VARKEN
Rapportage eerste halfjaar 2022
Inhoud
1 Inhoud
2 Leeswijzer
3 Voorwoord
4 Overzicht monitor eerste halfjaar van 2022
5 Aangifteplichtige ziekten (AHR)
6 Trends eerste halfjaar van 2022
7 Overige bevindingen
8 Bijlage I t/m VIII
9 Colofon
Uitgave:
Royal GD - Eerste halfjaar 2022
Telefoon 088 20 25 500 info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl
Ontwerp:
Onis creatieve communicatie
Opmaak:
Drukkerij Ovimex
De resultaten in deze publicatie mogen niet zonder schriftelijke toestemming van de auteurs of de leden van de Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid Varken verwerkt of gebruikt worden (bijv. in wetenschappelijk onderzoek) tenzij sprake is van citatie. Op citaties is auteursrecht van toepassing.
Leeswijzer
Algemene opmerking
De informatie waar deze monitorrapportage van de varkensgezondheid in Nederland op is gebaseerd, wordt door Royal GD gedeeltelijk proactief verworven, bijvoorbeeld in de bewaking van blaasjesziekte (SVD), klassieke varkenspest (KVP) en ziekte van Aujeszky (ZvA) en middels de Online Monitor. In de reactieve monitoringsonderdelen komen specialisten van GD in actie nadat veehouders, hun dierenartsen of voorlichters GD hebben benaderd met een probleem (Veekijkertelefoon en pathologie).
Voor de juiste interpretatie van de gegevens in deze rapportage dient men rekening te houden met de wijze waarop de betreffende informatie is verzameld. Ten aanzien van de reactieve monitoring wordt benadrukt dat geen representatieve steekproef van de veestapel is genomen. De systematiek is erop gericht om zoveel mogelijk bijzondere signalen te detecteren. GD ontvangt voor het pathologisch onderzoek vrijwel uitsluitend diermateriaal van bedrijven met gezondheidsklachten. Ook de vragen van practici uit het veld hebben grotendeels betrekking op bedrijven met - in meer of mindere mate - diergezondheidsklachten. Bedrijven die weinig of geen diergezondheidsproblemen hebben, zijn dan ook nauwelijks vertegenwoordigd in de resultaten die voortkomen uit de reactieve monitoring. De resultaten in deze halfjaarrapportage uit de reactieve monitoring zijn daarom niet rechtstreeks te vertalen naar de mate van voorkomen in de totale Nederlandse varkenspopulatie.
De resultaten van de Online Monitor geven een meer representatief beeld van de gezondheidsstatus van de Nederlandse varkensstapel, doordat in beginsel van elk door een praktiserende dierenarts uitgevoerd bedrijfsbezoek de basale informatie wordt gemeld. Ook wanneer geen sprake is van een gezondheidsprobleem.
Indien in het rapport wordt gesteld dat verschillen significant zijn, dan is de kans dat dergelijke verschillen op toeval berusten kleiner dan vijf procent. Het feit dat een verschil statistisch significant is, wil echter niet altijd zeggen dat dit verschil ook belangwekkend dan wel causaal is. Het belang van de bevinding wordt in de tekst toegelicht.
Indeling rapportage
De indeling van de rapportage is analoog aan de drie doelstellingen, zoals geformuleerd door de opdrachtgevers:
• Het opsporen van bekende, maar in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden (hoofdstuk 3).
• Het volgen van trends en ontwikkelingen van diverse aspecten van diergezondheid (hoofdstuk 4).
• Het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland, of zelfs internationaal, nog niet bekend of beschreven zijn (hoofdstuk 5).
Gedetailleerde, cijfermatige informatie is terug te vinden in de bijlagen.
De uitgangspunten voor de monitoring, evenals een beschrijving van de monitoringsinstrumenten, staan in bijlage I.
Geraadpleegde bronnen
Voor de rapportages wordt gebruikgemaakt van onderstaande gegevensbronnen. Voor een juiste interpretatie van de grafieken en tabellen in deze halfjaarrapportage staat in de titel of het onderschrift steeds vermeld uit welke bron de informatie afkomstig is.
1. LIMS (GD)
LIMS staat voor ‘Laboratorium Informatie en Management Systeem’. In dit systeem worden de gegevens vastgelegd van dieren en diermaterialen die voor onderzoek worden aangeboden aan GD. Vanaf het moment van binnenkomst tot aan het verzenden van de onderzoeksresultaten worden de gegevens in het systeem gebracht en bewaard. Voor de monitoring zijn in het bijzonder van belang de gegevens over pathologisch onderzoek en eventueel die met betrekking tot bloed-of mestmonsters.
2. CRM (GD)
MoRP is de afkorting voor ‘Monitoring Registratie Programma’. Het programma is onderdeel van het CRM-systeem van GD. Relevante gegevens van bedrijfsbezoeken en telefonische contacten (Veekijkertelefoon) worden in dit programma geregistreerd. Dit betreft onder andere: wie belt, over welk dier/type en de reden/het onderwerp. MoRP geeft inzicht in de belangrijkste vragen en problemen die leven in het veld.
3. Gegevens van derden
Voor het volgen van trends in de tijd, worden incidenteel bestanden van derden (EU, OIE, ADNS, Rendac, Agrovision, WBVR) met relevante diergezondheidsinformatie geanalyseerd. Daar waar dergelijke informatie wordt gebruikt, staat dat vermeld in de tekst.
4. Online Monitor
Sinds juli 2015 is de Online Monitor varkensgezondheid operationeel. Sinds 1 januari 2016 heeft de Online Monitor een verplicht karakter. Dierenartsen registeren tijdens bezoeken aan varkensbedrijven of sprake is van gezondheidsklachten en zo ja welke leeftijdscategorie het betreft en welk orgaansysteem betrokken is. Zo mogelijk wordt een waarschijnlijkheidsdiagnose gemeld. Gegevens worden via de applicatie ‘VeeOnline’ digitaal gemeld aan GD, die de database beheert.
1. Voorwoord
Voor u ligt de rapportage ‘Monitoring Dierziekten Varkens’ van het eerste halfjaar van 2022. GD vervult een centrale rol in de monitoring van de gezondheid van varkens in Nederland. De Producenten Organisatie Varkenshouderij (POV) en het ministerie van Landbouw, Natuurbehoud en Voedselkwaliteit (LNV) (Directie Dierlijke Agroketens en Dierenwelzijn) financieren de monitoring.
Deze monitoring is ingericht om de sector en de overheid te voorzien van relevante informatie over diergezondheid, zoönosen en voedselveiligheid. De informatiebehoefte van de sector en overheid zijn vertaald in onderstaande doelstellingen voor de monitoring:
• Het opsporen van bekende, maar in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden.
• Het volgen van trends en ontwikkelingen van diverse aspecten van varkensgezondheid.
• Het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland, of zelfs internationaal, nog niet bekend of beschreven zijn.
De varkenshouderijsector en het ministerie van LNV hebben deze informatie uit de monitoring nodig om snel te kunnen ingrijpen bij eventuele problemen en, waar nodig, het beleid bij te stellen. GD verzamelt alle relevante informatie voor de rapportage, interpreteert deze en rapporteert hierover per kwartaal, of direct als de aard van de bevinding hierom vraagt. Zo nodig adviseert GD de belanghebbenden over eventuele vervolgacties.
2. Overzicht Diergezondheidsmonitoring eerste halfjaar 2022
2.1 Inleiding
De monitoring van de varkensgezondheid in Nederland is gebaseerd op drie pijlers: de Online Monitor, het pathologisch onderzoek en de Veekijkertelefoon. Deze pijlers dragen op verschillende manieren bij aan de drie hoofddoelstellingen van de monitoring. Voor het opsporen van bekende, in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen, is vooral pathologie van groot belang. Voor het volgen van trends en ontwikkelingen zijn dat pathologie, de Veekijkertelefoon en vooral de Online Monitor. Voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden zijn de Veekijkertelefoon, pathologie en de pilotstudies de belangrijkste middelen.
In het eerste halfjaar van 2022 is van 3.178 bedrijven ten minste eenmaal door de begeleidende dierenartsen gemeld of sprake was van gezondheidsklachten of niet. In figuur 2.1 is weergegeven wat de ontwikkelingen zijn in het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon, het aantal bedrijfsbezoeken door de Veekijkerdierenartsen en het aantal inzendingen voor pathologisch onderzoek.
De trend in het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon vertoont een variërend patroon. Van 2016 tot het eerste halfjaar van 2021 was sprake van een toename. Echter, vanaf het eerste halfjaar 2021 zien we een daling in het aantal Veekijkercontactmomenten. Ook het aantal secties laat een dalende lijn zien vanaf 2018. Het aantal bedrijfsbezoeken in het kader van de monitoring is beperkt en blijft door de jaren heen gelijk.
