Samen werken aan diergezondheid
GD-magazine - december 2016 - nummer 63
pluimvee
REPORTAGE
“Traaggroeiende kippen zijn veel rustgevender”
SAMENLEVING
Vijf vragen over vogelgriep
PL63_cover.indd 1
MONITORING
Marek bij vleeskuikens
01-12-16 13:19
ROWAN
RANGE
®
ROWAN
RANGE
®
voorwoord
VOLOP IN BEWEGING Op het moment dat ik dit voorwoord schrijf, is één ding zeker: het hoogpathogene vogelgriepvirus H5N8 is wijdverspreid in Europa en helaas ook in Nederland aanwezig. In diverse wilde vogelpopulaties én op in elk geval twee commerciele bedrijven is het virus aangetroffen. Laten we hopen dat het hierbij blijft. Nu we weten dat het vogelgriepvirus binnen de landsgrenzen is, is er maar één manier om het buiten de staldeuren te houden: goede hygiëne. Dat is echt het toverwoord. Een goede hygiënesluis is belangrijk, maar zorg ook dat u geen bezoekers in uw stal laat, dat u de ontsmettingsbakken regelmatig ververst en dat uw erf zo onaantrekkelijk mogelijk is voor watervogels. In een kort filmpje op onze website leg ik uit hoe u als pluimveehouder insleep van vogelgriep op uw bedrijf kunt voorkomen.
Dat het vogelgriepvirus weer in Nederland is, komt doordat wilde vogels altijd in beweging zijn. En dat zal niet veranderen. Gelukkig is ook de pluimveesector zelf volop in beweging. Pluimveehouders en onderzoekers zijn nieuwsgierig naar innovatieve concepten. Denk bijvoorbeeld aan in ovo vaccineren zoals Erik Wolterinck doet op zijn boerderij in Lichtenvoorde (zie pagina 24), of aan de introductie van traaggroeiende rassen. De familie Van der Kolk uit Bornerbroek stapte onlangs over op het traaggroeiende ras Hubbard 757. En het bevalt erg goed. “Het is veel rustgevender”, vertellen ze op pagina 8 tot en met 11. Aan deze en alle innovaties gaat gedegen onderzoek vooraf. Onderzoek waar we als GD graag aan bijdragen. Lees bijvoorbeeld op pagina 12 en 13 hoe Remco Dijkman nieuwe testen ontwikkelde om Mycoplasma synoviae op te sporen. Zo kunnen we samen met u blijven werken aan een betere pluimveegezondheid. Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee
inhoud
04 Actueel 06 Vijf vragen over vogelgriep 08 Reportage: familie Van der Kolk stapte
Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.
Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.
over van regulier naar traaggroeiend
12
12 Nieuwe DNA-technieken voor bestrijding Mycoplasma synoviae
Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.
15 Monitoring: Aandacht voor Marek, ook
COLOFON
16 Uit het lab: hoe werkt de MALDI-TOF?
Pluimvee is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Ruth Bouwstra, Rob Nijland, Merlijn Kense en Eva Onis | Eindredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Yoni Pasman | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions DoetinchemDruk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (drie nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 15,55 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie drie keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever.
bij vleeskuikens
18 Interview Rob Vriens (VMP): 15
“Dierenarts moet zich elke dag bewijzen”
21 Bepaal de juiste coccidiose-aanpak 23 De boer op 24 Diergezondheid volgens Erik Wolterinck
ISSN: 1875-2594 ADRESWIJZIGINGEN: bel 0900 1770, kies 4 (lokaal tarief)
24
Pluimvee, december 2016 - 3
Wat vindt u van de Pluimvee? Samen werken aan diergezondheid
Dierenarts en nutritionist: samen (voor) een krachtig koppel!
63 GD-magazine - december 2016 - nummer
Benieuwd hoe u als dierenarts of nutritionist gezamenlijk kunt werken aan een sterk koppel? Kom dan naar onze tweedaagse cursus over darmgezondheid bij pluimvee. GD organiseert deze scholing voor dierenartsen en voerspecialisten samen met Schothorst Feed Research, op 8 en 9 februari 2017 in Deventer. Voor meer informatie en aanmelding kunt u terecht op www.gddiergezondheid.nl/gdacademy.
pluimvee
REPORTAGE
“Traaggroeiende kippen zijn veel rustgevender”
SAMENLEVING
Vijf vragen over vogelgriep
MONITORING
Marek bij vleeskuikens
01-12-16 13:19 PL63_cover.indd 1
Pluimveehouders hebben bij deze Pluimvee een brief ontvangen met een uitnodiging om mee te doen aan ons lezersonderzoek. Laat ons weten wat u van ons blad vindt! Zo kunnen wij het continu verbeteren. Onder de deelnemers verloten we drie keer een microbiologisch drinkwateronderzoek*. Ga naar www.gddiergezondheid.nl/ lezersonderzoek om uw mening te geven. Meedoen kan tot 27 januari. Bent u dierenarts? Dan hopen we dat u deelneemt aan het lezersonderzoek voor dierenartsen. Informatie hierover hebt u ontvangen in de nieuwsbrief Veterinair. U mag uiteraard ook beide enquêtes invullen. * Het pakket Veedrinkwater microbiologisch (IKB KIP) (10542) kunnen pluimveehouders gebruiken om het drinkwater van de dieren te controleren op schadelijke bacteriën, schimmels en gisten (verplicht binnen IKB KIP). Bijvoorbeeld na het toevoegen van antibiotica, zuren en vitaminen. GA NAAR WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/ LEZERSONDERZOEK
4 - Pluimvee, december 2016
Automatische incasso: 1% korting Wilt u geld en tijd besparen op uw GD-facturen? Maak dan gebruik van automatische incasso en ontvang 1 procent korting op het netto factuurbedrag.
geen Z login? Via hetzelfde scherm kunt u deze direct aanvragen. Houd daarvoor uw relatienummer, dat op uw factuur staat, bij de hand.
Makkelijker kan haast niet: als u GD automatisch laat incasseren heeft u minder administratie, bespaart u tijd én geld en betaalt u nooit te vroeg en nooit te laat.
Heeft u nog vragen? Neem dan gerust contact op met onze klantenservice: bel 0900-1770 of stuur een e-mail naar info@gddiergezondheid.nl met uw GD-relatienummer en IBAN-nummer.
Aanmelden voor uw automatische incasso is eenvoudig. Heeft u al een Z login? Ga naar www.gddiergezondheid. nl/voorkeuren en log direct in om uw voorkeur aan te passen. Heeft u nog
Heeft u geen automatische incasso en betaalt u de facturen zelf, wilt u dan bij omschrijving uw relatie en factuurnummer vermelden? Wij kunnen dan uw betalingen snel en juist verwerken.
actueel
Wees alert op AI
Jan Kuenen wint LIV-prijsvraag De afdeling Pluimvee van GD kijkt terug op een geslaagde LIV in Hardenberg, waar we eind oktober veel leuke gesprekken met pluimveehouders hebben gevoerd. We hadden vooral aandacht voor coccidiosemonitoring. Lees hierover meer op pagina 21. Zo’n 400 pluimvee- en varkenshouders kregen een GD-ontbijtbordje cadeau omdat ze meededen aan onze prijsvraag,
waarmee ze een luxe ontbijtservice konden winnen. Deelnemers moesten schatten hoeveel overschoentjes in een vaas zaten en de vraag beantwoorden: door welke parasiet wordt coccidiose veroorzaakt? De winnaar van deze actie is Jan Kuenen uit Beltrum, hij zat er 18 overschoentjes naast (het juiste aantal was 137) en had de naam van de parasiet (Eimeria) goed. Van harte gefeliciteerd!
