GD Pluimvee 62

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - juli 2016 - nummer 62

pluimvee

ALEX SPIEKER VAN AVINED

“We gaan steeds meer naar biologisch en vrije uitloop”

PHILIPPE GELAUDE VAN DGZ

“Overal is variatie aan veehouders”

DARMGEZONDHEID

Van kuiken tot kip


ROWAN

RANGE

®

ROWAN

RANGE

®


voorwoord

BRAADKIPPEN EN STALEN Zo midden in de zomer gaan veel mensen de grens over. En zodra je de grens passeert veranderen er bepaalde zaken. Denk bijvoorbeeld aan de taal, maar ook de bewegwijzering en eetgewoonten. Voor Het Pluimveesymposium en bijbehorende dierenartsenworkshop werd een echte Vlaming uitgenodigd. Philippe Gelaude spreekt van braadkippen en stalen en geeft een kijkje in de Belgische keuken (pagina 18, 19). Het is denk ik goed om verder te kijken dan je eigen land, je eigen sector, je eigen bedrijf. Je leert ervan. Door je blik te verruimen word je automatisch ook kritischer op je eigen werk. Letterlijk de grens over is niet eens nodig om te kunnen leren. De pluimveesector is bij uitstek een sector waar de verschillende ketenpartijen samen invloed hebben op het eindresultaat. En de keten is zo sterk als de zwakste schakel, aldus Alex

Spieker, beleidsmedewerker bij AVINED. Bij elkaar kennis opdoen, maakt dat je elkaar scherp houdt en in staat bent om als sector continu te verbeteren. Onderzoek als stevige basis voor verbetering is daarbij zeker nodig. Alex Spieker doet er alles aan om de zogenaamde Algemeen Verbindend Verklaring van de grond te krijgen (pagina 8 tot en met 11). Het lijkt er gelukkig op dat dit na de zomer gaat lukken en dat er weer verder kan worden gegaan met veterinair praktijkonderzoek. Ondanks een gedegen basis zullen er altijd risico’s bestaan. De coryza-uitbraken van de afgelopen tijd (pagina 15) maken duidelijk dat niet alles te voorkomen is. Maar juist in zulke situaties is het goed om gezamenlijk erger proberen te voorkomen. GD signaleert en adviseert tijdens uitbraken en werkt daarmee samen met u aan een betere pluimveegezondheid. Ik wens u een fijne zomer, of u nu gaat genieten van braadkippen of het houdt bij de Hollandse kip! Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee

inhoud

04 Actueel 06 Darmgezondheid van kuiken tot kip 08 Alex Spieker van AVINED: “Steeds meer

Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

naar vrije uitloop”

08

12 Hobbydieren: een risico? 15 Monitoring: coryza, acuut en zeer

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal

besmettelijk

Aanmelden: via het aanmeldformulier op www.gddiergezondheid.nl en telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

16 Uit het lab: de AGP-test

COLOFON

18 Philippe Gelaude van DGZ: “We mogen

Pluimvee is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Ruth Bouwstra, Rob Nijland, Merlijn Kense en Eva Onis | Eindredactie Yoni Pasman | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (drie nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie drie keer per jaar Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)

best het positieve benadrukken”

16

21 Themamiddag Leververvetting 23 De boer op 24 Diergezondheid volgens Thijmen van Voorthuizen

18

Pluimvee, juli 2016 - 3


Salmonella Pullorum bij hobbypluimvee Bij hobbypluimvee is in 2016 driemaal Salmonella Pullorum (S.P.) aangetroffen. Eenmaal ging het om jonge kuikens met verhoogde uitval in de eerste levensweken, eenmaal verhoogde uitval en niet willen groeien bij dieren van diverse leeftijden en eenmaal verhoogde uitval en slijters bij oude dieren. Bij sectie werden afwijkingen gevonden die passend zijn voor S.P.-infecties: gezwollen lever, gezwollen milt en bij volwassen dieren gesteelde follikels. De diagnose werd bevestigd met kweek van afwijkende organen en typering. Als S.P. wordt aangetroffen is het advies om de betreffende koppels te euthanaseren. Het effect van behandeling is op lange termijn vaak teleurstellend, en het koppel blijft een bron van S.P., zowel voor de nakomelingen als voor de omgeving. Koppels waar contact mee is geweest kunnen op aanwezigheid van de bacterie worden onderzocht (door middel van sectie of serologie).

VMP-bijeenkomst Tijdens de laatste VMP-bijeenkomst op 30 juni, is naast de reguliere onderwerpen ook informatie gedeeld over de onderzoeken die GD doet naar uitbraken en de ervaringen van de aanwezige dierenartsen met uitbraken. Zo is de pilot vaccinatiecontrole Gumboro besproken die in 2015 is uitgevoerd met enkele VMP-praktijken. De resultaten hiervan zijn onder andere in de Pluimvee 61 gepubliceerd. Bovendien is er besloten om op basis van gerichte onderzoeksvragen van de deelnemers vaker dit soort kleine pilots uit te voeren. Wat is VMP? De Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) is hét samenwerkingsverband tussen pluimveedierenartsen en GD. Een 35-tal pluimveedierenartsen wisselen, samen met GD, veel praktische kennis en ervaringen uit. De kwartaalbijeenkomsten, die altijd goed bezocht worden, zijn een mix van bijdragen van gastsprekers uit de sector, presentaties van collegapluimveedierenartsen uit het veld en GD-medewerkers.

Marek gevonden bij sectie Na diverse signalen van pluimveedierenartsen heeft GD onlangs voor sectie ingestuurde vleeskuikens onderzocht die klinische verschijnselen hadden die passen bij de Ziekte van Marek. Daarbij is bij twee inzendingen het Marek-virus aangetoond met PCRonderzoek. In beide gevallen ging het om vleeskuikens van een traaggroeiend ras. In één koppel van 29 dagen leeftijd werd het virus aangetroffen in combinatie met bacteriële botontsteking, die de locomotieproblemen deels kan verklaren. In het andere (oudere) koppel (47 dagen leeftijd) kon geen andere aannemelijke oorzaak voor de verschijnselen worden aangetoond. Houd dus rekening met klinische verschijnselen van de Ziekte van Marek bij vleeskuikenconcepten met dieren ouder dan 42 dagen, maar eventueel ook van jongere leeftijd. Meer informatie over deze aandoening is te vinden op de website van GD. MEER OVER MAREK WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/DIERZIEKTEN

4 - Pluimvee, juli 2016


actueel

Coryza-besmettingen in Nederland In de afgelopen maanden zijn inmiddels acht gevallen van coryza bij pluimvee vastgesteld. Het gaat zowel om commercieel pluimvee als om hobbypluimvee. Deze uitbraken zijn op onderstaande kaart per postcodegebied weergegeven. Door volledige medewerking van alle betrokkenen heeft GD de risicofactoren kunnen inventariseren. Er zou een relatie kunnen zijn tussen besmet hobbypluimvee en commercieel pluimvee op eenzelfde bedrijf. GD onderzoekt de gevonden bacteriestammen. Aanvullend onderzoek kan aanwijzingen geven of deze stammen gerelateerd zijn. Vanuit de monitoring is het bekend dat pluimveeziekten als coryza, maar bijvoorbeeld ook M.g. en M.s., voor kunnen komen bij hobbymatig gehouden pluimvee. Ook komt dragerschap van onder andere coryza voor, waarbij de bacterie aanwezig is zonder duidelijke ziekteverschijnselen bij het dier. Het is voor deze pluimveeziekten van groot belang om direct én indirect contact tussen commercieel en hobbymatig gehouden pluimvee te vermijden. Geadviseerd wordt geen hobbypluimvee te houden op een commercieel pluimveebedrijf. Om mogelijke verspreiding te voorkomen adviseert GD strikte hygiënemaatregelen te handhaven en alert te zijn op eventuele verschijnselen van coryza. Neem bij verdenking direct contact op met uw dierenarts en licht uw erfbetreders in. De infectie is heel besmettelijk, maar de bacterie kan slechts zeer kort buiten het dier overleven. Hygiënemaatregelen zijn daarmee erg effectief in het voorkomen en beperken van de infectie. Coryza is niet overdraagbaar op de nakomelingen van de hennen.

Lees meer over coryza en de risico’s van het houden van hobbypluimvee in deze Pluimvee (pagina 12 en 13 en pagina 15).

