Schaap en Geit 13 - februari 2017

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - februari 2017 - nummer 13

schaap en geit

REPORTAGE

De ‘Wollige Grasmachines’ maaien door het hele land

GEZONDE LAMMEREN

Tips voor het aflamseizoen

SAMENLEVING

Risico’s van zoönosen


Colstart Plus Eerste biest voor lammeren! Hoog aandeel antistoffen Lost perfect op Zeer smakelijk Energie Vitamines! Vrij van ziektekiemen Probiotica “ALS DE LAMMEREN EEN GOEDE START MAKEN HEBBEN ZE DAAR HUN HELE LEVEN PROFIJT VAN!” Kuipers Lettele

“ WE KIEZEN AL SINDS JAAR EN DAG VOOR EEN STUK GEMAK MET COLSTART PLUS!” Bosboom Hulsen

“ WE FOKKEN ZIEKTEVRIJ OP DOOR HET GEBRUIK VAN COLSTART PLUS!” Van Engelenhoven Schuinesloot

GRATIS KOPJES BIJ BESTEDING VAN €50,- OF MEER

www.boerenwinkel.nl - T: 088-1169200


voorwoord

IN AANLOOP NAAR ... De aflamperiode is een kritieke periode; niet alleen voor aflammerende geiten en schapen, maar ook voor hun pasgeboren lammeren. Enkele jaren geleden hebben wij de kritieke factoren in aanloop naar en rond de aflamperiode in beeld gebracht. Vervolgens zijn we aan de slag gegaan om monitoringsinstrumenten te ontwikkelen, zoals de biestopnamecheck, die u kunnen ondersteunen in deze periode. Dit heeft geresulteerd in de zogenaamde GD Checklijn; verschillende producten waarvoor u zelf de monsters kunt nemen. Door de conditie van de moederdieren nauwkeurig te volgen en aan het eind van de dracht te letten op uierontwikkeling krijgt u een goede indruk van de ontwikkeling van de dracht. Op basis van de door GD opgezette checks kunt u ingrijpen door bijvoor-

beeld het rantsoen aan te passen of door nader onderzoek uit te voeren. De verschillende producten uit de Checklijn helpen u gerichter te monitoren. In aanloop naar de aflamperiode kan er natuurlijk altijd iets misgaan, maar door goed te monitoren is het mogelijk deze risico’s aanmerkelijk te verkleinen. Daarnaast kunnen wij u, met onderzoeken naar aan- of afwezigheid van leverbot, Chlamydia abortus, zwoegerziekte of CAE, abortusverwekkers (laagdrempelig onderzoek), voldoende biestopname van de lammeren, bepaling van de mineralenstatus en met pathologisch onderzoek, helpen de kritieke factoren op uw bedrijf in beeld te brengen. In deze uitgave van Schaap en Geit kunt u over een aantal van deze monitoringsinstrumenten meer lezen. Veel leesplezier.

Piet Vellema, sectormanager kleine herkauwers

inhoud 04 Actueel 06 Inzicht in risico’s zoönosen Bereikbaarheid

07 CL-verdenking na naaldloze vaccinatie

U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur. Voor inhoudelijke vragen kunt u De Veekijker Schaap en Geit bellen tussen 15.00 en 17.00 uur op 0900 - 7100 000.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

08

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal

14 Melkgeitenhouder Henri Drost: “Met

COLOFON

ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief)

11 Biestopnamecheck 12 Tips voor het aflamseizoen

Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

Schaap en Geit is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie René van den Brom, Carlijn ter Bogt-Kappert, Karianne Lievaart-Peterson, Piet Vellema Beeldredactie Wendy van de Streek Eindredactie Anita Werkman | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions | Druk Senefelder Misset Doetinchem Abonnementen Schaap en Geit wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (drie nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 Verschijningsfrequentie drie keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

08 Reportage: de wollige grasmachines

CAE- en CL-certificering sta ik sterker”

16 Uit het lab: laagdrempelige 11

abortusdiagnostiek

19 De boer op: biestopname 20 Diergezondheid volgens Bert Ramakers & Ellis Lommen

16

Schaap en Geit, februari 2017 - 3


Lezersonderzoek Schaap Geit In de vorige Schaap en Geit zat een lezersonderzoek bijgevoegd. Voor ons een manier om te zien of we op de goede weg zitten en voor u om aan te geven wat u goed vindt en wat er eventueel nog ontbreekt. Het blad is door u beoordeeld met een dikke 8. Wij zijn blij met dit cijfer. U geeft ook aan dat u het graag als papieren versie ontvangt. Het leest prettig en blijft vaak even bij u op de keukentafel liggen. Met plezier hebben we dan ook weer dit nummer voor u gemaakt. Onder de mensen die het lezersonderzoek hebben ingevuld, hebben we 10 Chlamydia Checks verloot. De prijswinnaars zijn: G. Hooijer te Voorthuizen, J.W. Bakker te Den Burg, W. Noom te Krommenie, Dierenartsenpraktijk Zoetermeer, M.A.L.M. Jansen te Stedum, Maatschap Combee te Wijk en Aalburg, Gerrit Barten, Stal Mentink, Gerda Sterkenburg en Kinderboerderij de Boezemvriend te Oud-Beijerland. Zij hebben allen ondertussen een Chlamydia Check ontvangen.

Samen werken aan diergezondheid

13 GD-magazine - februari 2017 - nummer

schaap en geit

Checklijn Schaap Geit uitgebreid GD heeft afgelopen jaar de ‘Checklijn Schaap Geit’ ontwikkeld. Zo kunt u zelf eenvoudig onderzoeken of Chlamydia abortus, leverbot, paratbc of rotkreupel voorkomt op uw bedrijf. Ook kunt u aan kopers en bezoekers aantonen dat u actief bezig bent met diergezondheid. Onlangs hebben we de checklijn uitgebreid met de CAE Tankmelk Check. Vier keer per jaar een tankmelkmonster onderzoeken om de vinger aan de pols te houden met CAE. Het biedt een extra mogelijkheid om de status van uw koppel in de gaten te houden. Het is daarmee een aanvulling op de certificering. De betrouwbaarheid van de CAE-status van uw koppel wordt hiermee vergroot. Daarnaast biedt het de kans om een uitbraak vroegtijdig te signaleren. MEER WETEN OVER DE CHECKLIJN? WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/CHECKLIJN