Huidlaesies bij leghennen In samenwerking met betrokken dierenartsen, adviseurs en veehouders zijn diverse gevallen van huidlaesies bij leghennen aan het licht gekomen. Bij zes inzendingen van commerciële bedrijven is een infectie met pokken virus vastgesteld. Bij de overige geval-
len van huidlaesies bij commerciële leghennen was geen sprake van een infectie met pokkendifterievirus. Uitgebreid onderzoek aan deze dieren heeft aangetoond dat er onderliggende vaatafwijkingen speelden. Het totale histologische beeld van deze afwijkingen zou kunnen passen bij blootstelling aan een (toxische) stof die effect heeft op de doorbloeding en het verzorgen van de zuurstofvoorziening van specifieke weefsels. Het is op dit moment echter nog niet mogelijk om aan te geven wat de meest waarschijnlijke oorzaak is.
In Biddinghuizen is eind november, kort voor de deadline van dit nummer, vogelgriep (aviaire influenza, type H5) vastgesteld bij een bedrijf met vleeseenden. Vijf locaties met in totaal 190 duizend eenden zijn geruimd. Het ministerie van Economische Zaken heeft de bezoekersregeling voor pluimveebedrijven aangescherpt. Er gold reeds een verbod voor buitenstaanders om stallen te betreden. Deze maatregel is uitgebreid tot een verbod voor buitenstaanders om het erf te betreden. Bezoekers mogen alleen nog na strenge hygiënemaatregelen het erf betreden. Ook moet pluimvee klinisch worden geïnspecteerd binnen 24 uur voor vervoer naar een ander pluimveebedrijf. Houd voor het laatste nieuws over AI ook onze website in de gaten: www.gddiergezondheid.nl/actueel. Zie ook pagina 6 en 7.
Sjaak de Wit nieuwe president ECPVS GD-onderzoeker Sjaak de Wit is gekozen als de nieuwe president van de European College of Poultry Veterinary Science (ECPVS). De ECPVS valt onder de European Board of Veterinary Science van de EU. In pluimvee gespecialiseerde dierenartsen die voldoen aan de eisen van de ECPVS mogen zich European Veterinary Specialist in Poultry Veterinary Science noemen. De missie van de ECPVS is het vergroten van de wetenschappelijke kennis in de pluimveediergeneeskunde ten bate van consument, pluimveesector, dierenwelzijn en milieu. Sjaak zal de functie twee jaar bekleden.
Pluimvee, december 2016 - 5
Vijf vragen over vogelgriep in Nederland Het begon met dode wilde watervogels en eind november werd het eerste commerciĂŤle bedrijf getroffen door het hoogpathogene vogelgriepvirus H5N8. Op het besmette bedrijf werden 10.000 eenden geruimd. Door de aanwezigheid van het virus op het bedrijf in Biddinghuizen moesten 180.000 vleeseenden preventief worden geruimd. Het is de tweede keer dat een virus van dit type van aviaire influenza (AI) in Nederland rondwaart. In 2014 werd de pluimveesector ook getroffen door hoogpathogene H5N8. Wat weten we van AI en hoe houden we het virus buiten de deur? Welke vormen van AI kunnen we onderscheiden? Vogelgriep wordt veroorzaakt door influenza A-virussen. Watervogels zijn het natuurlijke reservoir van vogelgriep. Twee oppervlakte-eiwitten, het H- en het N-eiwit, karakteriseren het vogelgriepvirus en zijn bepalend voor de naam van het subtype. Er zijn zestien H-typen bekend bij vogels (H1-H16) en negen N-typen (N1-N9). Voor pluimvee zijn er maar twee subtypen belangrijk: de H5- en H7-subtypen. Deze subtypen komen voor als milde (laagpathogene) variant maar ook als ernstige (hoogpathogene) variant. Een infectie met een milde variant kan zonder zichtbare verschijnselen verlopen, een infectie met een hoogpathogeen virus veroorzaakt bij pluimvee zeer ernstige ziekteverschijnselen met tot 100 procent sterfte. Het huidige H5N8-virus is hoogpathogeen. Waar komt dit H5N8-virus vandaan? Al in de late zomer kwam uit Rusland melding over H5N8. Het virus werd gevonden in een waterrijk gebied waar ook trekvogels aanwezig zijn. Net als in 2014 is het waarschijnlijk dat ook dit virus met trekvogels vanuit SiberiĂŤ verspreid is naar Europa. Het huidige H5N8-virus is niet exact hetzelfde virus als het H5N8-virus van 2014. Er zijn genetische verschillen die ertoe leiden dat een infectie bij watervogels ook ziekteverschijnselen en sterfte geeft.
6 - Pluimvee, december 2106
Hoe monitoren we op het vogelgriepvirus in Nederland? We kennen drie verschillende vormen van monitoring: syndroomsurveillance, early warning en een serologisch monitoringsprogramma. 1. Syndroomsurveillance is gericht op het zo snel mogelijk opsporen van hoogpathogene en laagpathogene infecties die ziekteverschijnselen veroorzaken. Als er verhoogde uitval is, boven een vastgestelde norm, dan zijn Nederlandse veehouders en dierenartsen verplicht dit te melden aan de NVWA (via telefoonnummer 045-5463188). Bij vleeskuikens, reproductiedieren en leghennen (ouder dan 10 dagen) is deze norm minimaal 2 dagen meer dan 0,5 procent sterfte per dag, voor kalkoenen geldt minimaal 2 dagen meer dan 1 procent per dag en voor alle pluimveetypen geldt meer dan 3 procent per week. Als een dergelijke melding wordt gedaan, gaat een specialistenteam
Verschillen ten opzichte van 2014 Ook in 2014 had de Nederlandse pluimveesector te maken met een H5N8-uitbraak. Er zijn enkele verschillen met de huidige uitbraak. In 2014 werd het virus aangetroffen in mestmonsters van wilde smienten zonder dat er sprake was van sterfte; dit jaar is er wel sterfte bij wilde (water)vogels. Vooral bij trekkende eendensoorten, maar ook bij meeuwen en andere aasetende vogels is het virus aangetoond. Ook is het virus nu wijder verspreid: het is al op meerdere plekken in Nederland en Europa opgedoken.
