegproblemen. Deze twee verschillende ziektebeelden zorgen voor de naam: ‘porcine reproductive en respiratory syndrome (PRRS)’. Al gauw bleek dat er twee verschillende typen van het virus zijn: type 1 in Europa en type 2 in Amerika en Azië. Nog steeds uitbraken Dat de ziekte nog altijd actueel is, blijk wel uit het feit dat GD tussen 2015 en 2018 op 27 zeugenbedrijven een uitbraak heeft

26 - 100 jaar GD, maart 2019

geregistreerd. Uit onderzoek naar de aanpak van PRRS blijkt dat een combinatie van de inzet van het bedrijfsmanagement (hygiëne, scheiding van leeftijdsgroepen en adaptie van ingevoerd opfokmateriaal) en een juist uitgevoerde vaccinatie het meest effectief is voor het uitroeien van het virus. Ontwikkelingen En omdat de focus nog steeds op de bestrijding van diergezondheid ligt, blijven ook onderzoekers zich inzetten voor een manier waarop de ziekte kan worden aangepakt. De laatste ontwikkeling: een virusstam kan nu getypeerd worden door analyse van RNA-sequenties. GD gebruikt hiervoor een zestal stammen: de type 1 en type 2 referentiestammen en de vier in Nederland verkrijgbare verzwakt levende vaccinstammen. Varkenshouders en dierenartsen zijn daardoor in staat om te onderscheiden of er nieuwe dan wel bekende virusstammen op het varkensbedrijf circuleren. De aanpak van PRRS op bedrijfsniveau kan hierop afgestemd worden. Hopelijk staat PRRS bij een volgend jubileum in een rijtje naast Aujeszky.


nu

Monitoring varkens In 2000 diende de Tweede Kamer een motie in voor een systeem voor de gezondheidsmonitoring van de Nederlandse veestapel. De zogenoemde ‘slijtersproblematiek’ bij rundvee (de runderen waren opgebrand, ziek, zwak en misselijk), als gevolg van een vervuild vaccin, was hiervan de aanleiding. Door het ontbreken van een monitoringssysteem duurde het lang voordat het slijtersprobleem werd onderkend en dus ook voor het kon worden aangepakt. Daarom voert GD sinds 2002 de monitoring uit bij rundvee, kleine herkauwers, pluimvee en varkens. Het doel van de monitoring van varkens? • H et opsporen van bekende aandoeningen die niet in Nederland voorkomen, zoals Afrikaanse varkenspest of PED. • Het opsporen van nog onbekende aandoeningen, denk bijvoorbeeld aan de verontreiniging met MPA in zeugenvoer in 2002, maar ook aan een nieuwe variant van het griepvirus. • Het volgen van trends van bedrijfsgebonden aandoeningen. Een mooi voorbeeld is de ontwikkeling van ‘najaarsverwerpen’ bij zeugen en de jaarlijkse variatie daarin in samenhang met de weersomstandigheden. Binnen GD zijn de Veekijker (telefonische helpdesk) en de inzendingen voor pathologisch onderzoek belangrijke pijlers van de monitor. Hierdoor is het systeem vooral zeer geschikt voor het opsporen van bekende en onbekende bijzonderheden. Om ook het volgen van trends in tijd en ruimte optimaal te realiseren, is voor varkens sinds 2016 de Online Monitor in het leven geroepen. Deze tool wordt de komende tijd meer interactief gemaakt om de bruikbaarheid voor individuele varkenshouders en dierenartsen te verbeteren.

Trends varkenshouderij “In de tijd dat ik dierenarts ben, nu een dikke twintig jaar, zie ik dat GD telkens een centrale rol heeft in gezondheidszaken die de hele sector aangaan. Hoewel ze ook belangrijk zijn voor elk individueel bedrijf, ligt de kracht toch echt in het zich bezighouden met de varkensgezondheid voor de hele sector. In de beginjaren was dat natuurlijk voor een groot deel Aujeszky, maar nu spelen er weer heel andere issues. Denk bijvoorbeeld aan de maatschappelijke acceptatie, biggenuitval en verbetering van de gezondheid. Wat ook steeds belangrij-

ker wordt zijn de preventieve maatregelen tegen allerlei vervelende ziektes die van buitenaf komen, zoals de Afrikaanse varkenspest. Bij de start van GD waren er al gezondheidsproblemen en die zullen er altijd blijven; of ze nou economisch of maatschappelijk gerelateerd zijn. GD blijft met haar monitorings- en adviesfunctie een centrale rol spelen in de varkensgezondheid in Nederland.” -Manon Houben, sectormanager varkens bij GD