Aviaire Influenza in Friesland In Hiaure (Friesland) is begin juni Aviaire Influenza (vogelgriep) vastgesteld op een bedrijf met (biologische em vrije uitloop) leghennen. Het ging om een laagpathogene variant. Het bedrijf is geruimd. De uitbraak bewijst maar weer dat men altijd bedacht moet zijn op een besmetting. Allereerst is het zaak om contact met wilde vogels te vermijden, maar blijf ook hygiënemaatregelen in acht nemen en hanteer een streng toegangsbeleid. KIJK VOOR ACTUELE INFO OVER AI OP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL

Pluimvee, juli 2016 - 5


DARMONTWIKKELING IN JONGE KUIKENS

Darmgezondheid van kuiken tot kip Alle onderdelen van de darm zijn bij uitkomst uit het ei in aanleg aanwezig bij een kuiken, maar hebben nog niet de volledig ontwikkelde vorm en functie. Uit onderzoek van GD blijkt dat de darmontwikkeling sneller verloopt als dieren kort na uitkomst voer op kunnen nemen en dat vertraagde voeropname de darmontwikkeling remt. Het is daarom goed te weten hoe de darmontwikkeling bij kuikens verloopt. Het maagdarmkanaal vormt een heel selectieve barrière tussen het lichaam en de darminhoud die, naast nuttige voedingsstoffen, ook grote hoeveelheden schadelijke componenten bevat. Deze stoffen mogen eigenlijk niet in contact komen met het lichaam van het dier, omdat er dan soms heftige (ontstekings-) reacties kunnen ontstaan. Hierbij valt te denken aan schade door bacteriën, maar ook virussen, parasieten en andere nietinfectieuze irriterende bestanddelen in de darminhoud. De onderdelen waaruit deze barrière bestaat zijn de darmflora, de darmvlokken, de darmcrypten en de beschermende mucuslaag. De darmvlokken verzorgen de vertering en opname van voedingsstoffen, ze zijn bekleed met een enkele laag darmcellen: het darmepitheel. Binnen in de darmvlokken is het immuunsysteem goed ontwikkeld. Darmvlokken slijten continu en worden soms binnen enkele dagen helemaal vernieuwd vanuit het vernieuwingscentrum aan de basis van de darmvlokken: de darmcrypten. De darm wordt beschermd door een slijmlaag op de darmcellen: de darmmucus. Deze mucuslaag wordt gevormd door gespecialiseerde cellen, de gobletcellen, die verspreid in de darmvlokken aanwezig zijn. Ook deze mucuslaag slijt en wordt continu vernieuwd. Bij darmschade en ontsteking kunnen darmvlokken en darmmucus soms sneller slijten dan het lichaam ze kan vernieuwen en ontstaat natte mest.

6 - Pluimvee, juli 2016

Voeding bij ontwikkeling Tijdens het laatste deel van de ontwikkeling van het embryo in het ei, wordt de dooier gebruikt als voedingsbron en als dooierrest via de darmen opgenomen. Wanneer een kuiken uit het ei komt, vindt er voor het dier een grote overgang plaats en moet de darm zich snel gaan ontwikkelen om ook de rest van het lichaam te laten groeien. In plaats van de vetrijke dooier als voedingsbron, moet het dier gaan overschakelen op koolhydraatrijke voeding en komt het in contact met verschillende soorten bacteriën die zich in de darm gaan vestigen. Om deze functie goed uit te oefenen worden darmvlokken langer en ontwikkelt zich een zure mucuslaag. Binnen 48 uur na uitkomst heeft de darm al een ware metamorfose doorgemaakt, waarna de verschillende darmdelen nog één tot twee weken nodig hebben voordat er een evenwichtige situatie ontstaat.

De darmflora bevat honderden verschillende soorten bacteriën, is van groot belang voor een goede darmfunctie en draagt bij aan een optimale vertering. De overgrote meerderheid van de darmbacteriën zijn nuttig voor een goede vertering en onschadelijk. Belangrijke soorten in de normale darmflora zijn Lactobacilli, Clostridium-soorten, Enterococcus-soorten en Streptococcus-soorten. Tijdens kolonisatie van de darm ontwikkelt elk darmdeel een specifieke darmflora. De samenstelling van de voeding is hierop ook van invloed.


onderzoek

Naomi de Bruijn, dierenarts pluimvee

Volwassen cellen Opname voeding

Minder vertering en opname

Natte mest

Verlies darmcellen

Aanmaak vloeistof Aanmaak nieuwe cellen

Normale situatie

Meer aanmaak vloeistof

Acute darmaandoening

Toename aanmaak darmcellen

Chronische darmafwijking Verminderde darmgezondheid: het effect van darmschade

Contact met bacteriën Het moment van eerste voeropname en het contact met bacteriën is van groot belang om deze ontwikkeling in gang te zetten. Contact met bacteriën en de opbouw van de microflora van jonge kuikens vindt in de natuur plaats door opname van mest van het moederdier. Daardoor koloniseren de eerste bacteriën binnen enkele uren de darm, waarna er binnen 24 uur zeer grote aantallen bacteriën aanwezig zijn en er in drie dagen een basisdarmflora ontstaat. In de loop van een aantal weken gaat deze darmflora zich per darmdeel verder stabiliseren en bestaat deze uit meer verschillende soorten bacteriën. In commercieel gehouden pluimvee verloopt de kolonisatie van de darm minder voorspelbaar en variabeler, afhankelijk van de omgeving van het dier. Een verstoring in de normale kolonisatie kan ziekmakende bacteriën de kans geven om zich in de darm te vestigen. Kuikens hebben kort na uitkomst een nauwelijks ontwikkeld immuunsysteem in de darm. Deze ontwikkeling komt na twee tot vier dagen op gang en wordt gestimuleerd door contact met darmflora en met voedingsstoffen. De afzonderlijke darmonderdelen stimuleren elkaar tijdens de ontwikkeling, waardoor er

een soort sneeuwbaleffect ontstaat. Daardoor kan darmontwikkeling in een hoog tempo plaatsvinden. Snellere ontwikkeling bij snellere voeding De ontwikkeling van de darm kan met histologisch onderzoek gemeten worden. Uit een pilotstudie bij GD is gebleken dat darmontwikkeling sneller verloopt in dieren die kort na uitkomst voer op konden nemen. Darmvlokken waren binnen 24 uur al duidelijk langer en hadden een groter oppervlak. Na 48 uur was dit effect nog veel sterker. Ook was er meer ontwikkeling van gobletcellen die de zure mucuslaag in de darm vormen. In buitenlands onderzoek werden vergelijkbare resultaten gevonden. Vertraagde voeropname remt dus de darmontwikkeling. Daarnaast verloopt de kolonisatie van de darmflora volgens een variabel en minder voorspelbaar patroon. Dit maakt de darm mogelijk kwetsbaar voor ziekmakende bacteriën. Het moment van contact met voedingsstoffen en bacteriën is essentieel voor darmontwikkeling. Onderzoek naar managementfactoren die van invloed kunnen zijn op darmontwikkeling is recent uitgevoerd. Resultaten hiervan zijn binnenkort beschikbaar.