Secties
Vragen aan Veekijker Varken
Bedrijfsbezoeken (rechteras)
2.2 Online Monitor
Het gemiddeld aantal varkensbedrijven waarvan praktiserende dierenartsen informatie melden in het kader van de Online Monitor is in de eerste helft van het jaar 2.468 per maand. Dat is een dalende tendens. In totaal zijn in deze periode meldingen gedaan over 3.178 verschillende bedrijven. Dat betekent dat van een flink aantal bedrijven minder dan één keer per maand de gezondheidsstatus wordt gemeld via de Online Monitor. Meldingsdiscipline verschilt per bedrijf en dierenartsenpraktijk, dit wordt geïllustreerd door het feit dat van 364 bedrijven in de eerste zes maanden van 2022 drie of minder meldingen zijn ingevoerd in de Online Monitor.
Op ongeveer 72 procent van de bezochte bedrijven zijn door de dierenarts geen gezondheidsproblemen geconstateerd. Het aantal meldingen van gezondheidsklachten verschilt per diercategorie. De meeste aandoeningen worden gerapporteerd bij gespeende biggen, waar bij 43 procent van het totaal aantal meldingen een gezondheidsprobleem is gerapporteerd. Volwassen zeugen hebben het minst aantal meldingen van klachten, in 93 procent van de bezoeken is geen klacht gemeld in de Online Monitor bij de zeugen. Figuur 2.2 geeft de percentages weer van het aantal klachten verdeeld over de verschillende leeftijdscategorieën.
Bij gespeende biggen worden het vaakst respiratieklachten gemeld, bij zeugen is dit gerelateerd aan vruchtbaarheid en reproductie. Bij vleesvarkens is in 23 procent van de meldingen sprake van een gezondheidsklacht, waarvan 44 procent respiratie-gerelateerd is. Bij zuigende biggen is in 18 procent van de meldingen een klacht geconstateerd, waarvan bijna 50 procent gelinkt is aan problemen van het maagdarmstelsel, waaronder diarree.
Aangezien de Online Monitor inmiddels 7 jaar operationeel is, is het mogelijk om bepaalde trends te volgen, zoals in detail is terug te lezen in hoofdstuk 4. Sinds medio 2020 kunnen dierenartsen de gegevens van hun eigen praktijk ook zelf analyseren met behulp van een interactief online dashboard. Daarmee kan de Online Monitor ook een hulpmiddel zijn voor het gezondheidsmanagement door dierenartsen ten behoeve van de varkenshouders.
jan.-18mrt.-18mei-18jul.-18sep.-18nov.-18jan.-19mrt.-19mei-19jul.-19sep.-19nov.-19jan.-20mrt.-20mei-20jul.-20sep.-20nov.-20jan.-21mrt.-21mei-21jul.-21sep.-21nov.-21jan.-22mrt.-22mei-22
2.3 Pathologisch onderzoek
Pathologisch onderzoek is zeer geschikt voor het opsporen van uitbraken van bekende aandoeningen die niet endemisch in Nederland voorkomen en voor het opsporen van onbekende aandoeningen. Daarnaast leveren secties belangrijke informatie over de ontwikkeling van gevoeligheid van bacteriën tegen diergeneesmiddelen o.a. antibiotica. Naarmate een gezondheidsprobleem sneller wordt opgespoord is de monitoring effectiever. De effectiviteit van de opsporing kan worden opgevoerd door meer secties uit te voeren en door de specifieke gevoeligheid van het testsysteem te vergroten.
De afdeling epidemiologie van GD maakt maandelijks een analyse van gegevens van de secties en kijkt daarbij naar trends in de tijd en de geografische verspreiding van bij pathologisch onderzoek gestelde diagnoses. Indien in een bepaalde tijd of regio een significant afwijkend cluster wordt gesignaleerd, volgt een nadere analyse naar de mogelijke achtergrond ervan.
In het eerste halfjaar van 2022 zijn 827 secties verricht op varkens, waarvan 4 procent op verworpen biggen. In totaal zijn bij de ingezonden varkens 116 verschillende diagnoses gesteld bij het pathologisch onderzoek. Een compleet overzicht van de gestelde diagnoses is te vinden in bijlage III. Voor de verdeling in leeftijdscategorieën van de voor pathologisch onderzoek ingezonden varkens, zie figuur 2.3. Vleesvarkens en opfokgelten representeren 35 procent van het totaalaantal secties. Verworpen vruchten is met 4 procent het kleinste deel.
verworpen vruchten zuigende biggen gespeende biggen vleesvarkens opfok zeugen en beren
In tabel 2.1 en 2.2 zijn respectievelijk de belangrijkste gezondheidsklachten en de meest gestelde diagnoses vermeld bij voor pathologisch onderzoek aangeboden varkens in de eerste helft van 2022.
Belangrijkste
waarvoor dieren werden aangeboden bij GD voor pathologisch onderzoek in het eerste halfjaar van 2022, weergegeven per diercategorie.
Hersenvliesontsteking door Streptococcus suis
Longontsteking (geen oorzaak)
Enzootische pneumonie
Longontsteking door Streptococcus suis
Arthritis/polyarthritis (gewrichtsontsteking)
PIA (Lawsonia intracellularis)
2.4 Veekijkertelefoon
Gespeende biggen
Vleesvarkens
Gespeende biggen
Zeugen en beren
Vleesvarkens
In het eerste halfjaar van 2022 hebben de Veekijkerdierenartsen 498 telefonische vragen beantwoord. Van de bellers was 65 procent dierenarts, 22 procent veehouder en 13 procent voorlichter of een andere vragensteller. Voor zover dat is geregistreerd, zijn de vragen afkomstig van 58 verschillende dierenartsenpraktijken en hebben ze betrekking op ten minste 174 verschillende varkensbedrijven.
Van het totaal aantal vragen had 12 procent betrekking op zuigende biggen, 18 procent op gespeende biggen, 39 procent op vlees- en opfokvarkens, 22 procent op zeugen en 3 procent op beren. De overige 6 procent van de vragen zijn niet aan een specifieke diercategorie te koppelen.
Van alle vragen ging 37 procent over specifieke ziekten en ziekteverwekkers en 48 procent over gezondheidsklachten. De verdeling van het aantal vragen over ziekten en probleemgerichte vragen per diercategorie is weergegeven in figuur 2.4. Daarnaast werden vragen gesteld over zoötechnische onderwerpen en onderwerpen die niet direct aan de monitor te koppelen zijn, goed voor respectievelijk 3 en 13 procent van het totale aantal vragen.
Figuur 2.4
Beren
Gespeende biggen
Ongespeende biggen
Opfok
Vleesvarkens
Procentuele verdeling van het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon over ziekteverwekkers per diercategorie in het linker cirkeldiagram. In het rechter cirkeldiagram het aantal vragen over gezondheidsklachten per diercategorie.
Hieronder staat in twee tabellen aangegeven over welke specifieke ziekten en ziekteverwekkers (tabel 2.3) en over welke gezondheidsklachten (tabel 2.4) de meeste vragen zijn gesteld aan de Veekijkertelefoon in het eerste halfjaar van 2022. Een compleet overzicht van de onderwerpen waarover vragen zijn gesteld staat in bijlage V. Als over een gezondheidsprobleem of een bepaalde varkensziekte veel vragen worden gesteld, wil dat nog niet zeggen dat het probleem ook veel voorkomt. Het is wel een indicatie welke gezondheidsvraagstukken aandacht behoeven. De Veekijkertelefoon blijkt een goed instrument te zijn om bijzondere bevindingen op het spoor te komen, aangezien dierenartsen, veehouders en voorlichters in geval van een bijzondere waarneming laagdrempelig contact kunnen opnemen met de Veekijkerdierenartsen.
In het eerste halfjaar van 2022 werden de meeste vragen met betrekking tot specifieke ziekten gesteld over PRRS, gevolgd door streptokokken en Actinobacillus Pleuropneumoniae (App). Dit zijn door de jaren heen de ziekten waarover de meeste vragen worden gesteld. In de eerste helft van 2022 zien we een toename in het aantal vragen met betrekking tot influenza. Dit vindt zijn oorsprong in onder andere de uitbraak van hoog pathogene aviaire influenza, het feit dat influenza een zoönose is en in toegenomen interesse voor het accurater in kaart brengen van circulerende influenza-stammen op varkensbedrijven. Influenza-meldingen in de Online Monitor en vragen aan de Veekijkertelefoon vertonen door de jaren heen een seizoensfluctuatie, met in de winterperiode de hoogste aantallen meldingen.
De meeste vragen over gezondheidsklachten in de eerste helft van 2022 betroffen kreupelheid. In het eerste kwartaal van 2022 waren er relatief veel vragen met betrekking tot achterblijvers/slijters, maar in het tweede kwartaal nam dit weer af. Een opvallende toename zien we in de gezondheidsklacht ‘huidaandoening’. Waar eerder bijna geen vragen over huidaandoeningen werden gesteld, is dit met ongeveer 7 procent toegenomen in het eerste halfjaar van 2022. Bij een initieel laag aantal vragen over huidaandoeningen is een toename relatief snel bereikt. In het eerste halfjaar van 2022 zijn er enkele casussen voorgevallen die huidaandoeningen beschreven, wat een deel van de toename kan verklaren. Oorzaken en achtergronden van deze casussen waren verschillend en er is nog geen trend te signaleren. In hoofdstuk 5 van de eerste kwartaalrapportage 2022 is een dergelijke casus beschreven.
