2019
Inhoud
Voorwoord
3
1
4
Diergezondheidsmonitoring: hoe doen we dat? Christianne Bruschke en Jeannette van de Ven over samenwerken, het belang van monitoring en hun toekomstvisie
2 Tijdlijn: een jaaroverzicht van belangrijke bevindingen en ontwikkelingen uit de monitoring 14 3 Samenwerking: Eefke Weesendorp en Evelyne de Graef over nationale en internationale samenwerking 22 4 Verdiepingen: interessante casussen uit de monitoring rundvee, varkens, pluimvee en kleine herkauwers
28
5 De mensen achter de monitoring
46
Monitoring Jaarverslag Diergezondheid 2019 geeft een overzicht van de 足diergezondheid over 2019. Het is een productie van Royal GD, afdeling 足monitoring en marketingsupport & communicatie. Het copyright ligt volledig bij Royal GD. De resultaten in deze publicatie mogen niet zonder schriftelijke toe足 stemming van de auteurs of de leden van de Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid verwerkt of gebruikt worden (bijv. in wetenschappelijk onder足 zoek) tenzij sprake is van citatie. Op citaties is auteursrecht van toepassing.
2
Voorwoord Bij het schrijven van dit voorwoord zit Nederland midden in de ‘intelligente lockdown’; een inspanning van de hele samenleving om via het verminderen van onze contacten de verspreiding van SARS-CoV-2 te vertragen. Dat infectieziekten alleen met gezamenlijke inspanning b estreden of beheerst kunnen worden, is een gegeven dat ook voor dierziekten geldt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat het thema samenwerking als een rode draad door dit jaarverslag monitoring 2019 heenloopt, variërend van praktijkonderzoek met medewerking van bedrijven uit het veld (reovirus-onderzoek bij pluimvee), monitoring van trends via data van bedrijfs bezoeken (Online Monitoring bij varkens), bundelen van kennis met de voeradviseur (aanpak diarreeproblemen op melkgeiten bedrijf) tot samenwerking met de medische sector om een zoönose zoals salmonellose te signaleren en aan te pakken. Via het jaarverslag geven wij u graag terug wat we aan trends en bijzonderheden op het gebied van diergezondheid hebben gesignaleerd. Het zal u niet zijn ontgaan dat ons jaarverslag dit jaar in een ander jasje is gestoken. Per sector wordt aan de hand van een tijdlijn beknopt weergegeven wat 2019 zoal typeerde en een aantal casussen wordt uitgelicht. In interviews wordt ingegaan op de verscheidenheid aan samenwerkingen, en tot slot krijgen de GD’ers achter de monitoring een gezicht in een ‘smoelenboek’. Het jaarverslag is ook digitaal beschikbaar op www.diergezondheidsmonitoring.nl en via linkjes in de tekst kunt u, daar waar u dat wenst, dieper de inhoud induiken. Ik wil iedereen bedanken die in 2019 met GD heeft samengewerkt aan de diergezondheid in Nederland en wens u veel leesplezier. En ik hoop van harte dat samenwerking ook in 2020 zijn vruchten af zal werpen, zowel in het veterinaire domein als in het volks gezondheidsdomein. Marieke Augustijn-Schretlen, Coördinator Monitoring
3
1 Diergezondheidsmonitoring is belangrijk voor diergezondheid en dierenwelzijn, het beschermen van de volksgezondheid en de exportpositie van Nederland.
4
Met veel mensen en dieren die op een klein oppervlak samenleven, is het belangrijk om een systeem te hebben dat nauwkeurig is en de gezondheid van dieren in Nederland constant in de gaten houdt. Overheid en veehouderijsector hebben daarom samen met GD de diergezondheidsmonitoring opgezet waarvan GD uitvoerder is.
Diergezondheidsmonitoring De diergezondheidsmonitoring is een laagdrempelig en vrijwillig systeem dat een breed vangnet biedt voor het zo vroeg mogelijk opvangen van signalen over diergezondheid. De signalen zijn afkomstig van veehouders uit verschillende sectoren (rund, varken, pluimvee, schaap en geit), dierenartsen, verwerkende industrie, onderzoeksinstituten en instanties die zich inzetten voor de volksgezondheid. De monitoring onderzoekt, bundelt en analyseert deze signalen afkomstig van elkaar aanvullende instrumenten. De uitkomsten van de monitoring worden gedeeld met veehouders, d ierenartsen en betrokken partijen, zoals overheid, veehouderijsector, humane gezond heidszorg en (mits relevant) omringende landen. Zo kunnen zij indien nodig actie ondernemen. Drie doelen Diergezondheidsmonitoring is belangrijk voor dier gezondheid en dierenwelzijn, het beschermen van de volksgezondheid en de exportpositie van Neder land. Deze belangen zijn vertaald in onderstaande monitoringsdoelstellingen: • Opsporen van uitbraken van bekende ziekte verwekkers die, voor zover bekend, niet in Nederland voorkomen. • Opsporen van onbekende aandoeningen of ziekteverwekkers. • Zicht houden op trends en ontwikkelingen in de veehouderij.
Hoe werkt het?
Stap 1 – Verzamelen De diergezondheidsmonitoring verzamelt zowel reactief als proactief signalen uit het veld. Bij de reactieve monitoringsinstrumenten ligt het initiatief bij veehouders, dierenartsen en andere erfbetreders. Doel is het breed opvangen van zoveel mogelijk signalen uit het veld. Bij de proactieve instrumenten ligt het initiatief voor informatieverzameling bij GD. Informatie voortkomend uit deze instrumenten geven inzicht in trends en ontwikkelingen in diergezondheid. Reactieve instrumenten: • Veekijker De Veekijker is een telefonische helpdesk voor dierenartsen en veehouders waar ervaren en gespecialiseerde GD-dierenartsen kosteloos deskundige hulp en advies op maat bieden. • Pathologie Om inzicht te krijgen in de doodsoorzaak en/of een bedrijfsprobleem, of juist om bepaalde zaken uit te sluiten, kunnen veehouders en dierenartsen dieren inzenden voor pathologisch onderzoek. • Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) VMP is een samenwerkingsverband tussen een aantal pluimveepraktijken en GD. Practici leveren op vrijwillige basis digitaal informatie aan over pluimveegezondheid, zoals toegediende vacci naties en bevindingen van bedrijfsbezoeken. 5
• Online Monitoring In de Online Monitoring Varkensgezondheid leggen varkens dierenartsen van elk bedrijfsbezoek de bevindingen vast, waar onder eventueel waargenomen diergezondheidsproblemen. • Veterinaire Milieutoxicologie GD biedt ondersteuning aan veehouders en dierenartsen bij de vraag of problemen met diergezondheid te maken hebben met verontreinigingen in het milieu. Het vroeg signaleren van dit soort problemen kan voorkomen dat ze uitgroeien tot volksgezondheidsrisico’s en economische schade. Proactieve instrumenten • Data-analyse Middels data-analyse op geanonimiseerde data worden trends en ontwikkelingen van algemene gezondheidskenmerken en aandoeningen in beeld gebracht. Hiervoor worden gegevens vanuit het labonderzoek en van diverse dataleveranciers gebruikt. Zij leveren gegevens aan over onder andere melk productie, melkkwaliteit, vruchtbaarheid, antibioticagebruik, dierverplaatsingen en sterfte. • Prevalentieonderzoek Regelmatig wordt onderzoek uitgevoerd naar de mate van voorkomen van (endemische) dierziekten. Deze dierziekten worden gekozen op basis van criteria als economische schade, belang voor de volksgezondheid en de mogelijkheid tot het nemen van maatregelen. • Bewakingsprogramma’s Voor een aantal dierziekten schrijft Europese regelgeving onderzoek voor op een deel van de Nederlandse veestapel om de aanwezigheid van de betreffende ziekten uit te sluiten. GD voert bewakingsprogramma’s uit voor bijvoorbeeld brucellose, blauwtong en aviaire influenza. Stap 2 – Analyseren Regelmatig bespreken en analyseren de Veekijkerdierenartsen samen met andere experts alle signalen en uitkomsten in het Veekijkeroverleg. Stap 3 – Concluderen GD schrijft voor elke sector rapportages met de conclusies en eventuele aanbevelingen voor vervolgacties. Stap 4 – Informeren De uitkomsten van de monitoring delen we periodiek met de overheid, veehouderijsector, veehouders en dierenartsen, humane gezondheidszorg en omringende landen. Als er mogelijk (acuut) risico voor dier en/of mens is, neemt GD direct contact op met overheid, veehouderijsector, humane gezondheidszorg en (indien nodig) omringende landen. De overheid en sector besluiten of vervolgacties voor de veehouderij nodig zijn zoals extra onderzoek, communicatie of aanpassingen van beleid.
6
“De vergaarde monitoringsinformatie terug kunnen vertalen naar praktische toepasbaarheid geeft de grote meerwaarde weer van dit unieke systeem”
Informeren, hoe doen we dit? Om te beginnen delen we de uitkomsten van de monitoring met de doelgroep waar de informatie relevant voor is. Dit kunnen zijn: veehouders en dierenartsen, overheid en veehouderij sector, humane gezondheidszorg en breed publiek. Afhankelijk van de doelgroep maken we gebruik van uitgebreide monitoringsrapportages, onze website, nieuwsbrieven en bladen (zoals Veterinair, Veekijkernieuws), maar ook kanalen buiten GD (zoals het Tijdschrift voor Diergeneeskunde). Daarnaast delen we kennis in netwerken (zoals het kennis netwerk kleine herkauwers), intervisiebijeenkomsten en via nationale en internationale congressen.
Veekijkernieuws Sinds april 2019 wordt de terugkoppeling van de monitorings informatie gebundeld in één herkenbaar communicatiemiddel per sector, het Veekijkernieuws. In het Veekijkernieuws brengen we opvallende zaken onder de aandacht, enkele voorbeelden zijn ‘Verschijnselen en bescherming bij H3N1 bij leghennen’ en ‘Resultaten uit de Online Monitor’ bij varkens. Daarbij deelt elke sector aan de hand van de ‘Diergezondheidsbarometer‘ actuele informatie over aangifteplichtige dierziekten en trends en bijzonderheden. Wilt u het meest actuele monitoringsnieuws ook in uw postvak ontvangen, meld u dan aan via: www.gddiergezondheid.nl/email
7
monit De monitoring stap voor stap
12
8
Verzamelen
Analyseren
De diergezondheidsmonitoring verzamelt zowel reactief als proactief signalen uit het veld. Deze signalen geven inzicht in uitbraken van bekende en onbekende ziekteverwekkers of aandoeningen. Daarnaast houden we zicht op trends en ontwikke lingen in diergezondheid.
De Veekijkerdierenartsen bespreken regelmatig opvallende signalen met andere GD-experts tijdens het Veekijkeroverleg en, indien nodig, externe deskundigen.
toring
34
Concluderen
Informeren
Na een uitgebreide analyse van de verzamelde informatie en signalen, maakt elke afdeling een samenvatting met conclusies, aanbevelingen en eventuele vervolgacties.
De uitkomsten delen we periodiek via monitorings rapportages en het Veekijkernieuws met de betrokken Begeleidingscommissie. Hierin zitten onder andere vertegenwoordigers van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit, de veehouderijsector en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit. Ook delen we de informatie met veehouders en dierenartsen, humane gezondheidszorg en omr ingende landen.