Pluimvee, juli 2016 - 7


“Bij diergezondheid kun je bij uitstek onderbouwen dat iedereen moet meedoen om tot een meerwaarde te komen� 8 - Pluimvee, juli 2016


reportage

ALEX SPIEKER VAN AVINED:

“Steeds meer naar vrije uitloop” Geen financiering, dus er is ook geen georganiseerd onderzoek op het gebied van pluimveegezondheid. Dat het snel weer moet worden opgepakt, daar is iedereen het over eens. Bij AVINED doen ze er momenteel alles aan om het te regelen, met Alex Spieker als drijvende kracht. Als beleidsmedewerker bij AVINED is hij nauw betrokken bij de totstandkoming van de Algemeen Verbindend Verklaring (AVV), zodat GD het onderzoek snel weer kan hervatten. “Dat is een taaie klus.” Bij het verdwijnen van de productschappen viel een belangrijke taak, het onderzoek, plotseling weg. Als er iemand is die dat begrijpt, is dat Spieker wel. Binnen AVINED probeert hij die taak op te vangen. “Ik probeer de spil te zijn tussen het bedrijfsleven en overheid. Wij zetten de adviescommissie voort en bespreken daarin alles wat met pluimveegezondheid te maken heeft.” En die adviescommissie is zwaar bemand: er zitten mensen uit de leg- en vleessector in, kuikenbroeders, eierhandel, slachterijen, en natuurlijk GD, Centraal Veterinair Instituut (CVI) en het ministerie van Economische Zaken (EZ). Het verschil met het Productschap Pluimvee en Eieren (PPE) is dat de commissie slechts een adviserende rol heeft. Neem bijvoorbeeld de huidige situatie met coryza, zegt Spieker. “Veterinair inhoudelijk vinden we dat de kippen in de omgeving van besmette bedrijven naar binnen moeten. Vroeger kon dat op basis van een calamiteitenverordening, nu kunnen we dat alleen adviseren.” Hij ziet dat AVINED pragmatisch met deze beperking omgaat. “We staan zo dicht bij de sector dat we gewoon bellen naar de omliggende bedrijven: is het niet verstandig om de kippen naar binnen te halen?” En dat contact is niet eenzijdig: “Boeren bellen ons ook voor advies.” Communicatiedriehoek Het nieuwe ‘systeem’ kent een soort communicatiedriehoek van AVINED naar de Nederlandse Voedsel en Warenautoriteit (NVWA)

en EZ voor de regelgeving en naar GD en het CVI voor onderzoek en het veterinaire deel. Die rol van GD is een belangrijke, legt Spieker uit. “Stel, er is een verdenking, bijvoorbeeld een laagof hoogpathogene variant van vogelgriep. In dat geval word ik gebeld door EZ en neem ik contact op met GD om te vragen om welk type het gaat en hoe het bedrijf in elkaar zit. De typering gebeurt bij het CVI, GD gaat mee naar het bedrijf. Als zoiets gebeurt gaat er zo snel mogelijk een nieuwsbrief naar de sector met een update. Maar ook als er ergens in Europa hoogpathogene vogelgriep is, informeren we de sector. Ons advies kan dan zijn om in Nederland alles dubbel te reinigen en te ontsmetten.” Bij bedrijfsgebonden aandoeningen ligt dat anders. “Bij Salmonella Pullorum bijvoorbeeld, dan kijken we of er sprake is van een incident. Of is het een trend? Is er een verspreidingsrisico?” AVINED trekt dan samen op met GD voor veterinair advies. “Zo kunnen we stevigere adviezen geven.” Privacyregels Wat wel lastig blijft, is de spanningsboog tussen dier- en dus volksgezondheid en de regels rondom privacy. “Vanuit onze rol als sectorpartij willen we contact met de boer en zijn omgeving opnemen, om ze mee te geven dat ze geen onnodige risico’s moeten nemen. En dat we richting sectorgenoten kunnen aangeven dat er ergens iets aan de hand is en er dus extra hygiënemaatregelen genomen moeten worden. Dat protocol hapert af en toe, omdat we tegen privacyregels aanlopen.” Vooralsnog is de overheid namelijk extreem kritisch op het gebruik van privégegevens, zegt Spieker. “Op dit moment hebben we moeite om de salmonellaproblemen in beeld te krijgen, want we hebben geen overzicht. GD krijgt alleen de gegevens op postcode­ niveau. Dat maakt het lastig om het probleem gericht aan te pakken. Dan blijft de vraag: wat telt zwaarder, de volksgezondheid of privacy?”

Pluimvee, juli 2016 - 9


Eén van de voornaamste taken van Spieker is momenteel de organisatie rondom de AVV. Een taaie klus, zegt Spieker. Met de AVV is het mogelijk alle pluimveehouders evenredig te laten bijdragen aan onderzoek omtrent pluimveegezondheid. “Als dat er is kunnen we als adviescommissie gerichter werken, en de sector intensief betrekken bij onderzoeksprojecten. Zo kan er voor bijvoorbeeld projecten van darmgezondheid, coccidiose, histomonas en Mycoplasma synoviae (M.s.) een werkgroep van sec­ torgenoten worden opgesteld die kort op de bal zit. Die kan dan eventueel bijsturen op het project en bovendien een vertaalslag maken naar de praktijk.” De aanvraag voor de AVV is bijna klaar, en zou na de zomer geregeld moeten zijn.

“Met de AVV kan de adviescommissie gerichter werken” matie kan uitwisselen, dan is er nog steeds 5 procent die dat niet doet. Dan kan het zomaar je buurman zijn die bij die 5 procent zit. Bovendien creëer je haarden op die manier. Diergezondheid is nou bij uitstek een onderwerp waarbij je kunt onderbouwen dat iedereen moet meedoen om tot een meerwaarde te komen. Anders is het dweilen met de kraan open.”

Belang van kennis Waarom alle pluimveehouders daaraan zouden moeten bijdragen? “We hebben als land een exportpositie hoog te houden. Elke pluimveehouder heeft belang bij goede kennis om een zo laag mogelijke ziektedruk te houden en het rendement maximaal te benutten. Met financiering kunnen we onderzoek doen dat kennis en informatie oplevert om het bedrijf te optimaliseren.” En het gaat niet alleen om de pluimveehouderij zelf, vertelt Spieker. “We moeten het ook aan de maatschappij ver­ant­woorden.”

Stilliggend onderzoek Dat het onderzoek nu stil ligt is niet een acuut probleem, maar het wordt langzamerhand wel problematisch. Bijvoorbeeld het onderzoek naar M.s., dat gemakkelijk in de keten wordt verspreid. “We moeten weten waar het nu is, waar de risicocontacten zijn. Gaat het via fokmaterialen of transportkratten? Dat moeten we weten om M.s. te kunnen bestrijden. Dat staat nu stil.”

Iedereen moet meedoen, legt hij uit. Een alternatief is er niet. “Een keten is zo sterk als zijn zwakste schakel. Als 95 procent van de pluimveehouders wil meebetalen en dus kennis en infor-

Er wordt momenteel wel gemonitord, maar dat zet geen zoden aan de dijk, vertelt Spieker. Ze kunnen niets met de resultaten. “Daardoor lopen de ontwikkeling van kennis en de juiste aanpak

“Ik denk dat we ons steeds meer gaan ontwikkelen naar biologisch en vrije uitloop, maar dan moet er nog veel veranderen op dat vlak”, aldus Spieker.

10 - Pluimvee, juli 2016


reportage

Yoni Pasman, redacteur

van ziekten vertraging op. Zo zouden we met een programma willen beginnen om de hele diagnostiek voor darmgezondheid te verbeteren, waardoor we problemen in een vroeger stadium kunnen ontdekken en dus vroeger kunnen behandelen. We hebben meer kennis nodig voor dit soort onderzoek, en die krijgen we nu niet.”

Alex Spieker is momenteel bezig met de organisatie rondom de AVV. “Een taaie klus.”

Maatschappelijke opinie Spieker ziet dat het belangrijkste issue de maatschappelijke positie van de sector blijft, een issue dat bovendien steeds belangrijker wordt. “We zien het aan de marktontwikkeling, steeds meer kippen gaan naar buiten, de scharrel raakt een beetje overvoerd. Boeren zoeken alternatieve systemen. Het risico op versleping van dierziekten is daardoor groter, daar moeten we een antwoord op zien te vinden.” De maatschappelijke opinie speelt daarin een grote rol, maar Spieker heeft er alle vertrouwen in dat de pluimveesector het kan bijbenen. “Het gaat ook nu weer lukken. We moeten er rekening mee houden dat deze trend doorgaat. Ik zie wel dat pluimveehouders zich erop aanpassen. Dieren worden steeds langer gehouden en ook qua dierziektepreventie en –management maken ze grote slagen. Fokbedrijven proberen de piekproductie steeds langer te houden, we gaan razendsnel van tachtig naar honderd weken leeftijd.” Ontwikkeling en dataverzameling “Ik denk dat we ons steeds meer gaan ontwikkelen naar biologisch en vrije uitloop, maar dan moet er nog veel veranderen op dat vlak. Dat is nu al in ontwikkeling, door meer gebruik van technologie. Met biometrie wordt het verzamelen van data steeds makkelijker, en dan is het de truc om die informatie te gebruiken. Zo zouden we met nieuwe technologieën al vleeskuikens in het ei kunnen onderzoeken, zodat we weten welke aandacht er op het vleeskuikenbedrijf nodig is.” Ook GD kan daaraan bijdragen. Juist GD, zegt Spieker. “GD heeft de kennis, en weet wat de impact van ziekten op het dier is. De verschijnselen zijn bekend, en vaak ook wat de oorzaak ervan is. De volgende stap is om het in een steeds vroeger stadium te ontdekken. Uiteindelijk gaat het om de toepassing in de praktijk.”