In het eerste halfjaar van 2022 zijn door de dierenartsen van de afdeling varkensgezondheidszorg (VGZ) van GD tien bezoeken aan varkensbedrijven gebracht in het kader van de monitoring. De redenen voor de bedrijfsbezoeken staan samengevat in tabel 2.5. In het eerste halfjaar van 2022 zijn tevens twee bedrijfsbezoeken gebracht in het kader van een verdenking op varkenspest.
Tabel 2.5 Redenen voor bezoeken aan varkensbedrijven in het kader van de monitoring (eerste halfjaar 2022).
Reden bezoek
Te veel zakbreuken
Uitval in tomen
Zeugen eten niet in kraamstal
Veel poly-artritis, aanwezigheid opportunistische pathogenen
Veel terugkomers, grote variatie in conditieverlies zeugen tijdens kraamperiode
Uitval gespeende biggen
Varkenspest-verdenking
Varkenspest-verdenking
Atrofische rinitis/snuffelziekte-verdenking
Atrofische rinitis/snuffelziekte-verdenking
Advies / conclusie
Handelingen tijdens castratie aanpassen
Stress bij voerstation voorkomen
Controleer hygiëne voerbak, en lekstroom op voerbak
Hygiënisch werken met castreren en navelstreng, controleer melkgift
Tijd van insemineren
Management, vaccineren op basis van leeftijd, beperk overleggen
Niet vastgesteld
Niet vastgesteld
Niet vastgesteld
Niet vastgesteld
2.5 Diergezondheidsbarometer (eerste halfjaar van 2022)
De diergezondheidsbarometer geeft in één oogopslag de stand van zaken weer rondom de belangrijkste waarnemingen van de gezondheid van varkens.
Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk Korte omschrijving Categorie Rustig1 Verhoogde attentie 2 Nader onderz. 3
Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016 /429 (Categorie A- ziekte)
Afrikaanse varkenspest (AVP)
Klassieke varkenspest (KVP)
Mond-en-klauwzeer (MKZ)
Nederland is vrij sinds 1986, eerste halfjaar één melding in Duitsland, 10 km van grens Nederland. A+D+E *
Nederland is vrij sinds 1997, eerste halfjaar 2022 geen uitbraken in Europa. A+D+E *
Nederland is vrij sinds 2001, eerste halfjaar geen uitbraken in Europa. A+D+E *
Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016 /429 (Categorie B t/m E)
Rabiës Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. B+D+E *
Ziekte van Aujeszky Nederland is vrij sinds 2007, meldingen in Frankrijk. C+D+E *
Brucella suisinfectie
Nederland is vrij sinds 1973, eerste halfjaar 2022 geen uitbraken in Europa.
PRRSv-infectie Veel vragen aan de Veekijkertelefoon, Spermawinstations / quarantainestallen:
- 9x ELISA positief (antistoffen); - 13x PCR-testen positief.
D+E *
D+E *
Miltvuur Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. D+E *
Artikel 2.1 Aanwijzing dierziekten ‘Regeling Diergezondheid’ van Wet Dieren
Echinoccus spp. Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. *
Japanse encefalitis Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. *
Trichinellose Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. *
Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling Houders van Dieren’ van Wet Dieren
Leptospirose Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. *
Listeriose Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. *
Ziekte/aandoening/ gezondheidskenmerk
Korte omschrijving
Vervolg tabel
Categorie Rustig1 Verhoogde attentie 2 Nader onderz. 3
Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling Houders van Dieren’ van Wet Dieren Salmonellose Pathologisch onderzoek (n=827): - 5x vastgesteld.
Ingezonden mestmonsters (n=59): - 16x aangetoond. *
Yersiniose Eerste halfjaar 2022 niet aangetoond bij varkens. *
Monitoring: Veekijkertelefoon
Huidaandoeningen Sterke toename in aantal vragen in eerste halfjaar 2022.
Brachyspira Toename in aantal vragen tweede kwartaal 2022.
Monitoring: pathologisch onderzoek
Luchtwegaandoeningen Toenemend percentage luchtwegaandoeningen.
Streptokokken Meest aangetoond: sepsis, meningitis en arthritis.
Online Monitoring
Streptokokken Meest gemelde oorzaak gezondheidsklachten.
Totaal aantal gezondheidsklachten
Aantal gezondheidsklachten neemt af, gemiddeld is in 25 procent van het totaalaantal meldingen een gezondheidsafwijking gevonden.
1 Rustig: geen actie vereist of actie leidt naar verwachting niet tot een duidelijke verbetering
2 Verhoogde attentie: attenderend op een bijzonderheid
3 Nader onderzoek: nader onderzoek is lopend of gewenst
3. Meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten volgens de Animal Health Regulation (AHR)
Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van Animal Health Law AHL (EU) 2016 /429 (categorie A t/m E)
De eerste doelstelling van de monitoring van de diergezondheid in Nederland is het opsporen van bekende, maar in Nederland normaal gesproken niet voorkomende aandoeningen en ziektebeelden. In het bijzonder gaat de aandacht uit naar de meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten volgens Uitvoeringsverordening (EU) 2018 /1882 van de Animal Health Law AHL (EU) 2016 /429 (categorie A tot en met E). Voor varkens relevante ziekten in dit verband zijn Afrikaanse varkenspest (AVP), klassieke varkenspest (KVP), Mond-en-klauwzeer (MKZ), Brucellose (door Brucella suis), de ziekte van Aujeszky (ZvA, Pseudorabiës) en PRRS. Nederland is, behalve voor PRRS, al sinds vele jaren officieel vrij van deze infectieziekten, maar vanuit het buitenland is steeds de dreiging aanwezig van herintroductie. De grootste dreiging gaat de laatste jaren uit van AVP. Daarnaast duikt ook de ZvA geregeld op in Europese landen.
In deze rapportageperiode zijn geen uitbraken geweest van meldingsplichtige ziekten in Nederland. In het eerste halfjaar van 2022 zijn twee bedrijfsbezoeken afgelegd door een specialistenteam in verband met een verdenking op varkenspest.
3.1 Meldingsplichtige en bestrijdingsplichtige ziekten in Europa
3.1.1 Afrikaanse varkenspest (AVP)
AVP (tabel 3.1) is nog steeds voornamelijk aanwezig in het oosten van Duitsland, in de deelstaten Saksen, Mecklenburg en Brandenburg. In het eerste halfjaar van 2022 zijn er 960 AVP-besmette wilde zwijnen gevonden in Duitsland. Echter, er zijn ook twee opmerkelijke uitbraken van AVP op varkensbedrijven, waarbij een zeer grote afstand is overbrugd ten opzichte van de dichtstbijzijnde AVP-besmettingen. AVP werd geconstateerd op een varkensbedrijf in de zuidelijk gelegen deelstaat Baden-Württemberg. En er was sprake van een uitbraak in de deelstaat Nedersaksen, op een bedrijf ongeveer 15 kilometer verwijderd van de Nederlandse grens. De uitbraak in Nedersaksen werd bevestigd op 2 juli, wat betekent dat deze niet wordt meegeteld bij de uitbraken in het eerste halfjaar van 2022. De twee voorvallen waren tot nu toe geïsoleerde uitbraken, zonder verdere besmettingen tot gevolg.
Het Europese land met veel uitbraken bij gehouden varkens is Roemenië. Het land krijgt steun vanuit de EU bij de aanpak van de uitbraken. Het probleem zit in het bijzonder in het grote aantal ‘backyard farms’. In de meeste Europese landen met AVP blijven de meldingen beperkt tot de wilde zwijnen. Zie voor de trend in het aantal meldingen en uitbraken in Europa figuur 3.1.
3.1.2 Salmonellose
Salmonellose bij varkens is opgenomen onder Artikel 3a.1 Melding zoönosen en ziekteverschijnselen ‘Regeling houders van Dieren’ van de Wet Dieren. In de praktijk betekent het dat in het geval Salmonellose op een bedrijf met een publieksfunctie is vastgesteld, dat terstond wordt gemeld door GD aan de NVWA. Voor het overige worden meldingen alleen gedaan middels de kwartaalrapportages van de monitoring varkensgezondheid. In het eerste halfjaar van 2022 is salmonella aangetoond in zestien van de 59 voor onderzoek ingezonden mestmonsters van varkens (27 procent). Bij pathologisch onderzoek bleken vijf ingezonden varkens een darmontsteking door een salmonella-infectie te hebben (0,6 procent van de secties).
3.1.3 PRRS
In het kader van de Uitvoeringsverordening (EU) 2018/1882 van de Animal Health Regulation (AHR) (EU) 2016/429 valt de ziekte PRRS in de categorieën D en E. Dat impliceert dat voor deze dierziekte maatregelen nodig zijn om te voorkomen dat deze zich verspreidt door (binnenkomst in de Unie of) verplaatsingen tussen de lidstaten van de Europese Unie. In dit verband is het voor (varkens)sperma-win-stations (SWS) om sperma te mogen exporteren verplicht dat alle dieren die op een SWS aanwezig zijn seronegatief zijn ten aanzien van het PRRS-virus en PRRSantistoffen. Alle SWS met een exportvergunning moeten maandelijks de status van het station monitoren door 10 procent van de aanwezige dieren te onderzoeken op de aanwezigheid van PRRS-antistoffen. In de eerste helft van 2022 is één SWS besmet geraakt met het PRRS-virus en is één quarantainestal besmet geraakt met het PRRS-virus.