9
Van veehouder tot overheid; er zijn veel partijen die belang hebben bij een goed ingerichte monitoring. Dit is dan ook de reden dat de overheid en veehouderij sector al sinds 2002 de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring financieren. Christianne Bruschke (Chief Veterinary Officer, Ministerie van LNV) en Jeannette van de Ven (portefeuillehouder Gezonde Dieren, LTO Nederland) vertellen meer over deze samenwerking, het belang van monitoring en hoe zij de toekomst zien.
“Het is belangrijk alle betrokken partijen alert te houden.”
N
“
ederland is een dichtbevolkt land met veel import en export. Dat maakt ons kwetsbaar voor zoönosen en dierziekten”, begint Christianne Bruschke. “Als er een snel spreidende dierziekte uitbreekt willen we deze snel oppik ken om de gevolgen binnen de perken te houden. Monitoring is hierbij een goed instrument.” Jeannette van de Ven haakt
hierop in: “Er zijn regelmatig bedreigingen vanuit omliggende landen, denk aan de Afrikaanse varkenspest. Die wil je een stapje voor zijn. We danken onze goede exportpositie aan de gezonde dieren en goede producten die we leveren; goede monitoring is hierbij onmisbaar. Het onderschrijft het belang van een hoge diergezondheidsstatus.” Een extra vangnet De diergezondheidsmonitoring is in Nederland op verschillende manieren georganiseerd. Van specifieke monitoring op een aantal zeer besmettelijke ziekten, zoals vogelgriep en klassieke varkenspest, tot een laagdrempelig en vrijwillig reactief moni toringssysteem waar veehouders en dierenartsen terechtkunnen met hun vragen. “Met monitoring houden we nu bijvoorbeeld de wilde zwijnen in de gaten. Een dood wild zwijn testen we standaard op Afrikaanse varkenspest”, vertelt Bruschke. “De risico’s van introductie zijn niet nul, laatst is er nog een grote hoeveelheid illegaal geïmporteerd Chinees varkensvlees ont
Jeannette van de Ven: “We danken onze goede exportpositie aan de gezonde dieren en goede producten die we leveren; goede monitoring is hierbij onmisbaar.” 10
Christianne Bruschke : “Wij merken dat er onder veehouders veel bewustzijn is en dat zij zich ook inzetten voor een goede diergezondheid.”
dekt in een container in Italië. Het is belangrijk alle betrokken partijen alert te houden.” Dit is wat betreft Jeannette van de Ven goed geregeld. “We weten wat we wanneer moeten doen, waar monsters naartoe gaan en hoe de lijnen lopen. Ik denk dat de samenwerking tussen alle partijen belangrijk is. Door goed te weten wat er speelt, ben je voorbereid op wat komt.” Wat Bruschke betreft geeft het systeem waar we nu mee werken een goed inzicht in de diergezondheidssituatie in Nederland en het is een mooi extra vangnet voor bestrijdingsplichtige dier ziekten. “De Europese Commissie heeft dit erkend”, gaat ze verder. “Volgend jaar gaat de nieuwe diergezondheidsregel geving van start, waarin staat dat ieder Europees land een monitoringssysteem voor ‘emerging diseases’ moet hebben. We zijn andere landen hierin een stapje voor.” Samenwerking kracht van systeem De eerdergenoemde goede samenwerking tussen de overheid en veehouderijsector is volgens Van de Ven en Bruschke de kracht van het systeem. “Het is niet alleen iets van de overheid en dit helpt bij het draagvlak”, vertelt Bruschke. “Zowel de overheid als de sector zien het belang van de monitoring goed in. Wij merken dat er onder veehouders veel bewustzijn is en dat zij zich ook inzetten voor een goede diergezondheid. Denk bijvoor beeld aan de niet-aangifteplichtige ziekten die ook worden opgepakt vanuit de sector”, gaat Van de Ven verder. “Daarnaast hebben we een gezamenlijk belang in het beschermen van de
volksgezondheid, denk bijvoorbeeld aan gevallen van salmo nellose bij geiten, maar ook hepatitis E bij varkens. De bezorgd heid rondom voedsel en voedselintegriteit is nooit zo hoog ge weest als nu. Monitoring helpt hier antwoorden in te vinden.” Signalen oppikken en herkennen Hierop aanhakend vertelt Bruschke dat zij denkt dat monitoring daarom altijd belangrijk is geweest en dat ook altijd zal blijven. “Als we een flinke omslag maken in de veehouderij, door bijvoorbeeld kringlooplandbouw, is het een uitdaging om diergezondheid nog steeds een stevige plek te geven. Het staat voor ons als een paal boven water dat dit essentieel is. We denken bijvoorbeeld na over hoe je de monitoring aanpast als er meer dieren buiten zijn en er meer risico is op dier ziekten.” Van de Ven bevestigt dit. “Het is belangrijk scherp te blijven meekijken en mensen alert te houden. Ook als er even geen dierziekten spelen wil je dat veehouders en hun dierenarts, als primaire informatiebron, signalen oppikken en doorgeven.” Bruschke is het daarmee eens. “Vogelgriep zit bijvoorbeeld de laatste jaren binnen of tegen onze grenzen aan in de wintertijd. Ook dit jaar weer. Op het moment dat het wel de grens overkomt, wil je dat direct goed aanpakken. Daarom moet je je systemen op orde hebben en goed voor bereid zijn. Op zowel bekende als onbekende dierziekten. Ondanks dat we voornamelijk vaststellen dat het heel goed gaat met de diergezondheid in Nederland weten we nooit wat er morgen op ons afkomt.” 11
8.864 Veekijkercontacten • Samenwerkin Internationaal • 3 Doelen • Volksgezondhe Laagdrempelig • 11 Pilotonderzoeken • Voe • Voorkomen calamiteiten • Data-analyse • • 6.321 Inzendingen pathologisch onderzo Diergezondheid • Veehouderijsector • 5 Health • Nationaal • Early Warning • Netwe partijen • Prevalentie-onderzoek • Kennisd License to produce • Rapportages • 12 Bije
ng • 213 Bedrijfsbezoeken Monitoring • eid • Diergezondheid • Vroegsignalering • edselveiligheid • Trends • Reactief - Proactief • 23 Veekijkerdierenartsen • 8 Pathologen oek • 4 Begeleidingscommissies Monitoring Miljoen laboratoriumonderzoeken • One erk • 10 Edities Veekijkernieuws • Betrokken deling • Bewakingsonderzoek • Overheid• eenkomsten Signaleringsoverleg Zoönosen
2201 Piek Afrikaanse varkenspest in België •
De epidemie van Afrikaanse varkenspest (AVP) in de Belgische Ardennen bereikte in februari een hoogtepunt met meer dan tweehonderd meldingen. In de maanden daarna ging het gestaag de goede kant op. De laatste berichten uit België zijn dat in november en december slechts nog oude AVP-positieve kadavers zijn aangetroffen. GD maakte deel uit van het AVP-preventieteam om met haar expertise bij te dragen aan de preventie van AVP. Practici worden erop gewezen dat in geval van onbegre pen gezondheidsklachten het altijd verstandig is om varkenspest uit te sluiten door bloedonderzoek.
januari f
Voor abortusdiagnostiek is het belangrijk dat zowel de vrucht als de nageboorte (zie foto) worden aangeboden voor pathologisch onderzoek.
Chlamydia abortus het meest aan getoond • Het aantal inzendingen van abortus materiaal lag in 2018/2019 lager dan in het voorgaande seizoen. De meest aangetoonde ziekteverwekkers waren: Chlamydia abortus, Campylobacter spp., Toxoplasma gondii, Listeria spp. en Yersinia pseudotuberculosis. Veel van de besmettelijke oorzaken van abortus zijn zoönose verwekkers. Een toename van het aantal abortusgevallen bij kleine herkauwers is meldingsplichtig.
Verschijnselen Aujeszky bij jachthond• In februari werd in Noord-Frankrijk melding ge maakt van een jachthond met verschijnselen van Aujeszky na de jacht op wilde zwijnen in de regio Metz-Saarbrücken. In april werden in de Zuid-Franse regio’s Alpes-de-HauteProvence en Vaucluse op twee varkensbedrijven serologisch positieve reacties in het routine-monitoringsonderzoek gevonden. 14
Listeriose zorgt regelmatig voor grote problemen • Listeriose veroorzaakt de laatste jaren meer problemen bij schapen maar vooral bij melk geiten met uitval als gevolg. Voorkomen van opname van grond in ruwvoer en correcte conservering en opslag zijn belangrijke preventieve maatregelen.
Mannheimia haemolytica • Analyse van de bevindingen van pathologisch onderzoek op kadavers die van 2004 tot en met 2018 zijn ingezonden naar GD, laten een toename van sterfte door M. haemo lytica voor de bedrijfstypen vleeskalveren en melkvee ouder dan 1 jaar zien (zie figuren). In bijna alle jaren was er een significant verschil in de kans van aantonen van een M. haemolytica-infectie tussen seizoenen (kleiner in de zomermaanden) en regio’s (kleiner in het westen van het land). Bij deze infecties bij vleeskalveren werd een sterke stijging gezien van de antibioticum- ongevoeligheid voor chloortetra-/doxy-/oxytetracyline tot bijna 70 procent.
19
Brahma
Zeefbeentumoren bij schapen op een begrazingsbedrijf • In 2018 werd bij een
schaap, ingestuurd voor pathologisch onderzoek, een tumor in het zeefbeen vastgesteld. Er bleek sprake te zijn van ovine enzootic nasal adenocarcinoma (OENA) veroorzaakt door het enzootic nasal tumor virus. In 2019 zijn meerdere schapen van dit bedrijf aangeboden voor pathologisch onderzoek en ook deze dieren bleken OENA te hebben. Het is van groot belang verdere ver spreiding te voorkomen.
Salmonella Pullorum (S.P.) bij hobby kuikens • Bij hobbykuikens met sterfte in de eerste levensweken is na sectie Salmonella Pullorum (S.P.) vast gesteld. Dit is een verticaal overdraagbare ziekte die bij de nakomelingen van (meestal niet zieke) moederdieren sterfte tot 100 procent kan veroorzaken. Omdat kippen S.P. altijd bij zich blijven dragen is het hobbykoppel (moederdieren en overgebleven nakomelingen) geëuthanaseerd. S.P. is de eerste pluimveeziekte die georganiseerd werd bestreden. Het is nu zeer zeldzaam bij commercieel pluimvee maar komt bij hobbykippen af en toe voor.
Dwarsdoorsnede van de schedel van een schaap met een tumor in het zeefbeen.
februari maart Melkgeit met sepsis door Streptococcus equi subspecies zooepidemicus • In het
voorjaar van 2019 werd Streptococcus equi subspecies zooepidemicus vastgesteld als oorzaak van bloedvergiftiging (sepsis) bij een melkgeit. De bacterie kan ook mensen ziek maken. Streptococcus equi subspecies zooepidemicus komt als opportunistische commensaal voor bij paarden en kan wondinfecties, gewrichtsontsteking, ontsteking van de bovenste luchtwegen en longontsteking veroorzaken. De kiem kan ook bij andere zoogdieren infecties veroorzaken. Meestal is er een link met paarden, maar een infectie na het eten van ongepasteuriseerde geitenkaas is ook mogelijk.
30%
Duitsland als in Nederland werd in de winter van 2019 bij tegen Circovirus type 2 (PCV2) geënte biggen PMWS (slijten) geconstateerd door een infectie met Circovirus type 2d (PCV2d). De Veekijker kreeg de vraag of bij bepaalde vaccins tegen PCV2 voldoende (kruis)bescherming optreedt. Kruisbescherming is onder experimentele omstandigheden wel aannemelijk gemaakt.