“We staan zo dicht bij de sector dat we gewoon kunnen bellen naar bedrijven als het nodig is” Pluimvee, juli 2016 - 11


HOBBYDIEREN: EEN RISICO? Ook hobbypluimvee valt in sommige gevallen onder de diergezondheidsmonitoring. Aanleiding hiervoor zijn mogelijk besmettelijke aandoeningen die bij niet-commercieel gehouden gevogelte voorkomen en, al dan niet georganiseerd, gemonitord en bestreden worden bij commercieel pluimvee. Kennis over de status van deze aandoeningen, ook bij hobbypluimvee, is van groot belang voor effectieve beheersing of bestrijding. Introductie van ziektekiemen is afhankelijk van de hygiënemaatregelen en uw management. Voor deze specifieke kiemen waarbij contact tussen hobbymatig en commercieel gevogelte een risicofactor vormt, is het vermijden van contact tussen beide houderijvormen essentieel. Denk daarbij aan direct contact tussen dieren, bijvoorbeeld door aangrenzende uitloopruimten. Maar ook contact via materialen. Dit risico is groot wanneer u hobbymatig en commercieel gevogelte op dezelfde locatie houdt, maar ook bij bijvoorbeeld gedeelde machines, waarbij een andere ondernemer op zijn terrein hobbymatig pluimvee

ACUTE SNOT Coryza wordt veroorzaakt door Avibacterium paragallinarum. Dit is een zeer besmettelijke aandoening die met name bij commercieel pluimvee tot aanzienlijke schadeposten kan leiden. Ook infectie zonder duidelijke verschijnselen en dragerschap komt voor, deze dieren kunnen een bron van infectie zijn voor andere dieren. Eerder werd coryza georganiseerd aangepakt vanuit de calamiteitenverordening. Sinds deze is opgeheven, is er geen regelgeving meer op dit gebied. Houders van commercieel pluimvee besmet met coryza wordt sterk geadviseerd buurtbedrijven te informeren en het koppel op te hokken als er uitloop is, om risico van verspreiding naar de omgeving te voorkomen.

12 - Pluimvee, juli 2016

houdt. Zorg daarom voor uitgebreide reiniging en desinfectie van materialen of kies ervoor het materiaal niet of zo min mogelijk te delen, zowel op uw terrein als met derden. Versleping Hygiënemaatregelen zijn ook van belang voor uzelf bij het betreden van uw terrein en uw stal. Wees u bewust van de mogelijkheid op versleping van ziektekiemen, met name na contact met ander pluimvee, al dan niet commercieel gehouden. Hetzelfde geldt voor bezoekers en personeel op uw bedrijf. Met de inrichting van uw terrein kunt u ook maatregelen nemen ter preventie. Zo is het inrichten van een schone en vuile weg een effectieve maatregel. Naast ander gevogelte, uzelf, materialen en bezoekers kunnen ook ongenodigde bezoekers in de vorm van ongedierte een mogelijk risico vormen. Insecten, knaagdieren, wilde vogels, maar ook andere diersoorten, bijvoorbeeld huisdieren als katten en honden, kunnen ziektekiemen verslepen.

CHRONISCHE SNOT Mycoplasma gallisepticum (M.g.) komt voor bij kippen en kalkoenen en veroorzaakt ademhalingsproblemen bij de dieren zelf en nakomelingen. Bij eierleggende dieren veroorzaakt deze kiem ook eiproductieproblemen. Behandeling kan de verschijnselen onderdrukken, maar de dieren worden niet vrij van de bacterie, ze blijven zelfs levenslang besmet (dragers). Deze dragers vormen ook een bron van infectie voor andere dieren. In de vermeerderingssector wordt deze bacterie georganiseerd bestreden. In de leg- en vleeskalkoenensector is monitoring verplicht gesteld. Infecties hebben, met name in de vermeerderingssector, grote financiële gevolgen.


Yoni Pasman, redacteur en Jeanine Wiegel, dierenarts pluimvee

Risicoaandoeningen Voorbeelden van aandoeningen die voor zowel hobby- als commercieel pluimvee een risico vormen, zijn (onbeweeglijke) salmonella’s, coryza en chronische snot (zie kaders). Onder commercieel gehouden pluimvee komen deze ziektekiemen niet vaak voor, bij niet-commercieel gehouden gevogelte treffen we de ziekte met enige regelmaat aan. Hoe vaak is niet bekend. Hobbydieren kunnen een risico vormen voor de verspreiding van deze kiemen naar de commerciële pluimveesector en omgekeerd. Nader onderzoek hiernaar en typering van stammen is nodig om uitspraken te kunnen doen over de precieze risico’s.

ONBEWEEGLIJKE SALMONELLA’S Salmonella Pullorum en Gallinarum zijn bestrijdingsplichtig in de vermeerderingssector. S. Pullorum is al meer dan vier decennia niet aangetroffen in de vermeerderingssector. De afgelopen jaren is S. Pullorum wel bij hobbypluimvee aangetoond, na uitval bij kuikens van enkele weken oud. S. Gallinarum veroorzaakt af en toe hoge uitval bij (commercieel gehouden) leghennen. Beide salmonella’s kunnen zonder verschijnselen aanwezig zijn bij hoenderachtigen, maar ook bij bepaalde siervogels, loopvogels en zoogdieren. Behandeling kan de verschijnselen kortdurend verminderen. Vaccinatie voorkomt uitval door S. Gallinarum, maar eenmaal besmet blijven de kippen levenslang infectieus. De belangrijkste verspreidingsroutes zijn waarschijnlijk via direct contact tussen dieren, via besmette mest en eieren, maar ook via ongedierte, bloedluizen en andere insecten.

wetenschap Aanpak coryza bij hobbydieren Bij Dibevo, de brancheorganisatie van de hobbysector, zijn ze bezig met een gerichte aanpak van coryza. Gerrit Hofstra, beleidsmedewerker, legt uit: “We zijn met de aanpak begonnen omdat Sible Westendorp, van www.kippendokter.nl waarschuwde dat geïmporteerde dieren vaker coryza hebben. Dat is een risico voor de verkoop, de dieren zijn minder gezond en dus minder sterk, dat is voor de handel geen goede zaak. En ook voor de commerciële sector geeft het risico’s. Op zich zijn commerciële bedrijven goed afgeschermd, maar als er veel coryza in de lucht hangt is er altijd gevaar. Daarom hebben we iedereen die is aangesloten bij de brancheorganisatie bij elkaar geroepen om een plan te maken. Dat wil zeggen dat we de instroom van coryza zo veel mogelijk proberen te beperken door de handelaren te informeren. We zullen het nooit tot nul krijgen, maar we moeten proberen de besmettingsgraad omlaag te brengen. Dat gaat twee kanten op. Allereerst gaat het om het gescheiden houden van de geïmporteerde dieren van alle andere dieren. Daarnaast adviseren we te werken met een vaccinatieschema om de infectiedruk te verlagen. Dat is altijd een goed idee. Het is misschien iets duurder omdat er nu een extra vaccinatie voor coryza bij zit, maar het verdient zich terug in gezonde dieren en een betere handel.”