Ruth Bouwstra, sectormanager Pluimvee en Paul de Kuyper, redacteur
samenleving
naar het bedrijf om de dieren te beoordelen. Dit team bestaat uit de eigen dierenarts, een GD-dierenarts en een dierziektespecialist van de NVWA. Als zij oordelen dat AI niet uit te sluiten is, dan worden swabmonsters genomen voor PCR-onderzoek (virusdetectiemethode). 2. E arly warning is gericht op het uitsluiten van AI. Voor het early warning-programma worden vijf dieren bemonsterd voor PCRonderzoek van een koppel dat weliswaar ziekteverschijnselen heeft, maar waar AI niet waarschijnlijk wordt geacht. Deze monsters kunnen worden opgestuurd naar Wageningen Bioveterinary Research. Er is al een aantal keer via dit monitoringssysteem laagpathogene AI opgespoord. Bij positieve monsters gaat eenzelfde specialistenteam als onder 1 naar het bedrijf om de zogenaamde ambtelijke monsters te nemen. 3. H et serologische monitoringsprogramma spoort laagpathogene AI-infecties op die subklinisch (zonder of met weinig ziekteverschijnselen) verlopen. Alle Nederlandse pluimveebedrijven worden minimaal één keer per jaar bij GD onderzocht op de aanwezigheid van antistoffen tegen vogelgriep met de AI-ELISA-test. Pluimvee op bedrijven met vrije uitloop zelfs elk kwartaal. Per monitoringsmoment worden er dertig bloedmonsters getapt, verdeeld over alle stallen. Bij meer dan 30 procent H5/H7-positieve monsters beoordeelt de NVWA of een specialistenteam naar het bedrijf moet voor een beoordeling en het bemonsteren van dieren voor PCR-onderzoek (zie onder 1). Kunnen we het vogelgriepvirus de wereld uit helpen? We zijn niet in staat AI-virussen bij wilde vogels te bestrijden. Omdat vogels altijd in beweging zullen zijn, loopt ook de commerciële pluimveesector altijd risico’s. Met strikte toepassing van hygiënemaatregelen kunnen pluimveehouders trachten het virus buiten hun stallen te houden. Bij kippen die buiten lopen is het lastiger om infecties te voorkomen. Voor de sector is het bestaan van vogelgriepvirussen een ‘fact of life’, maar u kunt veel doen om de risico’s zo klein mogelijk houden en de schade te beperken. Welke hygiënemaatregelen kan ik nemen om insleep van het virus te voorkomen? Het is belangrijk om extra aandacht te besteden aan uw bedrijfshygiëne. Het virus kan uw bedrijf binnenkomen door contact met uitwerpselen van besmette wilde (water)vogels, nieuw aangeleverd pluimvee dat al besmet was, besmette ratten en muizen, mestdeeltjes uit een besmette stal, en met besmette mest vervuilde materialen zoals kratten, maar ook schoeisel en kleding, niet alleen van bezoekers maar ook van de pluimveehouder zelf. Neem daarom de volgende hygiënemaatregelen in acht: 1. M aak een duidelijke scheiding met afsluitbaar hek tussen het bedrijfsterrein en de ruimte rondom het woonhuis. 2. Z org dat uw bedrijfsterrein en stallen afgesloten zijn voor bezoekers.
3. Zorg dat er geen mensen in de stal komen, tenzij noodzakelijk voor verzorging, reparaties of veterinaire zorg. Laat deze mensen douchen en stel bedrijfskleding en schoeisel ter beschikking. 4. Zorg ervoor dat het bedrijfsterrein niet aantrekkelijk is voor vogels en ongedierte. Zorg dat er geen waterplassen en voerresten aanwezig zijn. 5. Zorg voor een goede bestrijding van ratten en muizen, bij voorkeur door een professioneel bedrijf. 6. Zorg dat uw bedrijfsterrein overal schoon is en dat de looppaden regelmatig worden ontsmet, zeker wanneer uitwerpselen van vogels worden aangetroffen. Vergeet de bestrating rondom de silo niet. 7. Houd er rekening mee dat u, als pluimveehouder, ook smetstof kunt verspreiden. Houdt u zich daarom zelf ook aan de regels. 8. Om ieder risico te vermijden, is het belangrijk geen materialen van andere (pluimvee)bedrijven te gebruiken. Alle materialen die binnen het bedrijfsterrein worden gebracht eerst ontsmetten. 9. Voer bij nieuw aangeleverd pluimvee meerdere keren per dag een strenge gezondheidscontrole uit. Bij twijfel direct de practicus consulteren.
Pluimvee, december 2016 - 7
De familie Van der Kolk verving 58.000 reguliere vleeskippen door 33.000 dieren van het traaggroeiende ras Hubbard 757.
8 - Pluimvee, december 2016
“Er is veel minder uitval, en we gebruiken bijna geen antibiotica meer�
reportage
FAMILIE VAN DER KOLK STAPTE OVER VAN REGULIER NAAR TRAAGGROEIEND
“De winst zit ‘m in de staart” Overstappen van regulier naar traaggroeiend: veel pluimveehouders dromen erover, en familie Van der Kolk in Bornerbroek waagde de sprong. Anderhalf jaar geleden werden de (snelgroeiende) 58.000 reguliere vleeskippen vervangen door in totaal 33.000 dieren van het traaggroeiende ras Hubbard 757. Tot groot genoegen van het gezin, vertelt moeder Gerdien. “Het is veel rustgevender.” Een traditioneel familiebedrijf, dat is het pluimveebedrijf van de familie Van der Kolk. Vader Henk is er geboren, moeder Gerdien kwam bij de maatschap in. Bijna honderd jaar geleden, in 1920, was het bedrijf al van een Van der Kolk - Henks opa. Toen nog met legkippen, maar sinds eind jaren tachtig lopen er vleeskuikens. Tot de geruststelling van zijn ouders neemt zoon Johan het bedrijf over, die nu ook in de maatschap zit. ‘De directeur’, zo noemt zijn moeder hem gekscherend. Naast Johan zit zijn vriendin Rieneke, die momenteel aan het intrekken is, en dierenarts Peter Hilderink van DGC Twente schuift ook even aan. Het is een keukentafel vol glimlachende gezichten. Kostenplaatje Het gezin begon al zo’n drie jaar geleden te spelen met het idee iets anders te gaan doen, vertelt Johan. “We hebben toen bij de slachterij aangegeven dat we wel wat met traaggroeiende dieren wilden als er ruimte was. Ze zochten er steeds meer mesters bij. Eerst de kleinere, maar na een tijdje kwamen ze ook bij ons. We maakten de afweging van de kosten en opbrengsten, en dat kon. Toen zijn we overgegaan.”
Pluimvee, december 2016 - 9
Of een traaggroeiend ras bij je past, hangt af van hoe je als persoon bent, denkt Johan.
“Je kunt sturen met de dichtheid van het voer. Dat zijn het gas en de rem die je hebt”
Voor het dierenwelzijn is het niet begonnen, zegt Johan. “Je doet een reguliere kippenhouder tekort als je zegt dat daar minder welzijn is.” Dat vindt Henk ook. “Andere kuikens worden net zo goed verzorgd. Als ze ziek zijn doe je het niet goed. Je kunt ook een reguliere kip hebben die een topper is.” Toch is daar wel duidelijk verbetering in gekomen, zegt hun dierenarts. “Sinds jullie dit concept hebben is de uitval per dag drastisch minder. Jullie hebben sinds de overstap nog maar één koppel behandeld. Het is anders.” Relaxter Wat er precies anders is? Volgens moeder Gerdien vooral dat het werk een stuk relaxter is. “Vroeger werd je al zenuwachtig als het buiten warm begon te worden. Als het net het verkeerde moment in de ronde was stikten de kippen gewoon. Daar kon je niet tegen ventileren” Dat gaat nu veel beter, zegt Peter. “Met minder kuikens is het veel makkelijker ventileren.” Dat was best even slikken. Met de helft minder kuikens een even hoge opbrengst halen, dat zou een uitdaging worden. De kuikens mogen maximaal 45 gram per dag groeien en er mag uiteindelijk niet meer dan 30 kilo op een vierkante meter zitten. De kunst is om zo dicht mogelijk bij die normen te zitten. Dat is nog best een opgave. “Je gaat gewoon proberen. Na drie koppels weet je of je ongeveer goed zit.” Het voordeel op dit bedrijf is dat ze zelf het voer mengen, zegt de dierenarts. “Vooral met tarwe kunnen ze goed sturen. Dat houdt in dat je het heel erg in de gaten moet houden. Je moet ze elke dag wegen en daar het percentage tarwe in het voer op aanpassen. Ze mogen niet vasten, dus je kunt het sturen met de dichtheid van het voer. Dat is het gas en de rem die je hebt.” Nog net zo druk “Er wordt veel over gepraat”, vervolgt vader Henk. “Als je tien kuikens per vierkante meter minder hebt, hoe maak je dan winst? Het zit ‘m in de staart, het is alles bij elkaar.” Minder werk is het niet, waarschuwt Johan. “Je bent er nog net zo druk mee. Het betaalt zich vooral terug in de hogere opbrengstprijs.”