9% 8%
25%
7%
20%
6% 5%
15%
4%
10%
3% 2%
5% 0%
Kruisbescherming tegen PCV2 • Zowel in
1% 2004-2006
2007-2009
2010-2012
2013-2015
2016-2018
Percentage blankvlees met M. haemolytica (bron: GD-LIMS).
0%
2004-2006
2007-2009
2010-2012
2013-2015
2016-2018
Percentage melkvee >1 jaar met M. haemolytica (bron: GD-LIMS).
15
Verscheuring van de lichaamsslagader bij melkgeit • In 2019 is opnieuw bij plotseling dood gevonden geiten een gescheurde lichaamsslagader vastgesteld. Microscopisch onderzoek toonde een af wijkende samenstelling van de bloedvatwand aan. Hoewel de oorzaak van deze vaatafwijkingen onbekend is, is mogelijk sprake van een genetische afwijking. Een vergelijkbaar microscopisch beeld komt ook voor bij runderen, Friese paarden en de mens.
GD 100 jaar • In 2019 vierde GD haar 100-jarig jubileum. In mei was Zijne Majesteit Koning Willem- Alexander aanwezig bij de jubileumviering met medewerkers.
Productiedaling clusters • Vanaf mei tot half juni werden in de wekelijkse syndroom surveillance op tankmelkleveranties clusters met lager dan verwachte melkproductie gedetecteerd in de Achter hoek en Noord-Brabant (tot een liter per koe per dag). Dierenartsenpraktijken in deze regio’s is gevraagd naar klachten van veehouders en eventuele klinische ver schijnselen. In beide regio’s bleek de productiedaling rantsoengerelateerd waarbij door weidegang bij droogte te weinig gras van matige kwaliteit stond en/of de ruw voervoorraden uit 2018 op waren. Melkproductiedaling werd in oktober en november ook gezien in het westen van het land. Ook daar bleek uit contacten met de die renartsenpraktijken een relatie met voeding (lang wei den, matige kwaliteit voorjaarkuilen).
Microscopisch beeld afwijkende bloedvatwand.
april me
Bloedwateren • De Veekijker ontving meerdere meldingen over bloedwateren (roodbruine urine) bij verse melkkoeien, gepaard gaande met sloomheid, niet vreten en soms sterfte. Naast de gebruikelijke oorzaken (tekenziekten, vergiftigingen, nierontsteking) kan de fosforopname en afgifte via de melk in disbalans zijn. Als de gebruikelijke oorzaken zijn uitgesloten of onwaar schijnlijk zijn, is het goed te beoordelen of het rantsoen en voermanagement garant staan voor voldoende opname van fosfor en het werkelijke fosforgehalte in het rantsoen te bepalen. Risico verspreiding H3N1 naar Nederland • Vanaf begin april 2019 werd België
geconfronteerd met een aviaire influenzabesmetting van het type H3N1 met een lage IVPI-score. Bij eierleggende hennen werden productiedalingen tot 100 procent en sterfte tot 60 procent waargenomen. Bij jonge dieren werden geen klinische verschijnselen gerapporteerd. Vanwege het risico van verspreiding naar Nederland zijn aangescherpte hygiënemaatregelen genomen. 16
Hoog ziekte- en sterftecijfer H3N1 • Uit
onderzoek van GD naar H3N1 in eierleggende hennen bleek het virus, zonder bijkomende infecties, verantwoordelijk te zijn voor ziekte en een sterftecijfer van 60 procent. Opvallend was dat de eileiders werden aangetast, waardoor herstel van productie niet meer mogelijk was.
Verhoogde uitval zeugen • In de Online Monitor meldden practici in de zomer relatief vaak verhoogde uitval als gezondheidsklacht op zeugen bedrijven. De meldingen kwamen evenredig vanuit heel Nederland. Wellicht speelden de weersomstandigheden een rol: het was een aantal keer historisch warm met forse dagelijkse schommelingen in de maximumtempe ratuur (bron: Weerstatistieken KNMI). Als oorzaak van de verhoogde uitval bij zeugen noemen dierenartsen vooral niet-infectieuze oorzaken, zoals (stal)klimaat, voeding en (hitte)stress.
Salmonellose bij melkgeitenlammeren • Sinds 2016 komen
35%
bij geitenlammeren gevallen voor van salmo nellose veroorzaakt door S. Typhimurium. De isolaten bleken ongevoelig voor meerdere antibiotica. Op meerdere bedrijven werden mensen ziek en bij mens en dier is hetzelfde MLVA-type van de bacterie gevonden. GD voerde in 2019 een inventarisatie uit op twee melkgeitenbedrijven naar mogelijkheden om Salmonella spp. aan te tonen. Op basis hier van lijkt onderzoek op stofmonsters met kweek na ophoping een geschikte methode.
30%
20% 15% 10% 5%
Kopervergiftiging bij lam meren van melkschapen • Op
ei juni
QX(D388) Xindadi D181 Overig
25%
0%
een startend melkschapenbedrijf trad in het voorjaar van 2019 sterfte op bij tientallen lammeren na verschijnselen van koper vergiftiging. Bij pathologisch onderzoek werden verhoogde leverkoperwaarden vast gesteld. In dit geval bleek dat het koper gehalte in het krachtvoer veel te hoog was. Stapeling van koper in de lever kan later, vaak na een stressmoment (in dit geval hittestress), leiden tot bloedafbraak en acute sterfte. De marge tussen een overmaat en een tekort aan koper is klein. Advies is om voorzichtig te zijn met verstrekking van extra koper en dit alleen te doen als uit onderzoek blijkt dat het noodzakelijk is.
Massachusetts D274 D1466 4/91-793B
1e halfjaar 2e halfjaar 1e halfjaar 2e halfjaar 1e halfjaar 2e halfjaar 1e halfjaar 2e halfjaar 2016 2016 2017 2017 2018 2018 2019 2019 (n=91) (n=74) (n=63) (n=80) (n=104) (n=131) (n=102) (n=121)
Overzicht van bij GD aangetoonde IB-virusstammen (getypeerd) bij leghennen (per halfjaar op UBN-niveau) (2016-2019) (bron: GD-LIMS). n=aantal unieke bedrijven (UBN-niveau) waarbij een IB-PCR-test is ingezet.
Eiproductiedaling door nieuw IBV-serotype D181 • Het nieuwe IBV-serotype D181 wordt vanaf eind 2018 steeds vaker aangetoond door GD. Het is nu samen met serotype 4/91 het meest frequent aangetoonde IBV-type bij leghennen in Nederland. We toonden aan dat D181 eiproductiedaling veroorzaakt en brachten de spreiding van het serotype in enkele belangrijke doelorganen van de hen in beeld. Met virusneutralisatietesten (VNT) werd onderzoek gedaan naar beschermende antilichamen. Het blijkt dat dit nieuwe serotype het meeste lijkt op D1466 en behoorlijk afwijkt van de beschikbare vaccinstammen, maar ook dat de stam met bestaande serologische testen niet goed is te detecteren. Deze informatie is essentieel voor dierenartsen om onder andere de vaccinatieschema’s van (opfok)leghennenkoppels in Nederland te beoordelen.
6,0%
zuigbiggen gespeende biggen vleesvarkens zeugen
5,5% 5,0% 4,5%
Uitval als gezondheidsklacht gemeld bij verschillende leeftijdsgroepen (zuigende biggen, gespeende biggen, vleesvarkens, zeugen) als percentage van het totaal aantal meldingen in de betreffende diercategorie in 2019 (bron: Online Monitor).
4,0% 3,5% 3,0% 2,5% 2,0% 1,5% 1,0% 0,5% 0,0%
jan
feb
mrt
apr
mei
jun
jul
aug
sep
okt
nov
dec
17
Caseous lymfadenitis in de schapen- en geitenhouderij • Caseous lymfadenitis (CL) veroorzaakt door C orynebacterium pseudotuberculosis is in 2018 op zowel melk schapenbedrijven als een melkgeitenbedrijf vastgesteld. In 2019 werd CL opnieuw bevestigd op een van de melkschapenbedrijven waar hard wordt gewerkt aan de bestrijding van CL. Ook werd CL aangetoond op een eerder CL-vrij melkgeitenbedrijf. Op de besmette melkschapenbedrijven is import de oorzaak van introductie. De ontwikkelingen op het gebied van CL in Nederland zijn zorgelijk. Goede biosecurity is van belang om introductie van CL te voorkomen.
Een lever met puntjes, oftewel een ‘Spotty liver’.
Eerste uitbraak Spotty Liver Disease vastgesteld • Op 22 juli ontvingen we Nederlandse leghennen voor sectie waarbij voor het eerst Spotty Liver Disease (SLD) werd vastgesteld, veroorzaakt door de bacterie Campylobacter hepaticus. Hennen met SLD hebben een kenmerkend sectiebeeld waarbij een grote hoeveelheid kleine necrosehaardjes in de lever zorgt voor een ‘spotty liver’. SLD wordt in onder andere Duitsland en het Verenigd Koninkrijk al sinds enkele jaren vastgesteld. GD kijkt naar mogelijkheden om de kiem makkelijker aan te kunnen tonen. Doordat SLD vooral rond de piekproductie voorkomt en gepaard gaat met uitval, kan de financiële schade makkelijk oplopen en is goede diagnostiek gewenst.
juli august
Melkschaap met een geabcedeerde lymfeklier. In het abces werd Corynebacterium pseudotuberculosis aangetoond.
Onderzoek H3N1 in jonge kippen • Uit vervolg onderzoek naar H3N1 in jonge kippen bleek dat de klinische verschijnselen heel beperkt zijn. Er is een hoge infectiedosis nodig en de uitscheiding kan dusdanig laag zijn dat koppelgenoten niet besmet raken. GD ontwikkelde een specifieke H3N1-PCR met een hoge gevoeligheid en specificiteit. Voor het aantonen van afweerstoffen in het bloed werd tevens een H3N1-HAR-bloedtest ontwikkeld. Vectorziekten • Enkele bedrijven kregen in 2019 te maken met sterfte van runderen in natuurgebieden, veroorzaakt door Babesia divergens. Daarnaast werd voor het eerst bij vleeskalveren de diagnose Mycoplasma Wenyonii gesteld, die door vliegen wordt overgebracht.
Bloederkalveren • De Veekijker kreeg negen meldingen over kalveren (10 tot 90 dagen leeftijd) met een verhoogde bloedingsneiging. Via contact met collega’s van het European Veterinary Surveillance Network (EVSN) werd geconstateerd dat ook in België en Duitsland het aantal meldingen in 2019 is verhoogd. De oorzaak is onbekend. 18
Haemonchose steeds vroeger en later in het jaar • Al in het voorjaar werd bij pathologisch onderzoek haemonchose aangetoond bij schapen, met name jaarlingen die hadden afgelamd en al langere tijd op stal stonden. Het betrof dus geen recente infectie, maar een haemonchusinfectie die op het moment van opstallen in ‘winterslaap’ was. In de zomer ontving de Veekijker regelmatig meldingen over haemonchose en steeg het aantal inzendingen voor pathologisch onderzoek waarbij haemonchose als doodsoorzaak werd vast gesteld ten opzichte van 2018. Ook zijn op nieuw verdenkingen geuit over resistentie.