100 jaar GD, maart 2019 - 27


MSD Animal Health Voorop in preventieve diergezondheid

www.my-msd-animal-health.nl


columns

Bedrijf van waarde De varkenshouderij heeft hoge ambities om te komen tot robuuste en gezonde biggen in een diervriendelijke hou­ derij. Nieuwe kennis blijft daarvoor belangrijk. Als we terugkijken naar de betekenis van GD voor de varkenssector komen bij mij een aantal zaken bovendrijven. GD was voorloper bij het aanbieden van bloedonderzoeken, om zo de infectiestatus van varkensziekten te kunnen bepalen. Het gaat daarbij om zowel aangifteplichtige ziekten als bedrijfsgebonden aandoeningen. GD heeft een grote rol gespeeld bij het uitbannen van de ziekte van Aujeszky en het aanpakken van snuffelziekte. Momenteel is klimaat een belangrijk aandachtsveld. In gesprekken hierover is mij gebleken dat GD al heel vroeg het belang van klimaat in stallen onderkende, als eerste in Nederland. De voor- en najaarsdagen van GD voor dierenartsen waren begrippen. Hier werd de stand van zaken en de nieuwste kennis over ziekten gedeeld. GD had toen al een actieve rol bij vroegsignalering; een rol die GD nu met verve vervult in het kader van haar monitoringsactiviteiten. GD is het centrale punt waar alle informatie over ontwikkelingen in het veld samenkomen, met als doel vervelende ziektes snel op te sporen om zo schade voor de sector te beperken. GD is een bedrijf in beweging, al honderd jaar lang. Dat is ook nodig in een veld van snelle veranderingen. Darwin zei het al: “Je overleeft als je je optimaal weet aan te passen aan een veranderende omgeving.” Wij zetten onze samenwerking met GD onveranderd voort en zetten stappen voorwaarts voor gezonde en blije varkens en boeren. -Linda Janssen-Verriet, voorzitter POV

Stevige wortels Een verjaardagswens voor een honderdjarige; wat wens je dan toe? Zeker als deze jarige een belangrijke rol heeft gespeeld voor de Nederlandse veehouderij, en dat nog steeds doet. Allereerst een compliment en diep respect voor de Friese boeren die destijds al een vooruitziende blik hadden om hun krachten te bundelen om samen dierziektes te bestrijden. Zij raakten daarmee al de kern van iedere bedrijfsvoering: een gezonde veestapel. Hun aanpak heeft volgers gekregen in de rest van Nederland. Eerst lokaal, later regionaal en nu op landelijke schaal. En de ambities reiken verder dan de landsgrenzen. Op dit moment heeft GD een sleutelpositie op het gebied van diergezondheid. Veel signalen komen bij GD binnen en het netwerk in dierenartsen, veehouders en onderzoekers is sterk en robuust. GD werkt niet alleen signalerend en bestrijdend, maar steeds vaker ook preventief en dus gezondheid bevorderend. Naast de maatschappelijke signalen die de druk op de Nederlandse veehouderij opvoeren is dat een uitdagende positie. Een positie die GD alleen waar kan maken door goede faciliteiten, uitstekende kennis en goed en betrokken personeel. Allen zaken die onderhoud behoeven, en waarbij niets vanzelfsprekend is. Een rol die met alle handels- en maatschappelijke belangen steeds crucialer wordt. Nog nooit was de noodzaak tot samenwerking tussen de veehouderijsectoren zo groot om de toekomstbestendigheid van de afzonderlijke sectoren te kunnen waarborgen. En tegelijkertijd is de profileringsdrang van sectoren of groepen ondernemers toenemend. Wat mijn wens voor deze jarige is: “Laat uw ambities reiken tot in de hemel, maar wortel stevig in de grond van uw ontstaan.”

-Jeannette van de Ven, portefeuillehouder Gezonde Dieren LTO Nederland

100 jaar GD, maart 2019 - 29


Een hobby die serieus werd De georganiseerde geiten- en schapengezondheidszorg is relatief jong. Dat betekent niet dat de bestrijding van ziekten bij geiten en schapen in die tijd heeft stilgestaan. Integendeel.

Eerste schapenziekte De eerste vermelding van een schapenziekte in Nederland dateert al uit het jaar 1788. In een oud veeziekteboek staat het volgende citaat over rotkreupel: “Hoewel het klauwzeer op zich zelven niet doodelijk doch zeer langdurig is, zoodat het verscheidene maanden bij hetzelfde dier kan bestaan, zoo wordt het, bij gemis aan kunsthulp en aan zichzelve overgelaten, toch eindelijk doodelijk (…)”. Niet verrassend dus, dat de problemen er destijds toe leidden dat rotkreupel toen al in de Veewet werd opgenomen en er dus een aangifteplicht voor gold. Schapen werden begin twintigste eeuw in beperkte mate gehouden. Ze waren er wel, maar met name om te fokken. Echte aandacht voor schapengezondheidszorg kwam er in 1956 met onderzoek naar de leverbot, een parasiet die ernstige leverschade veroorzaakt. Onderzoek was destijds vooral gericht op de vernietiging van de tussengastheer van deze parasiet, de leverbotslak. Sinds 1969 komt de Werkgroep Leverbotprognose jaarlijks met gegevens over de in najaar en winter te verwachten leverbotinfectie.

30 - 100 jaar GD, maart 2019

Geit steeds populairder Nederland had in 1919, bij de oprichting van GD wel geiten, maar zag er de commerciële waarde nog niet van in. Van een georganiseerde geitengezondheidszorg zou nog decennialang geen sprake zijn. Al werden ze begin twintigste eeuw wel steeds populairder. Met name de Nederlandse Witte Geit werd in kleine aantallen gehouden om gezinnen van melk, vlees en huiden te voorzien. Pas veel later, in 1984, kwam de melkgeitenhouderij op. Toen voerde de Europese Unie de melkquotering, maar niet voor geiten. Jonge agrarische ondernemers zagen hun kans en stapten over naar de melkgeitenhouderij. Er werden geiten ingevoerd uit onder andere Frankrijk, en daarmee ook ziekten, zoals CL: verkazende lymfklierontsteking. Iets later, in 1987 kwam er aandacht voor CAE, een aandoening die onder meer de gewrichten en hersenen aantast met ontstekingen. Met bestaande kennis over zwoegerziekte bij schapen, die vergelijkbaar verloopt, is destijds een start gemaakt met de bestrijding. Ook geiten kregen te maken met paratuberculose, scrapie en mond- en klauwzeer, en nieuwe ziekten als het bluetongue- en het schmallenbergvirus. Maar de grootste impact hadden de uitbraken van Q-koorts tussen 2007 en 2010. In die periode werden ruim 4000 gevallen bij mensen vastgesteld en een nog groter aantal mensen maakte in die periode een infectie door. Lees meer hierover op pagina 33.