10 - Pluimvee, december 2016
Voor Johan en Henk is het vooral het daglicht in de stal. “Dat is wel heel bijzonder. Je kunt je er als pluimveehouder niet direct iets bij voorstellen, maar het is heel anders”, zegt Henk. “Dat werkt heel plezierig”, valt zijn zoon hem bij. De ramen in de stal – in de zijkant en niet in het dak – zijn zo gemaakt dat je naar buiten kunt kijken. En voor de kuikens is het fijn dat de instraling niet te groot is. Als het warm is, en de zon schijnt, dan schijnt hij niet rechtstreeks op de dieren. Dat scheelt weer voor de warmte. Meer tijd om te herstellen De overgang op traaggroeiende dieren is niet alleen voor de pluimveehouder fijner. “Er is veel minder uitval, en we gebruiken bijna geen antibiotica meer.” Daar heeft Henk zo zijn eigen verklaring voor. “Ik heb het idee dat omdat de daggroei lager is, ze meer dagen de tijd hebben om te herstellen. Een regulier kuiken heeft veel minder tijd om beter te worden.” Hun dierenarts geeft nog een verklaring: “Topsporters zijn sneller ziek. Dat werkt zo bij mensen, maar ook bij kippen. Traaggroeiende kippen hoeven niet op hun tenen te lopen.”
Yoni Pasman, redacteur
Sterren hebben de vleeskippen niet. Daarvoor moeten de dieren ook kunnen scharrelen en dat zien de familieleden niet zitten, zegt Henk. “Dat vind ik veel te link. We zitten in een natuurgebied met veel water. Er komen hier veel watervogels aangevlogen. Het risico op ziekten als vogelgriep is hier gewoon te groot.” Maar de manier van werken is goed zo. “Bij ons past het”, zegt Henk. Of het voor iedereen geschikt is? Het gezin denkt van niet. Het hangt af van hoe je bent als persoon, denkt Johan. “Het ras is veel wilder. Ze reageren veel meer op bewegingen. Als jij een heel druk persoon bent dan heb je het ook heel druk met deze kuikens.” Voor moeder Gerdien is het misschien rustgevender, maar de kippen zelf zijn er niet minder rustig om. Ei van Columbus Henk beaamt dat het soms een behoorlijke klus is om de kuikens zo optimaal mogelijk op te fokken. “Je bent ermee bezig en je blijft ermee bezig.” Maar het gaat goed volgens Johan. “We hebben niet het ei van Columbus gevonden, elk koppel reageert weer anders. Dus je moet elke keer weer aanpassingen doen.” Je hebt het niet altijd in de hand, zegt moeder Gerdien. “Het blijft levend spul.”
reportage
“Met minder kuikens is het veel makkelijker ventileren” Terug naar regulier zou het gezin niet meer doen, zegt Johan. “Ja je weet natuurlijk niet wat er gebeurt. Dit concept moet natuurlijk wel gehandhaafd blijven. Als het moet, dan kunnen we morgen weer terug.” Er is geen investering overboord, zegt de dierenarts. Maar ook Peter ziet dat het de familie voor de wind gaat met deze verandering. “Het was een uitdaging, maar die is succesvol gebleken voor jullie.” En ook zakelijk gezien is het beter, zegt Henk. “Het pakt gelukkig financieel gunstig uit.” Zo kunnen er ook al plannen voor de toekomst gemaakt worden. Ze zijn momenteel bezig met een vergunning voor een nieuwe stal. “Die hopen we eind volgend jaar te kunnen bouwen, als alles helemaal goed gaat.” Eerst met 10.000 kuikens, traaggroeiende natuurlijk, daarna willen ze kijken of het er meer kunnen worden. Want ja, het bevalt, zegt Henk. “Het werkplezier is vele malen groter. De kuikens hoeven niet naar de top.”
De Van der Kolks hopen eind volgend jaar een nieuwe stal te bouwen.
Pluimvee, december 2016 - 11
Nieuwe DNA-technieken voor bestrijding Mycoplasma synoviae Mycoplasma synoviae (M.s.) is een besmettelijke bacterie die bij pluimvee kan leiden tot luchtweg- en gewrichtsproblemen en eierschaalafwijkingen. GD-onderzoeker Remco Dijkman ontwikkelde twee nieuwe testen: een waarmee M.s. beter kan worden opgespoord, ook bij gevaccineerde dieren, en een waarmee hij het DNA van aangetroffen bacteriën kan typeren. Hij promoveerde op dit onderzoek aan de Universiteit Utrecht. “M.s. kan luchtzakontstekingen, ontstoken gewrichten en eischaalpuntafwijkingen veroorzaken”, vertelt Remco. Met name die laatste twee zorgen voor veel schade, schrijft de GD-onderzoeker in zijn proefschrift. Gewrichtsproblemen geven veel ongerief bij de dieren en er worden meer kippen afgekeurd tijdens de slacht. Eischaalpuntafwijkingen leiden tot verhoogde breuk en eiproductiedaling. Vandaar dat met een landelijk bestrijdingsprogramma de strijd is aangebonden met M.s. met als doel het aantal infecties terug te dringen, zoals dat eerder succesvol is gedaan voor een andere pluimvee-mycoplasma, Mycoplasma gallisepticum (M.g.). De door Remco ontwikkelde technieken vormen de basis van dit programma. Onderscheidende PCR “Er is diagnostiek nodig om zo snel mogelijk aan te tonen of een koppel besmet is met M.s. Dat wordt nu vooral met bloedtesten (ELISA-testen) gedaan”, legt Remco uit. “Nadeel hiervan
12 - Pluimvee, december 2016
is dat het na een infectie een tijdje duurt voor je antistoffen in het bloed kunt aantonen, terwijl dieren dan al wel besmettelijk zijn. Bovendien is het met ELISA niet mogelijk om geïnfecteerde van gevaccineerde dieren te onderscheiden. Remco: “Als je gaat vaccineren (M.s.-vaccin MS-H wordt sinds 2012 gebruikt), reageert een lichaam op dezelfde manier als op een infectie, namelijk door antistoffen aan te maken. Die antistoffen door vaccinatie worden net zo goed door de ELISA aangetoond als antistoffen door een infectie. Dat bemoeilijkt dus de detectie en effectieve bestrijding van M.s.” Het aantonen van de bacterie zou een betere methode zijn, maar dan moet een onderscheid gemaakt kunnen worden tussen veld- en vaccinstam. Remco ontwikkelde daarom tijdens zijn promotietraject een zogenaamde DIVA-test. DIVA staat voor differentiate infected from vaccinated animals. Met deze DIVA-test kun je onderscheid maken tussen een M.s.-veldstam en de MS-H-vaccinstam, en zo geïnfecteerde van gevaccineerde dieren onderscheiden.” Sinds 2014 wordt deze onderscheidende test gebruikt in het bestrijdingsprogramma voor M.s. Brononderzoek Omdat het in de bestrijding van M.s. ook van belang is te weten wat de herkomst is van de gevonden bacteriën, ontwikkelde Remco een test waarmee hij het DNA van gevonden stammen kan typeren en vergelijken. “Hiermee kun je besmettingsroutes in beeld brengen. Als op een bedrijf steeds dezelfde stam de kop opsteekt, kan dat wijzen op een blijvende en terugkerende infectie. Worden er in de tijd verschillende stammen gevonden, dan lijkt er eerder sprake van een infectie door een nieuwe introductie. Daarvan kun je de bron opsporen: bijvoorbeeld
Paul de Kuyper, redacteur
insleep via het transport van dieren.” Dit kan leiden tot bedrijfsspecifieke (hygiëne)adviezen. Remco gebruikt voor het typeren van een stam de DNAsequentiedata van een set met M.s.-specifieke genen, de MLSTtechniek (multilocus sequence typing). “Die techniek wordt al toegepast voor andere bacteriën. Wij hebben nu een MLST ontwikkeld specifiek voor M.s. De test bleek geschikt voor zowel lokaal gebruik, ter ondersteuning van het in kaart brengen van besmettingsroutes, als voor globaal gebruik, bijvoorbeeld onderzoek naar de geografische spreiding van verschillende stammen in de tijd.” Bedrijfshygiëne In vervolgonderzoek wil Remco bovendien onderscheid proberen aan te tonen tussen bacteriën die (nog) redelijk onschuldig zijn en bacteriën die al veel schade kunnen aanrichten (meer viru-
wetenschap
lente soorten). “Voor de monitoring maakt dat niet uit, want je wilt ze allemaal bestrijden. Maar het is wel belangrijk als je wilt vaststellen op welke manier en hoe snel je een bepaalde stam moet bestrijden.” “Voorkomen is beter dan genezen. Dat is natuurlijk een dooddoener,” zegt Remco, “maar ook in een bestrijdingsprogramma heel belangrijk. Je moet je bedrijfshygiëne op orde hebben en houden, en de ontwikkelde testen kunnen daar mogelijk bij helpen. Als je weet hoe besmettingsroutes lopen, kun je aan de hand daarvan maatregelen nemen om je bedrijfshygiëne aan te pakken. Bijvoorbeeld door voorwaarden te stellen aan bezoekers of ze beter voor te lichten, of verbetering van reiniging en desinfectie.” Remco Dijkman promoveerde 20 september aan de Universiteit Utrecht.