Stijging meldingen Streptococcus suis • Net zoals de voorgaande jaren kwam de bacterie Streptococcus suis in de Online Monitor het vaakst voor als meest waarschijnlijke infec tieuze oorzaak van uiteenlopende gezond heidsklachten, vooral bij gespeende biggen. Opvallend was dat het aantal meldingen in 2019 vanaf februari, plotseling vrij sterk steeg. In september zakte het weer tot ver gelijkbare hoogte als voorgaande jaren. Daarmee lijkt de veronderstelde afwijking in de trend alleen de maanden februari en maart te betreffen.
European Veterinary Surveillance Network • Dit jaar
Eikenprocessierups met brandharen.
Eikenprocessierupsen • De Veekijker ontving in de zomer veel vragen over de eikenprocessierups, zowel bij GD als in de internationale literatuur zijn geen casussen bekend over letsel bij rundvee door brandharen. Tevens zijn bij GD (nog) geen bewezen klinische gevallen door de eikenprocessierups bij rundvee gecon stateerd of gemeld (oog-, neus- of slijmvliesletsel).
tus september mocht GD gastheer zijn van de 11e jaarlijkse bijeenkomst van het European Veterinary Surveillance Network. Dit netwerk bestaat uit acht verschillende landen. Tijdens de bijeen komst is kennis uitgewisseld over nieuwe ontwikkelingen in monitoring en over de zoönosesignaleringsstructuur in verschil lende landen.
Situatie Afrikaanse varkenspest (Europa): gemelde gevallen in 2019 (bron: WAHID, OIE).
Sterfgevallen door infectie Streptococcus equi ssp. zooepidemicus • In de loop van 2019 zijn op in elk
geval drie Nederlandse zeugenbedrijven sterfgevallen van zeugen geweest door infecties met Streptococcus equi ssp. zooepidemicus (Str. zooepidemicus). De pathologen van GD vonden sterke aan wijzingen voor een bloedvergiftiging (sepsis). Daarnaast waren uit gebreide (purulente) ontstekingen vastgesteld in neus, bijholten en hersenvliezen. Tot heden werd Str. zooepidemicus beschouwd als een ziekteverwekker die slechts bij verminderde weerstand tot ziekte verschijnselen leidt bij mensen, paarden, honden en varkens, maar uit de recente informatie (ook uit het buitenland) is gebleken dat de bacterie een ernstig, acuut verlopend ziektebeeld kan veroorzaken.
Ontwikkeling Afrikaanse varkenspest • Sinds medio 2018 heerst Afrikaanse varkenspest in China. In de eerste helft van 2019 raakten in alle provincies van China dieren besmet. In de loop van het jaar werden ook in Vietnam, Cambodja, de Filippij nen, Laos, Myanmar, Oost-Timor en Noord- en Zuid-Korea uitbraken vastgesteld. Tijdens bagagecontroles op vliegvelden in Japan, Korea en Ierland werden varkensvleesproducten aangetroffen waarin het Afrikaanse varkenspestvirus is aangetoond. In Europa werden in het derde kwartaal in totaal 1.242 meldingen gedaan van gevallen van AVP bij wilde zwijnen en 1.395 uitbraken bij gehouden varkens. Er was met name een grote toename van uitbraken in Roemenië.
19
Onderzoek dominante Gumborostam • Sinds 2017 wordt een nieuwe dominante Gumborostam gevonden, die 98,1 procent homologie vertoont met het klassieke vvIBD-DV86-virus. Onder proefomstandigheden veroorzaakte het virus geen sterfte en geen of milde ziekteverschijnselen bij SPFopfokleghennetjes en SPF-vleeskuikens van 14 dagen leeftijd. Wel was ernstige en langdurige schade aan de bursa’s zowel macroscopisch als histologisch duidelijk waarneembaar. Dit is geen hard bewijs voor immuun suppressie, maar het past wel bij het beeld uit de praktijk (wel klachten maar geen duidelijk Gumborobeeld met sterfte).
Complicaties door udder cleft dermatitis (UCD) • Uit pathologisch onder zoek blijkt dat in 2019 een aantal melkkoeien is gestorven aan ernstige complicaties (ontsteking melkader, uit zaaiing naar longen) door uiersmet aan de voorkwartieren (UCD). In alle gevallen vertoonden de koeien melk productiedaling, koorts, ademhalingsproblemen en was er geen verbetering ondanks behandeling met antibiotica. Advies is om alert te zijn op beginnende plekjes van uier smet. Op tijd ingrijpen vergroot de kans op genezing en verkleint de kans op het optreden van deze ernstige complicatie.
Fylogenetische boom van door GD aangetoonde DV86-stammen bij Nederlandse bedrijven in de periode 2014 t/m 2019 (gekleurde bolletjes) (Bron: GD)
Bollen: aantal Gumboro-stammen 1 stam 2 stammen* 4 stammen* > 4 stammen*
2014 2015 2016 2017 2018 2019
(elke taartpunt = 1 stam)
vvIBDV
Toelichting figuur: Grotere bollen met meerdere punten: meerdere stammen die op basis van het geanalyseerde DNA-fragment niet te onderscheiden zijn van elkaar. De afstand tussen de verschillende bollen (gemeten over de verbindings lijnen) geeft de mate van overeenkomst aan. Hierbij geldt, hoe korter de afstand, hoe groter de overeenkomst.
Zeldzaam ziektebeeld zeugen • Op een zeugenbedrijf was in het najaar over een periode van enkele maanden, sprake van verhoogde uitval van zeugen. De zeugen kregen hoge koorts (tot 42,5 graden Celsius), sloegen met de kop, waardoor verwondingen ontstonden, en vertoonden verschijnselen van blindheid en incoördinatie. De dieren reageerden niet of nauwelijks op t herapieën. Microscopisch bleek in de grote hersenen sprake te zijn van specifieke chronische vaatwand aantastingen, mogelijk veroorzaakt door een oude infec tie of neerslagen van immuuncomplexen. Dit zeldzame ziektebeeld is het gevolg van een ontsporing van het immuunsysteem door bijvoorbeeld een auto-immuun ziekte of als uitvloeisel van een (virale) infectie.
oktober novem Atypische verschijnselen Salmonella Pullorum (S.P.) • Bij leghennen die voor sectie
werden ingezonden vanwege sterk oplopende sterfte werd S.P. vastgesteld. Dit is atypisch omdat een infectie met S.P. normaal gesproken niet leidt tot klinische problemen bij volwassen dieren. Gezien de aanhoudende sterfte en het geringe effect van behandelen is het koppel voortijdig geslacht.
Schapen met fotosensibiliteit • Halver Uierhuid met ontstoken vertakking van de melkader, van waaruit verspreiding in het lichaam optreedt.
Wijziging monitoringsprogramma Mycoplasma synoviae (M.s.) • Per 1 oktober 2019 is het monitoringsprogramma voor M.s. gewijzigd voor twee categorieën pluimveebedrijven: opfok-vleesvermeerderingsbedrijven en vermeerderings bedrijven in de leg- en vleessector. Op onze website staan de monitoringsschema’s voor pluimvee. 20
wege oktober is GD geconsulteerd door een dierenarts in verband met huidproblemen bij enkele ooilammeren. De schapen vertoonden bilateraal goed omschreven huidbeschadigingen met name rondom de ogen, de oorbasis en bij twee dieren ook op de vulva. De dieren vielen op vanwege extreme jeukklachten. Later in het jaar zijn van meerdere bedrijven vergelijk bare problemen met soms ook geelzucht (icterus) en fotosensibiliteit gemeld. Hoewel een compleet beeld ontbreekt is sporidesmin bij in ieder geval een van de bedrijven de vermoedelijke oorzaak van dit probleem.
Geen blauwtong in 2019 • In ederland is in 2019 geen blauwtong N aangetoond. Wel zijn in 2019 enkele gevallen ge meld in Zuidwest-Duitsland en Zuidoost-België. Chronische kopervergiftiging •
Varkenshuid met puntbloedingen.
Na meerdere signalen in de laatste jaren in relatie tot een (te) hoge concentratie koper in de lever bij volwassen runderen, organiseerde GD zowel bijeenkomsten met diervoederfabrikanten als deskundigen van Schothorst Feed Research, Faculteit Diergeneeskunde, Wageningen University & Research. De uitkomst is een gezamenlijke notitie over de advisering rondom kopervoor ziening van rundvee en om met de technische commissie van het CVB te bespreken of de advies tekst van de CVB-behoeftenormen voor spoor elementen kan worden herzien. Inmiddels heeft een groot aantal diervoederfabrikanten de koper voorziening op melkveebedrijven verlaagd.
Puntbloedingen bij biggen • Regelmatig worden Nederlandse varkensbedrijven verdacht van een klassieke varkenspestvirusbesmetting (KVP) vaak gebaseerd op waarnemingen van onderhuidse (punt)bloedingen bij jonge biggen. In een pilot studie in 2019 bleek dat dergelijke biggen bloedarmoede hebben en een tekort aan bloedplaatjes. Bloedplaatjes zijn cruciaal voor de bloedstolling maar zijn ook essentiële componenten van het immuunsysteem. Vervolgonderzoek moet duidelijk maken of bloed stollingsfactoren bruikbaar zijn als biomarkers voor infectie en we hopen een (nieuw) virus op te sporen voor deze biggenproblematiek op deze bedrijven.
Intervisie rundergezondheidsmonitoring • In november waren
Herintroductie infecties door import • De laatste jaren houden melkveebedrijven steeds minder eigen jongvee aan en neemt de import van melkvee sterk toe. Hierdoor neemt het risico op herintroductie van infectieziekten toe. Tientallen veehouders moesten vanwege een leptospirosebesmetting importkoeien weer afvoeren. Daarnaast liep eind 2019 bij drie bedrijven het bedrijfs celgetal op (>400 x 1.000 cellen/ml), wat bleek te zijn veroorzaakt door Streptococcus agalactiae-infecties.
er op vier locaties in het land intervisiebijeen komsten over verschillende signalen uit de monitoring. Het programma bestond uit onderwerpen als kalversterfte, Mannheimia haemolytica, inwendige vervetting en horizon scanning. In totaal waren er deelnemers van 56 rundveepraktijken.
mber december 40
vleeskuikens (regulier) vleeskuikens (trager groeiend) overig pluimvee
35
GD als gemachtigde instantie • Op 14 december
30 25 20 15 10 5 0
1
2 3
2011
4 1
2 3 4
2012
1 2 3
2013
4 1
2 3
2014
4 1 2
3
2015
4 1
2 3 4
2106
1 2 3 4
2017
1 2 3 4 1 2
2018
3 4
2019
Aantal inzendingen met als diagnose virale tenosynovitis bij reguliere vlees kuikens, trager groeiende vleeskuikens en overig pluimvee (bron: GD-LIMS).
Stijging peesschedeontstekingen door reovirus •
2019 werd de Europese Official Controls Regulation (OCR) van toepassing. In deze Europese verordening staat hoe over heden hun controles en andere officiële activiteiten moeten verrichten. GD voert in Nederland in opdracht van de overheid taken uit op het gebied van de diergezond heidsmonitoring die met de inwerking treding van de OCR worden aangemerkt als andere officiële activiteit. Het betreft de blauwtongmonitoring, de coördinatie van de pluimveemonitoring en de moni toring op enzoötische bovine leucose.
Al jaren stijgt het aantal sectie-inzendingen waarbij peesschede ontsteking door reovirus wordt vastgesteld (2019: 88 inzendingen). Dit was aanleiding voor verdiepend onderzoek, zie hoofdstuk 4.