Schmallenbergvirus aangetoond in lammeren met aangeboren afwijkingen

REPORTAGE

De ‘Wollige Grasmachines’ maaien door het hele land

GEZONDE LAMMEREN

Tips voor het aflamseizoen

SAMENLEVING

Risico’s van zoönosen

23-01-17 17:20 SG13_cover.indd 1

4 - Schaap en Geit, februari 2017

In de eerste week van januari maakte een dierenarts melding van een verdenking van het voorkomen van het schmallenbergvirus (SBV) bij lammeren met aangeboren afwijkingen. Na contact tussen de GD Veekijker en de begeleidend dierenarts is besloten om een lam in te sturen voor pathologisch onderzoek. Op basis van het macroscopisch onderzoek werden afwijkingen waargenomen bij dit lam die passend zijn bij een infectie met het SBV. Bij de nadere diagnostiek is het SBV door middel van PCR aangetoond in de hersenen van het lam. Sinds de eerste melding is nog een aantal meldingen van geboorte van lammeren met aangeboren afwijkingen bij de Veekijker binnengekomen, waarbij later een infectie met SBV is aangetoond. In alle gevallen betrof het één of hooguit enkele lammeren per bedrijf.


actueel

Upgrade van CAE- en CL-certificering voor bedrijven met meer dan 40 geiten! Certificeringsprogramma’s schrijven minimumeisen voor waarbij een samenwerking tussen veehouder, dierenarts en GD van belang is. Het aantal geiten per bedrijf en het aantal dierbewegingen is sinds de introductie van de certificeringsprogramma’s (1984) sterk toegenomen. Daarom heeft GD, mede in overleg met de sector, besloten om de steekproef jaarlijks te herhalen op bedrijven met meer dan 40 geiten. De houders die het betreft hebben in december 2016 reeds informatie ontvangen. De vernieuwde reglementen zijn te vinden op www.gddiergezondheid.nl/schaapgeit.

Leverbotvrij de wei in Schade door leverbot is te voorkomen door een goede controle op een leverbotbesmetting. Zorgen dat de dieren in het voorjaar leverbotvrij de wei ingaan kan in het najaar veel leverbotproblemen voorkomen. De Leverbot Check is een abonnement bestaande uit eenmalig mestonderzoek, bedrijfsspecifieke informatie over het risico op leverbot (via e-mail) en de mogelijkheid voor telefonisch advies. De Leverbot Check helpt u op een eenvoudige manier om een leverbotbesmetting te controleren. Het mestonderzoek geeft een betrouwbaar beeld van de ernst van de infectie. KIJK VOOR MEER INFORMATIE

WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/LEVERBOTCHECK

Monitoring Brucella melitensis In opdracht van het ministerie van Economische Zaken voert GD ook de komende jaren weer de monitoring op Brucella melitensis uit. Nederland is officieel vrij van B. melitensis, maar moet jaarlijks aantonen dat dit nog steeds het geval is. Door de vrije status is het exporteren van dieren en dierlijke producten gemakkelijk en veel goedkoper dan zonder vrije status. De ziektevrije status is vastgelegd in een Europese richtlijn. Deze richtlijn schrijft voor dat jaarlijks ten minste 1.475 bedrijven in Nederland moet worden onderzocht om MEER WETEN? de ziektevrije status te behouden. WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/BRUCELLA

Schaap en Geit, februari 2017 - 5


samenleving

Carlijn ter Bogt-Kappert, medewerker binnendienst

KEURMERK ZOÖNOSEN

Inzicht in risico’s zoönosen Steeds meer dierhouders ontplooien activiteiten naast hun commerciële of hobbymatige boerenbedrijf. Zorg- en onderwijstaken zijn daar voorbeelden van, net als kinderopvang of een camping. Een goede ontwikkeling: deze activiteiten trekken mensen uit de stad naar het platteland. Met burgers op uw erf is het echter wel belangrijk te weten welke risico’s daarbij horen, bijvoorbeeld op het gebied van zoönosen. Zoönosen zijn ziekten die van dieren op mensen overdraagbaar zijn. Bijna elke dierhouder kent dit woord inmiddels. Vroeger was dit anders. Zoönosen zijn niet nieuw, maar de kennis bij dierhouders en in de samenleving ontbrak lange tijd. Door grote en kleine uitbraken van dierziekten neemt het bewustzijn bij mensen langzaam toe. Zoönosen bestaan, er is een kans dat je ziek kunt worden van dieren. Maar, hoe ga je ermee om, hoe licht je anderen voor? En hoe beperk je de risico’s? Zoönotische ziektekiemen kunnen via verschillende diersoorten, zoals geiten en schapen, maar bijvoorbeeld ook honden, katten, Hoe werkt het GD Keurmerk Zoönosen? Na aanmelding stuurt GD een checklist naar uw dierenartsenpraktijk. U ontvangt van GD een verzoek om samen met uw dierenarts deze checklist door te lopen en in te vullen. Met de checklist brengt u risico’s rondom zoönosen op uw bedrijf in beeld. De checklist bestaat uit een algemeen deel en specifieke vragen per diersoort. U hoeft alleen de vragen te beantwoorden die betrekking hebben op de aanwezige diersoorten en de beoordeling is ook alleen hierop gebaseerd. Na retourzending van de ingevulde checklist ontvangt u een score voor uw zoönosepreventie. Bij een score van 60 procent of meer heeft u een zoönosen-verantwoord bedrijf. U ontvangt dan een keurmerkbordje met daarop het keurmerkzegel voor dat jaar.

6 - Schaap en Geit, februari 2017

kippen en konijnen, worden overgedragen en ze zijn vaak aanwezig zonder dat dieren ziekteverschijnselen vertonen. Uit studies en praktijkervaringen is bekend dat zoönotische ziektekiemen voorkomen in de Nederlandse multifunctionele landbouw. Keurmerk Om dierhouders en samenleving te ondersteunen, heeft GD sinds 2009 het Keurmerk Zoönosen. Het doel van dit keurmerk is de bewustwording van de kans op ziekteoverdracht te vergroten zonder het plezier van contact met dieren weg te nemen. Veel boerderijen met een publieksfunctie zijn inmiddels in het bezit van dit keurmerk. Door de eisen die aan het keurmerk worden gesteld is de kennis van zoönosen toegenomen en zijn keurmerkhouders beter in staat om maatregelen te nemen om zoönosen zoveel mogelijk te voorkomen. En als een bedrijf toch wordt geconfronteerd met een mogelijke zoönose, neemt de keurmerkhouder contact op met de bedrijfsdierenarts en samen komen ze dan in de regel tot de beste aanpak. Deze beoogde handelswijze werkt en dat is een goede ontwikkeling. MEER OVER ZOÖNOSEN: WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/KEURMERKZOONOSEN