Pluimvee, juli 2016 - 13


MA5 QX 4-91

IB vaccins nu samen toe te passen! MA5+QX of MA5+4-91 Infectieuze Bronchitis (IB) is een aandoening die bij kippen verschillende varianten kent. IB heeft verschillende ziektebeelden tot gevolg; van luchtwegaandoeningen en eiafwijkingen tot natte mest. Goede en betrouwbare bescherming tegen IB is daarom noodzakelijk! Vaccineer uw kippen vanaf dag één met IB MA5 in combinatie met QX, of MA5 in combinatie met 4-91. Beide combinaties geven een bescherming tegen Massachusetts en daarnaast kunt u kiezen voor een bescherming tegen QX of 4-91. Aan u de keus! Nobilis IB MA5, bevat per dosis levend aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts, stam MA5: minstens 103,0 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen tegen respiratoire aandoeningen veroorzaakt door aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Een geringe en voorbijgaande vaccinatiereactie kan voorkomen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de leeftijd van 1 dag via respiratoire, oculo-nasale, oculair/intranasale of intranasale vaccinatie of vanaf de leeftijd van 4 weken via orale vaccinatie. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Maternale antistoffen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin in combinatie met enig ander vaccin, behalve Nobilis IB 4-91. Gelijktijdig gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en daarmee het mogelijke ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 8106 UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB Primo QX, bevat per dosis levend geattenueerd aviair infectieus bronchitis virus, stam D388: 104.0 - 105.5 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen ter vermindering van respiratoire verschijnselen van aviaire infectieuze bronchitis veroorzaakt door QX-verwante varianten van het infectieuze bronchitis virus. Contra-indicaties: Niet gebruiken tijdens de leg of in de 4 weken voorafgaand aan de legperiode. Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen kunnen na vaccinatie milde voorbijgaande respiratoire reacties (inclusief neusuitvloeiing) optreden gedurende minimaal 10 dagen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of oculo-nasale toediening. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Het vaccinvirus kan zich tenminste 20 dagen na vaccinatie verspreiden tussen vogels die in aanraking komen met elkaar. Het is belangrijk om introductie van het IB D388 vaccinvirus te vermijden in bedrijven waar de wild-type stam niet aanwezig is. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin bij gebruik in combinatie met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gemengd gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op recombinatie van de virussen en mogelijk het ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 113557 (EU/2/14/174/001–004) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB 4-91, bevat per dosis levend geattenueerd aviaire infectieuze bronchitis virus (IBV), variant stam 4-91: ≥ 3,6 log10 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen om de respiratoire verschijnselen van infectieuze bronchitis veroorzaakt door de variant stam IB 4-91 te verminderen. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Vaccinatie met Nobilis IB 4-91 kan milde respiratoire ziekteverschijnselen veroorzaken die gedurende enkele dagen aan kunnen houden, afhankelijk van de gezondheid en conditie van de kippen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of intranasale/oculaire toediening, via drinkwater vanaf zeven dagen leeftijd. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Nobilis IB 4-91 is bedoeld om kippen te beschermen tegen respiratoire ziekteverschijnselen die veroorzaakt worden door IBV variant stam 4-91 en dient niet gebruikt te worden als vervanging voor andere IBV vaccins. Het product dient alleen gebruikt te worden nadat vastgesteld is dat IBV-variant stam 4-91 in een gebied epidemiologisch relevant is als ziekteverwekker. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gelijktijdig gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en het mogelijk ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 9801 (EU/2/98/006/001-010) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter.

MSD Animal Health | 0485-587654 | info@msd-animal-health.nl | www.msd-animal-health.nl


monitoring

Jeanine Wiegel, dierenarts pluimvee

INFECTIEUZE CORYZA (ACUTE SNOT)

Acuut en zeer besmettelijk In de afgelopen maanden is een aantal gevallen van coryza vastgesteld bij zowel commercieel als niet-commercieel gehouden pluimvee. De naam ‘acute snot’ geeft al een idee van hoe deze aandoening zich uit, maar welke verschijnselen geeft deze ziekte nu in een koppel en hoe stel je de diagnose? Infectieuze coryza is een meestal acute, later chronische, en zeer besmettelijke aandoening bij hoenderachtigen (kippen, fazanten, patrijzen) en wordt veroorzaakt door de bacterie Avibacterium paragallinarum. Oudere dieren zijn gevoeliger dan jonge dieren. Bij jonge dieren is het ziektebeeld milder en het verloop van de ziekte korter. Wanneer de dieren herstellen worden ze drager van de bacterie. Ze hebben dan de bacterie bij zich, blijven deze uitscheiden en kunnen daardoor een besmettingsbron zijn voor andere dieren. De bacterie veroorzaakt een ontsteking van de neusholten en neusbijholten. Neusuitvloeiing en dikke koppen kunnen worden waargenomen. De dieren ‘snotteren’ en proesten en hebben het benauwd. Er treedt vaak een daling in voer- en wateropname op. Bij legdieren kan een aanzienlijke productiedaling optreden en kan de uitval toenemen. De verschijnselen duren meestal twee à drie weken. Doordat in een eenmaal besmet koppel dragers aanwezig blijven kan de ziekte terugkomen. De diagnose stellen Op basis van de verschijnselen en sectie kan een waarschijnlijkheidsdiagnose worden gesteld, deze dient echter bevestigd te worden met aanvullend onderzoek. Het is mogelijk de bacterie te kweken (bacteriologisch onderzoek). Omdat de bacterie slechts kort buiten de kip kan overle-

ven, is het voor het kweken van de bacterie van belang levende dieren in te sturen naar de sectiezaal. Het is ook mogelijk de bacterie aan te tonen met PCR-onderzoek. Hiervoor kan een swab worden genomen uit de choanaspleet of neus(bij)holte. Met de PCR-test kunnen ook de dragers worden opgespoord. Omdat dragers onregelmatig en lage aantallen bacteriën uitscheiden is bemonstering van grote aantallen dieren nodig. GD adviseert ongeveer zestig dieren te bemonsteren. Van Avibacterium paragallinarum zijn verschillende serogroepen bekend. Er is nader onderzoek nodig om vast te stellen welke serotypen bij de afgelopen uitbraken betrokken zijn geweest. Dit geeft meer informatie over de circulerende coryzastammen in Nederland.

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de dier­ gezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Pluimvee, juli 2016 - 15


Hoe werkt de AGP-test?

In het GD-laboratorium worden ieder jaar ruim vier miljoen bepalingen gedaan. Daarbij zetten de laboratorium­ medewerkers een grote verscheidenheid aan testen in. Maar wat onderzoeken we precies met welke test? En wat voor soort uitslag kunt u verwachten? Met deze rubriek willen we u daar meer inzicht in geven. Deze keer gaat het over de AGP-test. AGP-test of AGPT is de afkorting van Agar Gel Precipitatie Test. Deze test wordt zo genoemd omdat de reactie tussen de ziektekiem en de antistoffen uit het kippenbloed in een dunne, doorzichtige gellaag van agar plaatsvindt. Agar is een wittige, gelatine-achtige stof die uit de celwanden van sommige soorten roodwieren gewonnen wordt. Agar wordt voor allerlei soorten testen in het laboratorium gebruikt. De gel heeft als eigenschap dat antistoffen en kleine ziektekiemen (virussen) erdoorheen kunnen trekken en elkaar zo kunnen ontmoeten. Wanneer de antistoffen en de ziektekiem elkaar herkennen zullen ze aan elkaar binden en een complex of bezinksel (het precipitaat, de P van de AGPT) gaan vormen. Dit complex blijft dan vaststeken in de gel en wordt zichtbaar als een geel-wittig streepje in de gel: dan zijn er precipiterende antistoffen aangetoond. De soort antistoffen Een kip die gevaccineerd is of met een veldvirus besmet wordt, maakt als verdediging antistoffen aan tegen dat vaccin of die ziektekiem. Die antistoffen hechten zich vast aan het virus wan-

16 - Pluimvee, juli 2016

neer ze het tegenkomen, wat het voor het lichaam gemakkelijker maakt het virus op te ruimen. De kip maakt verschillende soorten antistoffen: IgA, IgM en IgY. IgA zit vooral op de slijmvliezen en is dus in het bloed nauwelijks aan te tonen. IgM en IgY zitten vooral in het bloed. IgM is de soort antistof die de kip als eerste vormt en is maar relatief kort aanwezig, na enkele weken begint het niveau al hard te zakken. De vorming van IgY begint wat later, maar blijft wel lang in het bloed aanwezig. IgM heeft vijf handjes om ziektekiemen vast te pakken en te koppelen tot een groter complex. IgY heeft er maar twee. Hierdoor kan IgM het beste complexen vormen, en is daarmee de soort antistof die de AGP-test het gemakkelijkst aantoont. Omdat IgM weer vrij snel uit het bloed verdwijnt, is de AGPT dus vooral goed in staat om recente infecties of vaccinaties aan te tonen. Geschikt of niet? De AGPT meet dus eigenlijk of er genoeg antistoffen in het bloed zijn om samen met een bepaalde hoeveelheid van een ziektekiem een voor het oog zichtbaar complex kunnen vormen. Het dier is dan positief getest op antistoffen tegen die ziektekiem. Zoals elke test heeft de AGPT voor- en nadelen. Voor vele ziekten is de AGPT niet meer de meest geschikte test: er kan dan beter worden gekozen voor andere testmethodes zoals de ELISA’s. De AGPT wordt wereldwijd niet zo veel meer ingezet, behalve voor onder andere Aviaire Influenza (AI), Ziekte van Marek en Gumboro.