21
3 Landsgrenzen vervagen, mensen reizen vaker en verder. Dit vergroot de kans op insleep van ziekten. Het is daarom belangrijk zicht te houden op diergezondheid in binnen- ĂŠn buitenland.
22
Samen sta je sterker en weet je meer. Daarom is het belangrijk dat verschillende organisaties samen werken voor de monitoring van diergezondheid. Binnen Nederland, maar ook daarbuiten. Door de jaren heen is een uitgebreid netwerk ontstaan, dat nog steeds groeit.
Samenwerking nationaal en internationaal Diergezondheid in Nederland De diergezondheidsmonitoring is een initiatief van de overheid en de veehouderijsector. De betrokken partijen geven mede vorm aan de wijze waarop de monitoring plaatsvindt en laten zich adviseren door GD. Deze samenwerking tussen private en publieke partijen is één van de succesfactoren van de moni toring. De overheid en brancheorganisaties werken onder andere samen in de Begeleidingsommissies Monitoring. Vier keer per jaar worden daarin resul taten uit de monitoring besproken. En wordt be sloten of vervolgstappen nodig zijn, zoals het uit voeren van extra onderzoek, communicatie r ichting dierenartsen of beleidsaanpassingen. Ook samenwerking met andere partijen is een groot onderdeel, omdat zij aanvullende kennis en infor matie hebben of andere laboratoriumtechnieken gebruiken. Zoals bij verdenkingen of uitbraken van meldings- en bestrijdingsplichtige ziekte. Ontstaat er vanuit de diergezondheidsmonitoring de ver denking dat er sprake is van zo’n ziekte? Dan stuurt GD het onderzoeksmateriaal in overleg met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit door naar Wageningen Bioveterinary Research, waar het laboratoriumonderzoek wordt gedaan en een definitieve diagnose wordt gesteld. Ook wisselen we kennis uit met het Dutch Wildlife Health Centre en het Centrum Monitoring Vectoren*. * zie ook www.nvwa.nl/onderwerpen/muggen-knutten-en-teken/ vraag-en-antwoord/wat-is-het-centrum-monitoring-vectoren-cmv
One Health De gezondheid van mens en dier hangt nauw met elkaar samen. Voor de monitoring van de volks gezondheid is het Rijksinstituut voor Volksgezond heid en Milieu (RIVM) de centrale speler. Humane en veter inaire gezondheidspartijen werken samen onder het principe ‘One Health’, om tijdig maat regelen te kunnen nemen bij zoönosen. Dit zijn ziekteverwekkers die van dieren op mensen kunnen worden overgedragen. Het beschermen van de gezondheid van mens en dier staat daarbij altijd voorop. GD neemt deel aan het Landelijke Signa leringsoverleg Zoönosen, waarin maandelijks bevindingen uit zowel humane als diergezondheid worden doorgenomen door deskundigen uit zowel de humane als de veterinaire sector. Internationale samenwerking Dierziekten stoppen niet bij de landsgrens. Door het veranderende klimaat en toenemende internationale handel neemt de kans op verspreiding van dierziek ten toe. GD werkt op het gebied van onderzoek en kennisuitwisseling samen met een breed internatio naal netwerk van onderzoekers en laboratoria. Dit netwerk, binnen en buiten Europa, groeit gestaag. Door de uitwisseling van monitoringsbevindingen worden deze in een breder internationaal kader geplaatst. Dit vergroot de kans op vroegtijdige opsporing van nieuwe aandoeningen en meer inzicht in de best mogelijke respons daarop. 23
Eefke Weesendorp, afdelingshoofd Diagnostiek en Crisisorganisatie Wageningen Bioveterinary Research
Snelheid belangrijk om diergezondheid te waarborgen Hoe houd je de diergezondheid op een hoog niveau? Door goede samenwerking, vertrouwen en het snel kunnen inspelen op verdachte situaties. Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) in Lelystad is één van de partijen die werkt aan de borging van diergezondheid in Nederland. Afdelingshoofd Diagnostiek en Crisisorganisatie bij WBVR Eefke Weesendorp: “Korte lijnen tussen organisaties zijn belangrijk om snel te kunnen handelen. Mocht er iets aan de hand zijn op het gebied van dierziekten, dan werken we samen om de verspreiding zo snel mogelijk te stoppen.” WBVR is het nationale referentie-instituut voor meldingsen bestrijdingsplichtige dierziekten. Voor deze dierziekten heeft WBVR de taak om de definitieve diagnose te stellen.
“Als GD bijvoorbeeld voor vogelgriep met de ELISA-test een positief monster heeft getest, komt dat monster bij ons en onderzoeken wij welk subtype het is. In 2019 was er een uitbraak van het laagpathogene subtype H3N1 bij ver schillende bedrijfssoorten in de pluimveesector in België, daarvoor werd in Nederland alleen op de subtypen H5 en H7 getest. Subtype H3 is toegevoegd en wij hebben daar voor diagnostiek opgezet. Ook de Afrikaanse varkenspest rukt op. Dat zit met name in wilde zwijnen en zij houden zich natuurlijk niet aan de landsgrenzen. Dat is spannend en een vinger aan de pols houden is belangrijk. Als het gaat om het monitoren van dierziekten in Nederland zijn WBVR en GD dus aanvullend op elkaar. Onze uitslagen wor den bijvoorbeeld in de monitoringsrapportage verwerkt, zodat we het hele veld in kaart houden. Door goede samen werking en vertrouwen in elkaar kan dat.” Snel reageren op uitbraken is belangrijk, om schade aan diergezondheid en het dierenwelzijn te beperken, evenals de maatschappelijke impact en economische schade. “Nederland exporteert veel, daarom is een hoge dier gezondheidsstatus noodzakelijk om onze toppositie als exporteur te behouden. Door een goed monitorings systeem signaleer je eventuele afwijkingen en kun je daarop inspelen. Door de korte doorlooptijden kunnen we snel vaststellen of het om een meldings- en bestrijdings plichtige ziekte gaat en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit kan dan snel eventuele vervolgstappen zetten. Ik denk dat we in Europa wel een unieke positie hebben voor de diergezondheidsmonitoring. Het ge zamenlijke doel verbindt GD en WBVR. We hebben het goed geregeld en weten elkaar te vinden in die gevallen waarin het noodzakelijk is.”
“We weten elkaar te vinden in die gevallen waarin het noodzakelijk is.” 24
Evelyne de Graef, manager diergezondheid Dierengezondheidszorg Vlaanderen
Over de landsgrenzen heen kijken
Internationale samenwerking is belangrijk, want diergezondheid stopt niet bij de landsgrenzen. We zagen het in 2019 in België. Voor onze zuider buren was het een intensief jaar. Het land werd getroffen door het H3N1-vogelgriepvirus op pluimveebedrijven en de Afrikaanse varkenspest bij wilde zwijnen. In maart werd België beperkingsgebied voor blauwtong serotype 8, als gevolg van meerdere uitbraken. De monitoring is voor Vlaanderen belegd bij Dierengezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) en voor Wallonië bij Arsia. Evelyne de Graef is manager diergezondheid bij DGZ. “Transparantie, communicatie, professionaliteit, ziektepreventie en door preventie zorgen voor gezonde dieren zijn enkele hele belangrijke punten bij de dier gezondheidsmonitoring. Met onze monitoring willen we inzicht geven in de diergezondheids status in ons land en dat draagt uiteindelijk weer bij aan gezondere dieren en veilig voedsel. DGZ wordt bestuurd door een raad van bestuur van veehouders en werkt onder andere in op dracht van het Voedselagentschap (Belgische overheid – red.). Onze dierenartsen onder steunen zowel dierenartsen als veehouders bij de monitoring, bestrijding en preventie van (meldingsplichtige) ziekten. Ook doen we laboratoriumonderzoek en identificatie en registratie van veebedrijven en hun dieren. De opzet van onze diergezondheidsmonitoring is te vergelijken met Nederland. Wij zijn nu
b ezig om stappen te zetten naar een vorm van meer proactieve monitoring, zoals Nederland al doet.” Tijdens diverse bijeenkomsten wordt er kennis uitgewisseld met collega’s uit andere landen, zoals bij de jaarlijkse bijeenkomst van het European Veterinary Surveillance Network. Zulke internationale contacten zijn belangrijk, zegt Evelyne: “Het is goed om kennis met andere landen uit te wisselen. Hoe pakt een ander land de monitoring aan? Kun je diagnostiek voor elkaar doen? Zijn er opkomende dierziekten waar in het buitenland al ervaring mee is? Zo leren we van elkaar, kunnen we deze kennis in onze thuislanden delen en zorgen we op die manier samen voor een goede diergezondheid. Ik geloof dat internationale samenwerking steeds belangrijker wordt en er binnen de EU nog veel winst valt te behalen. Bij internationale meldings plichtige ziekten is dat eenvoudiger, omdat er wetgeving over is. Maar ook andere dierziekten wil je vroeg opsporen. Door rapportages, uit slagen en diagnostiek te uniformeren en data op een slimme manier inzichtelijk te maken voor de sector kun je de diergezondheid beter waarborgen. Sommige ideeën zijn snel uit te voeren, andere zijn misschien een kwestie van de lange adem. Maar in mijn overtuiging voor kom je problemen effectiever met een gemeen schappelijke aanpak.”
25
Betrokken partijen Begeleidingscommissies diergezondheid De diergezondheidsmonitoring is een initiatief van de overheid en de veehouderijsector. Betrokken partijen geven mede vorm aan de wijze waarop de monitoring plaatsvindt en zijn betrokken bij het bespreken van Âbevindingen uit de monitoring.
Centrum Monitoring Vectoren (CMV)
Kennisuitwisseling diergezondheid Samenwerking is van belang omdat andere partijen Âaanvullende kennis en informatie hebben of bijvoor beeld andere laboratoriumtechnieken gebruiken.
26
Faculteit Diergeneeskunde
Volksgezondheid Humane gezondheid en diergezondheid hangen nauw met elkaar samen. Onder het motto ‘One Health’ werken humane en veterinaire gezondheidspartijen samen om tijdig maat regelen te kunnen nemen bij zoönosen: ziekten die van dieren op mensen kunnen worden over gedragen. Het beschermen van de gezondheid van mens en dier staat daarbij altijd voorop.
Signaleringsoverleg Zoönosen
European Veterinary Surveillance Network
Internationale samenwerking Dierziekten stoppen niet bij de Nederlandse grens. Door het veranderende klimaat en de toenemendeinternationale handel neemt de kans op verspreiding van dierziekten over grenzen toe. GD werkt op onderzoeksgebied en kennisuitwisseling samen met een breed internationaal netwerk van onderzoekers en laboratoria. Dit netwerk, binnen en buiten Europa, groeit gestaag. 27
4 28
Verdiepingen
29
LATIJNSE NAAM RUND
Bos
TOTAAL 32.477 BEDRIJVEN
BEDRIJFSDICHTHEID*
15.753 melkveebedrijven
> 761 UBN’s 293-761 UBN’s
16.724 niet-melkleverende bedrijven
53-292 UBN’s 1-52 UBN’s
TOTAAL ± 3,3 MILJOEN DIEREN *Bedrijfsdichtheid van rundveebedrijven in Nederland per tweecijferige postcode. Hoe donkerder het gebied hoe meer bedrijven er aanwezig zijn.