4. Trends eerste halfjaar van 2022
Inleiding
De tweede doelstelling van de monitoring van de diergezondheidsstatus is het volgen van trends en ontwikkelingen. In dit hoofdstuk staan de trends beschreven van bedrijfsgebonden dierziekten. De informatie is afkomst uit drie bronnen. Ten eerste de Online Monitor, waarin dierenartsen melden wat men tijdens bedrijfsbezoeken vaststelt (gezondheidsklachten, leeftijdsgroep, waarschijnlijkheidsdiagnose), ten tweede de informatie van de afdeling pathologie van GD over gestelde diagnoses bij voor pathologisch onderzoek aangeboden varkens en ten derde de gegevens van de Veekijkertelefoon en van bedrijfsbezoeken door dierenartsen van GD. De informatie uit deze drie bronnen wordt in dit hoofdstuk zoveel mogelijk in onderlinge samenhang beoordeeld en geanalyseerd.
Het meest representatieve beeld van de gezondheidsstatus van de Nederlandse varkensstapel is af te leiden uit de gegevens van de Online Monitor, mede doordat de dierenartsen ook melding maken van de afwezigheid van gezondheidsklachten. Dat laatste blijkt het geval te zijn bij ongeveer 75 procent van alle bedrijfsbezoeken door dierenartsen. De inzendingen van gestorven dieren naar de afdeling pathologie van GD roepen een redelijk vergelijkbaar beeld op als dat uit de Online Monitor, als de aandoeningen per systeem per leeftijdscategorie worden vergeleken. Met dien verstande dat men vanuit de praktijk minder genegen is om bij eenvoudig te diagnosticeren gezondheidsproblemen dieren voor postmortaal onderzoek in te zenden en bij pathologisch onderzoek in detail (onverwachte) ziekteverwekkers kunnen worden aangetoond. De informatie die wordt verzameld via de Veekijkertelefoon en de bedrijfsbezoeken geeft vooral een beeld welke gezondheidsklachten als problematisch worden ervaren in de praktijk. Hetzij wegens de ernst van de betreffende ziekte, hetzij doordat bijvoorbeeld de diagnostiek of de aanpak veel vragen oproept.
4.1. Luchtwegklachten
In het eerste halfjaar van 2022 wordt gemiddeld 30 procent van de gemelde gezondheidsklachten in de Online Monitor gewijd aan respiratieklachten. Dit is in overeenstemming met het beeld van de afgelopen jaren. De drie belangrijkste veroorzakers voor respiratieklachten zijn infecties met Actinobacillus pleuropneumoniae (App), influenza en Mycoplasma hyopneumoniae (Mhyo). Figuur 4.1 hieronder laat het verloop zien van totale respiratieklachten door de jaren heen, met ook het aandeel hierin van App, influenza en Mhyo. Het resterende deel bestaat uit diverse veroorzakers waarvan de voornaamste zijn: PRRS, klimaat, pasteurella en streptokokken. Interessant is het terugkerende patroon van de seizoenen. Respiratieklachten worden het meest tijdens de winterperiode gemeld en nemen na afloop van de winter weer af.
Influenza
M. hyopneumoniae
Respiratie jan.16mrt.-16mei-16jul.-16sep.16 nov.-16jan.17mrt.-17mei-17jul.-17sep.17 nov.-17jan.18mrt.-18mei-18jul.-18sep.18 nov.-18jan.19mrt.-19mei-19jul.-19sep.19 nov.-19jan.20mrt.-20mei-20jul.-20sep.20 nov.-20jan.21mrt.-21mei-21jul.-21sep.21 nov.-21jan.22mrt.-22mei-22
totaal aantal gemelde klachten in de Online Monitor. De blauwe lijn toont het procentuele aandeel van respiratieklachten ten opzichte van totaal aantal klachten. Het deel veroorzaakt door App, influenza en Mhyo is weergegeven in de rood, groen en paarse balken.
Ook bij pathologie worden luchtweg gerelateerde diagnoses het meest gesteld. In het eerste halfjaar van 2022 behoorde 24 procent van de gestelde diagnoses tot luchtwegaandoeningen. Van deze luchtwegaandoeningen wordt bij 19 procent App aangetoond, bij 13 procent Mhyo en bij 9 procent influenza. Opvallend is ook dat 14 procent van de luchtwegaandoeningen een longontsteking zonder eenduidige oorzaak beschrijft. Figuur 4.2 laat het aandeel zien van App, influenza en Mhyo in het totaal aantal gediagnosticeerde luchtwegaandoeningen. De toename vanaf het vierde kwartaal van 2021 wordt veroorzaakt door het meenemen van alle diagnoses, in plaats van alleen de hoofddiagnoses.
Totaal luchtwegaandoeningen
Ook bij de Veekijkertelefoon zien we een seizoensfluctuatie terug (figuur 4.3). De meeste vragen worden gesteld over App, gevolgd door influenza, beiden met een wisselend patroon. In de winterperiode worden de meeste vragen gesteld over deze luchtwegaandoeningen.
M. hyopneumon
2016-12016-22016-32016-42017-12017-22017-32017-42018-12018-22018-32018-42019-12019-22019-32019-42020-12020-22020-32020-42021-12021-22021-32021-42022-12022-2
Figuur 4.3
Percentage van de ziekte gerelateerde vragen die gaan over App, influenza en Mhyo. Samen zijn deze drie aandoeningen verantwoordelijk voor ongeveer 15 procent van de vragen.
Luchtweginfecties blijven door de jaren heen belangrijke veroorzakers van luchtwegklachten. App, influenza en Mhyo zijn de drie voornaamste ziekteverwekkers en verantwoordelijk voor het grootste deel van respiratieklachten.
4.2 Maagdarmaandoeningen
In de Online Monitor wordt over de afgelopen 3 jaar gemiddeld 17 procent van de gemelde klachten gewijd aan het maagdarmstelsel. Belangrijke verwekkers van diarree zijn Brachyspira pilosicoli, Clostridium, Lawsonia intracellularis en E. coli. Welke verwekkers het meest worden genoemd of aangetroffen, is sterk afhankelijk van de leeftijd van de varkens. Bij zuigende biggen wordt 18 procent van de diarreeklachten veroorzaakt door Clostridium en 15 procent wordt toegeschreven aan geboortediarree door E. coli. Bij gespeende biggen is door E. coli veroorzaakte speendiarree en slingerziekte verantwoordelijk voor respectievelijk 8 en 7 procent van alle klachten.
Brachyspira
Clostridium
Lawsonia
E. coli
Digestie
Lineair (Digestie)
Clostridium-infectie coli-enterotoxicose infectie met Brachyspira pilosicoli
Het totaal aantal maagdarmklachten in het pathologisch onderzoek lijkt toe te nemen. De verklaring hiervoor is dat vanaf het vierde kwartaal van 2021 alle diagnoses worden meegenomen in deze rapportage, in plaats van alleen de hoofddiagnoses van de secties.
Aan de Veekijkertelefoon gaat 15 procent van de ziektegerichte vragen over diarreeklachten. Deze vragen worden in 58 procent van de gevallen gesteld door dierenartsen, in 24 procent door veehouders en in 18 procent van de gevallen door adviseurs en anderen. Van de probleemgerichte onderwerpen staat ‘diarree/afwijkende mest’ op de tweede plek van meestgestelde vragen, verantwoordelijk voor 11 procent van deze vragen. Bij een groot deel van deze vragen (38 procent) wordt een infectieuze oorzaak verwacht. ‘Niet eten’ is een klacht waarover weinig vragen worden gesteld, deze is verantwoordelijk voor 1 procent van de probleemgerichte vragen van de afgelopen jaren.
4.3 Vruchtbaarheidsklachten
Doorgaans worden het minst aantal klachten gemeld bij zeugen, zo ook in het eerste halfjaar van 2022, waarbij bij 93 procent van de meldingen door dierenartsen geen sprake is van gezondheidsklachten. Van de gemelde klachten valt bijna de helft (46 procent) onder vruchtbaarheid en reproductie. In figuur 4.7 is het verloop van de percentages reproductieklachten van het totaal aantal klachten bij zeugen te zien. Vanaf 2019 is het een variërend patroon, met ongeveer 50 procent van de gemelde klachten bij zeugen te wijten aan reproductieklachten. In 2018 is het aandeel vruchtbaarheidsklachten duidelijk lager. Dit komt voornamelijk doordat in 2018 per maand meer dan vier keer zoveel meldingen werden gedaan van zeugen dan in 2021. Ondanks het lagere percentage gemelde klachten bij zeugen, bleef het gemiddelde van reproductieklachten hetzelfde.
aug.-20 sep.-20 okt.-20 nov.-20 dec.-20 jan.-21 feb.-21 mrt.-21 apr.-21 mei-21 jun.-21 jul.-21 aug.-21 sep.-21 okt.-21 nov.-21 dec.-21 jan.-22 feb.-22 mrt.-22 apr.-22 mei-22 jun.-22
Figuur 4.7 De percentages van de gezondheidsklachten gemeld bij zeugen die te maken hebben met reproductie en vruchtbaarheid.