toen

“Een schapenhouder heeft zelf veel in de hand” Een van de hoofdrolspelers in de schapengezondheidszorg is Cees Commandeur. Cees is de derde in een generatie van schapenfokkers op het eiland Texel. Dit oude schapenfokbedrijf met Texelaars is mede bepalend geweest in de ontwikkeling van een Texelaar met ontwikkeling, bespiering, goede vruchtbaarheid en een snelle groei. Op veertienjarige leeftijd ging Cees meehelpen op het bedrijf van zijn vader. Behalve schapenhouder was hij jarenlang actief als bestuurder in de schapenhouderij. In 1976 werd Cees gevraagd om als belangenbehartiger van de schapenhouderij zitting te nemen in de Commissie Schapenhouderij van het Landbouwschap. Deze commissie wilde onder andere een Marktordening Schapenhouderij instellen om de negatieve gevolgen van de toetreding van het

Verenigd Koninkrijk tot de EU voor de Nederlandse schapenhouders op te vangen. Zij moesten beschermd worden tegen de invoer van ‘goedkope’ lammeren en nieuwe rassen vanuit het Verenigd Koninkrijk. Cees bleef lid van de commissie tot 1994. Hij zat als bestuurder in diverse commissies. Eén ervan hield zich bezig met de bestrijding van zwoegerziekte, nog voordat er voldoende kennis was over de ziekte en de diagnostiek. Nadat er een test beschikbaar kwam, was het plan om alle dieren te testen en de getroffen schapen te ruimen. Maar Commandeur liep tegen bezwaren van schapenhouders aan. “Omdat de bestrijding van zwoegerziekte vrijwillig was, is de landelijke bestrijding niet optimaal van de grond gekomen. Was de bestrijding verplicht geweest, dan waren we nu vrij helemaal zwoegerziektevrij.” Dat blijkt nog steeds lastig. Voor de bestrijding van zoönosen is het makkelijker om de handen ineen te slaan dan voor bedrijfsgebonden aandoeningen. Overigens denkt hij dat dierziekten goed te bestrijden zijn door dieren uit te selecteren, maar dat een schapenhouder zelf ook veel in de hand heeft. “Je kunt gezondheidsproblemen er ook uit fokken.” De grootste uitdagingen van een georganiseerde gezondheidszorg waren en zijn volgens Commandeur uitbraken van dierziekten als Bluetongue, CL, Q-koorts, mond-en-klauwzeer en klassieke varkenspest. Verder vraagt de handel aandacht, zegt de oud-bestuurder. “Ik maak me zorgen om alle importen van schapen. CL bijvoorbeeld, gaat echt voor problemen zorgen.”

Cees Commandeur

100 jaar GD, maart 2019 - 31


Voorkomen is beter dan genezen

In honderd jaar verandert er veel, maar ook weer niet. Ziekten die nu spelen, zoals zwoegerziekte en CL, bestaan al eeuwen. De maatschappelijke impact van dierziekte-uitbraken is echter veel groter geworden, helemaal als het gaat om zoönosen. De bestrijding van dierziekten richt zich dan ook steeds mee op het voorkomen van zulke grote uitbraken. De periode 2005 tot 2010 was wat dat betreft een vervelende, maar leerzame periode. Het begon in 2005 met de eerste abortusuitbraken bij kleine herkauwers, verzoorzaakt door Coxiella burnetii, de verwekker van Q-koorts. Vanaf augustus 2006 kreeg West-Europa te maken met bluetongue, een virusziekte die in dit deel van de wereld niet eerder was voorgekomen. Het virus tast vooral de binnenbekleding van kleine bloedvaten aan. Hierdoor kunnen circulatieproblemen ontstaan die kunnen zorgen voor een blauwe tong – vandaar de naam bluetongue. Vanaf

32 - 100 jaar GD, maart 2019

eind november 2011 was het schmallenbergvirus gedurende dat aflamseizoen oorzaak van de geboorte van misvormde lammeren. In het volgende aflamseizoen werd maar een enkel afwijkend lam geboren. Evenals voor de verwekker van bluetongue is ook voor dit virus de herkomst niet bekend. Relevant Duidelijk is dat nieuwe ziektekiemen ons land kunnen insluipen door bijvoorbeeld aanvoer van dieren uit het buitenland. Maatregelen in de georganiseerde diergezondheidszorg zullen daar dan ook op gericht moeten zijn. Daarnaast blijft het essentieel om aandacht te hebben voor de resistentie van ziektekiemen voor de beschikbare diergeneesmiddelen, omdat dit een risico vormt voor de algehele diergezondheid. Maar ook het dierenwelzijn en zoönotische risico’s van schapenziekten zijn in de toekomst zeer relevant.


nu

Er is nu veel meer kennis over dierziekten dan een eeuw geleden, er zijn meer laboratoriumtesten, meer geneesmiddelen en meer vaccins beschikbaar of te ontwikkelen. We hebben met een combinatie daarvan runderpest uit weten te roeien en gaan waarschijnlijk binnen enkele jaren hetzelfde doen met pest van de kleine herkauwers.