1.629.029 melkkoeien
1.681.173 overig rundvee
3.533 VEEKIJKERCONTACTEN IN 2019
TOTAAL 2.306 PATHOLOGIE-INZENDINGEN Longen en luchtwegen 12%
Maagdarmkanaal en lever
17%
1% 7%
36%
20% 6%
Hart en bloedvaten Overige infectueuze aandoeningen Overige niet-infectueuze aandoeningen Geen diagnose Abortus en doodgeboorte
30
Van de humane salmonella-infecties is 3 procent af komstig van het rund (Vlaanderen et al., 2019). In 2008 is de melkveehouderij daarom een landelijke aanpak van salmonella gestart. Ook in de monitoring runder gezondheid is daarom veel aandacht voor salmonella, variërend van pathologie en veekijkeradvies tot analyse van de trends op landelijk niveau. De landelijke aanpak van salmonella door veehouders, gestimuleerd door de zuivelondernemingen, is succes vol: het percentage melkveebedrijven waarbij anti stoffen tegen salmonella in tankmelk worden aange toond is sterk gedaald (figuur 1). Monitoring van salmonella-infecties blijft echter belangrijk. Salmonellabacteriën worden op basis van hun O- en H-antigenen ingedeeld in serotypes, zoals Dublin en Typhimurium. Serotypes worden ingedeeld in de groepen A tot en met E, en een restgroep met de O-antigenen 11 tot en met 67. Deze restgroep wordt ook wel aangeduid als ‘F-67’ of ‘S-67’. Het aandeel van serotypes uit groep B (waaronder Typhimurium) neemt de laatste jaren sterk af (figuur 2). Tegelijkertijd laten de resultaten zien dat sero types buiten de groepen B en D in aantal toenemen, tot 17 procent van de getypeerde isolaten uit sectiemateriaal 150
rollend jaargemiddelde % ongunstige tankmelkuitslag
10%
5%
Tankmelkronde 0%
123 123 123 123 123 123 123 123 123 123 123 123 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018 2019
BRON: QLIP
Salmonella-infecties op het melkveebedrijf
Percentage melkveebedrijven
Rund
15%
Figuur 1. Percentage melkveebedrijven waarbij antistoffen tegen salmonella worden aangetoond in tankmelk (bron: Qlip). en 27 procent van de getypeerde isolaten uit faeces in 2019. Voor de praktijk is dit van belang, omdat infecties met deze serotypes niet tot uiting komen in de tankmelk uitslagen. Dit onderstreept het belang van faeceskweken en secties in de diagnostiek van salmonellose. Het vóór komen van de verschillende serotypes is ook voor het RIVM belangrijke informatie om bronnen van humane salmonella-infecties in kaart te brengen. Beheersing van salmonella is in het belang van de consument en de afzet van zuivel, maar ook in het belang van de gezondheid van de veehouder, gezinsleden en medewerkers. Een aantal keer per jaar komen bij de Veekijker signalen binnen van ernstige salmonellose bij veehouders, gezinsleden en medewerkers op besmette rundveebedrijven. Vooral Salmonella Dublin-infecties verlopen bij de mens ernstig met een verhoogd risico op complicaties. Als er een verhoogd risico is voor mensen worden de signalen besproken in het Signalerings overleg Zoönosen. In dit overleg komen signalen uit de veterinaire en humane sector samen, in het belang van de volksgezondheid. 800 Niet getypeerd
700 120
O:11 tot O:67 Serogroep E
600
Overig serogroep D Dublin (serogroep D)
500
90
Serogroep C Overig serogroep B
400 60
Typhimurium (serogroep B)
300 200
30 100 0
‘01 ‘02 ‘03 ‘04 ‘05 ‘06 ‘07 ‘08 ‘09 ‘10 ‘11 ‘12 ‘13 ‘14 ‘15 ‘16 ‘17 ‘18 ‘19
0
'01 '02 '03 '04 '05 '06 '07 '08 '09 '10 '11 '12 '13 '14 '15 '16 '17 '18 '19
Figuur 2. Serogroepen van isolaten uit sectiemateriaal (links) en faeces (rechts) van runderen op melkveebedrijven ingezonden naar GD in de periode 2001-2019. 31
Maarten Weber, dierenarts en specialist rundergezondheid GD
Beheersing van salmonella belangrijk voor mens en dier “Salmonella-infecties bij het rund kunnen worden overgedragen op mensen. Contact met besmette runderen en hun mest vormt een belangrijke besmettingsroute. Ook verlossingen van besmette runderen vormen een risico, met name van verwerpers. Beheersing van salmonella is dus van direct belang voor de eigen gezondheid van veehouders en hun ge zinsleden, medewerkers en dierenartsen. Nederlandse melkvee bedrijven zijn op grond van de leveringsvoor waarden van hun zuivel onderneming verplicht om maatregelen te nemen tegen salmonella- infecties. Bedrijven met salmonella moeten deze infectie v olgens een pro tocol aanpakken, samen met hun dierenarts. Klinische verschijnselen passend bij salmonellose of ongunstige labuitslagen vormen vaak de aanleiding voor contact met de Veekijker. De verspreiding van salmonella kan worden beperkt door de infectie snel vast te stellen, runderen met klinische salmonellose te isoleren en gericht te behandelen. Aanvullende diagnostiek zoals mest kweek of pathologisch onderzoek is daarom belangrijk in de aan pak van een uitbraak, ook omdat niet alle serotypes een ongun stige tankmelkuitslag geven. Op een besmet bedrijf adviseren we preventieve maatregelen, zoals goede hygiëne, het scheiden van diergroepen en het verhogen van de weerstand tegen salmonella. Op een deel van de bedrijven wordt dat gevolgd door het opsporen en afvoeren van salmonelladragers. Via de Veekijker kwamen eind vorig jaar meldingen binnen van bedrijven waar veehouders en hun gezinsleden waren besmet. Dergelijke observaties nemen we mee in het Signaleringsoverleg Zoönosen.”
32
Kitty Maassen, afdelingshoofd Dier en Vector bij het RIVM
Kennis samenbrengen om te komen tot gericht advies “Binnen het Signaleringsoverleg Zoönosen (SO-Z) heb ik de rol van voorzitter. Bij dit overleg zitten organisaties uit het humane gezondheidsdomein, het diergezondheids domein en het voedselveiligheidsdomein aan tafel om signalen van mogelijke zoönosen te bespreken. We komen maandelijks bij elkaar en bespreken dan gemid deld tien signalen. In 2019 was er bijvoorbeeld een cluster van salmonella-casussen bij melkveebedrijven in één regio. We bespreken in het SO-Z of zo’n signaal mogelijk een gevaar vormt voor de volksgezondheid. Gezamenlijk wordt er beoordeeld of er vervolgacties nodig zijn, in het geval van deze salmonella-casussen was er geen vervolg nodig. Wel is het cluster opgenomen in het maandelijks overzicht zoönosesignalen, dat wordt gedeeld met professionals die werkzaam zijn op het terrein van zoönosen waaronder (dieren)artsen, onderzoekers en beleidsadviseurs.
Het is mooi dat we op deze manier veterinaire en humane kennis bij elkaar kunnen laten komen. Een actie naar aan leiding van een signaal zoals over het cluster van salmonellacasussen kan zijn dat we de salmonella-serotypes en DNAsequenties die we vinden bij mensen en dieren met elkaar vergelijken, waardoor we beter inzicht krijgen in de manier waarop besmettingen hebben plaatsgevonden. We kunnen bijvoorbeeld zien of de salmonella waarmee een gezinslid op een boerderij is besmet, hetzelfde is als de salmonella die in de stal bij de dieren is gevonden. Met een goede risico analyse op het bedrijf kan dan gericht worden geadviseerd en kunnen hopelijk infecties in de toekomst worden voor komen.”
“Contact met besmette runderen en hun mest vormt een belangrijke besmettingsroute.” 33
LATIJNSE NAAM VARKEN
Sus scrofa domesticus
TOTAAL 4.056 VARKENSBEDRIJVEN
BEDRIJFSDICHTHEID*
1.634 bedrijven met zeugen
> 191 UBN’s
3.342 bedrijven met vleesvarkens
6-36 UBN’s
37-191 UBN’s
1-5 UBN’s
TOTAAL ± 12 MILJOEN DIEREN *Bedrijfsdichtheid van varkensbedrijven in Nederland per tweecijferige postcode. Hoe donkerder het gebied hoe meer bedrijven er aanwezig zijn.
1.440 VEEKIJKERCONTACTEN
1.656 VEEKIJKERVRAGEN 1.275
vragen door dierenartsen
85
verschillende onderwerpen
53 45 vragen over PRRS
vragen over kreupelheid
2.182 PATHOLOGIE-INZENDINGEN 84 verschillende diagnoses gesteld
1.025 bacteriestammen onderzocht op antibioticumgevoeligheid
ONLINE MONITOR VARKEN > 163 UBN’s 21-163 UBN’s 3-20 UBN’s 1-2 UBN’s • Aantal bedrijven: 4.056 • 3.500 bedrijfsbezoeken per maand: gezondheids status gemeld
34
Varken Plotselinge sterfte bij zeugen Op een zeugenbedrijf stierven in het voorjaar van 2019 in korte tijd dertig drachtige zeugen van de aanwezige 1.600 zeugen. Uit pathologisch onderzoek kwamen ver denkingen van een infectie met Str. zooepidemicus naar boven. Niet alleen in Nederland, maar ook in Canada kwamen dezelfde ziektebeelden voor. Wat betekende dit? Bij pathologisch onderzoek op twee van de dertig gestorven zeugen bleken beide zeugen een vergrote, gezwollen milt te hebben passend bij sepsis (bloed vergiftiging). Bij onderzoek op nog vijf dieren werden purulente ontstekingen van bijholten en hersenen vast gesteld. Uit de gestorven dieren is Streptococcus equi ssp. zooepidemicus (Str. zooepidemicus) gekweekt en het werd duidelijk dat een infectie met deze bacterie de oorzaak van de sterfte was. Ook in het begin van 2019 werd een dergelijk geval beschreven en in het najaar van 2019 kwam een derde geval aan het licht. Gelijkend ziektebeeld Canada Afgelopen zomer is in Canada een sterk gelijkend ziekte beeld beschreven. In een artikel* (Costa, Lage 2019) hierover stellen de auteurs dat Str. zooepidemicus door gaans wordt beschouwd als een ziekteverwekker die slechts bij verminderde weerstand tot ziekteverschijnselen leidt bij mensen, paarden, honden en varkens. De bacterie kan echter ook een ernstig ziektebeeld veroorzaken, gekenmerkt door longontsteking, bloedvergiftiging en hersenvliesontsteking. In april 2019 vond een uitbraak van plotselinge sterfte en verwerpen plaats bij vier zeugenbedrijven in de provincie Manitoba. De zeugen kregen in korte tijd koorts, werden lusteloos en stierven zonder andere specifieke klinische verschijnselen. Het
*Costa MO, Lage B ‘Streptococcus equi subsps. zooepidemicus associated with sudden death of swine in North America’ in print (2019)
Normale en vergrote milt.