René van den Brom, dierenarts kleine herkauwers

monitoring

CL-verdenking na naaldloze vaccinatie Een melkgeitenhouder zocht contact met GD omdat zijn dieren tekenen van caseous lymfadenitis (CL) vertoonden. Toen een laboratorium Corynebacterium pseudotuberculosis aantoonde in pus was dat voor hem de bevestiging. Tijdens het bedrijfsbezoek door een GD-dierenarts rees echter twijfel en diagnostiek in het GD-lab kon CL niet bevestigen. Naaldloze vaccinatie was vermoedelijk de oorzaak van de problemen. Bij naaldloze vaccinatie worden vaccins onder druk door de huid heen ‘geschoten’. Deze methode is echter niet toegestaan voor geregistreerde vaccins voor schapen en geiten. Deze casus onderstreept de risico’s van naaldloze vaccinatie en het belang van herhalingsdiagnostiek. De praktijkcasus Grote aantallen dieren op het bedrijf van de melkgeitenhouder hadden bulten. Houder en dierenarts vermoedden CL en daarom stuurden ze pus op voor bacteriologisch onderzoek. In een laboratorium werd de verwekker van CL, C. pseudotuberculosis, aangetoond. De melkgeitenhouder overwoog om vanwege deze ziekte zijn koppel te ruimen maar nodigde eerst GD uit voor een bedrijfsbezoek. De GD-dierenarts inspecteerde de dieren en uitte zijn twijfels of het wel om CL ging. Een deel van de geiten had niet alleen bulten maar ook een huidprobleem. Toch werden bloed- en melkmonsters genomen voor nader onderzoek en die bleken allemaal negatief op CL. Ook werd afgesproken om de elders gekweekte C. pseudotuberculosis bij GD nader te laten typeren. Deze monsters bleken niet meer beschikbaar. Omdat de GD-dierenarts een relatie vermoedde tussen de problemen en de toegepaste naaldloze vaccinatie werd in overleg met houder en zijn praktiserend dierenarts besloten pathologisch onderzoek te verrichten om de oorzaak van de problemen te achterhalen.

Pathologisch onderzoek Bij pathologisch onderzoek op drie melkgeiten viel op dat er op de vaccinatieplek meerdere ontstekingshaardjes in de huid zichtbaar waren. In deze ontstekingshaardjes werd geen C. pseudotuberculosis aangetoond. Op de plek van de vaccinatie werden meerdere verkalkingshaarden gevonden. Alles in aanmerking nemend concludeerde de GD-dierenarts dat er geen sprake was van CL op dit bedrijf, maar dat de problemen vermoedelijk door de wijze van vaccinatie zijn veroorzaakt. Conclusie CL is in 2015 en 2016 voor het eerst in lange tijd vastgesteld op enkele melkgeitenbedrijven die jarenlang CL-vrij waren. Echter, niet elke bult wordt veroorzaakt door CL, zelfs niet als een laboratorium zegt C. pseudotuberculosis te hebben gekweekt. Dat blijkt uit deze casus waar een niet-toegelaten vaccinatiemethode de oorzaak van de problemen lijkt. Overigens zijn er geen gegevens bekend over de effectiviteit van naaldloze vaccinaties bij kleine herkauwers. GD adviseert om bij vaccinaties van schapen en geiten met de nodige zorgvuldigheid op de gebruikelijke en toegestane manier te vaccineren.

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de dier­ gezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Schaap en Geit, februari 2017 - 7


DE BENTHEIMER LANDSCHAPEN VAN LAURA HOOGERWERF ZIJN ‘WOLLIGE GRASMACHINES’

Schapen als grasmaaiers

8 - Schaap en Geit, februari 2017


Yoni Pasman, redacteur

Zorgen dat je dieren gezond zijn is al lastig genoeg, zelfs als ze in een weide rond je huis lopen. Dus als je Bentheimer Landschapen door het hele land inzetbaar zijn als natuurlijke grasmaaiers, vraagt dat om nog meer zorgvuldigheid. Laura Hoogerwerf en Adri Lamkamp van De Wollige Grasmachines doen het nu zo’n drie jaar. En dat gaat best goed. “Je moet goed je dieren in de gaten houden.” Dat Laura Hoogerwerf schaapherder werd, was een omslag in haar leven. Haar baan in de zorg, destijds nog in Wateringen, hield op, en ze moest uitkijken naar een andere baan. “Uit een beroepskeuzetest kwam dat ik specifiek iets met schapen moest gaan doen.” Ze kocht in 2007 een bordercollie, sloot zich als vrijwilliger aan bij een kudde in Haaksbergen, en reisde aanvankelijk in de weekenden heen en weer vanuit Wateringen. Met een eenjarige opleiding, naar Duits voorbeeld, werd ze klaargestoomd. Want daarvoor had ze nooit iets met schapen gedaan. “We hadden vroeger thuis wel honden en katten, dus ik ben opgegroeid met dieren. Maar schapen waren nieuw.” Grasmaaiers verhuren Inmiddels heeft ze haar eigen idyllische plek in het Haaksbergse land, met een koppeltje van 25 ‘natuurlijke grasmaaiers’, die in te huren zijn om gras te kortwieken. En zo reizen ze het hele land door, van golfbanen tot achtertuinen. “Afgelopen zomer zijn ze zelfs in Zandvoort aan Zee geweest. De schapen op vakantie”, zegt Laura lachend. Elke keer een andere weide vraagt wel veel aanpassingsvermogen. Vooral rondom voeding en wormmanagement. “Voordat de schapen worden afgeleverd krijgen de klanten een kleine overeenkomst waarin staat dat de dieren zijn bekapt en ontwormd en dat ze in goede gezondheid waren bij de start. Als er iets met ze aan de hand is terwijl ze ergens anders in het land staan, is het hun eerste verantwoordelijkheid een dierenarts in te schakelen.” Echt nodig is het niet, zegt Adri. “Ze mankeren eigenlijk nooit wat, het gaat altijd goed.” Overigens geldt dat alleen als de schapen ver weg moeten, zegt Laura. “Als ze hier in de buurt staan, gaan we zelf minstens drie keer per week langs voor controle. Je kent de dieren goed, dus je weet al snel of er wel of niet iets aan de hand is. Je doet eigenlijk veel op gevoel, door de dieren goed in de gaten te houden.”