Meer regie In de komende jaren zal er meer regie moeten zijn om grote stappen vooruit te maken met de aanpak van bijvoorbeeld zwoegerziekte en CAE. Alle kennis is aanwezig om Nederland CAE- en zwoegerziektevrij te maken en de kosten om dat te doen zijn binnen enkele jaren terugverdiend. Het kan, maar dan moeten we met z’n allen de schouders eronder zetten.

Q-koorts in Nederland Grote uitbraken van zoönosen via kleine herkauwers zijn er in Nederland gelukkig al even niet meer geweest. We kunnen dan ook zeggen dat de bestrijding en controle ervan op dit moment goed gaan. Een uitbraak zoals met Q-koorts heeft ons veel geleerd, ook voor in de toekomst. Hoewel Q-koorts in Nederland pas in 2007 landelijk bekend werd, bestond de ziekte al veel langer. Australische slachthuizen hadden er in 1933 al mee te maken, Q-koorts werd toen beschreven als een koortsachtige ziekte. De eerste beschrijving van de ziekte in Nederland dateert uit 1956. Sindsdien raakten er gemiddeld zeventien mensen besmet met Q-koorts, tot 2006. Tot die tijd werd het vooral gezien als een beroepsziekte, hoewel er ook kleine uitbraken buiten de agrarische sector plaatsvonden. In 2007 kwam daar verandering in. In dat jaar werden 168 gevallen van Q-koorts gemeld, voornamelijk in het zuiden van het land. In 2008 kwam de ziekte terug, opnieuw voornamelijk in het zuiden. Tegen het einde van het jaar waren er duizend gevallen van Q-koorts bij mensen gemeld, waarmee het de grootste geregistreerde uitbraak bij mensen ooit was. Tijdens de Q-koorts-uitbraak, van 2007 tot 2010, kregen in totaal meer dan 4.000 mensen de ziekte.

positieve dieren. De verplichte vaccinatie heeft hierbij een heel belangrijke rol gespeeld. De situatie wordt nu zeer nauwgezet gevolgd. Zo wordt vanaf eind 2009 elk melkgeiten- en melkschapenbedrijf maandelijks gecontroleerd via tankmelkonderzoek. Ook is het contact tussen het veterinaire en menselijke gezondheidsveld sterk verbeterd. Er is maandelijks gestructureerd overleg, waardoor signalering van zoönosen al in een vroeg stadium wordt afgestemd.

Maatregelen In 2005 werd C. burnetii, de veroorzaker van Q-koorts, op twee melkgeitenbedrijven voor het eerst in Nederland gediagnosticeerd als oorzaak van abortus. In 2006, 2007 en 2008 werden respectievelijk zes, zeven en zeven nieuwe uitbraken op melkgeitenbedrijven bevestigd. Om menselijke Q-koorts­ uitbraken via kleine herkauwers te voorkomen, werden in Nederland verschillende maatregelen genomen. Zo werd de ziekte voor melkgeiten- en melkschapenhouders aangifteplichtig en kwam er een vaccinatieplicht. Ook volgde er bewaking van tankmelk, mestmaatregelen, een streng hygiëneprotocol, een fokverbod en moesten er dieren geruimd worden. Vaccinatie en vroege signalering Het aantal abortussen door C. burnetii is in de loop der tijd flink verminderd, evenals het aantal melkgeitenbedrijven met

100 jaar GD, maart 2019 - 33



columns

Groot vertrouwen Stomtoevallig kwam ik net een foto tegen van de import van Saanengeiten uit Zwitserland in Groningen in 1917. Ze vormen de basis van onze huidige Nederlandse melkgeitenstapel. Het lijken goede melkgeiten met op het oog knappe uiers. Ik kan me goed voorstellen dat de geitenhouders hier destijds enthousiast waren over die dieren, want bij de vaderlandse landgeiten kon je de uiertjes nauwelijks zien door het lange haar. De geitenfokkerij-organisatie NOG werd in 1916 opgericht, drie jaar eerder dan GD. Toen was de fokwaarde van de geit het belangrijkst, nu ruim honderd jaar later is dat de gezondheid. Daarbij heeft GD een belangrijke rol gespeeld, omdat men hier vanaf het begin van de opkomst van de bedrijfsmatige melkgeitenhouderij in 1984 (na invoering van de superheffing) de nadruk heeft gelegd op geitenstapels vrij van CAE en CL.

Proost! GD bestaat 100 jaar: hoera! In de afgelopen eeuw is het accent verschoven van het bestrijden van ziekten naar het verbeteren van de diergezondheid. Er duiken steeds meer geluiden op over resistentie tegen antibiotica en ontwormingsmiddelen. Residuen van deze middelen komen terecht in ons vlees, maar ook in de bodem. Ze hebben effect op onze gezondheid en die van onze omgeving. In de tijd dat er nog nauwelijks diergeneesmiddelen waren, werden er ook gezonde schapen gehouden. Het kan écht! Hygiëne en quarantaine zijn belangrijk. En schapen buiten, daar ben ik een voorstander van. Buitenlucht en ruimte verlagen de ziektedruk en de verschillende weertypes zorgen ervoor dat jonge lammeren afharden en minder snel ziek worden. Je kunt ze vergelijken met boerderijkinderen.