Pluimvee, december 2016 - 13
MA5 QX 4-91
IB vaccins nu samen toe te passen! MA5+QX of MA5+4-91 Infectieuze Bronchitis (IB) is een aandoening die bij kippen verschillende varianten kent. IB heeft verschillende ziektebeelden tot gevolg; van luchtwegaandoeningen en eiafwijkingen tot natte mest. Goede en betrouwbare bescherming tegen IB is daarom noodzakelijk! Vaccineer uw kippen vanaf dag één met IB MA5 in combinatie met QX, of MA5 in combinatie met 4-91. Beide combinaties geven een bescherming tegen Massachusetts en daarnaast kunt u kiezen voor een bescherming tegen QX of 4-91. Aan u de keus! Nobilis IB Ma5, bevat per dosis levend aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts, stam Ma5: ≥ 103.0 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen tegen respiratoire aandoeningen veroorzaakt door aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Een geringe en voorbijgaande vaccinatiereactie kan voorkomen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de leeftijd van 1 dag via respiratoire, oculo-nasale, oculair/intranasale of intranasale vaccinatie of vanaf de leeftijd van 4 weken via orale vaccinatie. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Maternale antistoffen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin in combinatie met enig ander vaccin, behalve Nobilis IB 4-91 of Nobilis IB Primo QX voor spray of intranasale/oculaire toediening vanaf 1 dag oud. Gelijktijdig gebruik van twee vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en het ontstaan van nieuwe varianten. Lees voor gebruik de productinformatie van Nobilis IB 4-91 of Nobilis IB Primo QX. REG NL 8106 UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB Primo QX, bevat per dosis levend geattenueerd aviair infectieus bronchitis virus, stam D388: 104.0 - 105.5 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen ter vermindering van respiratoire verschijnselen van aviaire infectieuze bronchitis veroorzaakt door QX-verwante varianten van het infectieuze bronchitis virus. Contra-indicaties: Niet gebruiken tijdens de leg of in de 4 weken voorafgaand aan de legperiode. Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen kunnen na vaccinatie milde voorbijgaande respiratoire reacties (inclusief neusuitvloeiing) optreden gedurende minimaal 10 dagen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of oculo-nasale toediening. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Het vaccinvirus kan zich tenminste 20 dagen na vaccinatie verspreiden tussen vogels die in aanraking komen met elkaar. Het is belangrijk om introductie van het IB D388 vaccinvirus te vermijden in bedrijven waar de wild-type stam niet aanwezig is. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin bij gebruik in combinatie met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gemengd gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op recombinatie van de virussen en mogelijk het ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 113557 (EU/2/14/174/001–004) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB 4-91, bevat per dosis levend geattenueerd aviaire infectieuze bronchitis virus (IBV), variant stam 4-91: ≥ 3,6 log10 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen om de respiratoire verschijnselen van infectieuze bronchitis veroorzaakt door de variant stam IB 4-91 te verminderen. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Vaccinatie met Nobilis IB 4-91 kan milde respiratoire ziekteverschijnselen veroorzaken die gedurende enkele dagen aan kunnen houden, afhankelijk van de gezondheid en conditie van de kippen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of intranasale/oculaire toediening, via drinkwater vanaf zeven dagen leeftijd. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Nobilis IB 4-91 is bedoeld om kippen te beschermen tegen respiratoire ziekteverschijnselen die veroorzaakt worden door IBV variant stam 4-91 en dient niet gebruikt te worden als vervanging voor andere IBV vaccins. Het product dient alleen gebruikt te worden nadat vastgesteld is dat IBV-variant stam 4-91 in een gebied epidemiologisch relevant is als ziekteverwekker. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gelijktijdig gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en het mogelijk ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 9801 (EU/2/98/006/001-010) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter.
MSD Animal Health | 0485-587654 | info@msd-animal-health.nl | www.msd-animal-health.nl
Jeanine Wiegel, dierenarts pluimvee
monitoring
Aandacht voor Marek: ook bij vleeskuikens Het Marekvirus is het afgelopen jaar enkele keren aangetoond bij vleeskuikens. Wat is de ziekte van Marek nu eigenlijk en wat betekenen deze gevallen? De ziekte van Marek is een lymfoproliferatieve aandoening. Dat houdt in dat er tumorvorming plaatsvindt van weefsel dat afweerstoffen produceert. Het is een veelvoorkomende aandoening bij kippen. De ziekte wordt veroorzaakt door een herpesvirus, ook wel Marek Disease Virus genoemd. Het virus komt algemeen voor in de omgeving en is ongevoelig voor veel invloeden van buitenaf. Infecties bij commercieel pluimvee zijn bijna niet te voorkomen. De schade wordt zoveel mogelijk beperkt door preventieve maatregelen zoals vaccinatie. Klassieke en acute vorm De ziekte van Marek kent verschillende uitingsvormen. De klassieke, neurale vorm is het gevolg van aantasting van diverse lichaamszenuwen en uit zich door zenuwverschijnselen bij aangetaste dieren, zoals verlammingen. De acute of viscerale vorm gaat gepaard met tumorvorming in diverse inwendige organen en uit zich vaak door plotselinge hoge uitval. De huidvorm met gezwollen veerfollikels en de oogvorm met afwijkende vorm en kleur van de iris van het oog en blindheid als gevolg kunnen ook voorkomen.
Sectie op dieren met verschijnselen en microscopisch onderzoek van aangetaste weefsels kan aanwijzingen geven voor Marek. In combinatie met aanvullende onderzoeken, zoals PCR, kan uitsluitsel gegeven worden. Nieuwe PCR-technieken maken het mogelijk om de hoeveelheid virus in bepaalde weefsels te bepalen. Preventie Behandeling van de ziekte van Marek is niet mogelijk. De focus ligt daarom op preventie. Vaccinatie is effectief, mits het vaccin correct bewaard en toegediend wordt. Vaccinatie van vleeskuikens wordt in West-Europa niet uitgevoerd. Ondanks dat zijn uitbraken van de ziekte bij vleeskuikens uitzonderlijk.
Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de dier gezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.
Reiniging en desinfectie Nu er concepten zijn waarin de dieren langer dan 42 dagen gehouden worden, dient rekening gehouden te worden met klinische verschijnselen van de ziekte van Marek. Maar de ziekte komt ook op jongere leeftijd voor. Er zijn gevallen beschreven van uitbraken van de ziekte van Marek in koppels van drie Ă vier weken leeftijd. Ter preventie moet gedacht worden aan goede reiniging en desinfectie om het besmettingsrisico op heel jonge leeftijd te verkleinen of, in het uiterste geval, aan vaccinatie.
Pluimvee, december 2016 - 15
Uit het lab: de MALDI-TOF
Bij het vermoeden van een bacteriële infectie is het noodzakelijk te achterhalen om welke bacterie het gaat, zodat de behandeling zo gericht mogelijk ingezet kan worden. Hiervoor is bacteriologisch onderzoek nodig en aanvullend een antibioticumgevoeligheidsbepaling van de bacterie. Voor het identificeren van de geïsoleerde bacteriën maakt het GD-laboratorium gebruik van de MALDITOF: een apparaat dat snel en accuraat een uitslag geeft. Binnen 48 uur nadat het monstermateriaal bij ons binnenkomt, kunt u al de uitslag verwachten. Wat gebeurt er in de tussentijd? Stap 1: monster scannen Het begint met het inschrijven van het monstermateriaal. We controleren het ingestuurde materiaal met de informatie op het bijgeleverde formulier, zodat we zeker weten dat later de juiste uitslag bij het juiste bedrijf komt. Zijn de monsters ingeschreven, dan gaan ze meteen door naar de scanner: hier worden de monsters in ons systeem gezet. Stap 2: kweek Nadat het monster is ingeschreven, kan het bacteriologisch onderzoek beginnen. Met een entoog – een plastic stokje met een rondje eraan – of een swab – een wattenstaafje - wordt
16 - Pluimvee, december 2016
monstermateriaal op steriele wijze uitgestreken over een voedingsbodem waarop bacteriën goed kunnen groeien. Het strijken over de voedingsbodem gebeurt zodanig dat na een dag wegzetten van de plaat bij een temperatuur van 37 graden Celsius losliggende, bacteriekolonies zichtbaar zijn. Sommige bacteriesoorten groeien langzamer, waardoor ze pas na 48 of 72 uur zichtbare groei vertonen. Na 24 uur beoordeelt de analist de groei op de voedingsbodem: zijn er kolonies zichtbaar? Zo ja, hoe zien ze er dan uit? Hierbij is ervaring van groot belang. Ervaren analisten kunnen vaak al snel aan bepaalde kenmerken zien dat het bijvoorbeeld om E. coli of enterokokken gaat. Dit geeft de analist al een eerste aanwijzing. Deze kenmerken noemen we de koloniemorfologie. Stap 3: de MALDI-TOF Om het helemaal zeker te weten gaat een beetje materiaal van de verdachte kolonies in de MALDI-TOF. Daarvoor worden de kolonies met een soort tandenstoker aangetipt en uitgesmeerd op een gemarkeerd spotje op een roestvrijstalen plaatje, met in totaal 96 spotjes. Dat laat de analist even drogen en dan gaat er een ‘goedje’ overheen, de zogenaamde matrix. Wanneer de MALDI-plaat de MALDI-TOF in gaat, wordt die namelijk beschoten met laserlicht. De matrix zorgt voor een goede warmteoverdracht naar het koloniemateriaal.
uit het lab
Annet Heuvelink, onderzoeker R&D en Yoni Pasman, redacteur
HOE WERKT DE MALDI-TOF? Versnelling
Reistijd
De MALDI-plaat Elektrisch veld: hier worden wordt hier de eiwitten beschoten versneld. met laser.
In de MALDI-TOF barsten de bacteriecellen open, en komen de eiwitten vrij. Die ioniseren, dat wil zeggen dat ze positief geladen worden, en vervolgens worden ze vluchtig: ze komen in de gasfase. In het apparaat worden ze versneld in een elektrisch veld, en in een vacuĂźmbuis schieten ze dan omhoog. De lichtere eiwitten zijn eerder aan het eind dan de zwaardere. De eiwitten worden dus gescheiden op basis van massa. De tijdsduur die een molecuul nodig heeft om de detector te bereiken, is dus een maat voor de massa van het molecuul. Die informatie is belangrijk voor het identificeren van de bacterie. De detector aan het einde van de buis registreert het als er een eiwitmolecuul aan het eind is. Welke pieken kenmerkend zijn voor elke bacteriesoort staat genoteerd in een bibliotheek, die de fabrikant van de MALDI-TOF zorgvuldig heeft samengesteld. De software bepaalt aan de hand hiervan binnen enkele seconden om welke bacteriesoort het gaat. Het hele proces, van begin tot eind, duurt niet langer dan tien minuten.
Detector: de snelheid waarmee de eiwitten boven komen zegt iets over de identiteit van de bacterie.
Stap 4: de uitslag De uitslag van de MALDI-TOF is de definitieve uitslag die u krijgt. Meestal ontvangt u een (deel)uitslag tussen de 24 en 48 uur na insturen van het materiaal per mail. Wanneer u ook een antibioticumgevoeligheidsbepaling heeft aangevraagd, dan ontvangt u de uitslag van het bacteriologisch onderzoek, mĂŠt daarbij de uitslag van de gevoeligheidsbepaling (in de regel) na 48 tot 72 uur. In dit geval is dit uw einduitslag. Uitslagen De uitslag(en) kunt u bespreken met uw eigen dierenarts. Wilt u overleggen over een plan van aanpak of de beste maatregelen op uw bedrijf om nieuwe ziektegevallen te voorkomen? Neem dan gerust contact op. Ontvangt u uw GD-uitslagen nog niet per e-mail? Geef dan zo snel mogelijk uw e-mailadres aan ons door via de klantenservice van GD: 0900 1770 (kies optie 4 voor Pluimvee).