reportage Zelf mestonderzoek Het voordeel van de werkwijze is dat de schapen altijd naar schoon gebied gaan als het gaat om wormen. Desondanks is wormmanagement een belangrijk onderdeel van haar werk, vertelt Laura. Zo doet ze zelf mestonderzoek. Dat klinkt simpel, maar daar komt behoorlijk wat bij kijken. “Je hebt allereerst een goede microscoop nodig. Dan meng je de mest met water en zout, en je telt de eitjes. Dat is nog best ingewikkeld, want graszaadjes en eitjes lijken erg op elkaar. En dan is er een bepaald aantal dat er in mag zitten.” Wat ze vervolgens doet is afhankelijk van het schaap zelf. Daar komt dat goed kijken weer van pas. “Het ligt aan de gesteldheid of we behandelen of niet. Een lam ontworm je, maar bij een ooi kijken we het soms wel aan. Het schaap moet ook weerstand opbouwen.” En als er behandeld wordt, dan iedere keer met een ander middel. Daar is Laura heel stellig in. “Ik zie bij anderen soms dat er standaard wordt ontwormd en dan ook steeds met hetzelfde middel. Dan denk ik: doe dat nou niet, daar krijgen wij allemaal problemen mee.” Door steeds hetzelfde middel te gebruiken worden de ongevoelige parasieten er uit geselecteerd, die zich weer kunnen vermenigvuldigen. “Ik strijd daar af en toe mee. Er wordt soms van alles standaard in gestopt, terwijl dieren daar niet altijd tegen kunnen. En daardoor worden wormen resistent.” Minder medicijnen Een van haar opvattingen is dan ook dat er minder medicijnen gebruikt zouden moeten worden. “Zowel bij mens als dier. Laatst had een van de schapen een baarmoederontsteking, dan behandel je natuurlijk wel met antibiotica. Maar als een schaap niet lekker is, kijken we het even aan. Dan gaat ze met multivitaminen, hooi en brok op hok en kijken we de volgende dag hoe het met haar is.”

“Het ligt aan de gesteldheid van het schaap of we behandelen of niet” Schaap en Geit, februari 2017 - 9


reportage Een natuurlijke manier van verzorgen, dat is waar Laura voor staat. Zo ook met voeding. “Als het weiland goed is, dan is het gewoon goed. Maar je moet goed blijven kijken.” Bij twijfel is onderzoek op mineralen zinvol. Volgens de schaapherder kan het dier naar behoefte eten, omdat het ras dicht bij de natuur staat. “Het Bentheimer Landschaap is een echt oerras. Niet ingekruist of mee gerommeld. Het weet precies wat het nodig heeft om gezond te zijn.” Buiten blijven En het liefst blijven ze het hele jaar door buiten, al kan dat niet altijd. “Daar doe je ze geen plezier mee. Veel mensen denken dat de dieren ’s winters naar binnen moeten, maar dat geloof ik niet. We hebben met de schaapskudde hier weleens een test gedaan: de helft naar binnen en de helft buiten. De groep die naar binnen ging had meer problemen dan de andere groep.” We moeten terug naar dieren die zichzelf kunnen verzorgen, vindt Laura. “We hebben ze wel gedomesticeerd, dus je bent er verantwoordelijk voor, maar ik denk altijd: als ze weglopen dan overleven ze het wel.” En ook als het gaat om dekken kiest ze voor een natuurlijke aanpak. Het hele jaar loopt er een ram bij de schapen. “Natuurlijk letten we wel op de bloedlijnen, maar het is altijd een verrassing wanneer een schaap drachtig is.” Zo kan het voorkomen dat een ooi in juni nog aflammert, vertelt Laura. “Die heeft lol gehad, zeggen we dan.” Ze snapt ook wel dat het voor grotere koppels niet zo makkelijk is. “Als je in het voorjaar de hei op moet, moet je plannen. Maar voor ons is het juist makkelijker. Als er problemen zijn met de dracht, krijgt het schaap van ons de volledige aandacht.”

10 - Schaap en Geit, februari 2017

“Als ze weglopen, dan overleven ze het wel“

Knuffelschapen “Werken met schapen biedt zoveel mogelijkheden, dat is wel leuk”, zegt Laura. Naast het grasmaaien zou ze nog ‘iets met de zorg’ willen doen. “Misschien iets meer knuffelschapen. Zo hadden we laatst een jongetje met ADHD en autisme dat moest huilen omdat we kwamen met een schaap. Zulke dingen zouden we misschien wel meer willen doen. Maar het schaap moet het wel leuk blijven vinden.” En het is ook niet zo romantisch als veel mensen denken, vertelt ze. “Het is best zwaar, het werk wordt vaak onderschat. Als de schapen aflammeren is dat meestal ’s nachts, dan word je wakker gebeld. Maar het is superleuk, en ik zou niet anders willen. Je komt bij veel verschillende bedrijven en mensen en we krijgen veel positieve reacties. Mensen willen steeds meer natuurlijk beheer. We horen zo vaak: jammer dat de schapen weer weggaan.” Adri beaamt dat. “Niet alleen bij bedrijven, maar ook bij particulieren in de tuin. Die worden wakker en zien drie weken lang die witte bolletjes bij het ontbijt. Dat geeft ook een soort oergevoel.”


product

Karianne Lievaart-Peterson, dierenarts kleine herkauwers

BIESTOPNAMECHECK

Een goede start is goud waard Biest is het toverwoord als het gaat om een goede start voor uw lammeren. Type en kwaliteit biest zijn van groot belang, maar ook biestverzameling, -opslag, -behandeling, -gift en –opname. Sinds kort biedt GD de Biestopnamecheck, een nieuw, innovatief bloedonderzoek op IgG bij geitenlammeren die wordt aangeboden tegen een scherp tarief.

Het is belangrijk dat de lammeren kort na de geboorte voldoende verse biest binnenkrijgen van goede kwaliteit.