In het buitenland is er nu een enorme vraag naar Nederlandse melkgeiten, vooral omdat nergens ter wereld zulke aantallen CAE- en CL-vrije dieren zijn te krijgen. In bij voorbeeld Frankrijk is vrijwel de hele sector nog vergeven van de CAE en CL en ziet men het ook amper zitten om er vanaf te komen.

Een andere preventiemaatregel is vaccineren. Er zijn goede vaccins beschikbaar, maar de prijs weerhoudt boeren er nog wel eens van om ze te gebruiken. Wellicht kunnen opgeleide boeren in de toekomst zelf een deel van de vaccinaties uitvoeren. Met fokkerij is er ook veel te bereiken. Selectie op groei, vitaliteit en levensduur kunnen helpen.

Het feit dat er hier geitenhouders tonnen tot meer dan een miljoen investeren om aan een CAE- en CL-vrije geitenstapel te komen en een prijsverschil factor 10 tussen vrije en niet-vrije geiten illustreert wel hoe de geitenboeren er hier tegenaan kijken. Het vertrouwen in de GD moet -ondanks recente teleurstellingen met onverwachte CAE-uitbrakendan ook groot zijn. Houden zo.

En verder een goede voeding. Dieren met een optimale conditie hebben meer weerstand. Bij voeding gaat het niet alleen om voldoende energie en eiwit in het rantsoen. Diversiteit (kruidenrijk grasland) zorgt ook voor een goede gezondheid. Wij hebben percelen ingezaaid met verschillende grassen, klavers en kruiden als cichorei, smalle weegbree en duizendblad om de gezondheid van ons vee te verbeteren.

-Klaas Sjoerd Meekma, melkgeitenhouder in Deinum Vrees niet, ziektes zullen blijven. Kortom: de continuïteit van GD is gegarandeerd. Proost! -Jan-Willem Bakker, schapenhouder op Texel

100 jaar GD, maart 2019 - 35


Een brug naar de markt In de honderd jaar dat GD nu bestaat is er altijd ruimte geweest voor vernieuwing en ontwikkeling. Niet alleen in bijvoorbeeld het laboratorium, maar ook binnen de sectoren of als er een toenemende vraag naar advies was. Daarom is in 2007 de afdeling Paard in het leven geroepen.

Er was altijd al een kleine stroom klinische chemie van gemengde praktijken voor paard. Een brug naar deze markt lag dus voor de hand en in 2007 werd er actie ondernomen om daadwerkelijk een afdeling Paard te realiseren. Na de start in een zeer klein team werd de afdeling Paard door de jaren heen gestaag uitgebreid met een viroloog, internist en ondersteunende services voor projecten. Ook werd er een helpdesk ingericht. Enerzijds door de stijgende vraag van paardenpracitici, overheid en sectorraad naar informatie en diagnostiek

36 - 100 jaar GD, maart 2019


Honderd jaar raad en daad Van de honderd jaar heb ik er circa veertig bewust meegemaakt. Eerst op het ouderlijk melkveebedrijf en later zelf als melkveehouder. Van 1997 tot 2001 als vicevoorzitter van het GD-bestuur en nu als voorzitter van de Sectorraad Paarden (SRP).

voor infectieziekten. Anderzijds ontstond er vanuit de voedingsen farmaceutische industrie een groeiende vraag naar projecten op het gebied van paarden. Tot slot sloot ook de sportbond zich aan bij GD, om hiermee de teamdierenartsen voldoende ondersteuning te bieden op hun weg naar wereldkampioenschappen en de Olympische Spelen. Dit alles zorgde voor een goede basis voor de toekomst van de sector. Eigentijdse diagnostiek Inmiddels heeft de afdeling zich ontwikkeld tot een professioneel team met diverse specialisten. Het doel is om hĂŠt diagnostisch expertisecentrum van Nederland voor paarden te worden. Het grote routinelab in Deventer is de basis voor alle diagnostiek. Belangrijke pijlers voor de afdeling zijn onder andere het uitvoeren van en adviseren bij diagnostiek (bloedonderzoek, microbiologisch onderzoek), het geven en organiseren van cursussen en nascholingen, de adviesfunctie op het gebied van monitoring van paardenziekten in Nederland, het mede bemensen van de helpdesk voor paardendierenartsen en het doen van praktijkonderzoek voor de farmaceutische- en voedingsindustrie. Constante ontwikkeling En ook bij de afdeling Paard staat samen werken aan diergezondheid, in het belang van dier, dierhouder en samenleving centraal. We doen dit samen met diverse partners, zoals dierenartspraktijken, paardenklinieken, de farmaceutische industrie, de voedingsindustrie, de SRP, de KNHS, de stamboeken, het cluster Paard (voorheen GGP) en de overheid. Samen met enkele partners organiseert GD regelmatig cursussen en opleidingen, denk bijvoorbeeld aan de cursus Parasitologie voor Dierenartsassistenten (Virbac), de jaarlijks gehouden Klinische Avonden Paard (Virbac/PAVO) en diverse cursussen op het gebied van droes, rhinopneumonie en andere relevante infectieziekten. Zo blijft de sector zich ontwikkelen, net zoals dat honderd jaar geleden in Friesland begon.