Pluimvee, december 2016 - 17
MET VMP KAN DIERENARTS POSITIE CLAIMEN, ZEGT ROB VRIENS
Jezelf bewijzen met kennis en kunde Je positie innemen als dierenarts, dat is wat leden van Veterinaire Monitoring Pluimvee (VMP) doen. Voorzitter Rob Vriens vindt dat dierenartsen in het veld zelf het heft in hand moeten nemen om invloed uit te oefenen in de sector. De pluimveehouder wordt zo het best bediend. “Dat kan alleen op basis van kennis en kunde.�
18 - Pluimvee, december 2016
Yoni Pasman, redacteur
Een samenwerkingsverband waarbij dierenartsen kennis en ervaringen kunnen uitwisselen, dat was het doel waarmee Jan Workamp, destijds sectormanager Pluimvee bij GD, leven blies in VMP. Dat Vriens als voorzitter werd gevraagd is omdat Vriens naar eigen zeggen ‘niet iemand is die zijn mond houdt’. “Jan zei: als we er echt wat van willen maken, moet de voorzitter wel iemand zijn die wat durft.” Gruwelijk overgeslagen Vriens ziet het als zijn taak om dierenartsen in te laten zien dat ze zich moeten laten gelden. “Als een ziekte uitbreekt, dan wordt de dierenarts gruwelijk overgeslagen. Bijvoorbeeld met de vogelgriep. Er worden allerlei instanties betrokken om te praten over een aanpak, maar de dierenarts zit er niet bij.” Dat ligt niet alleen aan de sector, maar ook aan de dierenarts zelf, zegt de voorzitter. “Het is een wisselwerking. We hebben een gecompliceerde sector, met overal dezelfde spelers. Dierenartsen zijn wat dat betreft versnipperd. En ze hebben ook niet altijd de behoefte om iets te doen.” Pluimveehouder bedienen Maar de rol verandert, vertelt Vriens. “Uiteindelijk is het de pluimveehouder die goed bediend moet worden. De positie vanuit het dier wordt daarom steeds belangrijker. De dierenarts kan daarbij de leidende rol nemen.” Maar dat gaat niet vanzelf, daarin is Vriens resoluut. “Wil je die rol krijgen, dan moet je hem opeisen, je moet zelf moeite doen. Dat kan alleen met kennis en kunde, en dat moet je elke dag bewijzen.” Daarom gaat het bij VMP veel over diagnostiek. “Dat wordt steeds moeilijker. Vroeger was het zo dat een legkip die zich niet lekker voelde gewoon zijn eieren optrok. Die nam een paar ATV-dagen, zeg maar. Nu blijven de kippen maar eieren leggen; ze zitten genetisch anders in elkaar. Diagnostiek is nu gecompliceerder.” Er wordt in het veld weleens wat geroepen, zegt de dierenarts. Het wereldje is klein. Zo ook onlangs met pokken. “Er wordt dan gezegd: de kippen hebben dat. Elke dierenarts hoort dat, en denkt, het zal wel kloppen, het zijn pokken. Maar als we dat dan als groep bespreken wordt duidelijk dat het gebaseerd is op gebrekkige informatie. En met de verzamelde data en casuïstiek, komen er twijfels. Zijn het wel pokken? Nee, volgens ons niet.” Data delen Zo’n platform gaat er dan ook over dat je communiceert. En data deelt. Dat laatste is nog een heikel punt. Een van de voorwaarden van een lidmaatschap was dat de helft van alle verzamelde data werd gedeeld met VMP. “Dat is logisch: het is pas wat waard als iedereen meedoet.” Maar het ging nog niet voorspoedig. “De afgelopen jaren hebben dierenartsen al steeds
interview meer papierwerk erbij gekregen. Net als ik haalde het gros de eis niet.” Bovendien kan het niet anoniem: dus als je klant het liever niet wil, kan het niet. Om toch die kennis en kunde te bieden die zo belangrijk is in het veld, komt er daarom een nieuwe opzet. “We dachten: als je die data nou opknipt in meerdere, kleinere projecten. De dierenarts kan dan meedoen aan een concreet onderzoek, bijvoorbeeld naar een probleem dat hij of zij zelf in de praktijk ziet. Je hebt dan een klein raampje om informatie in te brengen. Het komt niet meteen in de grote bak.” De betrokkenheid wordt groter, denkt Vriens. Er is bijvoorbeeld feedback. “Je hebt ergens in geïnvesteerd, en je krijgt er ook iets voor terug.” Gumboro-pilot Een mooi voorbeeld van zo’n pilot is volgens Vriens het onderzoek naar Gumboro-titers. “De ziekte van Gumboro is de laatste jaren aan het doorsudderen, meer dan de jaren ervoor. Terwijl er wel gevaccineerd wordt tegen Gumboro.” Het zou dus aan de manier van vaccineren kunnen liggen, was de gedachte. Daarom werd een pilot gestart waarbij een aantal praktijken werd gevraagd bloedmonsters te laten onderzoeken. “Er moest toch getapt worden voor Newcastle Disease, dus het kostte niet veel extra moeite.” Wat bleek? De hypothese klopte, er was onvoldoende titeropbouw door onder meer lagere doseringen vaccin. Er werd gevaccineerd met halve doseringen. “Dat is onvoldoende. Het is misschien goedkoper, maar het is link om te doen. Je moet wel fatsoenlijk vaccineren.” Een dierenarts kan daar iets mee, zegt Vriens. “Het kan een argument zijn om de pluimveehouder te overtuigen. Vaccineren moet goed gebeuren, niet om onze portemonnee te spekken, maar om gewoon vrij van bijvoorbeeld Gumboro te zijn.” Vriendenclubjes De dierenarts moet zijn positie claimen, benadrukt Vriens. Nu meer dan ooit. “Bijeenkomsten tussen pluimveedierenartsen waren tien jaar geleden nog vooral vriendenclubjes die naar wetenschappelijke verhalen luisterden en zo hun kennis vergrootten. Dat is nog steeds wel, maar de wereld was toen anders, veel eenvoudiger. Maatschappelijk verantwoord ondernemen kwam toen niet ter tafel. Dat begint te komen. Thema’s als antibioticumgebruik, dierenwelzijn en regelgeving komen ook steeds meer aan de orde, daar moeten we ons op z’n minst tegenaan bemoeien.” Dat GD daaraan bijdraagt staat buiten kijf. “Ik doe GD’ers tekort als ik zeg dat GD een faciliterende rol heeft voor VMP. De wisselwerking is belangrijk, er wordt eerlijk en duidelijk gecommuniceerd. We doen het samen, samen kun je heel veel. Daar is VMP een mooi uithangbord voor.”
Pluimvee, december 2016 - 19
Breeding for 500 first quality Eggs! 500400300-
Verlengde lagecampseweg 4, 4051 CG Ochten, Nederland tel: 0031 (0)344 641 349 www.hetankerbv.nl Beselarestraat 155. 8940 Geluwe, BelgiĂŤ tel: 0032 (0)56 511 318 www.verhaeghe-hetanker.be
Heiberg 26-A, 5504 PB Veldhoven, Nederland tel: 0031 (0)40 253 2732 www.vepymo.com Nieuwstraat 2, 2382 Poppel, BelgiĂŤ tel: 0032 (0)14 654 140 www.vepymo.com
Eva Onis, communicatieadviseur pluimvee
coccidiose
COCCIDIOSEMONITORING
Bepaal de juiste coccidiose-aanpak De ziekte coccidiose, die veroorzaakt wordt door de parasiet Eimeria, kan leiden tot ernstige klinische problemen en economische schade. Met het monitoringsprogramma van GD krijgt u inzicht in de coccidiosestatus van uw koppel, zodat u de juiste behandelstrategie kunt bepalen.
De parasiet Eimeria is algemeen aanwezig in de omgeving en is goed bestand tegen allerlei invloeden van buitenaf. De oöcysten (de ‘eitjes’) van deze parasiet kunnen na weken in de mest of maanden in aarde nog steeds infectieus zijn. Hoewel we vaak over ‘coccidiose’ spreken, is deze term eigenlijk een verzamelnaam voor vijf ziektebeelden die elk door een andere Eimeriasoort (E. acervulina, E. brunetti, E. maxima, E. necatrix en E. tenella) worden veroorzaakt. Daarnaast zijn er nog twee Eimeriasoorten (E. mitis en E. praecox) die geen specifiek ziektebeeld hebben maar wel schade kunnen veroorzaken. Vrijwel alle pluimveekoppels maken een vorm van coccidiose door. Vooral bij vleeskuikens treedt schade op door verminderde groei, verhoogde voederconversie en eventueel sterfte. Vinger aan de pols Met het monitoringsprogramma van GD wordt, met behulp van mestonderzoek, de coccidiose-uitscheiding van de zeven belangrijkste Eimeriasoorten in beeld gebracht. Het programma geeft inzicht in de aanwezige coccidiosesoorten en de ernst van de infectie(s). Door meerdere koppels achter elkaar te monitoren kunt u het effect van managementaanpassingen evalueren. Zo houdt u de vinger aan de pols.
Mestmonsters verzamelen Meer weten over de manier waarop u het beste mestmonsters kunt verzamelen in het kader van dit monitoringsprogamma? Bekijk dan de instructievideo op www.gddiergezondheid.nl/pluimvee.