Een goede biestvoorziening is essentieel voor een goede start van pasgeboren lammeren. Met de biest worden beschermende afweerstoffen (IgG) opgenomen die belangrijk zijn voor de afweer tegen ziekteverwekkers in de periode dat het eigen immuunsysteem van het jonge lam nog in ontwikkeling is. Omdat de darmen van pasgeboren lammeren slechts korte tijd (ongeveer 24 uur) IgG doorlaten, is het belangrijk dat de lammeren kort na de geboorte tijdig en voldoende verse biest binnenkrijgen van goede kwaliteit. Meten is weten Geitenlammeren krijgen in de praktijk verschillende soorten of zelfs combinaties van biest of biestvervangers. Naast geitenbiest is dat koe- of kunstbiest. Daarnaast zijn nog veel andere zaken van belang om te weten. Was er sprake van droogstand? Is het biest van het eerste melkmaal? Is de biest schoon verzameld? Is het mengbiest? Is de biest correct aangemaakt? Is de biest onder de geit, met het flesje of de sonde opgenomen? Hoeveel? Allemaal vragen die van invloed zijn op de mate van succes van de biestvoorziening. Meten is weten. Daarom adviseert GD om ten minste vijf lammeren in de leeftijd van 2 tot 5 dagen te bemonsteren. Natuurlijk kunnen ook groepen vergeleken worden, bijvoorbeeld bij verstrekking van verschillende (combinaties) biest of de lammeren die vroeg of juist laat in het seizoen geboren zijn.

Nieuwe en goedkopere test GD biedt al langer de referentiemethode aan voor de bepaling van IgG in serum. Dierhouders en dierenartsen gaven aan behoefte te hebben aan een betrouwbare, maar ook goedkopere test. GD is er in geslaagd een nieuwe test op IgG in serum te ontwikkelen en te valideren. De uitslag vertelt of een jong dier voldoende of juist te weinig IgG heeft opgenomen via de biest. De Biestopnamecheck (artikelnr. 11518, doorlooptijd 2 werkdagen) wordt aangeboden tegen een scherper tarief. Aangezien er weinig vraag is naar een check op biestopname bij schapen is de Biestopnamecheck niet gevalideerd voor schapenlammeren.

Schaap en Geit, februari 2017 - 11


GEZONDE LAMMEREN

Wat kunt u doen in aanloop naar de aflamperiode? Hoeveel lammeren een Nederlandse schapenhouder kan afleveren, hangt af van het aflampercentage (het aantal lammeren gedeeld door het aantal ooien) en het percentage lammersterfte. Dit artikel beschrijft de kritieke momenten die deze percentages kunnen beïnvloeden, de manier om ze te monitoren en in gunstige zin te beïnvloeden. Conditie moederdier Bepalend voor het aantal geboren lammeren is de conditie van de ooi in de dekperiode. Op een schaal van nul tot vijf ligt de optimale conditiescore in de dekperiode voor de meeste in Nederland voorkomende rassen tussen de 3 en 3,5. Met je handen kun je dan de doornuitsteeksels van de lendenwervels net voelen; de dwarsuitsteeksels van de lendenwervels kun je net wel of net niet voelen. Dieren die een mindere conditie hebben, moeten beter worden gevoerd. Dit kan op twee manieren. De ene manier is ze te verweiden naar een beter weiland. In Nederland is dat meestal voldoende. Als er geen betere wei is, is bijvoeren met ruwvoer of met krachtvoer nodig. Vervolgens mag de conditie in de eerste drie maanden van de dracht niet toenemen. Bij ruim voldoende najaarsgras is dat nog wel eens een uitdaging. Tot slot moeten de ruw- en krachtvoervoorziening in de laatste maanden van de dracht zodanig zijn dat de conditie op peil blijft. Bij meerlingdragende ooien die in de maanden daarvoor zijn vervet, lukt dat vaak niet zonder krachtvoer.

12 - Schaap en Geit, februari 2017

Stadia van de dracht Een goede start hangt bij pasgeboren lammeren niet alleen af van het verloop van de geboorte, maar vooral ook van de omstandigheden tijdens de dracht. Afwijkingen van de hierboven genoemde conditiescore hebben een negatieve invloed op het uiteindelijke aflampercentage en het geboortegewicht. Op het geboortegewicht van het lam zijn onder andere de volgende factoren van invloed: • de ontwikkeling van de placenta, die plaatsvindt in de periode van dertig tot negentig dagen dracht; • de ontwikkeling van de uier, die normaal gesproken plaatsvindt in de periode vanaf 120 dagen dracht. Als een ooi onvoldoende voedingsmiddelen binnenkrijgt, gaat de ontwikkeling van de lammeren voor op de ontwikkeling van de uier. Onvoldoende uierontwikkeling in de laatste maanden van de dracht is daarmee een makkelijk afleesbaar signaal waar de schapenhouder op zou moeten reageren door te controleren of de ooien voldoende voer of voer van de juiste kwaliteit en samenstelling krijgen. Monitoren en bijsturen: wat kunt u doen? • regelmatige conditiescore; • controle kwaliteit ruwvoer; • vaccinatie enterotoxaemie (’t bloed); • controle uierontwikkeling; • hygiëne rond aflamperiode; • eventueel scheren voor aflamperiode; • navelontsmetting.


Piet Vellema, sectormanager kleine herkauwers

samenleving bijschrift

Lammersterfte Hoe hoog de lammersterfte in ons land precies is, weten we niet. Daarvoor is de registratie in de eerste levensweken te onnauwkeurig. Inclusief doodgeboren lammeren is de gemiddelde lammersterfte waarschijnlijk ruim tien procent in de periode tot spenen. Ongeveer de helft van die sterfte vindt plaats in de eerste week na de geboorte. Naar schatting heeft maximaal dertig procent van de lammersterfte een infectieuze oorzaak. De overige sterfte heeft nietinfectieuze oorzaken, zoals een te laag geboortegewicht, geboortetrauma, onvoldoende biest of biest van slechte kwaliteit, onvoldoende zorg rond de geboorte, afkoeling, ziekte en slechte conditie van het moederdier. Biest Smakelijk ruwvoer, in de laatste weken van de dracht eventueel aangevuld met krachtvoer, vormt de basis van een goed rantsoen. Te weinig voer of voer van onvoldoende kwaliteit tijdens de laatste maand van de dracht heeft een lager geboortegewicht en onvoldoende uierontwikkeling tot gevolg. Een te laag geboortegewicht leidt tot hogere lammersterfte, niet alleen tijdens of rond de geboorte maar ook in de periode daarna. Onvoldoende uierontwikkeling leidt tot een te lage biestproductie, biest van verminderde kwaliteit en tot een te lage melkproductie, niet alleen bij de start maar tijdens de hele lactatie.