GD heeft in die veertig jaar veel veranderingen doorgemaakt. Van collectief, via verplichte heffingen gefinancierde ambtelijke organisatie, tot marktgerichte onderneming heden ten dage. De functie van GD is daarin niet wezenlijk veranderd. Nog steeds is GD het expertisecentrum voor diergezondheid met kundige en ervaren mensen, goede labfaciliteiten, de actieve sectiezaal die belangrijk is wanneer niet duidelijk is waaraan paarden of andere dieren zijn gestorven. Ook is het een belangrijke schakel in de monitoring van dierziekten; bekende en onbekende. Als SRP doen we regelmatig een beroep op de kennis van GD als het gaat om beleidsvraagstukken op het gebied van diergezondheid. Daarnaast participeert GD ook in de commissie diergezondheid van de SRP. Samen met de faculteit Utrecht houden specialisten van GD telefonisch spreekuur voor dierenartsen die een paardgerelateerde vraag hebben. GD denkt mee en is een belangrijke adviseur als het om diergezondheid gaat. Denk daarbij aan de strategie omtrent het enten tegen bepaalde ziekten zoals Rhino, Influenza en West-Nile. Ook ontwikkelt GD marktgerichte producten om paardeneigenaren te helpen hun dieren gezond te krijgen en te houden. Een mooi voorbeeld is de door GD ontwikkelde en succesvolle aanpak van Droes. En als zich een diergezondheidscalamiteit aandient staat GD schouder aan schouder in de frontlinie. Honderd jaar GD, honderd jaar veterinaire raad en daad! GD en medewerkers van harte gefeliciteerd met jullie honderdjarig bestaan. -Jan Cees Vogelaar, voorzitter Sectorraad Paarden

100 jaar GD, maart 2019 - 37


Digitaal en duurzaam

Dat de ontwikkeling van het laboratorium niet stopt bij de start van een nieuwe eeuw blijkt wel uit de recente veranderingen. De handmatige technieken van vroeger maakten al plaats voor robots en de kennis is flink uitgebreid. Toch moest er meer gebeuren.

De afdeling immunologie, waar verreweg de meeste monsters worden onderzocht, ligt nu naast de afdelingen monsterverdeling en lablogistiek. Hierdoor zijn er veel minder transportbewegingen wat zorgt voor kortere doorlooptijden. Dit betekent dat klanten hun uitslagen sneller ontvangen.

Installaties als de koeling, verwarming en ventilatie waren vijfentwintig jaar na de verhuizing naar Deventer toe aan een fikse opknapbeurt. Deze verbouwing leek zo ingrijpend te worden, dat een volledige vernieuwing van het laboratorium ook interessant werd. En zo is alles op de schop gegaan.

Focus op duurzaam Iets wat echt van deze tijd is, is de focus op duurzaamheid en het zuinig omgaan met energie: elektrische auto’s, zonnepanelen, noem het maar op. Het lab kon natuurlijk niet achterblijven. Daarom staat duurzaamheid centraal door bijvoorbeeld de warmte uit de ventilatielucht te hergebruiken. En de afdeling Mediabereiding gebruikt een transparante doorgeefkoelcel richting afdeling Bacteriologie, die energieverlies door het onnodig openstaan van deuren terugdringt.

Tijdens het ontwerp is over alles nagedacht. Zo heeft het nieuwe lab kortere looplijnen, omdat er minder muren staan en zijn de aansluitingen tussen verschillende afdelingen logischer.

38 - 100 jaar GD, maart 2019


nu

Hygiënische kijk Maar niet alleen duurzaamheid staat centraal. Ook de kijk op hygiëne is totaal anders dan in 1919. Dit is goed te zien aan de manier waarop de patholoog nu een sectie doet. Op de foto’s van toen zijn de omstandigheden nog primitief, nu wordt protocolair gewerkt. Hoewel dit natuurlijk al langer zo is, is er ook in het nieuwe lab weer aandacht besteed aan de verbetering hiervan. Zo is de vernieuwde sectiezaal een stuk ruimer opgezet, is er een koelruimte om voor sectie aangeboden dieren koel te bewaren en zijn er nieuwe verrijdbare sectietafels. Wat een eeuw wel niet doet Als je dit lab vergelijkt met het laboratorium uit de vorige eeuw is het lastig voor te stellen dat er maar honderd jaar is verstreken. Wat een veranderingen! Wie had in 1919 kunnen bedenken dat dierenartsen en veehouders dieren nu digitaal kunnen inschrijven? Waar zouden we over nog eens honderd jaar staan?

Van analist naar operator Erg letterlijk nam hij het stokje van voorganger Tieme Eefting niet over, want ze schudden elkaar slechts één keer de hand. Toch treedt Albert Meijerink als hoofd van de afdeling Chemie in zijn voetsporen. Onder Albert werd automatisering steeds belangrijker. “De markt verandert zichtbaar.” Volgens Albert wordt alles steeds commerciëler. “Door de marktverandering is mijn functie, vergeleken met die van Tieme destijds, meer gericht op doorlooptijdverkorting en kostenreductie.” Er is sprake van een interne verschuiving, dus de klant merkt hier niet veel van. “Eerder kon een analist bijvoorbeeld meedenken over het ziektebeeld; nu kijken ze alleen of de getallen die tot stand komen juist zijn.” Sowieso valt het hem op dat het vak verschuift. “We gaan steeds meer van analist naar operator. De automatisering is hier een voorbeeld van. Meer computergestuurd, minder mensen.” Hoewel er al veel mogelijk is, merkt Albert dat het niet vanzelf gaat.