uit het lab

Sjaak de Wit, dierenarts pluimvee

1 - Allereerst moeten de rozetjes op het agarplaatje volgens protocol worden ingedeeld. Zo weet de laborant later welk monster bij welk dier hoort. 2 - De laborant pipetteert wat van het monster in ĂŠĂŠn van de omliggende rondjes. Vervolgens wordt in het midden wat van het antigeen gespoten. 3 - Het plaatje gaat in een bak met andere plaatjes. 4 - De bak gaat in de stoof: een kast waar de temperatuur rond de 37 graden Celsius wordt gehouden. Daar blijven de plaatjes minimaal 24 uur. 5 - Na een dag worden de plaatjes boven een lichtbron afgelezen. Bij een positief monster verschijnt er tussen het antigeen en het monster een lijntje: de precitipatielijn. Het aflezen gebeurt door twee aflezers en bij twijfel kijkt een eerste analist mee.

1

3

2

4

Lage kosten, hoge specificiteit Belangrijke voordelen van de AGP-test zijn de relatief lage kosten en de erg hoge specificiteit. Dat betekent dat de test hoogstzelden een fout-positief signaal geeft, dat wil zeggen dat de test zelden iets aantoont terwijl er niets aan de hand is. Voor ziekten als AI is dit heel belangrijk. De AGPT heeft echter ook nadelen, waarvan de soort testuitslag een van de belangrijkste is: die is positief (antistoffen aangetoond) of negatief

5

(geen antistoffen aangetoond). Hoeveel antistoffen er tegen die ziektekiem zijn aangetoond geeft de test niet aan. Dit maakt hem voor veel situaties minder geschikt dan de ELISA, die meestal wel titers kan geven. De titer van een bepaalde stof in het bloed is de verdunning waarbij deze nog aantoonbaar is. In Nederland wordt de AGPT vooral ingezet voor het controleren van de vleeskuikens op antistoffen tegen AI, waar de test de beste prijs-kwaliteitverhouding heeft van alle testen.

Pluimvee, juli 2016 - 17


PHILIPPE GELAUDE VAN DGZ HEEFT VERTROUWEN IN DE SECTOR

Bioveiligheid volgens Philippe “Bioveiligheid is niet alles of niets, het is risicobeperking. Je tracht ziekten te voorkomen, en op een zo goed mogelijke manier het dierenwelzijn te verhogen. Voorkomen dat dieren ziek worden en doodgaan, is vanzelfsprekend goed voor het dierenwelzijn. Dat is ook goed voor het produceren. Een ziek dier zal nooit produceren wat een gezond dier kan, want een zieke kip steekt meer energie in de afweer. En bioveiligheid is niet duur. Het is maar een kwestie van perceptie. In het begin kost het meer tijd, maar zodra het een gewoonte is, dan wordt het een logisch onderdeel.”

18 - Titel, maand JAAR

“We mogen best het positieve benadrukken” tekst


Yoni Pasman, redacteur

Hij spreekt over braadkippen, staalnames en vuile en propere zones. De taal van Vlaming Philippe Gelaude mag dan iets anders zijn, maar zijn visie op diergezondheid is dezelfde als bij ons in Nederland. De pluimveedierenarts bij Diergezondheidszorg Vlaanderen (DGZ) ziet een toekomst van samenwerken. “Als sector hebben we een gedeelde verantwoordelijkheid voor de diergezondheid.” Philippe sprak tijdens Het Pluimveesymposium op 26 mei tweemaal. Over biosecurity of bioveiligheid en tijdens de speciale dierenartsensessie over serologie, getiteld ‘Bloedserieus’. Net als bij GD, is DGZ namelijk een organisatie waar gewerkt wordt aan diergezondheid. “DGZ is opgericht voor en door veehouders”, zegt Philippe. Vandaar dat DGZ al van oudsher in nauw contact staat met de sector. Niet voor niets ziet DGZ het als zijn missie om een brugfunctie te vormen tussen veehouder en overheid, en het versterken en ondersteunen van partnership tussen veehouder en dierenarts. België versus Nederland Veel verschillen zijn er niet tussen België en Nederland, zegt Philippe. “Net als bij jullie is er een variatie aan veehouders. De proactieve en de wat meer conservatieve. Bij ons zijn er nieuwe bedrijven die technologisch vooroplopen en bedrijven die het doen zoals ze het altijd hebben gedaan.” Daar is niets mis mee, benadrukt Philippe. “Maar de tijd gaat ook vooruit.” Hoewel hij niet vaak op Nederlandse bedrijven is geweest, denkt hij dat het waarschijnlijk in Nederland niet veel anders is. “Overal is groei en variatie.” Net als GD doet DGZ aan twee soorten monitoring, namelijk actieve en passieve (bij GD reactief). Jaarlijkse monsternames horen bij de actieve vorm. “Bij de passieve monitoring moet er verder onderzoek gebeuren als er sterke afwijkingen van sterftepercentage, legpercentage of voer- en waterconsumptie optreden of als er ziektetekenen zijn die kunnen wijzen op vogelgriep. De dierenarts is verplicht dit te melden aan het Federaal Agentschap voor de Veiligheid van de Voedselketen (FAVV). De dierenarts kan cloaca- of tracheaswabs voor een PCR-test aan DGZ bezorgen of DGZ voert een autopsie (sectie, red.) uit in het kader van verhoogde waakzaamheid.” Voorlichting, preventie en bioveiligheid De belangrijkste manieren om vogelgriep, en eigenlijk alle ziekten te voorkomen, blijven volgens Philippe voorlichting, preventieve maatregelen en verhoogde bioveiligheid. “Vooral bij de toegang van mensen op het bedrijf. Denk dan aan specifieke bedrijfskleding en schoeisel, een hygiënesluis en het creëren van een vuile en propere zone.” Managementmaatregelen dus, en niet alleen voor buitenstaanders, maar ook voor de pluim-

interview

“Zelfs al ben je perfect met de bioveiligheid, dan is er nog steeds een risico”

veehouder zelf. “Het is belangrijk dat hij ze zelf ook toepast, anders heeft het geen zin. Iedereen die buiten de stal komt kan wat meenemen. Het helpt om de bioveiligheid zoveel mogelijk te optimaliseren, maar zelfs al ben je perfect met de bioveiligheid, dan is er nog steeds een risico. Het gaat erom dat je dat risico tracht te beheersen, dat je waakzaam bent en de dierenarts contacteert als je vermoedt dat er iets aan de hand is. Dat geldt natuurlijk niet alleen voor vogelgriep, maar ook voor andere aandoeningen, zoals salmonella.” Gedeelde verantwoordelijkheid Iedereen moet z’n steentje bijdragen aan de preventie van ziekten, vindt Philippe. “We hebben als sector een gedeelde verantwoordelijkheid, het heeft geen zin als de één het wel doet en de ander het erbij laat zitten.” En niet alleen voor het eigen bedrijf of zelfs de sector. “Ook voor de volksgezondheid. Want we moeten ons ook realiseren dat we voedsel produceren, dat veilig moet blijven om te consumeren.” En als de sector dat doet, dan zal het zich alleen maar terugbetalen in vertrouwen, denkt de dierenarts. “Met het terugdringen van het antibioticumgebruik laten we al zien dat we de goede kant op gaan. We mogen best het positieve benadrukken, dat we effectief ons best doen om te voldoen aan de verwachtingen van de consument. Dat kan alleen maar ten goede komen aan het imago van de sector.” Verwachtingen consument Wat betreft de toekomst is Philippe positief. “Ik geloof wel dat de pluimveesector een stabiele sector zal zijn. Nu trachten we te voldoen aan de verwachtingen van de consument, maar ook om het vertrouwen van die consument te behouden. We hebben al een positieve evolutie ondergaan, door meer te focussen op management en voer. Uiteraard moeten we verantwoord omgaan met antibiotica. Dat de groeipromotoren er volledig uit zijn gegaan hebben we goed opgevangen. Maar het is een uitdaging.”