sectiebeeld was passend bij bloedvergiftiging. Bovendien zag men bij pathologisch onderzoek van meerdere dieren purulente neusontsteking, longoedeem, galblaasoedeem en hemorragische lymfeknopen, vooral bij de voorste luchtwegen. Ook in Canada werd Str. zooepidemicus gekweekt. Andere bekende ziekteverwekkers, zoals PRRS of influenza, werden niet aangetroffen. Microscopisch werden grampositieve bacteriën (coccen) gezien in hartweefsel en lymfeklieren. Oorzaak sterfte Sequentie-analyse maakte duidelijk dat alle Canadese isolaten vergelijkbaar waren met eerder beschreven virulente Str. zooepidemicus-stammen uit China en met een virulente stam uit een paard met droes in het Verenigd Koninkrijk. Alle isolaten uit varkens behoorden tot sequentietype ST-194 met specifieke virulentie factoren. De bevindingen suggereren de opkomst van Str. zooepidemicus ST-194 als oorzaak van sterfte bij varkens in Noord-Amerika. Uit nader onderzoek van het in Nederland gevonden Str. zooepidemicus-isolaat is gebleken dat de gevonden stam afwijkend is van de stam uit Canada. Het is duidelijk dat Str. zooepidemicus ernstige ziekteverschijnselen kan veroorzaken bij varkens, paarden en honden. Bij gevallen van sterfte van zeugen dient men de bacterie te over wegen als mogelijke oorzaak. Het advies is om bij onbe grepen sterfte van zeugen altijd pathologisch onderzoek te doen om gericht behandeling in te kunnen zetten. 35
Linda Peeters, varkensdierenarts bij GD Karin Junker, patholoog bij GD
Goede samenwerking is waardevol
Omdat bij pathologisch onderzoek op een aantal varkens een ongebruikelijk beeld werd gezien hebben de pathologen contact gezocht met de Veekijker om dit te bespreken met de bedrijfsdierenarts en veehouder. “Dat ‘aan de bel trekken’ is ook onze taak voor de monitoring”, vertelt Karin Junker, patholoog bij GD. Volgens Junker is sectie bij dit soort gevallen een belangrijk instrument. “We kunnen organen en weefsels volledig onderzoeken en indien nodig meteen vervolgonderzoek inzetten”. Volgens
Linda Peeters
Linda Peeters, varkensdierenarts bij GD, is een goede samenwerking tussen alle partijen waardevol. “Een patholoog die iets snel herkent, maar ook een dieren arts die op tijd schakelt en de samen werking opzoekt, helpt bij de probleem aanpak.” Die betrokkenheid is ook in het contact heel belangrijk. “Ook het bedrijfs bezoek heeft nuttige informatie opge leverd”, gaat ze verder. Omdat het hier om een bij varkens in Nederland nog niet zo bekende streptokok ging, is deze casus met andere varkens dierenartsen gecommuniceerd in onder andere GD Veterinair, maar ook via de Veekijker-WhatsApp. “Dit zijn belang rijke communicatiemiddelen voor dit soort zaken”, vertelt Peeters. “Het zorgt ervoor dat iedereen wat alerter is op andere gevallen.”
Karin Junker
“Als patholoog is het ‘aan de bel trekken’ mijn taak voor de monitoring.” 36
Jozef Kwinten, varkensdierenarts bij VGTZ
Andere inzichten door Veekijker “Soms kom je bijzondere gevallen tegen waar je als practicus even in het duister tast. Zo ook bij dit bedrijf waar zeugen niet alleen griepachtige verschijnselen vertoonden, maar waar ook veel uitval was. Na allerlei onder zoeken die niets uitwezen heb ik contact opgenomen met de Veekijker. Zij hebben met me meegedacht, maar dat leidde nog niet tot een concrete oplossing. Daarom heb ik samen met Manon Houben (manager Afdeling Varkens, GD) een bedrijfsbezoek afgelegd. We zetten alles op een rij, namen verschillende monsters en selecteerden een aantal verdachte dieren voor pathologisch onderzoek. De onderzoeksresultaten van de toen ingestuurde dieren waren duidelijk: bij alle ingestuurde dieren kwam dezelfde kiem naar boven, Streptococcus zooepidemicus. We zijn toen gericht zieke dieren met antibioticum gaan behandelen en dit resulteerde erin dat de dieren het in ieder geval over leefden. Ook hebben we een autovaccin gemaakt van de verwekker. Of het ondanks of dankzij dit vaccin was weet ik niet, maar na de vaccinatie werd het snel rustig. De Veekijker geeft soms net wat andere inzichten. Er wordt de laatste jaren steeds beter meegedacht en ik waardeer het flexibele karakter. Het is voor mij, en voor veel dierenartsen die ik ken, een nuttige tool bij bijzondere gevallen.”
37
LATIJNSE NAAM KIP
Gallus gallus Meleagris gallopavo Anatidae
KALKOEN EEND
AANTAL BEDRIJVEN
BEDRIJFSDICHTHEID* Vleeskippen: ≈1.150
> 77 UBN’s
Legkippen: ≈1.100
16-77 UBN’s
Eenden: ≈65
3-15 UBN’s
Kalkoenen: ≈43
1-2 UBN’s
*Bedrijfsdichtheid van pluimveebedrijven in Nederland per tweecijferige postcode. Hoe donkerder het gebied hoe meer bedrijven er aanwezig zijn.
1.950 VEEKIJKERCONTACTEN IN 2019
EARLY WARNING SYSTEM 2019 Salmonella Gallinarum: geen meldingen Salmonella Pullorum: 2 meldingen
1.125 PATHOLOGIE-INZENDINGEN
Mycoplasma gallisepticum: 17 meldingen
Reguliere secties: 826 Secties peilpraktijken: 280
Coryza/Avibacterium paragallinarum: 34 meldingen
NVWA-slachtlijnonderzoek: 19 Gumboro: 37 meldingen
516.193 ONDERZOCHTE MONSTERS AI EN NCD ILT: 8 meldingen AI-ELISA: 191.237 AI-AGP: 10.339 NCD-HAR: 314.617
38
Pluimvee Peesschedeontsteking door reovirus Het aantal inzendingen van vleeskuikens en opfok pluimvee met peesschedeontsteking door reovirus neemt sinds 2011 toe. Deze ontwikkeling was aanleiding voor nader onderzoek naar de relatie tussen de reovirus status bij moederdieren en het voorkomen van pees schedeontsteking door reovirus bij nakomelingen. Hier is binnen praktijkonderzoek invulling aan gegeven. Reovirussen komen bij vleeskuikens en opfokpluimvee veel voor. Bepaalde reovirus-stammen kunnen pees schedeontsteking veroorzaken, waardoor kuikens kreupel worden. Dit kan leiden tot verminderde groei, verminderde uniformiteit en afkeuringen op de slachterij. De diagnose peesschedeontsteking door reovirus wordt gesteld op basis van het aantonen van reovirus én virale ontsteking in de peesschede. Dit gebeurt met de PCR en histologisch onderzoek. De ernst van de ziekte is afhankelijk van het reovirus-isolaat, de leeftijd van infectie en de afweer die het kuiken van het moederdier heeft meegekregen (maternale bescherming). Met name infecties op jonge leeftijd bij vleeskuikens met weinig maternale bescher ming leiden tot ernstige klachten. Invloed maternale bescherming Reovirus kan worden overgedragen van moederdieren op nakomelingen (verticale transmissie). Onze afdeling pluimvee deed nader onderzoek naar peesschede onsteking bij dertig vleeskuikenkoppels. Er waren geen duidelijke aanwijzingen dat de vleeskuikens via verticale transmissie werden besmet. Desondanks kon dit bij enkele koppels ook niet geheel worden uitgesloten. Of verticale transmissie de bron van het virus is, zal voor elk geval apart moeten worden bepaald. Gezien de rol van maternale bescherming worden alle slachtopfokkoppels tegen reovirus gevaccineerd. Het is bekend dat de hoogte van de antilichaamtiters
Verdikte pees
sterk varieert bij koppels aan het einde van de opfok. Het praktijkonderzoek laat zien dat peesschede ontsteking door reovirus bij nakomelingen van jonge moederdieren met name voorkomt als de antilichaam titers bij deze moederdieren relatief laag waren. Ook bij nakomelingen van oudere moederdieren was een associatie tussen het voorkomen van peesschede ontsteking bij vleeskuikens en een afnemende maternale bescherming. De status aan het einde van de opfok was hierbij minder relevant. Variant-virussen De toename in het aantal gevallen van peesschede ontsteking door reovirus wordt wereldwijd gezien. Vaak wordt dit toegeschreven aan het voorkomen van variantvirussen waartegen bestaande vaccins minder bescherming zouden kunnen geven. Deze reovirus-varianten worden ook in de Nederlandse gevallen gevonden. Er waren binnen het onderzoek echter geen duidelijke gevallen waarbij ernstige peesschedeontsteking optrad ondanks een goede maternale bescherming. Praktische adviezen De onderzoeksresultaten leiden tot praktische adviezen die de ernst van de reovirus-problematiek kunnen verminderen: 1. Verbeteren van de biosecurity en reiniging en ont smetting op vleeskuikenbedrijven om vroege infecties te voorkomen; 2. Verbetering van de vaccinatie bij opfokmoederdieren om de mate van maternale bescherming te verbeteren. 39
Christiaan ter Veen, pluimveedierenarts GD
Van signalering tot praktijkonderzoek “We zien de laatste jaren het aantal gevallen van pees schedeontsteking door reovirus en de aandacht ervoor toenemen. Dit blijkt uit zowel sectiezaal-inzendingen, peildierenartsen als Veekijkercontacten. De monitoring is voornamelijk bedoeld voor signalering: je ziet dat het aantal gevallen toeneemt, maar je weet nog niet waarom. Daar is gericht onderzoek voor nodig, dat kan binnen praktijkonderzoek. Er zijn veel factoren die invloed hebben op het ziektebeeld na een reovirus-infectie. Maternale bescherming, opgewekt door vaccinatie of infectie van het moederdier, is één van deze factoren. Hierin is veel variatie, bovendien zijn er reovirussen waartegen verminderde kruisbescherming bestaat. We wilden weten welke van deze factoren de grootste rol speelt. Dat bleek uiteindelijk de variatie in maternale bescherming te zijn, maar ook dat maternale bescherming waarschijnlijk geen totaaloplossing biedt. Aan het onderzoek zelf namen verscheidene partijen deel, zoals pluimveehouders, dierenartsen, broederijen en anderen. Zij zonden dieren in voor sectie en leverden informatie aan. Door met zoveel partijen samen te werken, haak je iedereen aan en zorg je ervoor dat de resultaten breed binnen de sector kunnen worden gebruikt. Speciaal voor dit onderzoek hebben we naast de reguliere commu nicatie de resultaten gepresenteerd in een webinar. Gezien de eerste reacties lijkt dit voor herhaling vatbaar.” Ga voor meer informatie en het terugkijken van het webinar naar www.gddiergezondheid.nl/reo.
40
“Het is belangrijk te weten of de vaccinaties effectief zijn.”
Johan Kollenstart, teamleider aanvoer Probroed & Sloot
Voor een goede monitoring hebben we data nodig “Wij hebben veel contact met GD. We vangen als vleeskuikenbroederij veel signalen op uit het veld en we vinden het belangrijk dat deze goed worden geduid. Binnen de pluimveesector wordt heel veel geënt, onder het motto voor komen is beter dan genezen. Daarbij is het wel belangrijk om te weten of de vaccinaties effectief zijn. Zo ook bij reovirus en alle problemen die dit virus veroorzaakt. We weten niet goed hoe het virus zich gedraagt in het veld en wat de rol van vaccinaties is. Bij een aantal algemene problemen werd ook aan reovirus een rol toegedicht. Zonder dat er feiten waren, dan vind ik dat je dat moet onderzoeken. En als we niet monitoren, weten we ook niet of het vaccineren effectief heeft ge werkt. Ik geloof dat we veel meer data moeten hebben om de diergezondheid goed te kunnen monitoren en dit soort vragen te kunnen beant woorden. Probroed & Sloot heeft dan ook mee gedaan aan het praktijkonderzoek naar reovirus.