Figuur 4.7 geeft inzicht in de verschillende redenen welke hebben geleid tot het melden van een reproductieklacht. Terugkomers zijn verantwoordelijk voor 46 procent van de klachten, verwerpen en traag werpen zijn opgeteld aanwezig bij 56 procent van de klachten. Oorzaken worden voor 43 procent toegeschreven aan niet-infectieuze oorzaken, zoals conditie, dekmanagement, voeding en onrust. Ongeveer 10 procent wordt toegeschreven aan infectieuze oorzaken, zoals influenza, PRRS en PCV2. Tenslotte heeft ook 45 procent van de klachten geen duidelijke oorzaak en daarmee blijft de reden voor een klacht onbekend.
Bij pathologisch onderzoek is het lastig om een diagnose te stellen op verworpen vruchten en doodgeboren biggen. In het eerste halfjaar van 2022 zijn in totaal 32 secties op verworpen vruchten en doodgeboren biggen uitgevoerd. Dit is 4 procent van het totaal aantal inzendingen. Bij meer dan de helft van de secties kon geen eenduidige oorzaak worden vastgesteld. Figuur 4.9 geeft voor verworpen vruchten en doodgeboren biggen de verschillende diagnoses en hun respectievelijk aandeel weer.
Het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon met betrekking tot reproductie ligt de laatste 3 jaar rond de 15 procent. Door de jaren heen is een verschuiving waarneembaar met minder vragen over verwerpen en een wat evenwichtigere verdeling tussen de andere onderwerpen.
Te veel terugkomers
Traag werpen
Geboorteproblemen
Te veel doodgeboren
Verwerpen Totaal
4.4 Locomotieproblemen
Meer dan 11 procent van alle gemelde klachten in de Online Monitor vallen onder locomotieklachten. Met name ongespeende biggen hebben voor een groot deel klachten van het locomotieapparaat, 21 procent van de meldingen van gezondheidsklachten bij ongespeende biggen betreft namelijk locomotiestoornissen. Bij zeugen betreft het 15 procent van de meldingen van gezondheidsklachten klachten van het locomotieapparaat. 27 procent van de
locomotieklachten betreft een vorm van kreupelheid. Bij bijna 40 procent van de locomotieklachten worden gewrichtsontstekingen door infecties met streptokokken aangewezen als veroorzakende factor. Ook de ziekte van Glässer (Haemophilus parasuis) wordt aangewezen als waarschijnlijkheidsdiagnose, voornamelijk bij ongespeende en gespeende biggen. Niet-infectieuze oorzaken, zoals huisvesting en voeding, zijn goed voor iets meer dan 5 procent van de klachten. Varkens ingezonden voor pathologisch onderzoek laten de afgelopen jaren een stijgende trend zien wat betreft locomotieklachten. Diagnoses zijn onder andere arthritis/polyarthritis en artrose, maar ook meningitis en andere neurologische aandoeningen worden hierbij ingedeeld.
Aan de Veekijkertelefoon is kreupelheid al jaren een veel bevraagd onderwerp. Het eerste halfjaar van 2022 gaat gemiddeld 14 procent van de aandoeningsgerichte vragen over kreupelheid. Meer dan de helft van deze vragen is van toepassing op vleesvarkens en opfokgelten, 18 procent betreft zeugen. Alhoewel uit de Online Monitor blijkt dat ongespeende biggen vaak kreupelheidsklachten hebben, worden er aan de Veekijkertelefoon maar weinig vragen over gesteld.
De verschillende waarschijnlijkheidsdiagnoses in de Online Monitor en de gestelde pathologische diagnoses illustreren het veelzijdige karakter van locomotieklachten. Voeding, vitaminen en mineralen, huisvesting, genetische aanleg, trauma’s en natuurlijk infecties spelen allemaal een rol.
4.5.1 Algemene infectieziekten: PRRS en Circo
Van de klachten gemeld in de Online Monitor vermeldt men bij 5 procent dat er sprake is van slijters of vermageren, en in 10 procent van de gevallen een te hoge uitval. Bij slijters worden streptokokken het meest als oorzaak genoemd (18 procent), gevolgd door voeding (14 procent) en Lawsonia intracellularis (12 procent). Te hoge uitval wordt vooral gewijd aan streptokokken (27 procent) en App-infecties (21 procent), met voeding en onbekende oorzaken ieder meetellend voor 9 procent. Andere belangrijke infecties die het immuunsysteem negatief beïnvloeden zijn PRRS en PCV2, maar deze worden zelden aangemerkt als oorzaak van klachten in de Online Monitor. In de Online Monitor zijn respectievelijk 4 procent van de meldingen te wijten aan PRRS en 0,5 procent van de meldingen aan PCV2.
Bij pathologisch onderzoek wordt maar zelden een PRRS-infectie aangetoond. PCV2 wordt vaker aangetoond, zoals is weergegeven in figuur 4.10. De toename vanaf eind 2021 kan worden verklaard door het meenemen van alle diagnoses en niet alleen de hoofddiagnoses in de analyses van secties. Aan de Veekijkertelefoon gaat 16 procent van de ziektegerichte vragen over PRRS en 10 procent over circovirus. Ten aanzien van Porcine Circovirus worden de laatste tijd meer vragen gesteld over PCV3. Bij pathologisch onderzoek is PCV3 negen keer aangetoond tussen 2020 en 2022. PCV2 is in diezelfde periode bij 91 secties aangetoond. Er zijn voornamelijk twee ziekteverschijnselen waarvoor deze dieren werden aangeboden voor sectie; meer dan de helft werd ingestuurd met als reden zijnde ‘vermageren/slijten’. Ook ‘verwerpen’ wordt vaak gemeld, waarna circovirus in de verworpen vrucht wordt aangetoond. Typische diagnoses ten gevolge van circovirus infectie zijn onder andere periarteritis, myocarditis, enteritis en pneumonie. Ook werd in 2022 de diagnose kyphose meerdere malen gesteld bij met circovirus geïnfecteerde biggen, al moet de potentiële relatie tussen circo en kyphose verder worden onderzocht.
Figuur 4.11 Het percentage secties waarin infectie met PCV2 of PRRS is gevonden, weergegeven op de linkeras (per kwartaal, periode 2016 - eerste helft 2022).
4.5.2 Algemene infectieziekten: Streptococcus suis
Alhoewel vrijwel alle varkens op hun tonsillen Streptoccus suis- stammen dragen, wordt maar een klein deel van de varkens ook echt geïnfecteerd en ziek. Op basis van eerder onderzoek, uitgevoerd door GD, bleek er een verschil te zijn tussen stammen die gevonden werden op de tonsillen van dieren zonder typische streptokokken-klachten en de stammen die gevonden werden in organen van zieke en gestorven dieren. Op de tonsillen kunnen niet-virulente stammen voorkomen, terwijl streptokokken aangetoond in een ziek of gestorven dier wel virulent zijn. Deze virulente stammen veroorzaken de kenmerkende klachten, zoals sepsis, meningitis, arthritis en pneumonie.
Streptokokken worden veruit het meest gemeld bij gespeende biggen, waar deze leeftijdscategorie verantwoordelijk is voor 79 procent van alle gemelde streptokokken in de Online Monitor. Voor gespeende biggen zelf wordt 40 procent van de gemelde klachten van alle meldingen toegeschreven aan infectie met streptokokken. Bij gespeende biggen worden het vaakst neurologische verschijnselen (47 procent) zoals fietsbewegingen, dwangbewegingen en opisthotonus gemeld. Ook kreupelheid (24 procent) en te hoge uitval (11 procent) worden vaak gemeld. Bij de Veekijkertelefoon betreft 9 procent van de ziektegerichte vragen streptokokken. Anderzijds zullen ook vaak streptokokken ten grondslag liggen bij vragen over kreupelheid (15 procent) en plotseling dood/uitval te hoog (18 procent). De vragen betreffen voornamelijk gespeende biggen en vleesvarkens.
Analyse van de pathologische onderzoeken van biggen met klachten ten gevolge van een streptokokkeninfecties van het afgelopen anderhalf jaar laat zien dat de meeste streptokokken worden gekweekt uit de hersenen, gevolgd door de longen en de gewrichten. In de hersenen wordt nog steeds het meest serotype-9 aangetoond. De streptokokken gevonden in de longen blijken in ongeveer 60 procent van de gevallen niet typeerbaar te zijn en dus geen serotype 1, 2, 4, 7, 8 of 9. Bij de wel typeerbare streptokokken betrof het in ongeveer 20 procent van de gevallen een serotype-2.
4.6 Ontwikkeling antibioticumgevoeligheid van ziekteverwekkende bacteriën in 2022
Als bij bacteriologisch onderzoek ziekteverwekkende bacteriën worden gekweekt, dan wordt in veel gevallen een gevoeligheidsbepaling uitgevoerd om na te gaan voor welke antibiotica deze bacterie onder laboratoriumomstandigheden gevoelig is. Aan de hand hiervan kan de dierenarts een onderbouwde keuze maken voor een bepaald antibioticum ter behandeling van de betreffende bacteriële infectie. Met de resultaten van alle
uitgevoerde gevoeligheidsbepalingen kan over langere perioden de ontwikkeling van de gevoeligheidspatronen van bacteriën worden gevolgd. Deze (overzichten van) gevoeligheidspatronen worden onder andere gebruikt bij het opstellen van de KNMvD-formularia. In bijlage IV (tabel IV.1) staan de gevoeligheidspatronen van de meest gekweekte bacteriën in het eerste halfjaar van 2022 (inclusief achtergrondinformatie).
De gevoeligheidspatronen worden zowel met het voorgaande halfjaar vergeleken als met hetzelfde halfjaar een jaar geleden. Wanneer de aantallen isolaten van een bepaalde ziekteverwekker in een halfjaar lager zijn dan twintig, dienen de resultaten met terughoudendheid te worden geïnterpreteerd. In dergelijke gevallen worden vergelijkingen niet op halfjaarniveau uitgevoerd, maar op jaarniveau. Een daling of stijging in het percentage resistente isolaten is significant genoemd bij een P-waarde van <0,05 en is een trend bij een P-waarde tussen 0,05 en 0,10. In dit hoofdstuk worden alleen significante en relevante veranderingen in antibioticumgevoeligheid besproken. Om nog beter aan te sluiten bij de KNMvD-formularia en in verband met nieuwe interpretatiecriteria voor bepaalde bacterie-, antibioticum- en diersoortcombinaties (en soms ook type materiaal) zijn in 2021 nieuwe antibioticumtestpanels in gebruik genomen; er zijn antibiotica verwijderd, toegevoegd en voor sommige antibiotica zijn de testconcentraties aangepast. Wanneer een hoger percentage resistentie het gevolg is van een gewijzigd interpretatiecriterium en niet van een daadwerkelijke toename van de resistentie tegen het betreffende antibioticum, wordt dat in onderstaande tekst aangegeven.
Resistentiepatronen van ziekteverwekkers
Het percentage Actinobacillus pleuropneumoniae-isolaten ongevoelig voor trimethoprim/sulfonamiden is sinds 2017 stijgend (figuur 4.11). Het opvallende seizoenspatroon, waarover het vorig halfjaar is gerapporteerd, werd het eerste halfjaar van 2022 bevestigd: sinds 2020 ligt het percentage resistente isolaten in de eerste helft van het jaar lager dan in de rest van het jaar.
Trimethoprim/ Sulfonamiden
5. Overige bevindingen
De derde doelstelling van de monitoring van de diergezondheidsstatus is het opsporen van nieuwe aandoeningen en ziektebeelden die in Nederland, of zelfs internationaal, nog niet bekend of beschreven zijn. In dat kader rapporteert GD in dit hoofdstuk een aantal bijzondere, onalledaagse bevindingen die zijn besproken aan de Veekijkertelefoon, of die aan het licht kwamen tijdens pathologisch onderzoek van ingezonden varkens of tijdens bedrijfsbezoeken door dierenartsen van de afdeling varkensgezondheidszorg. Het betreft sporadische of uitzonderlijke bevindingen, waarvoor niet altijd een directe bekende oorzaak is aan te wijzen. In een aantal gevallen is het uiteindelijk mogelijk om de oorzaak van de bevinding vast te stellen. Er kan bijvoorbeeld blijken dat het om een enigszins afwijkende uitingsvorm van een bekend gezondheidsprobleem gaat, zoals uitzonderlijke ziekteverschijnselen of een onverwacht hoge prevalentie. Als niet duidelijk is wat de achtergrond van een bijzondere bevinding is, kan een pilotonderzoek worden ingezet voor een nadere analyse. Omdat veehouders en dierenartsen in geval van een onbegrepen gezondheidsprobleem laagdrempelig contact kunnen opnemen met de Veekijkertelefoon, is dit een gevoelig instrument om bijzonderheden op te sporen.
5.1. Bijzondere bevindingen met mogelijk betekenis voor de monitor
In deze paragraaf staan enkele casuïstieken beschreven die wellicht van betekenis zijn in het kader van de gezondheidsmonitor. Het is denkbaar dat deze gevallen geen toevalsbevinding zijn en dat nader onderzoek of opvolging vanuit oogpunt van dier- of volksgezondheid gewenst is.
5.1.1 Een onbekende kiem in varkensland
Van een bedrijf met varkens met ademhalingsproblemen werden twee dieren ingestuurd om de oorzaak te achterhalen. De verdenking was een infectie met Streptococcus suis, maar de dierenarts was ook benieuwd naar eventueel andere verwekkers van ademhalingsproblemen.
Naast een darmstoornis, veroorzaakt door verschillende verwekkers in beide dieren, had één dier een catarrhale pneumonie en een fibrineuze pleuropericarditis. Uit de catarrhale pneumonie werd Helcococcus ovis gekweekt. Helcococcus ovis is een gram-positieve, facultatief anaerobe coc (bacterie), en deze wordt sporadisch bij varkens aangetroffen. In tegenstelling tot wat zijn naam doet vermoeden, wordt de bacterie voornamelijk bij rundvee aangetroffen vaak in combinatie met andere infecties. De bacterie kan onder andere aangetroffen worden in longen, baarmoeder, urinewegen en hartzakje.
Retrospectief is, over de laatste 18 maanden, 53 keer Helcococcus ovis gevonden bij dieren die bij GD ter sectie zijn aangeboden. Het meest bij runderen, 47 keer, daarnaast twee keer bij schapen en vier keer bij varkens. Wat betreft de varkens betrof het in deze casussen telkens jonge vleesvarkens, tussen de 10 en 16 weken leeftijd. Deze dieren hadden problemen met longontsteking, pleuritis, longabcessen en peritonitis. Helcococcus ovis is geen primaire ziekteverwekker en wordt vaak aangetroffen in combinatie met Staphylococcus aureus, Pasteurella, E. coli of Trueperella pyogenes
Om infecties met Helcococcus ovis te bestrijden, zal aandacht moeten worden besteed aan de algemene weerstand en het verminderen van voorkomende infecties door hygiëne, biosecurity en optimalisatie van het bedrijfsmanagement.
5.1.2 Onbegrepen uitval
Eind maart 2022 werd een jong vleesvarken ingestuurd van een normaliter goedlopend bedrijf, waarbij al drie maanden een probleem optrad met dieren die terugvielen in groei en er sprake was van toenemende uitval. Een dier van ongeveer 13 weken oud, dat was vermagerd en uitgevallen, werd ingestuurd voor sectie. De enige afwijking die dit dier liet zien, was longoedeem en een geringe donkere lobus accessoires van de long. Vanwege de anamnese, waar sprake was van neurologische verschijnselen, is histologisch onderzoek gedaan van de hersenen. Daarbij werd een rondcellige encephalitis gevonden met perivasculaire cuffing en malacie haarden met neurondegeneratie met een negatieve kweek. De herkomst van deze rondcellige ontsteking was onduidelijk en werd daarom aangegeven als bijzondere bevinding. Om de oorzaak te achterhalen werd in overleg met de dierenarts besloten meer acute fase representanten in te sturen.
Begin april werd nog een dier ingestuurd, met dezelfde verschijnselen, hoewel deze ook dikke ogen had en ademhalingsproblemen. Bij sectie werden onder andere subcutaan oedeem op de kop, longoedeem en hyperaemie van de long gevonden, evenals een bleke milt en een gezwollen nier. In de dunne darm werden veel kwaadaardige coli’s aangetroffen. In de hersenen was sprake van een lokale perivasculaire lymfocytaire infiltratie in de vaatplexus en ventrikels, zonder encephalitis beeld.
In overleg met de dierenarts werden dezelfde week nog twee dieren ingestuurd met typische verschijnselen. Ook deze twee hadden dikke ogen en ademhalingsproblemen. Beide dieren hadden oedeem van de oogleden, dier één had een pericarditis en dunne inhoud in de dunne en dikke darm. Dier twee had oedeem van de oogleden en tussen de kaaktakken, dunne inhoud in de dunne darm en fibrinedraden in de buikholte. Er werd in de darmen wederom een kwaadaardige coli gevonden met de aanhechtingsfactoren en toxinen van oedeemziekte (F18 en STX2E). In de hersenen van dier één was sprake van infiltraten van lymfocyten lokaal in de meningen en rond de bloedvaten. Bij dier twee was sprake van perivasculaire cuffing en lokale infiltraten van lymfocyten. Dit alles zonder aantasting van de neuronen. Deze bevindingen passen in het beeld van chronische oedeemziekte of Streptococcus suis-besmetting.
5.2. Overige bijzondere (toevals)bevindingen
In deze paragraaf staan gevallen beschreven waarvan niet direct duidelijk is of deze van betekenis zijn voor de monitoring. Als zich vergelijkbare gevallen voordoen in de toekomst, kan het nodig zijn deze casuïstieken alsnog nader te analyseren.