De laatste maand van de dracht is dus een wezenlijke periode. Niet alleen voor de ontwikkeling van de vrucht, maar ook met het oog op sterfte rondom de geboorte en latere groei. Bovendien maakt een tekort aan biest van goede kwaliteit het lam gevoeliger voor infecties. Het risico op gewrichts- en hersenvliesontsteking kan daardoor toenemen. Een combinatie van smakelijk ruwvoer eventueel aangevuld met krachtvoer, scoren van de conditie en letten op uierontwikkeling aan het eind van de dracht zijn zaken waarmee de schapenhouder het aflampercentage en de lammersterfte in gunstige zin kan beïnvloeden. Gaat er toch iets mis dan kan GD op verschillende momenten ondersteuning bieden (zie kader).

Welke ondersteuning kan GD bieden? • onderzoek op koper: in de dekperiode is een juiste kopervoorziening belangrijk. Daarom adviseren wij om van minimaal vijf ooien bloedonderzoek op koper te laten verrichten in de maand voor de dekperiode en dit onderzoek te herhalen rond honderd dagen dracht; • mestonderzoek leverbot (zie ook pagina 19 van deze Schaap en Geit); • onderzoek geaborteerde of gestorven lammeren (zie ook pagina 16 en 17); • controle biestopname door gericht bloedonderzoek bij lammeren (zie ook pagina 11).

Schaap en Geit, februari 2017 - 13


MELKGEITENHOUDER HENRI DROST OVER ZIJN CAE- EN CL-CERTIFICERING

“IK STA STERKER NAAR DE TOEKOMST TOE” Melkgeitenhouder Henri Drost uit Lunteren speelde al langer met de gedachte zijn bedrijf te laten certificeren voor CAE en CL. In de zomer van 2016 besloot hij dat de tijd rijp was. De melkprijs was gunstig en hij vond het een mooi vooruitzicht dat zijn dieren in waarde zouden stijgen. “Bovendien sta ik nu sterker naar de toekomst toe. Stel dat de melkfabriek melkgeitenhouders gaat verplichten CL-gecertificeerd te worden, dan ben ik er al klaar voor.” Samen met zijn vader runt Henri Drost landbouwbedrijf Drost V.O.F. in Lunteren aan de rand van de Veluwe. Zijn vader is verantwoordelijk voor 1300 vleesvarkens, zoon Henri managet bijna 1200 melkgeiten. Trots nam hij half december zijn CAE- en CL-certificaten in ontvangst van GD-dierenarts René van den Brom. René begeleidde Henri samen met dierenarts Maarten Fokker van De Klomp Dierenartsen in het traject het bedrijf te certificeren voor CAE en CL. Hoe anders was het 18 jaar geleden. De familie Drost kocht in 1999 zo’n 450 niet-gecertificeerde geiten. “Certificaatwaardige geiten waren een te grote kostenpost. De geitenhouderij was toen ook nog lang niet zo professioneel als nu. Inmiddels behoorden wij tot de minderheid van niet-certificaatwaardige bedrijven in Nederland. Tot vandaag dan.” CL (bultenziekte) heeft Henri nooit op zijn bedrijf gezien. “Gelukkig niet, maar we hadden wel eens geiten die we van CAE (hersen- en gewrichtsaandoening) verdachtten. Als een dier wat mankeerde, dan zetten we hem apart en op zo’n manier voorkwamen we verdere besmetting in het koppel.” Volle stallen “Ik had altijd wel in mijn achterhoofd dat ik CAE- en CL-gecertificeerd wilde worden. Maar tegelijkertijd las ik in de

14 - Schaap en Geit, februari 2017

vakbladen dat dat erg moeilijk was. Toen de melkprijs goed was, dacht ik: laten we het proberen. Ik was verzekerd van een goed inkomen, we hadden volle stallen, dus we hadden genoeg lammeren om te selecteren, en ik zag het als een goede stap voor de hele geitensector. En natuurlijk wil ik geen ziekten op mijn bedrijf hebben. Bovendien is CL een zoönose, mensen kunnen er ook ziek van worden. Dat wil je niet.” Wat ook meespeelde was de wil om eventuele verplichtingen door andere partijen, bijvoorbeeld de melkfabriek, voor te zijn. “Stel dat er een dip komt in de melkprijs en dat de melkfabriek gaat selecteren op geitenhouders die CL-gecertificeerd zijn. De noodzaak om op zo’n moment te certificeren kan slecht uitkomen, want het is een flinke investering en je loopt het risico dat je het niet haalt.”

TANKMELKONDERZOEK Naast de CAE- en CL-certificering biedt GD vanaf dit jaar ook tankmelkonderzoek om de vinger aan de pols te houden met CAE. Met de nieuwe CAE Tankmelk Check kunnen geitenhouders vier keer per jaar een tankmelkmonster laten testen op CAE. De check is een aanvulling op de certificering. De betrouwbaarheid van de CAE-status van het koppel wordt hiermee vergroot. Daarnaast biedt de check de kans om een uitbraak vroegtijdig te signaleren. Kijk voor meer informatie op www.gddiergezondheid.nl/cae.


Paul de Kuyper, redacteur

samenleving

Henri Drost (l) samen met dierenarts Maarten Fokker van De Klomp Dierenartsen.

Steekproeven En dus tapte Henri kort na de zomer met zijn dierenarts Maarten Fokker in een eerste steekproef bloed bij vijftig geiten. “De dekbokken, de oudere dieren en een paar probleemgeiten die weleens wat hadden. Dit was eigenlijk de spannendste steekproef. Toen bij deze dieren geen CAE en CL werden aangetoond, geloofde ik dat het goed zou komen.” Maar om zekerheid te hebben waren nog twee steekproeven nodig: eerst zo’n 200 dieren en een paar weken daarna nog eens 260 geiten. “Ik ben erg blij dat het goed gegaan is. Ik ben nu beter op de toekomst voorbereid en mijn dieren zijn meer waard geworden.” Sector profiteert Ook dierenarts Maarten is opgetogen als René van den Brom van GD half december het goede nieuws brengt én de certificaten voor CAE en CL komt overhandigen. “Het was niet niks om bijna 500 bloedmonsters te tappen, met bovendien het risico dat hal-

verwege een besmetting wordt aangetoond. Een veehouder weegt bij zo’n beslissing zijn eigen belangen af, maar de hele sector profiteert. Hoe meer er gemonitord wordt en hoe meer mensen meedoen in een gezondheidsprogramma, hoe beter het gaat met de koppels in Nederland en hoe minder kans je hebt op in- en versleep van ziekte.” Spannend Voor Henri is de spanning van het certificeringsproces er nog niet af. CAE- en CL-gecertificeerd worden is één, gecertificeerd blijven is een tweede, realiseert hij zich. “Ik blijf druk voelen. Over een jaar moeten we weer bloed tappen. Je hoort wel eens dat op bedrijven die een certificaat hadden toch weer CAE opduikt, en dat soms onduidelijk is hoe de ziekte is binnengekomen. Dat speelt wel mee, ik kijk kritischer naar bezoekers en denk meer na over hygiëne. Wij zijn een gesloten bedrijf, op de aankoop van drie à vier bokken per jaar na. Daarnaast is insleep door bezoekers voor ons het grootste risico.”