Pluimvee, juli 2016 - 19


Tel. +31(0)342-473460 info@multiheat.eu • www.multiheat.eu

LEVERBAAR MET RVS WISSELAAR

• Hoog rendement door Crossflow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecïente (lage weerstand) filters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen • Krachtige centrifugaal ventilator • Goedgekeurd voor fijnstofreductie

ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER

De eierlift kost weinig en spaart uw rug. • stapelt 4 stapels tegelijk • niet meer tillen • eenvoudig en goedkoop • geen palletlift nodig • minimale plafondhoogte 2.20m. • werkt ook met pulp tray's • hoge capaciteit 3 min./pallet • ook 6 lagen stapelen mogelijk

Drinkwaterbehandeling en medicatie met de nieuwe DOSTEC-MULTI doseerpomp • Duitse kwaliteit membraampomp. • 4x per liter water een dosering. • Bedrijfsdruk tot minimaal 4 BAR.

Frans Smolenaers, Boeket 4 6031 PR Nederweert mob. 0622690905

www.smolenaerseierliften.nl

Zie filmpje op WWW.SMOLENAERSEIERLIFTEN.NL

v.a.

Nieuw combiruif Tegelijkertijd maagkiezel en luzerne voeren op 1 plek “Kijk op onze site”

€ 955,-

80% minder bloedluizen binnen 2 weken

Atec Systems BV Mandenmakerstraat 15a • 5405 BJ Uden Holland Tel +31 (0)416-377272 • Fax +31 (0)416-378937 www.atec-systems.nl • info@atec-systems.nl

www.dgwpharma.nl

Duurzame oplossingen, doeltreffende installaties

Full Spectrum zonlicht en ionisatie voor gezonde dieren en zuivere stallucht.

 Ventilatiesystemen

EIA en Mia/Vamil van toepassing.

 Koeling, Verwarming

Wij geven u graag advies op maat!

A

®

Luchtzuiverende agrarische verlichting 055 - 302 00 22

Malkenschoten 42, 7333 NN Apeldoorn

info@freshlightagri.com

www.freshlightagri.com

 Warmtewisselaars

Agro

 Voersystemen  Dierweging

Bekijk voor al onze oplossingen en installaties onze website:

 Verlichting (LED, TL)

www.etbvandebeek.nl

 Farmmanager software

 Noodstroomvoorziening


Eva Onis, communicatieadviseur pluimvee

leververvetting

THEMAMIDDAG LEVERVERVETTING

Gezonde levers “Leververvetting bij pluimvee is een actueel probleem. Niet alleen in Nederland, maar wereldwijd.” Met deze woorden opent Hubert Smeets (Trouw Nutrition) de eerste van vier themamiddagen Levergezondheid, die de veevoederproducent samen met de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) in Deventer organiseert. “Het gaat vandaag om wederzijdse kennisoverdracht, daarom werken we met kleine groepjes dierenartsen en voerspecialisten. We behandelen eerst de theorie en gaan dan de GD-sectiezaal in om leververvetting in de praktijk te leren herkennen.” Het theoriegedeelte bestaat uit lezingen van GD-patholoog Naomi de Bruijn en Jan Mica, technical and regulatory manager bij Trouw Nutrition. De Bruijn legt eerst uit wat leververvetting is. “Zodra een leghen in productie komt, stijgt het vetgehalte van de lever als afspiegeling van de dooierproductie en verandert de leverkleur van donkerbruin naar geelbruin. Hierbij kan veel vetstapeling in de lever ontstaan. Als het vetgehalte van de lever verhoogd is én er schade is aan de lever, spreken we van Fatty Liver Hemorrhagic Syndrome (FLHS). Wat bij FLHS precies misgaat is tot nu toe alleen in hoofdlijnen bekend, maar we maken dankbaar gebruik van die kennis.” Leververvetting Combinatietest Het traject tussen het normale beeld en FLHS kent een omslagpunt, waarop een behandeling gericht op leververvetting zinvol wordt. GD onderzocht dit punt op basis van de verandering van de leverkleur en het gehalte Triglyceriden (TG, een type vet), en ontwikkelde vervolgens de Leververvetting Combinatietest. Deze test is een praktisch hulpmiddel, waarmee pluimveehouders en dierenartsen in een vroeg stadium op een uniforme manier de status van een leververvetting kunnen beoordelen. De Bruijn: “Door op tijd in de grijpen, kun je veel schade voorkomen. We

hebben deze test ontwikkeld omdat in het veld veel preventieve behandelingen worden ingezet op basis van een subjectieve beoordeling van de lever. Zoveel levers, zoveel meningen.” De test werkt met een kleurenkaart (bij GD op te vragen via 09001770 optie 4), die je op een lever kunt leggen om te bepalen welke kleurklasse het meest overeenkomt. Er zijn drie klassen: niet behandelen, testen en behandelen. Bij de klasse ‘niet behandelen’ is geen sprake van overmatige vetstapeling, een FLHS-behandeling is dan niet nodig. Bij ‘testen’ is het advies om een Leververvetting Combinatietest (artikelnummer 10316 voor 31,75 euro per pool) aan te vragen bij GD, om te bepalen of behandelen zinvol is. Bij ‘behandelen’ is duidelijk sprake van leverschade door FLHS en is behandeling nodig. Daarnaast is koppelmonitoring mogelijk. De Bruijn: “Door voor aanvang en na afloop van een behandeling te testen, kun je het effect van een specifieke behandeling meten.” De rol van voeding Mica laat aan de hand van onderzoeksresultaten van het Spaanse proefbedrijf van Trouw Nutrition zien dat voeding een belangrijke rol speelt in het voorkomen van FLHS. Hij vertelt over Farm-O-San FLS. “FLS is aanvullend dieetvoer dat het risico op het syndroom verkleint, door de werking van de lever en de energiestofwisseling te ondersteunen. Er zijn twee varianten: de FLS-mix, een premix om in voer te mengen, en FLS Liquid, een vloeibare variant om in drinkwater op te lossen. Het is van belang om deze voeding op risicomomenten te verstrekken, zoals in week 28 en rond week 50, als de energieopname relatief hoog is.” Mica legt uit dat beide varianten het percentage levervet significant kunnen verlagen. “Dit was met het blote oog zichtbaar aan de leverstructuur en -kleur, en het is technisch ondersteund door kleurmetingen in het lab.”

Pluimvee, juli 2016 - 21


Ondersteund door

Toegediend met

Suspensie en solvent voor orale spray voor kippen

Levend geattenueerd vaccin, tegen coccidiose bij kippen, in suspensie voor orale spray.