Zo is de afdeling Chemie dit jaar hard bezig met een innovatieve verandering op het gebied van melk- en watermonsters. “Nu komt een melkmonster binnen en volgen we standaard deze stappen: centrifugeren, mengen, met de hand verdunnen, overzetten in buizen en etiketteren. Iets wat Tieme vast nog bekend voorkomt”, grapt hij. “Het gaat dus al járen zo. Nu zijn we bezig met een apparaat wat honderd jaar geleden magie had geleken. Je zet er een melkblok op, de inhoud wordt automatisch herkend en er komen getallen uit. Punt. Het gedoe met ouderwets etiketten plakken is dan verleden tijd.” En zo zullen de innovaties de komende jaren langzaam doorzetten. “Ik zie robots en procestechneuten. Het werk wordt meer productiegerelateerd.” Als Albert z’n ogen sluit en honderd jaar vooruit kijkt, loopt hij door een lab waar nog weinig mensen zijn, maar waar overal robots staan. “Het klinkt misschien gek, maar ik vind dat een goed iets.”

100 jaar GD, maart 2019 - 39


Ontwikke­ling of hetzelfde? We zijn als Overijssel ontzettend trots op onze honderdjarige GD. Wat begon met de gemotiveerde Friese dierenarts Johannes Plet is inmiddels een zeer gespecialiseerd instituut. Ontwikkeling.

1993

Ook als je kijkt naar de globalisering: van ziekten en problemen die zich afspeelden in Friesland tot de internationalisering van nu, waar uitbraken van ziekten steeds makkelijker over grenzen heen bewegen. En wat mooi is, op het gebied van technologische ontwikkeling is in honderd jaar enorm veel vooruitgang geboekt, er zijn steeds meer hightech laboratoria, we kunnen diagnostiek en onderzoek steeds beter toepassen. En in die groter wordende wereld was de centralisering in de jaren ‘90 met Deventer als thuisbasis een logische en wijze stap voor GD. Allemaal ontwikkeling. Toch hecht ik ook grote waarde aan dat wat al die honderd jaar gelijk is gebleven. Dat is wat misschien wel al die positieve ontwikkelingen mogelijk heeft gemaakt. Ik kwam een stukje tekst tegen uit 1986, over de Gezondheidsdienst voor Dieren in Overijssel en Flevoland. Daar, ruim dertig jaar geleden roemde toenmalig bestuursvoorzitter Meilink de vele ontwikkelingen die het instituut heeft meegemaakt ook. Daar voegde hij echter de volgende slotzin aan toe: “Vakkennis en grote betrokkenheid bij het werk zijn de kenmerken die tot dit resultaat hebben geleid.” Kennis en betrokkenheid, de bevlogenheid en passie om samen te werken aan gezonde dieren, aan een gezonde veehouderij, aan een gezonde maatschappij, dat is al die honderd jaar hetzelfde gebleven. Het zit vanaf Plet in jullie DNA verweven en geen enkel hightech laboratorium zal dat veranderen! -Andries Heidema, Commissaris van de Koning Provincie Overijssel

40 - 100 jaar GD, maart 2019

Mond-en-klauwzeer grote impact Begin 2001 werd de zeer besmettelijke dierziekte mond- en klauwzeer (MKZ) geconstateerd in Engeland. Er werden onmiddellijk maatregelen genomen om verspreiding van de ziekte tegen te gaan, maar het mocht niet baten. Een maand later werden in Nederland de eerste gevallen vastgesteld. Naast een vervoersverbod werd om te voorkomen dat het loslopend wild het mkz-virus over een grote afstand zou verspreiden een groot deel van de Veluwe afgesloten. Er werden 26 bedrijven getroffen en er werd besloten om op grote schaal preventief te ruimen. Dit bordje staat bij een boerderij in Tongeren, op de Veluwe. Een persoonlijk monument dat de herinnering aan deze periode, die grote impact heeft gehad op veel dierhouders en hun gezinnen, in stand houdt.


columns

Herinneringen aan vijftig jaar GD

Introductie PCR De Polymerase Chain Reaction (PCR) zorgde als nieuwe methode voor een doorbraak bij GD. Met deze methode wordt een stukje van het erfelijk materiaal (DNA) van een virus of bacterie opgespoord in een monster. Dit specifieke stukje DNA wordt tot wel een miljard keer vermeerderd, waardoor het makkelijk aantoonbaar is. Als je dit stukje vervolgens meet, weet je of het virus/de bacterie in het monster zat en of het geteste dier er mee is besmet.