Schaap en Geit, februari 2017 - 15


Laagdrempelige abortusdiagnostiek De lammertijd is een mooie maar ook spannende tijd. Want helaas worden niet alle lammeren gezond en levenslustig geboren. Als schapen of geiten verwerpen of als lammeren dood of slap ter wereld komen, is de oorzaak daarvan vaak niet duidelijk. Sinds kort biedt GD een laag-drempelig Abortuspakket. Met twee keelswabs kunnen we onderzoeken welke ziektekiem de boosdoener was van uw doodgeboren vruchten.

ziekteverwekkers in het spel zijn. Soms zijn lammeren door een afwijking niet in staat om de hele dracht in leven te blijven. Ook kan het moederdier niet in staat zijn geweest om de dracht in stand te houden. De belangrijkste besmettelijke oorzaken van verwerpen worden wel vaak met pathologisch onderzoek gevonden. U weet dan of u specifieke maatregelen moet nemen om verspreiding of besmetting tegen te gaan of dat de situatie toch minder alarmerend is dan eerst gevreesd.

De tijd van het lammeren van geiten en schapen is mooi, maar ook spannend en intensief. Vaak gaat het lammeren gepaard met een gebrek aan nachtrust, maar als je uiteindelijk dieren in de ogen kijkt die zelf voor het eerst in hun leven hun ogen openen en enigszins wezenloos de wereld in staren, dan vergoedt dat veel, zo niet alles.

Keelswabs Naast pathologisch onderzoek biedt GD sinds kort ook laagdrempeliger onderzoek met het Abortuspakket. Dit onderzoek vindt niet plaats op een ingezonden vrucht maar op twee wattenstaafjes (swabs) waarmee u zelf monstermateriaal hebt verzameld door ermee achter door de keel van een of meer verworpen lammeren te gaan.

Een goede opstart van de lammeren is belangrijk. Helaas zijn er ook lammeren die aan deze goede start niet toekomen doordat geiten of schapen verwerpen. Voor de uitgerekende datum worden dode of ernstig verzwakte lammeren geboren. Dit kan een drama zijn. Vooral als het grotere aantallen dieren betreft, dieren waar men erg aan gehecht is of dieren met een groot genetisch potentieel. Verwerpen is persoonlijk vervelend, maar kan ook economische gevolgen hebben. Of erger zelfs. Sommige verwekkers van verwerpen kunnen mensen besmetten en ernstige ziekte veroorzaken of een miskraam geven. Verworpen vruchten Aan de buitenkant van een schaap of lam kunt u niet zien wat de oorzaak van het verwerpen geweest is en ook niet of u zich zorgen moet maken over de dracht of gezondheid van de andere dieren. Daarvoor is laboratoriumonderzoek nodig. GD kan diagnostiek doen op verworpen vruchten. De vruchten met placenta worden opgehaald waarna de patholoog, ondersteund door vakspecialisten, specifiek naar ziektewekkers zoekt die de oorzaak van het verwerpen zouden kunnen zijn geweest. Niet altijd worden ziekteverwekkers gevonden omdat er niet altijd

16 - Schaap en Geit, februari 2017

Swab 1 Met de eerste swab doet GD PCR-onderzoek waarbij DNA van Chlamydia abortus kan worden aangetoond. Dit is een ziekteverwekker die moeilijk gekweekt kan worden en waarbij het kweken risicovol is. Voor het PCR-onderzoek wordt eerst het DNA uit het monster geïsoleerd. Daarna worden specifieke stukjes DNA die hechten aan een deel van het DNA van de bacterie zeer sterk vermeerderd totdat er zoveel is, dat het in een apparaat meetbaar is. Swab 2 Andere ziektekiemen waar GD de andere ingezonden swab op onderzoekt, zijn listeria, campylobacter-soorten, salmonella en nog enkele andere bacteriesoorten. Bij dit onderzoek laten we de bacteriën op voedingsbodems groeien. Het is voor dit onderzoek niet alleen belangrijk dat de bacteriën daadwerkelijk in het materiaal aanwezig zijn maar ook dat ze nog leven, dat ze dus het transport overleefd hebben. Houd monsters koel en laat ze niet uitdrogen. Invriezen is funest.


uit het lab

Erik van Engelen, onderzoeker

Swab 2 Swab 1

Kweken in specifieke potten

PCR voor het aantonen van chlamydia

Identificatie met MALDI-TOF

Er worden verschillende voedingsbodems gebuikt

Een positieve campylobacter kweek

Kweekomstandigheden Voor de verschillende bacteriën gebruikt GD verschillende kweekomstandigheden omdat de bacteriën wisselende voedingsbehoeften hebben en een verschillende atmosfeer nodig hebben. Bacteriën als campylobacter kunnen bijvoorbeeld niet in aanwezigheid van zuurstof groeien. Naast mogelijk ziekteverwekkende bacteriën zitten in de keel van een dood lam ook bacteriën die er gewoon terechtgekomen zijn rond de geboorte maar die verder niet schadelijk zijn. Dergelijke bacteriën kunnen als ze flink uitgroeien de zichtbaarheid van de kiemen waarnaar gezocht wordt belemmeren. Daarom zetten we ook voedingsbodems in die de groei van de niet-relevante bacteriën remmen. Levende bacteriën Als de bacteriën op een voedingsbodem groeien, vormen ze klontjes cellen, kolonies, die een kenmerkende vorm hebben.