Verschillende monitoringspakketten GD biedt monitoringspakketten aan voor bemonsteringsperioden van drie tot en met acht weken. Standaard adviseert GD om te bemonsteren vanaf veertien dagen leeftijd tot de slachtleeftijd. Mocht u echter vaccineren tegen coccidiose of eerder problemen verwachten, dan kan vanaf nul of zeven dagen leeftijd worden bemonsterd. MEER OVER COCCIDIOSEMONITORING WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/COCCIDIOSE-MONITORING
Pluimvee, december 2016 - 21
Tel. +31(0)342 - 786952 info@multiheat.eu • www.multiheat.eu
• Hoog rendement door Crossflow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecïente (lage weerstand) filters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen • Krachtige centrifugaal ventilator • Goedgekeurd voor fijnstofreductie
Duurzame oplossingen, doeltreffende installaties
Nieuwe types leverbaar 35-55 kW en 40-70 kW
ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER
Ionisatie van de stallucht in combinatie met full spectrum licht resulteert in: Schonere lucht, vrij van virussen, voor dier én mens
Ventilatiesystemen Koeling, Verwarming Warmtewisselaars
Agro
Voersystemen Dierweging
Bekijk voor al onze oplossingen en installaties onze website:
Verlichting (LED, TL)
www.etbvandebeek.nl
Farmmanager software
Rustige, vitale dieren Lagere infectiedruk, lager antibioticagebruik Hogere productie, lagere voederconversie Meer werkplezier en hoger rendement!
+31 (0)55 30 20 022
www.freshlightagri.com
Noodstroomvoorziening
De eierlift kost weinig en spaart uw rug. • stapelt 4 stapels tegelijk • niet meer tillen • eenvoudig en goedkoop • geen palletlift nodig • minimale plafondhoogte 2.20m. • werkt ook met pulp tray's • hoge capaciteit 3 min./pallet • ook 6 lagen stapelen mogelijk Frans Smolenaers, Boeket 4 6031 PR Nederweert mob. 0622690905
www.smolenaerseierliften.nl
Zie filmpje op WWW.SMOLENAERSEIERLIFTEN.NL
Nieuw combiruif Tegelijkertijd maagkiezel en luzerne voeren op 1 plek “Kijk op onze site”
80% minder bloedluizen binnen 2 weken
ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Neem contact op met: Marcel Koot T 0314-35 58 52 E marcel.koot@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl
de boer op
20%
GEEF OOK UW MENING VIA TWITTER In de vorige Pluimvee poneerden we een stelling waar u via Twitter op kon reageren. De stelling luidde: ‘De Nederlandse pluimveehouder is klaar voor het houden van hennen met onbehandelde snavels.’ Van de 14 stemmers was 79 procent het oneens met de stelling.
… VAN DE VLEES KUIKENS IS VAN EEN TRAAGGROEIEND RAS
Ook deze keer mag u uw mening weer geven. De stelling luidt: Over vijf jaar heeft 50 procent van de vleeskuikenbedrijven traaggroeiende kippen. U kunt uw antwoord tussen 16 en 23 december doorgeven via ons twitteraccount: @GD_Deventer. Uiteraard bent u van harte uitgenodigd uw antwoord toe te lichten met een reactie. GA NAAR WWW.TWITTER.COM/GD_DEVENTER
vraag & antwoord
VRAAG: WAT MOET IK DOEN ALS IK DODE WILDE VOGELS AANTREF IN DE BUURT VAN MIJN BEDRIJF? ANTWOORD VAN MERLIJN KENSE, PLUIMVEEDIERENARTS
In Nederland wordt door het Dutch Wildlife Health Centre (DWHC) onderzoek gedaan naar de doodsoorzaak onder wilde vogels. Dankzij dit onderzoek hebben we een indruk van de normale patronen in sterfte gedurende het jaar en kunnen we bovendien in een vroegtijdig stadium aanwijzingen krijgen dat er iets aan de hand is. Hierop kan vervolgens actie worden ondernomen. Als er sprake blijkt van botulisme kan bijvoorbeeld het water als zwemwater voor mensen en honden worden afgesloten. U kunt hieraan op de volgende wijze een bijdrage leveren. Als u meer dan drie dode watervogels of meer dan twintig andere vogelsoorten op één plek aantreft, dan kunt u dit direct melden bij
het landelijk meldpunt voor dierziekten van de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA), via het telefoonnummer (045) 546 31 88. Vindt u minder dan drie dode watervogels of minder dan twintig overige vogelsoorten dan kunt u dit melden bij het DWHC via het meldformulier op de website: www.dwhc.nl. Op een kaartje kunt u nauwkeurig aangeven waar u de dode vogels hebt aangetroffen. Raak de dode vogels zelf niet aan. Zowel het DWHC als de NVWA zal, afhankelijk van de melding, ervoor zorgen dat de vogels worden opgehaald voor onderzoek. Er zal worden gekeken waaraan de vogels zijn gestorven. Onderzoek naar de aanwezigheid van vogelgriep is hiervan een onderdeel.
Pluimvee, december 2016 - 23
diergezondheid volgens Erik Wolterinck Ze zijn de eerste in Nederland, en zelfs in West-Europa. Broederij Schotman in Lichtenvoorde vaccineert haar vleeskuikens tegen Gumboro en NCD in ovo, dus in het ei. Dat vraagt om veel zorgvuldigheid, vertelt eigenaar Erik Wolterinck samen met zijn dierenarts Paul Cornelissen van Pluimveepraktijk Noord & Oost. “De hygiëne luistert heel nauw. Er zit toch een gaatje in dat ei.” Bij broederij Schotman is uniformiteit tot een kunst verheven. “Omdat de dieren in het ei worden geïnjecteerd, is het belangrijk dat ze goed liggen. We vaccineren ze op 18,5 dag, en precies op 18 en een halve dag. Dan gaat het kopje naar beneden en de nek naar boven. Vaccineer je in een stadium eerder, dan steek je ze door het kopje.” Die precisie vraagt om een perfect synchroon broedproces, vertelt Erik. Dat begint al bij het voorbroedproces. “Anders heb je een grotere spreiding in de embryo-ontwikkeling en is de kans dat het fout gaat groter.” Desinfecteren Omdat er een gaatje in het ei wordt gemaakt moet alles schoon, schoon, schoon. CEVA, de leverancier van de vaccineermachine, controleert daarom elk hoekje en gaatje in het bedrijf op schimmels en gisten. En het desinfecteren van het ei begint al direct na de raap. “Dat moet al voordat het ei is afgekoeld, anders zuigt het bacteriën naar binnen tijdens het afkoelen.” Innovatie Naast dat het veel toewijding vraagt van de broederij, is het een enorm innovatief proces. Dat zit hem in de vaccinstof – vooral die voor Gumboro, die een soort vertraagde reactie geeft en daardoor veel eerder gebruikt kan worden – maar ook in de vaccineermachine. Een sorteermachine controleert de eieren, waarna een laser checkt waar de eieren zich bevinden. Met een tachtigtal naalden, die na elke injectie razendsnel worden ontsmet, worden de eieren dan binnen luttele seconden gevaccineerd, per uur wel 45.000 eieren. Het is duurder, geeft Erik toe. “Maar het is vele malen veiliger. Vaccineer je via het drinkwater, dan bereik je 70 procent van de dieren. Ik haal 100 procent.” “Ik geloof hierin, het is de toekomst. Het ontzorgt grote bedrijven.” En hij blikt ook alvast verder vooruit. “Als we straks beginnen met early feeding, dus in het ei extra voeding toevoegen, dan hebben wij al ervaring. Je moet continu vernieuwen, anders red je het niet.”
Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl