Pluimvee 61

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - april 2016 - nummer 61

pluimvee

REPORTAGE

Roy Slaterus: “Wilde vogels zijn nodig om AI-patronen te ontrafelen”

SAMENLEVING

Keurmerk Zoönosen: risico’s in kaart

GUMBORO-VACCINATIE

Mogelijk 30% onbeschermd


ROWAN

RANGE

ROWAN

RANGE


voorwoord

DE WILDE KANT De wilde kant van ons dierenrijk wordt in deze editie van Pluimvee uitgebreid belicht. Een van onze redacteurs ging op pad met een professionele vogelspotter. Ook al lijkt de wilde kant soms lastig te onderzoeken, u zult versteld staan van wat er allemaal bekend is over Nederlandse wildevogel­ populaties. En dat is niet alleen in het belang van ecologen, maar ook van onze veehouderij. Daar waar contacten ontstaan tussen gehouden en wilde dieren kan ook uitwisseling plaatsvinden van ziektekiemen. Het bekendste voorbeeld daarvan is natuurlijk vogelgriep. Maar ook andere ziektekiemen kunnen worden overgedragen, zowel van dier op dier als van dier op mens. Het Keurmerk Zoönosen brengt daarom risico’s voor mensen in kaart en geeft richtlijnen om besmetting te voorkomen. Meer hierover leest u op pagina 16.

Nederland loopt internationaal voorop als het gaat om kennis over pluimveegezondheid. Belangrijk voor deze koploperspositie is de kennis die we vergaren via Veterinair Praktijkonderzoek en de monitoring. Zo onderzoeken we via de monitoring waar de productiedaling bij leggende hennen vandaan komt en deed GD, nog in opdracht van PPE, onderzoek naar Salmonella Java. Beide onderwerpen komen aan bod in dit nummer. Ook kennis over histomonas (zie bijgevoegde flyer) is het resultaat van Veterinair Praktijkonderzoek. De Algemeen Verbindend Verklaring, die collectieve financiering opnieuw mogelijk maakt, laat echter lang op zich wachten. De hoop is dat de verklaring dit jaar wordt afgegeven. In overleg met de pluimveesector zal het Veterinair Praktijkonderzoek dan opnieuw vorm worden gegeven. Want samenwerken aan pluimveegezondheid, ook met onderzoekers die kennis hebben over de wilde kant, is in het belang van de hele pluimveesector. Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee

inhoud 04 Actueel 06 S. Java: aanpak van hardnekkig probleem

Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

08 Reportage: 08

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)

13 Productiedaling bij leggende hennen 14 Uit het lab: Hoe werkt de VNT? 16 Keurmerk Zoönosen ook voor pluimvee

COLOFON Pluimvee is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Ruth Bouwstra, Rob Nijland, Merlijn Kense en Eva Onis | Eindredactie Judith Oudkerk | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (drie nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie drie keer per jaar Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.

Waar wilde vogels kippen ontmoeten

18 Mogelijk 30% niet beschermd bij Gumboro-vaccinatie

14

21 Leververvetting Combinatietest 23 De boer op 24 Diergezondheid volgens Arian Oostvogels

18

Pluimvee, april 2016 - 3


Salmonella- en mycoplasmamonitoring Met het opheffen van de productschappen is de regelgeving van de salmonellamonitoring overgegaan naar het ministerie van Economische Zaken. Hierdoor beschikt GD momenteel niet over de volledige dataset van de salmonellamonitoring. Zodra deze gegevens voor GD beschikbaar komen, publiceert GD deze weer in de Pluimvee. Wat betreft de monitoring van Mycoplasma gallisepticum kunnen we melden dat we een half jaar na de laatst bevestigde besmetting (september 2015) geen nieuwe besmetting meer hebben geconstateerd.

Salmonella Pullorum bij hobbypluimvee

Watermonsters dezelfde dag opsturen In verband met gewijzigde accre­ditatie-eisen voor het wateronderzoek moeten watermonsters op de dag van monstername gekoeld getransporteerd worden en uiterlijk de volgende dag voor 7.00 uur bij GD aanwezig zijn. Overleg met uw vervoerder over de mogelijkheden of maak gebruik van de TNT-innight service van GD.

Bij hobbypluimvee in Gelderland is eind maart Salmonella Pullorum vastgesteld. Er was al enige tijd sprake van verhoogde uitval van kuikens in de eerste twee weken. De hobbypluimveehouder heeft daarom dode kuikens opgestuurd voor nader onderzoek. GD heeft in deze dieren haardjes in de longen gevonden waarin Salmonella Pullorum is aangetroffen. De bacterie is ook op een tweede locatie vastgesteld. Beide houders hebben de aanwezige kuikens en de ouderdieren geëuthanaseerd en de ruimten waar de dieren toegang toe hadden intensief gedesinfecteerd. De aanwezigheid van de bacterie binnen andere takken van de hobbypluimveesector sluiten we niet uit. S. Pullorum veroorzaakt sterfte bij jonge kippen, het sectiebeeld varieert. Bij volwassen dieren verloopt een infectie in de regel symptoomloos maar zij kunnen levenslang drager blijven en hun nakomelingen besmetten via het ei. Om deze reden is S. Pullorum bij vermeerderingspluimvee bestrijdingsplichtig. Bij Nederlands vermeerderingspluimvee is S. Pullorum al meer dan 30 jaar niet meer aangetoond, bij hobbypluimvee is S. Pullorum ook in 2012 aangetroffen. Deze gevallen geven aan dat de bacterie nog altijd in Nederland aanwezig is. Het aantonen van de bacterie binnen de hobbypluimveehouderij benadrukt het risico van contacten tussen de hobby en de commerciële sector. Daarnaast zijn de voor salmonella gebruikelijke hygiëne­maatregelen van belang. MEER INFORMATIE WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/DIERZIEKTEN

4 - Pluimvee, april 2016


actueel

Winnaar LIV-prijsvraag

Nieuws uit VMP

Het was een moeilijke opgave: een prijswinnaar kiezen uit alle creatieve slagzinnen die pluimveehouders ingeleverd hadden bij de GD-stand op de LIV in Venray begin maart. Gevraagd werd om de volgende zin af te maken: ‘Diergezondheid betekent voor mijn bedrijf…’

In de eerste VMP-bijeenkomst van dit jaar, op 22 maart, stonden de deelnemende dierenartsen stil bij een aantal actuele zaken, waaronder Aviaire Influenza (AI) in Frankrijk, Mycobacterium avium en Gumboro. Op het front van AI is het in Nederland redelijk rustig. In Frankrijk worden echter nog met enige regelmaat nieuwe gevallen van hoogpathogene AI ontdekt. Tot 24 februari dit jaar zijn daar 74 gevallen geconstateerd. Bij één hobbypluimveehouder werd de zoönotische bacterie Mycobacterium avium ontdekt. Deze bacterie kan gezondheidsproblemen bij mensen veroorzaken. Hobbypluimveehouders kunnen bij GD het Keurmerk Zoönosen aanvragen. Verder werd er dieper ingegaan op Gumboro en de pilot ‘Vaccinatiecontrole’. De reden voor de pilot was het lange aanhouden van Gumboro-uitbraken. VMPdierenartsen vroegen zich daarom af of vaccins wel goed aanslaan en of er wel correct gevaccineerd werd. De resultaten hiervan vindt u op pagina 18 in deze Pluimvee.

De winnaar is A. Janssen uit Oirlo: … alles, dat staat buiten kijf. Samen zorgen voor een gezonde kip, dat is toch wel de gouden tip!! Sectormanager Pluimvee, Ruth Bouwstra, heeft persoonlijk de prijs overhandigd: een Samsung tablet. Wij wensen mevrouw Janssen veel plezier met de tablet!

Digitale factuur U kunt uw GD-factuur ook digitaal ontvangen. Dit is niet alleen eenvoudig en snel, maar hiermee heeft u bovendien altijd een compleet overzicht, hoeft u geen papieren archief meer bij te houden en worden uw facturen zeven jaar bij Z factuur bewaard. Zodra u overstapt, ontvangt u uw nieuwe facturen digitaal.

MEER OVER VMP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/MONITORING

GD maakt gebruik van Z factuur. Dit is een veilig en betrouwbaar digitaal portaal, dat onafhankelijk is van banken en accountants. Ook de overheid en diverse leveranciers in de agrarische sector gebruiken deze dienst. STAP NU OVER WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/VOORKEUREN

Wat is VMP? De Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) is hét samenwerkingsverband tussen pluimveedierenartsen en GD. Een 35-tal pluimveedierenartsen wisselen, samen met GD, veel praktische kennis en ervaringen uit. De kwartaalbijeenkomsten, die altijd goed bezocht worden, zijn een mix van bijdragen van gastsprekers uit de sector, presentaties van collegapluimveedierenartsen uit het veld en GD-medewerkers.

Pluimvee, april 2016 - 5


LITERATUURONDERZOEK BUNDELT KENNIS

Aanpak Salmonella Java Omgeving Infectiedruk verminderen • Biosecurity • Reiniging en desinfectie • Competitive exclusion producten • Drinkwaterbehandeling (bijvoorbeeld zuren) • Voerbehandeling

S. JAVA: AANPAK VAN HARDNEKKIG PROBLEEM

Krop/maag Afdoden bacteriën • Zuren

Salmonella Java is een hardnekkig probleem op sommige vleeskuikenbedrijven. Ondanks diverse maatregelen blijkt het moeilijk om van een besmetting af te komen. GD voerde in opdracht van de sector een literatuurstudie uit, om de kennis over verspreiding en bestrijding van S. Java overzichtelijk uiteen te zetten. S. Java is één van de meest voorkomende salmonellasoorten bij vleeskuikens en wordt incidenteel ook bij vermeerderingspluimvee gezien. Voor de volksgezondheid is S. Java echter veel minder van belang dan de beruchte salmonellaserotypen S. Enteritidis en (monofasische) S. Typhimurium. Ook kippen worden niet ziek van S. Java. Omdat S. Java vaak lang op bedrijven aanwezig blijft, heeft de pluimveesector bestrijding van dit serotype in de vleesreproductiesector verplicht gesteld en moeten besmette vleeskuikenbedrijven hier extra maatregelen tegen nemen. De kosten van besmetting met S. Java liggen voor een belangrijk deel bij het ruimen van besmette (opfok)reproductiekoppels. Daarnaast is vlees afkomstig van met S. Java besmette vleeskuikenkoppels vaak minder waard.

Darmen Afdoden bacteriën • Zuren • Bacteriofagen

Blindedarmen Voorkomen kolonisatie • Startflora • Vaccinatie (moederdieren) • Fytobiotica

6 - Pluimvee, april 2016

Verspreiding S. Java kan zich verspreiden via mensen, voorwerpen die de stal ingebracht worden, voer, ongedierte, stof, insecten (met name tempexkevers) en kippen (ook eendagskuikens). Vaak raken koppels de eerste levensweek besmet, maar besmetting kan ook op latere leeftijd optreden. Uit een door GD uitgevoerde veldstudie bij twee pilotbedrijven met aanhoudende problemen met S. Java blijkt dat de besmetting in de onderzochte stallen op latere leeftijd plaatsvindt, en dat er geen duidelijk startpunt van de besmetting aan te wijzen is. Na introductie in het koppel vermeerdert S. Java zich sterk in de kuikens. Binnen één week kan het hele koppel besmet zijn. Na verloop van tijd neemt de besmetting in de kuikens weliswaar af, maar het kwaad is dan al geschied; de omgeving is zwaar besmet. De kans dat het volgende koppel besmet raakt met S. Java is groot.


Christiaan ter Veen, Jeanine Wiegel, pluimveedierenartsen en Hanneke Bataille, onderzoeksassistent

Aanpak besmette bedrijven Om besmetting van de stal te voorkomen zijn verschillende maatregelen mogelijk. Het begint met goede hygiëne en goed management. Zowel biosecurity tussen bedrijven als binnen het bedrijf zijn van groot belang. Nadat een bedrijf besmet is geraakt, verspreidt S. Java zich immers makkelijk naar de omgeving en kan het eenvoudig terug de stal in worden gesleept, bijvoorbeeld tijdens opzetten of uitladen van de kuikens. Daarnaast is zorgvuldig reinigen en desinfecteren belangrijk. Het protocol uit de oude hygiënevoorschriften van het Productschap voor Pluimvee en Eieren is een goede leidraad. Extra maatregelen zijn nodig voor de riolering, omdat onderdruk in de stal met salmonelladeeltjes besmette lucht uit de riolering kan aanzuigen. Extra reiniging en desinfectie van de afvoer en het dichtkitten van het putdeksel is aan te raden. Een goed onderhouden stal is makkelijker te reinigen en te desinfecteren.

wetenschap

Scheuren, kieren en poreuze oppervlakken zijn moeilijk schoon te krijgen en te houden. Voor het afdichten van kieren die het uitzetten van de vloer opvangen, kan een technische oplossing worden gezocht zoals rubberen strips. Denk ook aan het juiste gebruik van reinigings- en desinfectiemiddelen: een schoon oppervlak en de juiste concentratie en contactduur zijn essentieel. Effectiviteit startflora en zuren Naast hygiëne is het mogelijk om de kuikens minder gevoelig te maken voor salmonellose (zie afbeelding). Zuren en ‘competitive exclusion’-producten lijken hiervoor het meest geschikt. De werkzaamheid van deze producten tegen S. Java is echter niet wetenschappelijk aangetoond. Daarbij geldt dat bij een zware besmetting van de omgeving de effectiviteit van deze producten daalt. Hygiëne blijft dus het belangrijkste aandachtspunt.

Zorgvuldig reinigen en desinfecteren is belangrijk in de aanpak van S. Java.

Pluimvee, april 2016 - 7


Waar wilde vogels kippen ont足moeten


Yoni Pasman, redacteur

reportage

Het was eind 2014 en opeens was daar een hoogpathogene variant van vogelgriep, in Nederland. Het duurde niet lang voordat Roy Slaterus, wildevogeldeskundige bij Sovon Vogelonderzoek Nederland, werd opgetrommeld om aan te schuiven bij een deskundigengroep van het ministerie van Economische Zaken (EZ). Introductie door wilde vogels werd snel als de oorzaak vermoed. “Het definitieve antwoord hebben we nog steeds niet. Maar het is mogelijk dat het via vogelpoep aan een laars is versleept.” Met een netwerk van duizenden tellende vogelaars is Sovon dé plek waar alle gegevens over wilde vogels samenkomen. Zo weet de vereniging waar en wanneer in ons land welke vogelsoorten voorkomen. Maar ook waar die soort vandaan is gekomen en onderweg langs is geweest. Die informatie is goed bruikbaar voor de pluimveehouderij. Tijdens een vogelgriepuitbraak bijvoorbeeld, vertelt de vogelaar. “De stam die we hier eind 2014 vonden leek heel erg op een variant die in Oost-Azië was gevonden, onder andere in Korea. Als dat inderdaad hetzelfde virus is, hoe is het dan hier gekomen? En als het met wilde vogels is meegekomen, welke zouden dat dan kunnen zijn?” Het antwoord was niet meteen bevredigend. “Er is geen enkele vogelsoort bekend die van Oost-Azië naar Nederland vliegt, dus dat gaf geen directe verklaring. Wel wisten we dat er behoorlijk wat tijd zat tussen de momenten dat het virus in Oost-Azië werd gevonden en dat het in Nederland werd gevonden.” Hink-stap-sprong Omdat er geen direct verband was, keek Sovon naar eventuele contactmogelijkheden. Zo kan het zijn dat vogels die in het najaar naar Nederland trekken eerder wel in contact zijn gekomen met vogels die in Oost-Azië zijn geweest en zijn besmet. “Een soort hink-stap-sprong dus.” Er bleken wel soorten te zijn die in Rusland broeden en daarna naar Nederland komen. In Rusland kunnen ze in contact zijn gekomen met besmette vogels uit Oost-Azië.

Dit zou dan kunnen verklaren hoe het Aziatische virus naar Nederland heeft kunnen komen, maar niet hoe het op de besmette bedrijven -allemaal zonder uitloop- is binnengekomen. In de deskundigengroep werden verschillende mogelijke oorzaken geopperd. “Sommige dingen leken mij een paar jaar geleden nog best vergezocht. Zo was het een mogelijkheid dat de bedrijven waren besmet doordat er mest van buiten het bedrijf aan laarzen was blijven plakken en zo mee naar binnen was genomen.” In eerste instantie vond Roy dat niet zo aannemelijk. “Ik ben er toen meer op gaan letten tijdens mijn veldwerk, en zag soms hele stukken grond bezaaid met ganzenpoepjes. Dan kan je er bijna niet níét in gaan staan.” Een definitief antwoord op de vraag is er echter nog niet. “Misschien komt dat er ook nooit. Maar vogelpoep aan een laars zou een route kunnen zijn.”

“Soms lagen hele stukken grond bezaaid met ganzen­ poepjes. Dan kan je er bijna niet niét in gaan staan.”

Onderzoek op pluimveebedrijven Een aanzienlijk deel van Roy’s werk bestaat uit veldwerk. Een onderdeel daarvan is het observeren van een vijftal pluimveebedrijven waar meer dan eens vogelgriep is gevonden. “Niet per se de hoogpathogene stammen hoor. Maar je moet natuurlijk zoeken op plekken waar het het waarschijnlijkst is dat je iets gaat vinden.” Tijdens de observatie kijken Roy en zijn collega welke vogels het terrein betreden en wat ze er doen. “Komen specifieke soorten op plekken met kippen? Bepaalde eend-achtigen zijn bijvoorbeeld ook ’s nachts actief, poepen ze dan op dat weiland, waar ook kippen komen?”

Pluimvee, april 2016 - 9


Dode vogels Hoewel vogelgriep niet de core business is van Sovon, is onderzoek op dode vogels op vogelgriep wel één van de speerpunten van de organisatie. Roy houdt zich hier sinds 2006 steeds intensiever mee bezig. “We zijn altijd op zoek naar dode vogels, vooral watervogels, kraaiachtigen en roofvogels.” Het maakt eigenlijk niet uit waar ze vandaan komen, of wie ze insturen. Dat kunnen dus ook gewoon particulieren zijn die een dode vogel in de tuin vinden. “Veel mensen gooien het dier gewoon weg, maar er zijn ook mensen die gaan googelen en erachter komen dat ze er iemand een plezier mee kunnen doen.” Deze mensen kunnen de dode vogel melden bij Sovon, die er dan voor zorgt dat het dier wordt opgehaald en wordt onderzocht door het Centraal Veterinair Instituut. Als het is onderzocht krijgt de inzender ook een uitslag. “Heel vaak, in zo’n 99 procent van de keren, wordt geen griep gevonden. Dat kan best teleurstellend zijn voor de mensen die vaker iets insturen, je hoopt toch dat je het ergens voor doet.” Gelukkig heeft Sovon het project wat spannender kunnen

De vogelaar wist niet veel van kippen, maar is door het onderzoek veel over ze te weten gekomen. “Als ik iets heb geleerd, is het wel dat kippen er altijd ‘als de kippen bij zijn’”, lacht hij. “Er hoeft maar ergens een blaadje op te fladderen en een kip rent ernaartoe. Dat geldt ook voor poepjes. Als er op het terrein een poepje ligt, of er zit iets aan je laars, dan zit het dier er zo aan te pikken. Op die manier kunnen ziekten dus ook overgebracht worden.”

10 - Pluimvee, april 2016

Het werk van vrijwilligers bij Sovon zit hem voornamelijk in het tellen van vogels. Dat klinkt makkelijker dan het is. “Iedereen kan tellen. Maar tellingen hebben pas echt waarde als het systematisch gebeurt. Zo moet er sprake zijn van een begrensd telgebied en moet je weten hoe daar geteld is.” Daarom werken wij binnen onze projecten ook met duidelijke richtlijnen en handleidingen. “Maar zelfs als dezelfde persoon er steeds 25 procent onder zit, dan nog zijn er waardevolle trends te ontdekken in het gebied waarin hij of zij telt.” Zo’n breed netwerk aan vogelaars, en de hoeveelheid data die dat oplevert, is behoorlijk uniek. “Het netwerk van vogelaars is groot en beter georganiseerd dan in veel andere landen. Nederland is klein, misschien maakt dat het makkelijker.”


Yoni Pasman, redacteur

maken, vertelt Roy enthousiast. “Sommige vogels sturen we naar het Dutch Wildlife Health Centre, waar verder wordt gekeken dan alleen het griepvirus. En daar komen soms de gekste dingen uit, het lijkt wel een beetje CSI. En soms is het ook alleen maar een botsing geweest.” Vind je een dode vogel, dan is het zaak om het snel te melden. “Wij bellen dan snel terug, binnen een paar uur. Het liefst komen we hem dan ook snel ophalen.” Wel is het belangrijk dat het dier nog in goede staat is. Roy roept op om zo veel mogelijk in te sturen. “Wij doen veel, maar we kunnen altijd meer mensen gebruiken die opletten. Als ik zeg dat we in slechts 1 procent van de gevallen wat vinden, dan hebben we dus veel vogels nodig om patronen te kunnen ontrafelen.” Overigens is ‘iets vinden’ bijna altijd een laagpathogene variant van de vogelgriep.

reportage

“Onderzoek op dode vogels lijkt wel CSI” Wilde vogels weren Sommige bedrijven proberen wilde vogels weg te houden van het bedrijf, om zo insleep van ziekten te voorkomen. Maar vogels zijn er nu eenmaal, zegt Roy. “Je kan het wel proberen, met een net bijvoorbeeld, maar je lost het probleem nooit helemaal op.” Bovendien is de ziekte waarschijnlijk niet door wilde vogels de stal binnengebracht, maar onbewust door de boer zelf. “Daarom wordt er tijdens uitbraken ook zo gehamerd op hygiëne. Dat heb je altijd zelf in de hand, wilde vogels niet.”

Pluimvee, april 2016 - 11


MA5 QX 4-91

IB vaccins nu samen toe te passen! MA5+QX of MA5+4-91 Infectieuze Bronchitis (IB) is een aandoening die bij kippen verschillende varianten kent. IB heeft verschillende ziektebeelden tot gevolg; van luchtwegaandoeningen en eiafwijkingen tot natte mest. Goede en betrouwbare bescherming tegen IB is daarom noodzakelijk! Vaccineer uw kippen vanaf dag één met IB MA5 in combinatie met QX, of MA5 in combinatie met 4-91. Beide combinaties geven een bescherming tegen Massachusetts en daarnaast kunt u kiezen voor een bescherming tegen QX of 4-91. Aan u de keus! Nobilis IB MA5, bevat per dosis levend aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts, stam MA5: minstens 103,0 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen tegen respiratoire aandoeningen veroorzaakt door aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Een geringe en voorbijgaande vaccinatiereactie kan voorkomen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de leeftijd van 1 dag via respiratoire, oculo-nasale, oculair/intranasale of intranasale vaccinatie of vanaf de leeftijd van 4 weken via orale vaccinatie. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Maternale antistoffen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin in combinatie met enig ander vaccin, behalve Nobilis IB 4-91. Gelijktijdig gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en daarmee het mogelijke ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 8106 UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB Primo QX, bevat per dosis levend geattenueerd aviair infectieus bronchitis virus, stam D388: 104.0 - 105.5 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen ter vermindering van respiratoire verschijnselen van aviaire infectieuze bronchitis veroorzaakt door QX-verwante varianten van het infectieuze bronchitis virus. Contra-indicaties: Niet gebruiken tijdens de leg of in de 4 weken voorafgaand aan de legperiode. Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen kunnen na vaccinatie milde voorbijgaande respiratoire reacties (inclusief neusuitvloeiing) optreden gedurende minimaal 10 dagen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of oculo-nasale toediening. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Het vaccinvirus kan zich tenminste 20 dagen na vaccinatie verspreiden tussen vogels die in aanraking komen met elkaar. Het is belangrijk om introductie van het IB D388 vaccinvirus te vermijden in bedrijven waar de wild-type stam niet aanwezig is. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin bij gebruik in combinatie met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gemengd gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op recombinatie van de virussen en mogelijk het ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 113557 (EU/2/14/174/001–004) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB 4-91, bevat per dosis levend geattenueerd aviaire infectieuze bronchitis virus (IBV), variant stam 4-91: ≥ 3,6 log10 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen om de respiratoire verschijnselen van infectieuze bronchitis veroorzaakt door de variant stam IB 4-91 te verminderen. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Vaccinatie met Nobilis IB 4-91 kan milde respiratoire ziekteverschijnselen veroorzaken die gedurende enkele dagen aan kunnen houden, afhankelijk van de gezondheid en conditie van de kippen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of intranasale/oculaire toediening, via drinkwater vanaf zeven dagen leeftijd. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Nobilis IB 4-91 is bedoeld om kippen te beschermen tegen respiratoire ziekteverschijnselen die veroorzaakt worden door IBV variant stam 4-91 en dient niet gebruikt te worden als vervanging voor andere IBV vaccins. Het product dient alleen gebruikt te worden nadat vastgesteld is dat IBV-variant stam 4-91 in een gebied epidemiologisch relevant is als ziekteverwekker. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gelijktijdig gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en het mogelijk ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 9801 (EU/2/98/006/001-010) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter.

MSD Animal Health | 0485-587654 | info@msd-animal-health.nl | www.msd-animal-health.nl


Jeanine Wiegel, pluimveedierenarts

monitoring

NADER ONDERZOCHT:

Productiedaling bij leggende hennen Op een aantal vermeerderings- en legbedrijven daalde de eiproductie gedurende een aantal weken in 2014 en 2015 fors. De dieren vertoonden geen duidelijke ziekteverschijnselen en ook aan eikwaliteit en uitkomstresultaat was weinig bijzonders op te merken. Nader onderzoek van GD wijst op een mogelijk virale oorzaak. Deze gevallen in 2014 en 2015 werden door dierenartsen onder de aandacht gebracht van GD. Het ging om bedrijven waar de eiproductie met 5 tot 10 procent daalde, waarbij het eerste onderzoek geen duidelijke oorzaak aanwees. Mogelijke oorzaak GD startte daarom een pilotproject waarbij extra onderzoek werd gedaan op de bedrijven waar de productie daalde. Op een aantal bedrijven zijn ‘verklikkerdieren’ geplaatst, er zijn extra secties uitgevoerd en aanvullende onderzoeken ingezet. Bij productiedalingen zonder duidelijke ziekteverschijnselen bij de dieren kan het soms lastig zijn een oorzaak aan te tonen. Van een aantal bekende mogelijke oorzaken weten we dat ze niet gemakkelijk te diagnosticeren zijn, zoals EDS (Egg Drop Syndrome) en trilziekte. Uit de secties en vervolgonderzoeken kwam naar voren dat de productiedalingen waarschijnlijk een virale oorzaak hebben. Infectieuze Bronchitis-virussen (IB) en adenovirussen werden hierbij het meest aangetroffen. De diverse gevonden IB stammen waren voor Nederland bekende types waarvan de effecten bekend zijn. Gezien het ziektebeeld lijkt het niet waarschijnlijk dat een IB-virus alleen de oorzaak van de productiedalingen was. Mogelijk kan het adenovirus, eventueel in combinatie met een IB-virus, de problemen veroorzaken. Adenovirussen komen veel voor. Ze veroorzaken niet altijd verschijnselen, omdat een deel ervan niet pathogeen is, er al bescherming is door een eerdere infectie of omdat de infectie optreedt op een leeftijd waarop dat niet schadelijk is voor de hennen.

Blijven samenwerken Omdat er in het veld nog steeds opvallende productiedalingen gezien worden, blijft GD alert op de genoemde virussen. Voor het achterhalen van de oorzaak is goede samenwerking tussen u als pluimveehouder en uw dierenarts en tussen dierenarts en GD belangrijk. Zorgvuldige selectie van dieren in de acute fase van de aandoening voor sectie geeft de meeste kans op het aantonen van de mogelijke oorzaak. Voor de bovengenoemde gevallen ging het om dieren in goede conditie, die een wat slome indruk gaven. In een aantal gevallen werd gesproken over ‘broedse hennen’.

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel­industrie, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Pluimvee, april 2016 - 13


Hoe werkt de VNT?

VNT is de afkorting van Virus Neutralisatie Test. De test meet de hoeveelheid antistoffen in het bloed die in staat zijn een bepaald virus te neutraliseren, ofwel onschadelijk te maken. Daarmee wordt aangetoond of het dier beschermd is tegen het virus, door een eerdere besmetting of vaccinatie. Zoals elke test heeft de VNT voor- en nadelen. Het grote voordeel is dat de test echt iets zegt over de antistoffen die betrokken zijn bij de bescherming van de kip. Nadeel is de arbeidsintensieve uitvoering. Er wordt namelijk gewerkt met levende cellen en de uitslag is pas na een paar dagen bekend.

Neutraliserende antistoffen Een kip die gevaccineerd of besmet wordt, maakt als verdediging antistoffen tegen dat vaccin of die ziektekiem aan. Die antistoffen hechten zich, wanneer ze de ziektekiem tegenkomen, aan dat virus vast. Een deel van die antistoffen hecht zich vast op bepaalde plekjes van het virus waardoor het virus zich niet meer aan de cellen kan vasthechten. Zonder deze hechting kan het virus de cel en dus de kip niet besmetten. Deze antistoffen ‘neutraliseren’ het virus, vandaar de naam neutraliserende antistoffen. In het algemeen kun je zeggen dat, hoe meer van deze neutraliserende antistoffen er tegen een ziektekiem zijn, hoe beter de kip beschermd is tegen die ziektekiem. De VNT meet de hoeveelheid antistoffen in het bloed die in staat zijn om het hechten van het virus aan de cellen van de kip te voorkomen. De VNT wordt wereldwijd gezien als de gouden standaardtest voor diverse virusziekten, waaronder IBV, Gumboro en trilziekte.

Rol van receptoren Elke lichaamscel heeft aan de buitenkant van de celmembraan (de buitenste begrenzing van de cel) moleculen die nodig zijn voor de communicatie met de buitenwereld, de zogeheten ‘receptoren’. Verschillende soorten cellen hebben voor een deel verschillende soorten receptoren. Een levercel ziet er anders uit dan een cel uit de luchtwegen van hetzelfde dier. Daarnaast zijn er receptoren die kenmerkend zijn voor een bepaalde gastheer, bijvoorbeeld kippen of mensen. Een ziektekiem kan niet zomaar de cel van een gastheer binnendringen, maar moet zich eerst aan die cel vasthechten. Als een kiem in staat is om zich te binden aan een receptor die op veel verschillende cellen voorkomt, dan kan die kiem veel celsoorten infecteren. Een ziektekiem die alleen een receptor weet te herkennen die op één celsoort voorkomt, bijvoorbeeld op een levercel, kan alleen die cellen besmetten.

Uit eieren worden de benodigde levende cellen geprepareerd.

In het GD-laboratorium worden ieder jaar ruim vier miljoen bepalingen gedaan. Daarbij zetten de laboratoriummedewerkers een grote verscheidenheid aan testen in. Maar wat onderzoeken we precies met welke test? En wat voor soort uitslag kunt u verwachten? Met deze rubriek willen we u daar meer inzicht in geven. Deze keer gaat het over de VNT.

14 - Pluimvee, april 2016


uit het lab

dr. Sjaak de Wit, pluimveedierenarts

1a

2

4a

1b

3

4b

Stap 1a - In dit buisje bevindt zich het gekweekte virus. Stap 1b - Dat wordt vervolgens verdund.

Stap 3 - De plaatjes met het mengsel worden een paar dagen in de stoof geplaatst. Stap 4a - Onder de microscoop zien we geen

Stap 4b - Onder de microscoop zien we geïnfec­ teerde cellen: er zijn geen of onvol­ doende neutraliserende antistoffen

geïnfecteerde cellen: er zijn neutralise­

aanwezig. De vaccinatieronde is niet

gevoegd dat acht tot twaalf keer oplo­

rende antistoffen aanwezig. De vacci­

geslaagd.

pend verdund is. Dit mengsel wordt

natieronde is geslaagd.

Stap 2 - Het verdunde virus wordt bij het serum

toegevoegd aan levende cellen die geprepareerd zijn uit een ei.

Hoeveelheid neutraliserende antistoffen Om de hoeveelheid neutraliserende antistoffen te bepalen, worden acht tot twaalf oplopende verdunningen van het serum (bloedmonster) getest. Eerst wordt een vaste hoeveelheid van het levende virus (het antigeen) gemengd met de reeks verdunningen van het serum. Na een inwerkingstijd wordt het mengsel toegevoegd aan levende cellen. Dit kunnen, afhankelijk van het virus, bijvoorbeeld nier- of levercellen van de kip zijn. Als er voldoende antistoffen in het verdunde bloed aanwezig zijn om al het bijgemengde virus te neutraliseren, dan kunnen de cellen

niet besmet worden en blijven gezond. Zitten er geen of onvoldoende antistoffen in de verdunning, dan blijft er niet-geneutraliseerd virus over. De cellen worden besmet en zullen veranderen of doodgaan. Er ontstaat dus schade. De hoogste verdunning van het serum die nog net in staat is om de cellen te beschermen tegen besmetting en schade is de zogeheten ‘titer’. Wijst de VNT uit dat de kip voldoende antistoffen tegen het betreffende virus in zijn bloed heeft (minimale titer), dan is het dier dus beschermd.

Pluimvee, april 2016 - 15


Keurmerk Zoönosen: ook voor pluimvee Zoönosen zijn ziekten die van dier op mens overdraagbaar zijn. Vanuit de samenleving komt steeds vaker de vraag welk risico dieren op een bedrijf vormen voor bezoekers, medewerkers of de omgeving. Het Keurmerk Zoönosen brengt deze risico’s in kaart en geeft richtlijnen om besmetting te voorkomen. Om aan te tonen dat veehouders maatregelen nemen om zoönosen te voorkomen en de kans op besmetting te beperken, bestaat het Keurmerk Zoönosen. In 2014 is het keurmerk vernieuwd. Naast de checklist met algemene vragen over hygiëne, faciliteiten, informatievoorziening en registratie zijn er nu ook specifieke vragen opgenomen per diersoort, waaronder pluimvee. Deze vragen hebben onder meer betrekking op vogelgriep (Aviaire Influenza, AI), Papegaaienziekte (psittacose), salmonellose, Aviaire tuberculose en bloedluis. Salmonella-onderzoek Volgens het keurmerk moet er op bedrijven waar eieren worden verkocht elke twee maanden salmonella-onderzoek plaatsvinden. In 2015 werd hierdoor een besmetting van Salmonella Typhimurium aangetoond op een kinderboerderij. Op basis van deze resultaten is de verkoop van eieren tijdelijk gestopt en zijn er maatregelen genomen om besmetting in de toekomst te voorkomen. Dit is een duidelijk voorbeeld van een zoönose die anders onopgemerkt was gebleven.

16 - Pluimvee, april 2016

Hoe werkt het Keurmerk Zoönosen? 1.Checklist invullen met uw dierenarts Met de checklist Keurmerk Zoönosen brengt u de risico’s van mogelijk voorkomende zoönosen op uw bedrijf in beeld. Bij aanmelding wordt de checklist naar uw dierenartsenpraktijk gestuurd. U ontvangt van GD een verzoek om een afspraak te maken met uw dierenarts om de checklist samen in te vullen, bijvoorbeeld tijdens een periodiek bedrijfsbezoek.

Door het Keurmerk Zoönosen worden u en uw bezoekers zich meer bewust van de risico’s van dieren voor mensen.


samenleving

Merlijn Kense, pluimveedierenarts en Carlijn Kappert, binnendienstmedewerker

Ook pluimvee kan bepaalde ziekteverwekkers overdragen op mensen. Bewustwording hiervan helpt bij het voorkomen van deze overdracht.

2.Score door GD Na retourzending van de ingevulde checklist ontvangt u een score voor de zoönosepreventie op uw bedrijf. Op basis van de toegekende score per onderdeel (algemeen deel en de vragen per diersoort die op uw bedrijf van toepassing zijn) kunt u samen met uw dierenarts bekijken welke punten voor verbetering in aanmerking komen.

het plezier van het contact met dieren weg te nemen. Zeker als er bezoekers op het erf komen, is het belangrijk te weten waar risico’s liggen. We merken dat het bewustzijn omtrent zoönosen elk jaar weer groeit. Inmiddels hebben, naast kinderboerderijen, ook veel zorgboerderijen, mini-campings en reguliere veehouderijbedrijven dit keurmerk en de belangstelling neemt nog steeds toe.

3.Keurmerk Bij een score van 60 procent of meer per onderdeel heeft u een zoönosen-verantwoord bedrijf. U ontvangt dan een keurmerkbordje met daarop de keurmerkzegel voor dat jaar. Elk jaar vult u de checklist opnieuw in, samen met uw dierenarts. Bij een voldoende score ontvangt u elk jaar een nieuw keurmerkzegel. Scoort u minder dan 60 procent? Dan kunt u de benodigde maatregelen treffen en opnieuw een checklist aanvragen.

Bij vrijwel elke veehouder komen weleens mensen op het erf of bij de dieren. Dan is het goed om te weten dat ziektekiemen van dieren op mensen kunnen overgaan. Door het keurmerk ziet de buitenwacht dat de veehouder zich hiervan bewust is en actief aan zoönosepreventie doet. Of het keurmerk zinvol is voor uw bedrijf, kunt u het beste voor uw eigen situatie beslissen. We zien in ieder geval dat het bordje ‘Keurmerk Zoönosen’ bij keurmerkhouders positief wordt ontvangen.

Voor wie? Het Keurmerk Zoönosen is opgezet om veehouders bewuster te maken van mogelijke ziekteoverdracht op hun bedrijf, zonder

MEER OVER HET KEURMERK ZOÖNOSEN WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/KEURMERKZOONOSEN

Pluimvee, april 2016 - 17


GUMBORO-VACCINATIE:

Mogelijk 30% niet beschermd Mogelijk 30 procent van de vleeskuikenkoppels is na vaccinatie niet goed beschermd tegen Gumboro, blijkt uit onderzoek. Dit draagt wellicht bij aan het voortduren van de Gumboro-uitbraken. Om Gumboro in te dammen is een goed vaccinatiebeleid van wezenlijk belang. Samen met zeven VMP-pluimveepraktijken, die tevens in de KLOEKgroep (voorheen CAPE) samenwerken, onderzocht GD in november en december van het afgelopen jaar het aanslaan van de Gumborovaccinatie bij vleeskuikens. Aanleiding was dat de huidige uitbraak met Gumboro lang blijft aanhouden. Van dierenartsen kwamen sigAlle koppels

20% Volledig beschermd Gedeeltelijk beschermd Niet beschermd 30 procent van de gevaccineerde koppels binnen het onderzoek was niet of maar gedeeltelijk beschermd tegen Gumboro.

Het onderzoek Deelnemende praktijken stuurden van eind november tot eind december bloed in van vijftig Gumboro-gevaccineerde vleeskuikenkoppels. Dit bloed is met de AGP-test gecontroleerd op de aanwezigheid van antistoffen tegen Gumboro. Daarnaast werd de volgende aanvullende informatie over het koppel aangeleverd: • wanneer het koppel geënt is en met welke entstof; • de dosering; • of er een vaccinatiedatumbepaling is gedaan; • om welk ras het ging; • van hoeveel moederdierenkoppels het koppel afkomstig was; • op welke leeftijd bloed is getapt, om te bepalen hoeveel tijd er zat tussen de vaccinatie en bloedafname.

10%

70%

nalen dat de vaccinatie mogelijk niet goed werkt door fouten in de uitvoering of door vaccinatie op de verkeerde leeftijd. Ook zijn er veehouders die, ondanks een negatief advies van hun dierenarts, met minder dan één dosis per dier vaccineren.

Zeven van de vijftig koppels waren traag groeiende dieren, de overige 43 koppels waren van reguliere rassen. De dieren waren per koppel afkomstig van één tot zes moederdierenkoppels. Twee koppels waren in-ovo geënt, 28 met een intermediate plus of heet vaccin en 19 met een intermediate vaccin. Van één koppel was de entstof onbekend. In zeven gevallen was er een enttijdstipbepaling gedaan om het juiste enttijdstip te bepalen. De periode tussen vaccinatie en monstername varieerde van 7 tot 39 dagen.


onderzoek

Merlijn Kense en Sjaak de Wit, pluimveedierenartsen

9 tot 17% niet beschermd Uit het bloedonderzoek bleek dat 9 procent van de onderzochte koppels die met een volledige dosis gevaccineerd waren helemaal niet gereageerd had op de vaccinatie en dus niet beschermd was. Bij de dieren die met minder dan één dosis per dier gevaccineerd waren, gold dit voor 17 procent van de koppels. Dat van het totale aantal onderzochte koppels 30 procent slecht of onvoldoende beschermd is na vaccinatie draagt mogelijk bij aan het voortduren van de Gumboro-uitbraken. Bij deze koppels kan een besmetting, ondanks vaccinatie, bij de niet-beschermde kuikens alsnog klinische problemen en tegenvallende prestaties veroorzaken. Aanpak Op basis van de monitoringsgegevens van GD weten we dat de beschikbare vaccins een goede bescherming kunnen bieden tegen de in Nederland circulerende Gumboro-veldstammen. Het advies is dan ook om, in overleg met de eigen dierenarts, de uitvoering van de vaccinatie nog eens goed na te lopen en af en toe te laten controleren of de vaccinatie aanslaat. Dit kan door minimaal veertien dagen na de vaccinatie bloedmonsters in te sturen. Ook kan een enttijdstipbepaling de kans op het aanslaan van de vaccinatie vergroten. Hierbij wordt gekeken op welk niveau de maternale afweerstoffen tegen Gumboro liggen en –zeker zo belangrijk– welke variatie wordt gezien. Koppels afkomstig van meerdere vermeerderingskoppels laten meer variatie in de maternale afweer zien. Bij deze koppels kan het beter zijn om twee keer te vaccineren.

95 procent van de Gumboro-vaccinaties gebeurt via het drinkwater. Met een toegevoegde kleurstof kunt u zien welke kuikens voldoende gedronken hebben en dus gevaccineerd zijn.

Pluimvee, april 2016 - 19


Breeding for 500 first quality Eggs! 500400300-

Verlengde lagecampseweg 4, 4051 CG Ochten, Nederland tel: 0031 (0)344 641 349 www.hetankerbv.nl Beselarestraat 155. 8940 Geluwe, BelgiĂŤ tel: 0032 (0)56 511 318 www.verhaeghe-hetanker.be

Heiberg 26-A, 5504 PB Veldhoven, Nederland tel: 0031 (0)40 253 2732 www.vepymo.com Nieuwstraat 2, 2382 Poppel, BelgiĂŤ tel: 0032 (0)14 654 140 www.vepymo.com


Naomi de Bruijn, pluimveedierenarts en patholoog

leververvetting combinatietest

Controleer zelf op lever­vervetting Als pluimveehouder kunt u zelf eenvoudig normale levers onderscheiden van vervette levers. Dit kan door de kleurenkaart van de Leververvetting Combinatietest op een lever te leggen en te bepalen welke kleur het meeste overeenkomt. De lever speelt een hoofdrol in de stofwisseling en staat aan de basis van de vorming van dooiervetten. Zodra een leghen in productie komt, stijgt het vetgehalte van de lever en verandert de kleur van donkerbruin naar geelbruin. Hierbij kan het voorkomen dat extreem veel vetstapeling in de lever ontstaat, ook wel Fatty Liver Hemorrhagic Syndrome (FLHS) genoemd. In een aangetast koppel kan een daling van het legpercentage optreden, in combinatie met verhoogde uitval. Het traject tussen het normale beeld en FLHS kent een omslagpunt, waarop behandeling de ontwikkeling van FLHS kan voorkomen. GD heeft dit omslagpunt onderzocht op basis van de

Kleurenkaart Leververvetting Combinatietest Leg de kleurenkaart op de lever en check welke kleur het meest overeenkomt. Is de uitkomst ‘testen’? Vraag dan een TG-bepaling aan. Download het benodigde inzendformulier op www.gddiergezondheid.nl/ formulieren en stuur dit samen met een pool van maximaal vijf levers (zonder galblaas) naar GD. Op basis van de TG-bepaling kunt u de oorzaak van de afwijkende leverkleur gericht aanpakken. Meer weten? Neem dan contact op met GD via 0900-1770 of info@gddiergezondheid.nl

NIET BEHANDELEN

TESTEN

verandering van de leverkleur en het gehalte Triglyceriden (TG, een bepaald type vet). Drie klassen De kleurencheck is ingedeeld in drie klassen. Niet behandelen Hierbij is geen sprake van overmatige vetstapeling. Een behandeling gericht op het voorkomen van FLHS is niet nodig. Testen Dit is de ‘risicogroep’. Hierbij is het advies om een TG-behandeling aan te vragen bij GD, om te bepalen of het koppel zich in een voorstadium van FLHS bevindt en een behandeling zinvol is. Zend in overleg met uw dierenarts een pool van maximaal vijf levers (zonder galblaas) in naar GD, samen met het formulier ‘Monsters pluimvee (geen sectiemateriaal)’. Als geen sprake is van het voorstadium van FLHS, is behandelen niet zinvol. Dan is het koppel meer gebaat bij onderzoek naar andere aandoeningen die de afwijkende kleur kunnen veroorzaken. Behandelen Bij deze klasse is sprake van leverschade door FLHS. Overleg met uw dierenarts over het instellen van een behandeling. Kleurenkaart aanvragen? Neem dan contact op met GD via 0900-1770 of info@gddiergezondheid.nl

BEHANDELEN

KIJK VOOR MEER INFORMATIE OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/PLUIMVEE

Pluimvee, april 2016 - 21


De eierlift kost weinig en spaart uw rug. • stapelt 4 stapels tegelijk • niet meer tillen • eenvoudig en goedkoop • geen palletlift nodig • minimale plafondhoogte 2.20m. • werkt ook met pulp tray's • hoge capaciteit 3 min./pallet • ook 6 lagen stapelen mogelijk

Drinkwaterbehandeling en medicatie met de nieuwe DOSTEC-MULTI doseerpomp • Duitse kwaliteit membraampomp. • 4x per liter water een dosering. • Bedrijfsdruk tot minimaal 4 BAR.

Frans Smolenaers, Boeket 4 6031 PR Nederweert mob. 0622690905

www.smolenaerseierliften.nl Nieuw combiruif Tegelijkertijd maagkiezel en luzerne voeren op 1 plek “Kijk op onze site”

Zie filmpje op WWW.SMOLENAERSEIERLIFTEN.NL

v.a.

€ 955,Ionisatie van FreshlightAgri zorgt voor schonere stallucht, is eenvoudig te installeren, energiearm en is gemaakt als handzaam product in de vorm van een lamp. De ionisatie is in hetzelfde product gelijktijdig te combineren met fullspectrum daglicht. Wilt u de voordelen ook zelf ervaren? Neem dan telefonisch of per email contact met ons op.

Atec Systems BV Mandenmakerstraat 15a • 5405 BJ Uden Holland Tel +31 (0)416-377272 • Fax +31 (0)416-378937 www.atec-systems.nl • info@atec-systems.nl

A

®

Luchtzuiverende agrarische verlichting

055 - 302 00 22

info@freshlightagri.com

Malkenschoten 42, 7333 NN Apeldoorn

80% minder bloedluizen binnen 2 weken

www.freshlightagri.com

Duurzame oplossingen, doeltreffende installaties  Ventilatiesystemen  Koeling, Verwarming  Warmtewisselaars

Agro

www.dgwpharma.nl

 Dierweging

Bekijk voor al onze oplossingen en installaties onze website:

 Verlichting (LED, TL)

www.etbvandebeek.nl

 Farmmanager software

Tel. +31(0)342-473460 info@multiheat.eu • www.multiheat.eu

• Hoog rendement door Crossflow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecïente (lage weerstand) filters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen • Krachtige centrifugaal ventilator • Goedgekeurd voor fijnstofreductie

 Voersystemen

 Noodstroomvoorziening

LEVERBAAR MET RVS WISSELAAR

ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER


de boer op

65% … IS DE REDUCTIE IN ANTIBIOTICUMGEBRUIK OP VLEESKUIKEN­ BEDRIJVEN TEN OPZICHTE VAN 2009.

DE STELLING In 2015 was het gebruik van antibiotica op vleeskuikenbedrijven 12 dagdoseringen per dierjaar (dd/dj). Dit is 21 procent lager dan over heel 2014. Ten opzichte van 2009 is het antibioticumgebruik inmiddels met 65 procent gedaald. In hoeverre is een verdere reductie nog verantwoord, volgens u? Wij zijn benieuwd naar uw mening en vragen u daarom deze week nog via Twitter te reageren op de volgende stelling:

Meer antibioticareductie bij pluimvee mag alleen als uit monitoring blijkt dat dit niet nadelig is voor dierwelzijn.

vraag & antwoord

VRAAG: WAAROP BASEERT DE DIERENARTS ZIJN ANTI­ BIOTICUMKEUZE BIJ EEN BACTERIËLE INFECTIE IN MIJN KOPPEL? ANTWOORD: JEANINE WIEGEL, GD-DIERENARTS

Wanneer een dierenarts bij een ziek dier of ziek koppel geroepen wordt, stelt hij op basis van de verschijnselen en overige gegevens (zoals bedrijfshistorie) een waarschijnlijkheidsdiagnose. Gaat het hierbij om een bacteriële infectie, dan dient hij zich bij het voorschrijven van antibiotica te houden aan het Formularium Pluimvee. Dit is een document, opgesteld vanuit de beroepsgroep dierenartsen en afgestemd met de overheid, waarin per aandoening een aantal keuzemogelijkheden voor behandeling met antibiotica zijn gegeven. Deze keuzes zijn opgedeeld in eerste-, tweede- en derdekeusmiddelen, waarbij eerstekeusmiddelen antibiotica zijn die werkzaam zijn tegen de gestelde diagnose en geen specifiek effect hebben op voor de mens belangrijke resistenties (zoals ESBL en AmpC). Het heeft de voorkeur om, bij het toepassen van antibioticum, een eerstekeusmiddel te gebruiken. Hier kan om een aantal redenen van worden afgewe-

ken, de dierenarts zal de overweging dan zorgvuldig noteren. Zo’n reden kan bijvoorbeeld de uitslag van het antibiogram zijn of (bedrijfspecifieke of landelijke) gevoeligheidsgegevens met betrekking tot deze bacterie. Het formularium wordt regelmatig herzien en op dit moment werkt een groep dierenartsen en specialisten aan een nieuwe versie van het formularium. In de loop van de tijd kunnen de indelingen van eerste-, tweede-, en derdekeusantibiotica veranderen, waardoor de keuze van uw dierenarts anders kan zijn.

Pluimvee, april 2016 - 23


diergezondheid volgens Arian Oostvogels Het is een prachtig gezicht, de kuikens die in de vleeskuikenstal uit het ei komen en al na een paar uur goed zijn opgedroogd en aan het scharrelen slaan. De eerste ervaringen met het nieuwe One2Born-systeem zijn positief, meldt vleeskuikenhouder Arian Oostvogels uit Achtmaal. “Het lijkt of de kuikens minder stress ervaren en rustiger zijn. Ze kunnen meteen aan het water en voer en zitten goed over de stal verspreid.” Nabroedhouder One2Born is een nabroedhouder: een soort kartonnen doos met ruimte voor 80 eieren. Hierin worden bevruchte eieren in de laatste dagen van het broedproces vervoerd naar de pluimveestal, waar de kuikens dan geboren worden in plaats van in de broederij. De kuikens hoeven dus niet te worden vervoerd. Ook hebben ze direct water en voer beschikbaar in de verwarmde stal. “Ik had goede verhalen gehoord over dit systeem en tot nu toe ziet het er goed uit. De eieren kwamen op zaterdag en toen de vrachtwagen het erf afreed, kwamen de eerste kuikens al uit. Twee dagen later was zeker 98 procent van de eieren uitgekomen.” De nabroedhouders zijn makkelijk te stapelen en te vervoeren en zijn 100 procent recyclebaar. “Mooi om te zien is dat de kuikens bij ‘hun’ doos in de buurt blijven. Ze springen en zitten er ook op, dus naast een soort moederkloek zijn het ook speeltoestellen.” De dozen blijven in de stal en worden op den duur versnipperd, zodat de herkenbare geur niet verdwijnt. Beleving Er zijn 18.000 eieren volgens het One2Born-systeem opgezet in een van de stallen van Arian. In twee andere stallen worden drie dagen later eendagskuikens van dezelfde moederdieren op de normale manier opgezet. “Dit zijn de referentiestallen. Zo kan ik aan het einde van de ronde de resultaten vergelijken.” Hoewel er aan het nieuwe systeem iets meer werk kleeft -zo moet de stal drie dagen eerder klaar zijn voor een nieuwe ronde- heeft Arian Oostvogels plezier in deze werkwijze. “Het heeft zeker voordelen om de kuikens uit te laten komen in de stal. Op deze manier kan het dus ook.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.