2001

Voor mij bestaat GD gelukkig nog geen 100 jaar, maar toch al wel vijftig jaar. Als zoon van dierenarts Carl König in Doesburg had ik al vroeg belangstelling voor dat interessante vak van mijn vader. Van jongs af aan ging ik met hem mee de praktijk in en dus kwam ook GD al vroeg in mijn leven voorbij. Zeker toen mijn vader in 1974 als dierenarts ging werken bij de toenmalige GD in Gelder­land. Hij was ook verbonden aan de Faculteit Dier­genees­kunde en begeleidde studenten tijdens hun co-schappen. Die studenten deden gedurende drie maanden onderzoek bij GD en bij die onderzoeken assisteerde ik regelmatig. Zo herinner ik me een onderzoek naar de introductie van een nieuw ontwormingsmiddel voor schapen begin jaren 80. Voor schapenhouders was dat een eenvoudig toe te dienen middel. Schapen hoefden niet langer individueel te worden behandeld, omdat ze via een voederblok (in de bekende oranje emmer in de wei) werden ontwormd. Een van de studenten deed onderzoek naar de vraag of alle lammeren voldoende ontwormingsmiddel via het voederblok opnamen en of bij een beperkte opname van het middel mogelijk risico op resistentie zou kunnen ontstaan. Bijzonder, omdat in die tijd resistentie nog niet als een probleem werd beschouwd. Het was een gedegen wetenschappelijk experiment. Gedurende het onderzoek sneden we de blokken in zes delen en ook de wei werd opgedeeld in zes delen. Door de blokken voor en aan het eind van het experiment te wegen kon worden beoordeeld hoeveel ontwormingsmiddel ieder van de zes lammeren tot zich had genomen. De uitkomsten van het onderzoek waren helder; niet ieder lam nam voldoende ontwormingsmiddel op en daarmee was sprake van een risico op resistentie. De betrokken fabrikant was bepaald ongelukkig met de uitkomsten van het onderzoek en ook de schapenhouders waren niet onder de indruk. Het praktische voordeel was voor hen belangrijker. De betrokken student, Anton Pijpers, zou later hoogleraar (veterinaire farmacie) aan de Faculteit Diergenees­kunde worden. En directeur van GD in Deventer. Dat ik deze bijdrage lever aan deze jubileumeditie maakt duidelijk dat mijn veterinaire carrière in de kiem gesmoord is, door uitloting. Maar eerlijker is het om te zeggen dat ik na mijn middelbare school zelf concludeerde dat het openbaar bestuur beter bij mij past dan de diergeneeskunde. En zo is het dat ik dertig jaar later als (waarnemend) burgemeester GD nog veel gezonde jaren toe wens. In Deventer natuurlijk. -Ron König, waarnemend burgemeester Deventer

100 jaar GD, maart 2019 - 41


ZOETIS FELICITEERT GD MET HAAR 100-JARIG BESTAAN

Topigs Norsvin feliciteert de Gezondheidsdienst voor Dieren met haar 100-jarig bestaan!

VOOR DIEREN. VOOR GEZONDHEID. VOOR U.

GEA Melkwinning en Stalinrichting feliciteert GD met zijn 100-jarig bestaan! • GEA Melkwinning: voor de beste uiergezondheid • GEA Stalinrichting: voor optimaal koecomfort

MSD Animal Health feliciteert de Gezondheidsdienst voor Dieren met hun jubileum en bijdrage aan 100 jaar diergezondheid in Nederland.


WIN EEN GEPERSONALISEERDE OVERALL

UW BEDRIJFSNAAM

Wie jarig is trakteert, daarom geven wij gedurende ons jubileumjaar cadeautjes weg. Zo kunt u een mooie overall winnen met uw eigen bedrijfsnaam erop. Kans maken? Meld u aan via onze website, elke 100ste aanmelder wint een overall. Daarnaast worden er ook overalls verloot tijdens beurzen en klantendagen in 2019.

Doe mee!

Aanmelden kan op www.100jaargd.nl/winactie-overall

JUBILEUM ACTIE

Colofon GD 100 jaar is een uitgave van GD Redactie/auteurs René van den Brom, Tom Duinhof, Ryan van Egmond, Teun Fabri, Anneke Feberwee, Theo Geudeke, Frans Jansen, Paul de Kuyper, Kees van Maanen, Yoni Pasman, Christian Scherpenzeel, Emiel Schiphorst, Piet Vellema, Annet Velthuis, Chantal Winterman, Linda van den Wollenberg en Linda van Wuijckhuise | Eindredactie Margreet Pasman en Anne Taverne | Redactieadres GD, Marketingsupport & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770 redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | Vormgeving Dock35 Marketing Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Advertenties Dock35 Media, T. 0314-35 58 52 | Verschijningsfrequentie éénmalig | Gebruiksrechten Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875a-2594

100 jaar GD, maart 2019 - 43


Jubileum

klantendagen Het jaar 2019 is voor GD een jubileumjaar en dat vieren we graag samen met u. We nodigen u daarom graag uit voor onze klantendag op woensdag 12 of donderdag 13 juni. Neem een kijkje in ons laboratorium, volg een praktische workshop en laat u, onder het genot van een hapje en een drankje, door onze diergezondheidsexperts bijpraten over de nieuwste ontwikkelingen op het gebied van diergezondheid.

Aanmelden kan op www.gddiergezondheid.nl/klantendag óf door onderstaande strook op te sturen naar: GD, Afdeling Marketingsupport & Communicatie, Antwoordnummer 404, 7400 VB Deventer Vragen? U kunt ze mailen naar redactie@gddiergezondheid.nl.

Bent u er ook bij? Ja, ik kom graag naar de Jubileum klantendag van GD! Ik kom op: 12 juni (varken en pluimvee)

13 juni (rund, schaap, geit en paard)

Wilt u een rondleiding door ons lab? Ja Naam:

Nee Mijn UBN- of relatienummer:

Mijn e-mailadres: Meld u aan vóór 24 mei 2019. Let op: VOL = VOL! Gebruikt u deze strook? Stuur ‘m dan naar bovenstaand adres. Door het invullen van uw gegevens gaat u akkoord met de algemene voorwaarden en verklaart op de hoogte te zijn van het privacy statement waarin staat dat u als klant voor u relevante commerciële uitingen van GD kunt ontvangen. U kunt beide documenten vinden op www.gddiergezondheid.nl/privacyverklaring.


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.