Om goed vast te stellen met welke bacteriën we te maken hebben, gaan de kolonies in een apparaat met de naam MALDI-TOF. Dit apparaat is in staat om honderden verschillende bacterie­ soorten hun naam te geven. Uiteindelijk vinden we zo na enkele dagen kweek de naam van de waarschijnlijke ziekteverwekker. We hebben de levende bacterie dan in handen en daarmee is het vaak mogelijk een antibioticagevoeligheidsbepaling uit te voeren. Dit kan helaas niet bij alle kiemen. Dat we bij een geslaagde kweek levende bacteriën in ons laboratorium hebben, betekent dat de bacteriën ook bij het dier nog levend waren. En dat betekent weer dat ze wellicht in staat waren mens, dier en omgeving te besmetten.

MEER OVER ABORTUSDIAGNOSTIEK WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/ABORTUS

Schaap en Geit, februari 2017 - 17


Samen werken aan diergezondheid

Nieuw: Leverbot Check Vrij de wei in

Schade door leverbot is te voorkomen door een goede controle op een leverbotbesmetting. Zorgen dat de dieren in het voorjaar leverbotvrij de wei ingaan kan in het najaar veel leverbotproblemen voorkomen. De Leverbot Check geeft u door middel van mestonderzoek een beeld of er (nog) een infectie aanwezig is bij uw dieren. U bestelt de Leverbot Check via www.gddiergezondheid.nl/leverbotcheck of via 0900 - 1770, optie 3 schaap geit. GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


de boer op

10 g/l

GA VOOR EEN TIEN!

‌ LgG IN HET BLOED VAN LAMMEREN TUSSEN DE 2 EN 5 DAGEN OUD: BIESTOPNAME GESLAAGD

Als een lam ten minste tien gram immuunglobuline per liter bloed heeft, dan heeft het binnen 24 uur na de geboorte voldoende biest van voldoende kwaliteit binnengekregen. Is het meer: duim omhoog. Is het minder: duim omlaag en uitpluizen waar dat aan gelegen kan hebben. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de bron, kwaliteit, behandeling, opslag en de verstrekking van de biest. Zie ook pagina 11 van deze Schaap en Geit voor meer informatie over de Biestopnamecheck van GD.

vraag & antwoord

VRAAG: WAAROM WORDT GEADVISEERD OM SCHAPEN OOK IN HET VOORJAAR TE CONTROLEREN OP LEVERBOT? ANTWOORD VAN LAMMERT MOLL:

Schapen zijn erg gevoelig voor leverbotinfecties en in ernstige leverbotjaren kan dit tot veel sterfte leiden. Bloedonderzoek bij vijf lammeren in september kan een goede indicatie geven of er een leverbotbesmetting is opgetreden, zodat u op tijd maatregelen kunt nemen. Maar ook in de winter kunnen de schapen nog besmet raken met leverbot via de afgezette besmettelijke cysten op het gras. Deze besmettelijke cysten kunnen in ons klimaat gemakkelijk overwinteren en kunnen zelfs in het voorjaar nog voor een leverbotbesmetting zorgen. Via mestonderzoek is in het voorjaar te controleren of er in de winter nog een besmetting heeft plaatsgevonden. Eventueel kan drie weken later via een extra mestonderzoek worden gecontroleerd of een behandeling effectief is geweest.

Het is zeer belangrijk dat in leverbotgebieden de schapen geen leverboteieren meer op het weiland kunnen brengen. GD vindt bij mestonderzoek van met leverbot besmette schapen gemiddeld meer dan tweehonderd leverboteieren in een gram mest. Een schaap produceert per dag ongeveer vijf kilo mest. Dit betekent dat wanneer uw schapen niet vrij zijn van leverbot ze elke dag meer dan een miljoen leverboteieren op het gras kunnen achterlaten. Dit kan in het volgende najaar voor ernstige leverbotproblemen zorgen.

MEER OVER LEVERBOT WWW.LEVERBOT.NL/

Schaap en Geit, februari 2017 - 19


diergezondheid volgens Bert Ramakers & Ellis Lommen “We zijn niet alleen verantwoordelijk voor de gezondheid van de dieren, maar ook voor het welzijn van onze cliënten en bezoekers”, vertellen directeur Bert Ramakers en begeleider Ellis Lommen van de Ophovenerhof in Sittard en Geleen. De Ophovenerhof is veel meer dan een zorgboerderij voor circa vijftig mensen met een verstandelijke beperking of niet-aangeboren hersenletsel. Het bedrijf omvat twee kinderboerderijen, een grote boomgaard met hoogstambomen van oude Limburgse rassen, een boerderijwinkel, een bakkerij en een terras, allemaal gerund door cliënten van de zorgboerderij. Op de kinderboerderijen lopen konijnen, cavia’s, ezels, en ook zo’n vijftien tot twintig schapen en geiten. “We zijn superalert op alles wat er gebeurt rondom de gezondheid van dieren”, vertelt Bert. “Soms zijn we zelfs haast roomser dan de paus. We moeten ook wel heel voorzichtig zijn, want een aantal van onze cliënten is gevoeliger voor ziekten.” Alles over zoönosen Ellis houdt alles wat officiële instanties publiceren over dierziekten en zoönosen (ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn) in de gaten. Ze zit erbovenop, zeker als het om zoönosen gaat. “We waren een van de eerste bedrijven die meededen met het Keurmerk Zoönosen. Dat wilden we per se hebben. Je maakt het jezelf er niet altijd gemakkelijk mee, want je moet je aan veel dingen houden, maar gezondheid van dieren en mensen speelt nou eenmaal een heel grote rol bij ons. Het bleek ook dat we de zaken goed op orde hadden, na het invullen van de checklist.’ Iedere dag zijn ze op de Ophovenerhof bezig met de gezondheid van hun dieren. Vanzelfsprekend, vindt Bert. Maar eenvoudig is het niet altijd, zegt hij eveneens. “Toen er een aantal jaren geleden een uitbraak van Q-koorts was, hadden we een zwangere medewerker. Die hebben we direct tijdelijk op non-actief gesteld. Dat is geen gemakkelijke beslissing, maar het is wel heel belangrijk.” Informatie delen Hun eigen ervaringen delen Bert en Ellis graag met andere zorgboerderijen. Ze zijn aangesloten bij de Coöperatie Limburgse Zorgboeren. Bert: “We wisselen informatie uit over diergezondheid en welzijn van cliënten. We vinden het belangrijk dat je elkaar helpt. Daar wordt iedereen beter van. We zijn geen concurrenten, we kunnen elkaar versterken.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.