5.2.1 Huidafwijkingen bij vleesvarkens
Huidafwijkingen bij vleesvarkens worden niet vaak gerapporteerd, alhoewel er een toename is in het aantal vragen aan de Veekijkertelefoon sinds begin 2022. Begin april belde een dierenarts met de Veekijkertelefoon, omdat op een varkensbedrijf sprake was van wel erg veel huidafwijkingen. Tot 30 procent van de varkens had over de hele huid bulten, waarbij ook de huiden in het slachthuis werden afgekeurd. De dierenarts wilde graag weten wat de oorzaak van dit probleem kon zijn.
Het betrof een gegeneraliseerd beeld van bultjes, waarbij uiteindelijk ook kaalheid optrad, zonder dat de dieren jeuk leken te hebben. De verdenking van de dierenarts was een mijtinfectie, bijvoorbeeld demodex. Aanvullend histologisch onderzoek is uitgevoerd op afgezwoerde huiden uit het slachthuis. Het onderzoek op deze huiden is beperkter vanwege de verhitting in de broeibak en het verwijderen en afschroeien van de haren, maar wel goed beschikbaar.
Er werden geen demodex-mijten aangetroffen, dus deze verdenking is weerlegd. Wel zijn verschijnselen van een laminale folliculitis, passend bij een bacteriële oorzaak aangetroffen. Dit komt overeen met de pustels, zoals ze macroscopisch door de dierenarts beschreven waren. Een zink-deficiëntie als risicofactor is niet uit te sluiten, maar is destijds niet onderzocht.
Een andere casus in mei beschrijft soortgelijke huidproblemen bij vleesvarkens. Er werd een chronische dermatitis met hyperplasie van de epidermis en hyperkeratose (verdikking van de hoornlaag van de huid) geconstateerd. De huid werd bedekt door crusten met veel bacteriën, waarin ook Staphylococcus hyicus werd aangetoond, de veroorzaker van smeerwrang. Aanvullend zware metalen- en spoorelementenonderzoek op de lever toonde een verlaagd zinkgehalte van 82 mg/kg ds aan, terwijl de referentiewaarde tussen de 100 en 500 mg/kg ds lig. De gediagnosticeerde dermatitis kan passen bij een zinkdeficiëntie, in de vorm van zink responsieve dermatose.
5.2.2 Plotselinge blindheid
Op een bedrijf merkte men tijdens het verplaatsen op dat meerdere gespeende biggen blind bleken te zijn. Bij nadere inspectie viel op dat er dieren waren met te bolle ogen, dieren met een blauw vlies of blauwe waas over de ogen en dieren waarbij de oogbol was verschrompeld.
Blindheid kan theoretisch worden veroorzaakt doordat er beschadigingen zijn in de hersenen, in de oogzenuw of het oog zelf. Bij dit bedrijf vielen de afwijkingen aan de oogbol op bij meerdere dieren die blind leken. In uitzonderlijke gevallen kunnen bepaalde virussen of bacteriën, namelijk Porcine rubulavirus of Chlamydia suis ontstekingen aan en in het oog veroorzaken. Deze ontstekingen kunnen leiden tot een beschadiging van het hoornvlies, waarna deze ondoorzichtig wordt.
Zeer waarschijnlijk zijn de veranderingen op dit bedrijf veroorzaakt door een voerfout in het lactovoer. Er was namelijk een te hoge dosis vitamine D gevoerd. Een te hoge vitamine D-spiegel kan leiden tot hypercalcemie met het risico op neerslaan van calciumkristallen. Bij de mens en het konijn is band keratopathy beschreven, een oogontsteking ten gevolge van het neerslaan van de kristallen in het oog. Om toch een mogelijk infectieuze oorzaak uit te sluiten is geadviseerd om bij aanhoudende problemen dieren in te zenden voor pathologisch onderzoek.
Bijlage I:
Uitgangspunten monitoring
Opzet
De monitoring voor diergezondheid in de varkenshouderij bestaat uit een aantal elkaar aanvullende middelen waarmee informatie wordt verzameld over de gezondheidssituatie van de varkensstapel. De middelen zijn deels reactief (initiatief ligt bij de veehouders/dierenartsen) en deels proactief (initiatief ligt bij GD). Door informatie uit de diverse middelen integraal te interpreteren wordt de kans op het bereiken van de doelstelling van monitoring, namelijk het snel signaleren van specifieke problemen enerzijds en het volgen van trends en ontwikkelingen anderzijds, geoptimaliseerd. Indien een signaal onvoldoende sterk is, maar wel relevant lijkt, wordt door onderzoek op beperkte schaal (pilot studie) actief en gericht meer informatie verzameld. Bevindingen worden elk kwartaal gerapporteerd. Indien bevindingen urgent worden geacht (risico’s voor voedselveiligheid, volksgezondheid of ernstige dierziekte-uitbraken), wordt tussentijds gerapporteerd aan de Begeleidingscommissie Monitoring Dierziekten.
Online Monitoring varkensgezondheid
De Online Monitoring varkensgezondheid is een proactief onderdeel van de monitor en verzamelt gegevens van bedrijfsbezoeken door praktiserende dierenartsen. Per leeftijdscategorie worden de volgende gegevens geregistreerd: syndromen (per orgaansysteem), klinische verschijnselen en (waarschijnlijkheids-)diagnoses. De gegevens worden via een website verzameld. De Online Monitoring is vanaf 1 juli 2015 operationeel. Vanaf 1 januari 2016 is sprake van een verplicht karakter in het kader van kwaliteitsborging.
Veekijker
De Veekijker is een reactief onderdeel van de monitor. Een team van ervaren deskundigen beantwoordt vragen van veehouders, practici en bedrijfsvoorlichters. Vragen kunnen telefonisch worden afgehandeld, maar ook kan besloten worden tot een bedrijfsbezoek en/of uitvoering van laboratoriumonderzoek voor het bevestigen of juist uitsluiten van bepaalde aandoeningen. Het initiatief voor het contact kan ook liggen bij de pathologen van GD in die gevallen waarbij het beeld van een sectie niet strookt met de anamnese op het inzendformulier of als het vermoeden van intoxicaties bestaat. Naar aanleiding van deze meldingen neemt de Veekijker contact op met de practicus en/of de veehouder.
Afdeling pathologie
De informatie die verkregen wordt door pathologisch onderzoek van meestal kadavers, vormt eveneens een reactief onderdeel van de monitor. Geregistreerde pathologen doen onderzoek op gestorven of geëuthanaseerde dieren, verworpen vruchten en soms ingezonden organen. Naast een macroscopische en microscopische beoordeling wordt meestal aanvullend laboratoriumonderzoek uitgevoerd. Pathologisch onderzoek is zeer geschikt voor het opsporen van nieuwe aandoeningen en niet-endemisch in Nederland voorkomende aandoeningen. Behalve informatie over de doodsoorzaak, wordt informatie over antibioticumgevoeligheid van ziekteverwekkers verkregen.
Bewakingsonderzoek
Het bewakingsonderzoek betreft voor een deel een proactief monitoringsinstrument. Het initiatief voor vergaren van informatie ligt bij GD. Voor het uitsluiten van aanwezigheid van aangifteplichtige ziekten worden alle bedrijven iedere vier weken klinisch onderzocht. Voorts worden bedrijven serologisch onderzocht op het voorkomen van afweerstoffen tegen Ziekte van Aujeszky (ZvA), alleen verplicht bij één van de beide IKB’s. A- en C-categorie bedrijven worden onderzocht op het voorkomen van afweerstoffen tegen klassieke varkenspest (KVP). Daarnaast omvat het bewakingsonderzoek nog een reactief monitoringsinstrument: alle tonsillen (en/of milten) van kadavers aangeboden voor pathologisch onderzoek, worden op klassieke varkenspest onderzocht.
Pilotonderzoek
Pilotonderzoek is eveneens een proactief monitoringsinstrument. Om een signaal dat uit één van de middelen is verkregen te analyseren, wordt op beperkte schaal nadere informatie verzameld. Het pilotonderzoek wordt gestart vanuit het tweewekelijks overleg tussen de Veekijkerdierenartsen en de pathologen.
Wilde zwijnen
Om na te gaan of wilde zwijnen een bedreiging vormen voor de professionele varkenshouderij in Nederland worden, in opdracht van het Ministerie van LNV, de wilde zwijnenpopulaties op de Veluwe en in Limburg onderzocht op de aanwezigheid van afweerstoffen tegen klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en Ziekte van Aujeszky (ZvA). Ook zwijnen die zijn geschoten in zogenaamde nulstandgebieden (onder andere De Kempen en het Leenderbos in Noord-Brabant) worden onderzocht. De uitvoering van dit onderdeel van de monitor berust bij WBVR.
Rapportage
GD rapporteert na afloop van elk kwartaal over de bevindingen aan de belanghebbenden. Het eerste en derde kwartaal betreft dit een tussenrapportage over vooral bijzondere bevindingen en informatie uit de Online Monitor. Na afloop van het tweede en vierde kwartaal levert GD een halfjaarrapportage op met tevens een uitgebreide analyse van trends op basis van informatie uit telefonische vragen, bedrijfsbezoeken, pathologisch onderzoek en de Online Monitor. In de rapportage worden de waarnemingen weergegeven, voorzien van een interpretatie en wordt aangegeven hoe wordt omgegaan met de bevindingen.