EEN LEVENSLANGE IMMUNITEIT*

*SPC geeft een bescherming aan in een omgeving die de recirculatie van oöcysten toelaat tot 60 weken leeftijd, wat wordt beschouwd als de gemiddelde leeftijd voor een vermeerderings hen. EVALON Suspensie en solvent voor orale spray bij kippen. SAMENSTELLING PER DOSIS (0,007 ml) van onverdund vaccin: Eimeria acervulina stam 003, 332 tot 450 gesporuleerde oöcysten; Eimeria brunetti stam 034, 213 tot 288 gesporuleerde oöcysten; Eimeria maxima stam 013, 196 tot 265 gesporuleerde oöcysten; Eimeria necatrix stam 033, 340 tot 460 gesporuleerde oöcysten en Eimeria tenella stam 004, 276 tot 374 gesporuleerde oöcysten. SOLVENT: HIPRAMUNE T. INDICATIES: Kippen: voor actieve immunisatie van kippen vanaf 1 dag leeftijd om klinische verschijnselen, darm letsel en oöcyst uitscheiding van coccidiose ten gevolge van Eimeria acervulina, Eimeria brunetti, Eimeria maxima, Eimeria necatrix en Eimeria tenella te verminderen. Duur van de immuniteit: 60 weken na vaccinatie in een milieu die oöcyst recirculatie toelaat. TOEDIENING: Via spray met een geschikt apparaat. Voordat het vaccin wordt klaargemaakt,, dient u een schone container te hebben met voldoende capaciteit om het vaccin voor te bereiden: 280 ml of 1.400 ml of 2.800 ml capaciteit voor respectievelijk iedere 1.000 doses of 5.000 doses of 10.000 dosis flacon. Voeg schoon water op kamertemperatuur toe (223 ml of 1.115 ml of 2.230 ml water voor respectievelijk iedere 1.000 doses of 5.000 doses of 10.000 doses flacon). Schud de flacon met solvent. Verdun de inhoud van de flacon met het schone water op kamertemperatuur in de container. Schud de flacon met vaccin en verdun deze in de voorgenoemde oplossing. Vul het vaccin reservoir van het spray apparaat met de aangemaakte vloeistof. Dien de vaccin vloeistof toe aan de kuikens onder continue homogenisatie gedurende het sprayen. Om de uniformiteit van vaccinatie te verbeteren, dienen de kuikens na vaccinatie minstens 1 uur in hun transport kratjes te blijven om alle druppels met vaccin te kunnen opnemen. Na enting de kuikens voorzichtig in de stal plaatsen en verder gaan met de reguliere bezigheden. DOSERING: 1 dosis vaccin (0,007 ml) vanaf 1 dag leeftijd. BIJWERKINGEN: Geen. WACHTTIJD: 0 dagen. BIJZONDERE VOORZORGSMAATREGELEN: Het vaccin zal andere dieren dan kippen niet beschermen tegen coccidiose en is enkel werkzaam tegen de vermelde Eimeria soorten. Kippen moeten de eerste 3 weken na vaccinatie op een dichte bodem gehuisvest worden. Enkel gezonde dieren vaccineren. Het is aan te raden om het strooisel te verwijderen en dat de stal en materialen gereinigd worden tussen de verschillende productiecycli. Gedurende minimaal 3 weken na vaccinatie mogen geen coccidiostatica of andere geneesmiddelen met een anticoccidiosewerking worden gebruikt via voer of water bij de dieren. De replicatie van de vaccinoöcysten kan hierdoor worden belemmerd en dientengevolge kan de ontwikkeling van een goede immuniteit gehinderd worden. Tevens zal de versterking van de immuniteit door oöcyst herinfecties verminderen. Het vaccin koel (tussen +2 C en +8 C) bewaren en vervoeren. Bevriezing van het vaccin voorkomen. Het vaccin dient onmiddellijk na opening te worden gebruikt. De houdbaarheid na oplossen is 10 uur. VERPAKKING: Flacon met 1.000 doses met een flacon van 50 ml met HIPRAMUNE T. Flacon met 5.000 doses met een flacon met 250 ml HIPRAMUNE T. Flacon met 10.000 doses met een flacon met 500 ml HIPRAMUNE T. NUMMER VAN DE VERGUNNING VOOR HET IN DE HANDEL BRENGEN: EU/2/16/194/001-003. HOUDER VAN DE HANDELSVERGUNNING: LABORATORIOS HIPRA, S.A. Avda. la Selva, 135. 17170 Amer (Girona) Spanje. Tel. +34 972 430660 – Fax +34 972 430661. LOKALE VERDELER: Hipra Benelux N.V. Adequat Business Center, Brusselsesteenweg 159, 9090 Melle, België. Tel. (+32)93242158, Fax (+32)93242159. VERSTREKKINGSVOORWAARDEN: Geneesmiddel op voorschrift van een dierenarts. Enkel voor diergeneeskundig gebruik. Gebruik geneesmiddelen op verantwoorde wijze.

Hipra Benelux N.V. Adequat Business Center Brusselsesteenweg 159 9090 Melle. BELGIE Tel.:(+32) 9 324 21 58 Fax: (+32) 9 324 21 59 benelux@hipra.com www.hipra.com


de boer op

2018

GEEF OOK UW MENING VIA TWITTER In de vorige Pluimvee poneerden we een stelling waar u via Twitter op kon reageren. De stelling luidde: ‘Meer antibioticareductie bij pluimvee mag alleen als uit monitoring blijkt dat dit niet nadelig is voor dierwelzijn.’ Massaal werd er niet gereageerd, maar u had wel een duidelijke voorkeur. Van de 15 reacties was 87 procent het eens met de stelling.

… IS HET JAAR DAT SNAVELS NIET MEER BEHANDELD MOGEN WORDEN

Ook deze keer mag u weer uw mening geven. De stelling luidt: De Nederlandse pluimveehouder is klaar voor het houden van hennen met onbehandelde snavels. U kunt uw antwoord tussen 29 juli en 5 augustus doorgeven via ons twitteraccount: @GD_Deventer. Uiteraard bent u van harte uitgenodigd uw antwoord toe te lichten. GA NAAR WWW.TWITTER.COM/GD_DEVENTER

vraag & antwoord

VRAAG: MOET IK MIJN VOLGENDE KOPPEL VACCINEREN TEGEN M.S. BIJ EEN POSITIEVE BLOEDUITSLAG? ANTWOORD VAN MERLIJN KENSE

Nee, dit is niet wettelijke verplicht. Er wordt op het ogenblik alleen nog gemonitord hoe vaak Mycoplasma synoviae voorkomt bij de verschillende pluimveetypen in Nederland. Er zijn dus nog geen verplichte acties naar aanleiding van een positieve uitslag. De veehouder kan zelf bepalen hoe om te gaan met een positieve uitslag. Er kan geadviseerd worden om een volgend koppel te gaan vaccineren tegen M.s. wanneer er sprake is van klinische problemen als gevolg van M.s. (pootproblemen, GPE of luchtwegproblemen) op het bedrijf. Vaccinatie kan dan bijdragen aan de vermindering en het voorkomen van klinische symptomen, maar de vaccinatie voorkomt het aanslaan van M.s. niet.

Hygiënemanagement op het bedrijf blijft dus ook van groot belang. Houd er rekening mee dat de monitoring van koppels gevaccineerd met een levend M.s.-vaccin (en niet-M.s.-gevaccineerde koppels afkomstig van een bedrijf waar een levend M.s.-vaccin is gebruikt) met de differentiërende M.s.-PCR-test moet plaatsvinden.

MEER OVER M.S. WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/DIERZIEKTEN

Pluimvee, juli 2016 - 23


diergezondheid volgens Thijmen van Voorthuizen De ‘bongerdhoen’, zo wordt de kip van Thijmen van Voorthuizen uit Terschuur genoemd. Zijn twee keer 10.000 vleeskuikens mogen namelijk vrij rondlopen in de kersenboomgaard van 1 hectare van hem en zijn gezin. Waarom de bongerdhoen zo bijzonder is? “Ze krijgen minimaal 70 procent graan en hebben een dag- en nachtritme.” Ze hebben twee sterren (binnen het Beter Leven Keurmerk van de Dierenbescherming), en bovendien worden ze een stuk ouder: gemiddeld bijna zestig dagen. “Het is een vrij sterke kip. Medicijnen gebruik ik niet meer.” Rode koppen De kippen eten ook een kersje mee. “Sowieso de kersen die op de grond zijn gevallen. Dat is een groot voordeel, want ze ruimen de rommel op. Dat heeft weer een positief effect op de boomgaard.” En tijdens het plukken kunnen de vleeskuikens zich helemaal niet inhouden. “Dan komen ze allemaal met rode koppen terug”, vertelt Thijmen lachend. Thijmen en zijn gezin hebben niet vanaf het begin vleeskuikens gehouden. Tot 2005 was het nog een melkveebedrijf. “We zaten met een klein quotum, dus zijn we gestopt met koeien houden. Toen hadden we grond over. We besloten aan de ene kant een camping te maken en aan de andere kant een kersenboomgaard.” En er kwamen vleesvarkens. “Dat matchte alleen niet met de campinggasten, varkens stinken nogal namelijk.” Mooi leven De varkens gingen weg en er kwamen vleeskuikens bij, want er moesten wel dieren zijn. “Ik ben een boer in hart en nieren.” Het vlees verkoopt Thijmen aan particulieren, en de rest van zijn vleeskuikens van het traaggroeiende ras Hubbard JA 757 verhandelt Sjoerd Kok uit Lelystad als bijzondere vleeskuikens, die in de boomgaard een mooi leven hebben gehad. En niet alleen de kuikens varen er wel bij, ook de campinggasten waarderen het. “Die vinden het mooi, jong en oud. Als ze willen mogen ze altijd een rondje door de boomgaard lopen.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.