Nu hebben we een eerste stap gezet en weten we hoe het reovirus zich ergens gedraagt in het veld. Ik hoop dat we gaan doorpakken en verder onderzoek gaan doen. Hoe kunnen we de kuikens nog beter of langer beschermen? Daarnaast zou het mooi zijn als nog meer organisaties zich aan sluiten en onderzoeken hoe koppels worden gevaccineerd en welke effecten dat heeft. Dan werken we nog meer samen aan een verbetering van de diergezondheid.”
41
LATIJNSE NAAM
Ovis orientalis aries GEIT: Capra aegagrus hircus SCHAAP:
BEDRIJFSDICHTHEID*
AANTAL BEDRIJVEN Schapen: ruim 31.000 Geiten: ruim 14.000 (waarvan ruim 400 beroepsmatige melkgeitenbedrijven)
> 852 UBN’s 413-852 UBN’s 120-412 UBN’s 1-119 UBN’s
AANTAL DIEREN Schapen: 1,2 miljoen Geiten: 0,7 miljoen
*Bedrijfsdichtheid van geiten- en schapenbedrijven in Nederland per tweecijferige postcode. Hoe donkerder het gebied hoe meer bedrijven er aanwezig zijn.
1.725 VEEKIJKERCONTACTEN IN 2019 708 PATHOLOGIE-INZENDINGEN 2019 DIERDICHTHEID**
SCHAPEN
GEITEN
**Dierdichtheid van schapen- en geitenbedrijven in Nederland per tweecijferige postcode. Hoe donkerder het gebied hoe meer dieren er aanwezig zijn.
42
Kleine herkauwers Diarree bij melkgeiten Vanuit de Veekijker en tijdens bedrijfsbezoeken blijkt dat op meerdere melkgeitenbedrijven met enige regelmaat volwassen geiten plotseling diarree krijgen. Eind 2019 en begin 2020 heeft GD een bedrijf bezocht dat al ongeveer anderhalf jaar dergelijke klachten heeft. Pathologisch onderzoek kan helpen om meer van de achtergrond van deze aandoening te begrijpen. Het algemene beeld op een bedrijf met dit probleem is dat er gedurende een periode van enkele weken, en soms zelfs maanden, telkens nieuwe gevallen van diarree voorkomen. De diarree kan mild verlopen, maar ook water dun zijn en met bloedbijmenging gepaard gaan. Soms herstellen de getroffen dieren spontaan, maar in veel gevallen bestaat de indruk dat antibiotica nodig zijn om het leven van het dier te redden. Na toediening daarvan reageren de dieren in de regel snel, meestal binnen enkele uren tot een dag. Daarnaast bestaat de indruk dat vaccinatie tegen clostridia de problemen vermindert, wat vaak een aanleiding is om een keer extra te vaccine ren. Om dit ziektebeeld beter te begrijpen is het advies aan bedrijven om bij vergelijkbare problemen dieren aan te bieden voor pathologisch onderzoek. Uitslag onderzoek bedrijf Van het bezochte bedrijf zijn tussen de bedrijfsbezoeken door drie dieren nader pathologisch en bacteriologisch onderzocht. Daarbij werden in eerste instantie ernstige afwijkingen gevonden in de voormagen en de dunne darm, maar soms ook in de dikke darm. Opvallend was het aan treffen van grote aantallen van de bacteriën Clostridium perfringens, Paeniclostridium sordellii en Clostridium sporogenes in de darm. Clostridium perfringens is de
Melkgeiten
v eroorzaker van enterotoxaemie, maar de typische ver anderingen die passen bij enterotoxaemie kwamen bij deze dieren niet voor. De betekenis van de bacteriën Paeniclostridium sordellii en Clostridium sporogenes is minder duidelijk. Omdat de geschiedenis van dit bedrijf goed bekend was heeft nader onderzoek plaatsgevonden, onder andere van de voormagen. Daarbij zijn aanwijzingen gevonden voor al langer bestaande klachten die waar schijnlijk hun oorzaak vinden in pensverzuring en insta biliteit van de pensflora. Mogelijk heeft dit consequenties voor de afweer op darmniveau, waardoor ziekteverwekkers een kans krijgen. Wat moet je weten voor inzenden? Pathologisch onderzoek kan helpen om meer inzicht te krijgen in de problemen op een bedrijf. Bij voor patho logisch onderzoek ingezonden geiten is een goede omschrijving van de klachten nodig, zodat pathologen goed geïnformeerd hun werk kunnen doen. Zonder die informatie vindt niet altijd het gerichte onderzoek plaats dat nodig is om een oorzaak te achterhalen. Ook mogen de dieren niet zijn behandeld en ze zijn bij voorkeur zo vers mogelijk. Het is raadzaam om van tevoren contact op te nemen met de Veekijker (0900 7100 000) om details voor het uitvoeren van onderzoek te bespreken.
43
Voeradviseur ForFarmers
Kennis combineren en elkaar versterken “Op een succesvol melkgeitenbedrijf speelden al langere tijd diarreeproblemen waar wij vanuit voedingsperspectief de achterliggende problema tiek niet konden achterhalen. Daarom schakelden we de hulp in van GD om het vanuit veterinair perspectief te kunnen bekijken. De geboden veterinaire kennis was erg waardevol. Samen met GD, dierenarts en geitenhouder hebben we aan de keukentafel alle opties doorgesproken. Om de onduidelijkheid te doorbreken hebben we in het overleg besloten geiten aan te bieden voor pathologisch onderzoek. In overleg is er nog een extra onderzoek uitgevoerd in het slachthuis, waar ik foto’s van de pensen heb gemaakt die ik ter beoordeling aan de pathologen heb voorgelegd. Daaruit bleek dat er dieren waren met afwijkingen aan de pens en dat de pens verkeerd was opge bouwd, waarschijnlijk door iets dat in het ver leden is gebeurd. Het is mooi om te zien dat pathologie problemen beter in beeld brengt. Dieren die op het oog ge zond zijn, kunnen toch onderliggende problemen hebben. In de geitensector zijn er veel mensen met verstand van zaken en het is belangrijk deze kennis te combineren en elkaar te versterken. Uit eindelijk geldt voor ons allemaal hetzelfde: dier gezondheid staat centraal. En daarom zullen wij blijven monitoren en evalueren, zodat dit bedrijf in de toekomst vrij blijft van diarreeproblemen.”
“Het is mooi om te zien dat pathologie problemen beter in beeld brengt.” 44
Liesbeth Harkema
Piet Vellema, dierenarts Kleine Herkauwers, Paarden & Gezelschapsdieren en Liesbeth Harkema, patholoog bij GD
Ingewikkelde problemen los je alleen samen op
Toen de Veekijker opnieuw een melding kreeg van een melkgeitenbedrijf met diarreeproblemen ging de bal bij GD rollen. Van telefonisch contact tot bedrijfsbezoek en van faeces- tot pathologisch onderzoek. “Zo missen we niks”, vertelt Piet Vellema, dierenarts bij GD.
Piet Vellema
De keuze om pathologisch onderzoek te doen, was voor Piet Vellema en Liesbeth Harkema, de betrokken patholoog, logisch. “Een aandoening van het maagdarmkanaal kun je alleen zo goed onderzoeken, je brengt namelijk alle onder delen van het maagdarmkanaal in beeld”, legt Liesbeth uit. In deze casus hebben dierenarts, voeradviseur en GD de krachten gebundeld. “Waar we een bedrijfsbezoek normaal alleen met de praktiserend dierenarts doen, nodigen we rondom eventuele voerproblemen ook altijd een voer adviseur uit. Zij delen hun kennis op dat vlak en wij delen onze veterinaire kennis. Dat versterkt elkaar. Daarbij zorgt het voor transparantie en voorkomt het communicatie problemen.” Volgens Piet komen dit soort diarreeproblemen op meer bedrijven voor. “Om dit goed in beeld te krijgen deden we een oproep richting geitenhouders en hun dierenartsen om bij vergelijkbare problemen ook dieren in te sturen. Inmiddels hebben enkele bedrijven dit gedaan en gaat ons onderzoek door.”
45
De mensen achter de monitoring
Marieke Augustijn M
Elke dag zetten deze collega’s zich met passie
Evert van Garderen P
Karin Junker
P
Deborah van Doorn R
Deon van der Merwe
R
in om diergezondheid te verbeteren. Zij onderzoeken, bundelen en analyseren de signalen vanuit het veld. De uitkomsten delen zij met veehouders, dierenartsen en betrokkenen, zodat zij, indien nodig, actie kunnen ondernemen. Lotte Roos
M
Harmke Schrijver
M
Iris Bos
M
Paul Wever
M
Hans Bultman
M
Manon Houben V M
Jobke van Hout
V
Inge Nijhoving
V
Jan Muskens
V
Jasper het Lam
V
Theo Geudeke
V
Tom Duinhof
V
Irene Jorna
M
Patty Penterman
V
Sanne Carp-van Dijken
V
Eveline Dijkstra
V
Karianne Lievaart-Peterson
V
Piet Vellema
V
Anneke Feberwee
V
Debora Smits
V
Linda van V Wuyckhuise-Sjouke
Tara Haan
M
RenĂŠ van den Brom
Carlijn ter Bogt-Kappert
M
Jeanine Wiegel
V
V M
Klaas Peperkamp
P
Liesbeth Harkema
P
Nadine Meertens
P
Reinie Dijkman
P
Sylvia Greijdanus
P
Annet Heuvelink
R
Erhard van der Vries
R
Erik van Engelen
R
Jet Mars
R
Remco Dijkman
R
Marian Aalberts
R
Theo Lam
R
Linda Peeters
V
Lucia Dieste PĂŠrez
V
Anouk Veldhuis
E
Gerdien van Schaik E
Sjaak de Wit
R
Saskia van der Drift R
Rob Nijland
M
Ruth Bouwstra
M
HenriĂŤtte Brouwer E
Maaike Gonggrijp
E
Kristel van den Broek
E
Inge Berends
E
Teun Fabri
Manon Holstege
E
Marit Biesheuvel
E
Pieter Seinen
E
Naomi de Bruijn V P
Christiaan ter Veen V
Robert Jan Molenaar
Wil Landman
V P
V
Willem Dekkers
V P
V
Overkoepelend
P Patholoog
Rund
E Team Epidemiologie
Varken
M Team Monitoring
Pluimvee
R Team R&D
Kleine herkauwers
V Veekijker
GD Monitoring • Jaarverslag 2019
Royal GD Arnsbergstraat 7 Postbus 9 7400 AA Deventer
Belangrijke telefoonnummers GD-Veekijker
0900 - 710 00 00
Ophaaldienst kadavers voor sectie en monstermateriaal
0900 - 202 00 12
Diergezondheidsadministratie, laboratorium, facturering NVWA meldpunt besmettelijke dierziekten
0900 - 1770 045 - 546 31 88
Colofon Royal GD Arnsbergstraat 7 7418 EZ Deventer
Monitoring wordt uitgevoerd door GD met financiering van de veehouderijsector en de overheid. Opdrachtgever: Marieke Augustijn Eindredactie: Daphne de Leeuw, Anne Taverne, Jessica Fiks, Marieke Augustijn, Iris Bos en Lotte Roos Vormgeving: Ineke Oerlemans Drukwerk: Ovimex bv