Bijlage II:
*Alleen via laboratorium GD
Bijlage III:
Achterliggende gegevens secties
Tabel III.1: Samenvatting van de diagnoses per orgaansysteem in percentages per halfjaar
Tabel III.2: Samenvatting van de diagnoses per orgaansysteem in percentages per leeftijdscategorie per half jaar, exclusief de inzendingen van verworpen biggen en indien leeftijd onbekend
Bijlage IV:
Gevoeligheidspatronen van stammen gekweekt uit sectiemateriaal en niet-sectiemateriaal (Tabel IV.1)
Achterliggende gegevens (on)gevoeligheden voor antibiotica (bij hoofdstuk 4.6)
Algemene informatie bij de tabellen:
In tabel IV.1 staan de gevoeligheidspatronen van de meest gekweekte bacteriën in het eerste halfjaar van 2022. Isolaten uit sectiemateriaal (gestorven/geëuthanaseerde dieren) en isolaten uit niet-sectiemateriaal (losse inzendingen zoals swabs van klinisch zieke dieren) zijn samengevoegd. De resistentiepercentages zijn niet noodzakelijk representatief voor de hele Nederlandse varkenshouderij. De per bacterie weergegeven antibiotica zijn zoveel mogelijk gebaseerd op het Formularium Varken van de KNMvD; deels betreft het de geteste antibiotica, deels antibiotica waarvan bekend is dat deze kruisresistentie vertonen met het geteste antibioticum. Omdat bij veel bacterie-antibioticum-combinaties een significant seizoenseffect aanwezig is, worden de gevoeligheidspatronen weergegeven op halfjaarniveau. Het aantal isolaten dat is vermeld, betreft het totaal aantal aangeboden isolaten van een bacterie, maar niet altijd zijn alle aangeboden isolaten getest op gevoeligheid voor alle bij de betreffende bacterie genoemde antibiotica.
Tabel IV.1: Percentage antibioticumresistente bacteriën gekweekt uit sectiemateriaal en niet-sectiemateriaal, 2016 tot en met het eerste halfjaar van 2022. Het aantal isolaten dat is vermeld, betreft het totaal aantal aangeboden isolaten van een bacterie. Maar niet altijd zijn alle aangeboden isolaten getest op gevoeligheid voor alle bij de betreffende bacterie genoemde antibiotica. (bron: GD-LIMS).
Bijlage V:
Achterliggende gegevens tweedelijns contacten
Tabel V.1a
Percentages telefonische vragen over ‘specifieke ziekten’ in het eerste halfjaar van 2022 (n=217).
Ziekte specifieke vragen
Zoutintoxicatie - Overig
Trichinella - Parasieten
Maagzweren / -bloedingen - Overig
Klebsiella pneumoniae - Bacteriën
Erysipelas - Bacteriën
Chlamydia - Bacteriën
B. bronchiseptica - Bacteriën
Aujeszky - Virussen
Andere vergiftigingen - Overig
Vliegen - Parasieten
Trilbiggen - Overig
Toxoplasma - Parasieten
TGE - Virussen
Teschen / Talfan - Virussen
SVD - Virussen
Splayleg - Overig
Poxviridae (varkenspokken) - Virussen
PHS - Overig
Pasteurella (niet Pm+) - Bacteriën
Mycobacterium / Aviaire TBC - Bacteriën
Moerbeihartziekte - Overig
MKZ - Virussen
Maag/darmdraaiingen - Overig
M. hyosynoviae - Mycoplasmata
M. hyorhinis - Mycoplasmata
M. haemosuis - Mycoplasmata
Luizen - Parasieten
Listeria - Bacteriën
KVP, melding gedaan - Virussen
KVP, bloedonderz gedaan - Virussen
KVP, advies melding - Virussen
KVP, advies bloedonderzoek - Virussen
Geen problemen (Pilot 2009) - Overig
EMCV - Virussen
Cystitis / (pyelo)nefritis - Overig
Coccidiën - Parasieten
Brucellose / Brucella suis - Bacteriën
Tabel V.1b
Percentages telefonische vragen over ‘gezondheidsklachten’ in het eerste halfjaar van 2022 (n=265).
Probleemgerichte vragen
Hogere of verhogen gezondheidsstatus
Geboorteproblemen
Temperatuursverhoging / koorts
Scheve neuzen
Niet vreten (anorexie)
Witvuilen
Verwerpen einde dracht (dag 100 - 108)
Verwerpen begin dracht (< 5 weken)
Verminderen medicijngebruik
Vaccinatieschema (algemeen)
Te weinig melkgift / uierproblemen
Necrose (oor-, staart-, poot-) Niezen
Acute longontsteking
Vroeggeboorte (dag 109 - 113)
Te lage groei
Te laat werpen (D118-119)
Te kleine tomen
Slechte berigheid gelten
Slechte berigheid (gespeende) zeugen
PMWS
PDNS
Ongewenste berigheid
Mummies
Mastitis
maagdraaiingen
Kraamstalberigheid
KI
Kannibalisme (oor-, staart-, poot-)
Bleke varkens borstvliesontsteking
Berigheidsproblemen
Beer wil niet dekken
Bijlage VI:
Serologie wilde zwijnen in Nederland
Rapportage serologisch onderzoek bij wilde zwijnen in Nederland
Rapportage 2021
Michiel Kroese, Eric de Kluijver, Eefke Weesendorp
Jaarlijks wordt, in opdracht van het Ministerie van LNV, het bloed van wilde zwijnen die in Nederland geschoten worden door jagers, steekproefsgewijs onderzocht op antistoffen tegen de virusziekten klassieke varkenspest (KVP), Afrikaanse varkenspest (AVP) en de ziekte van Aujeszky (ZvA). Deze monitoring heeft tot doel om na te gaan wat de prevalentie van deze besmettelijke ziekten bij wilde zwijnen in Nederland is. Daarmee kan worden ingeschat of wilde zwijnen een bedreiging vormen voor de verspreiding van dierziekten naar de reguliere varkenshouderij. In deze rapportage worden alle resultaten van het eerste kwartaal van 2022 gepresenteerd. In totaal zijn 158 monsters van wilde zwijnen in Nederland ontvangen in deze periode. Hiervan zijn 77 monsters geselecteerd voor de serologische testen op KVP, AVP en ZvA. Er zijn in de onderzochte monsters van wilde zwijnen geen antistoffen aangetroffen tegen KVP, AVP en ZvA. Van één van de 77 monsters was het serum ongeschikt voor de bepaling van antistoffen in één of meerdere testen (ELISA’s).
Bijlage VII:
Publicaties die uit de Veekijker voortkomen
In de eerste helft van 2022 zijn diverse publicaties verschenen in de GD vakbladen Varken (verschijnt twee keer per jaar) en de Veterinair (verschijnt maandelijks) die direct of indirect betrekking hadden op de resultaten van de monitor. Een overzicht staat weergegeven in de onderstaande tabel.
Daarnaast zijn in het Tijdschrift voor Diergeneeskunde korte artikelen verschenen met informatie direct uit de monitoring. Dit betreft vooral informatie over trends gebaseerd op informatie uit de Online Monitor.
Tabel bijlage VII: Overzicht van het aantal pagina’s van de GD-publicaties die direct of indirect betrekking hadden op de resultaten van de monitor varkensgzondheid.
Relatie met
Bijlage VIII:
Gebruikte afkortingen
ADIS = Animal Disease Information System
ADNS = Animal Disease Notification System
CMV = Centrum Monitoring Vectoren
CRM = Customer Relationship Management
CRM = Ministrie van Cultuur Recreatie & Maatschappelijk Werk
DWHC = Durch Wildlife Health Center
ELISA = Enzyme-Linked ImmunoSorbent Assay
GD = Royal GD (v/h Gezondheidsdienst voor Dieren)
KI = kunstmatige inseminatie
KNMvD = Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde
LIMS = Laboratorium Informatie en Management Systeem
LNV = Landbouw, Natuurbehoud en Voedselkwaliteit
MALDI-TOF = Matrix Assisted Laser Desorption Ionization Time of Flight Mass Spectrometry.
MoRP = Monitoring Registratie Programma
NVWA = Nederlandse Voedsel en Waren Autoriteit
OIE = Office International des Epizooties (Wereldorganisatie voor Diergezondheid)
PCR = Polymerase Chain Reaction
POV = Producenten Organsatie Varkenshouderij
RIVM = Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu
SOZ = Signaleringsoverleg Zoönosen
WBVR = Wageningen Bioveterinary Research
Colofon
Begeleidingscommissie Monitoring Varkens (per 1 januari 2022)
K. Oomen (voorzitter)
F. Herder (POV)
J. Hulzing (KNMvD)
M. van de Peut (POV)
H. Roozendaal (NVWA)
M. Stijntjes (LNV)
E. Hendrikx (POV)
Auteurs Rapportage
C. Sanderman (GD)
M. Houben (GD)
K. Eenink (GD)
M. Olde Monnikhof (GD)
A. Heuvelink (GD)
Arnsbergstraat 7
Postbus 9, 7400 AA Deventer
T. 088 20 25 500
info@gddiergezondheid.nl www.gddiergezondheid.nl