Pluimvee 65 juli 2017

Page 1

Samen werken aan diergezondheid

GD-magazine - juli 2017 - nummer 65

pluimvee

CORYZA-UITBRAAK Pluimveehouder Borgman: “De kippen doen het nu weer goed”

ONDERZOEK: Monitoring NCD bij vleeskuikens

001_PL65_cover.indd 1

UIT HET LAB: Wat komt er kijken bij sectie?

11-07-17 16:12


www.aviagen.com Tel: 0032 (0)14 44 37 70 – Fax: 0032 (0)14 46 08 37 – e-mail: salesplanning-epi@aviagen.com

002_PL65_inhoud.indd 2

11-07-17 16:16


voorwoord

METEN IS WETEN We kunnen trots zijn op een sector als de Nederlandse pluimveesector. Een sector die altijd vooroploopt in innovaties. Of je het nu hebt over stalinrichting, voerconcepten of pluimveegezondheid; de Nederlandse bedrijven behoren tot de wereldwijde top! Neem als voorbeeld de pluimveegezondheidsmonitoring. Een uniek landelijk systeem om de volgende doelen te behalen: 1) trends analyseren van bekende dierziekten, 2) het zo snel als mogelijk opsporen van dierziekteuitbraken en 3) het opsporen van tot nu toe onbekende aandoeningen. De resultaten van de monitoring worden elk kwartaal besproken in de begeleidingscommissie waar Kees Oomen de voorzitter van is. Een interview met hem leest u op pagina 20. De gegevens die verzameld worden door mensen uit de praktijk zijn de basis van het monitoringssysteem. Want meten is weten. Als er problemen zijn in het veld kan er overlegd worden met

GD en kunnen er monsters of dieren worden ingestuurd voor nader onderzoek. Op pagina 18 leest u wat er gebeurt als u pluimvee instuurt voor sectie. Prof. Dr. Dik Mevius legt op pagina 6 uit waarom het ook voor het verantwoord omgaan met antibiotica van belang is pluimveegezondheid te controleren. U, als pluimveehouder, speelt een essentiële rol om toekomstige doelen met betrekking tot antibioticagebruik te realiseren. Ook de manier waarop wij kunnen meten verandert snel. Op dit moment loopt er een project ‘fight flu’, waarin onderzoek gedaan wordt naar innovatieve meetmethoden om het risico op introductie van vogelgriep vast te stellen (pagina 9). Want wil Nederland bij de wereldtop blijven horen dan zullen we moeten blijven investeren in een goede pluimveegezondheidszorg. Wij werken daarin graag met u samen! Ruth Bouwstra, sectormanager pluimvee

inhoud 04 Actueel 06 Interview met onderzoeker Dik Mevius: “Lokale aanpak antibioticareductie werkt altijd”

Bereikbaarheid U kunt GD telefonisch bereiken via 0900-1770. Van maandag tot en met vrijdag van 08.00 tot 17.00 uur.

Tarieven Alle genoemde GD-tarieven in deze uitgave zijn exclusief btw en 9,95 euro basiskosten.

09 Fight Flu-project: op zoek naar nieuwe 10

Ophaaldienst voor sectie- en monstermateriaal Aanmelden: telefonisch 0900-202 00 12 (24 uur per dag). Wij halen het materiaal dan zo spoedig mogelijk bij u op. Sectie- en monstermateriaal kunt u brengen van maandag tot en met vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur.

10 Reportage: Coryza-uitbraak tijdens ophokplicht AI

COLOFON Pluimvee is een uitgave van de Gezondheidsdienst voor Dieren Redactie Eva Onis, Ruth Bouwstra, Merlijn Kense, Rob Nijland | Beeldredactie Wendy van de Streek | Eindredactie Margreet Pasman | Redactieadres GD, Marketing & Communicatie, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04, redactie@gddiergezondheid.nl, www.gddiergezondheid.nl | Productiecoördinatie Senefelder Misset Doetinchem | Basisontwerp Studio Kaap | Vormgeving X-Media Solutions Doetinchem | Druk Senefelder Misset Doetinchem | Abonnementen Pluimvee wordt gratis toegezonden aan relaties van GD. Een jaarabonnement (drie nummers) voor personen buiten de doelgroep kost 16,25 euro (excl. btw en verzendkosten) | Advertenties PSH Media Sales, T. 0314-35 58 00 | Verschijningsfrequentie drie keer per jaar | Suggesties Als u suggesties heeft voor dit blad, dan verzoeken wij u deze door te geven aan de redactie. Overname van artikelen is toegestaan uitsluitend na toestemming van de uitgever. ISSN: 1875-2594 Wilt u dit blad niet meer ontvangen of wilt u een adreswijziging doorgeven? Dat kan via 0900-1770, vraag naar klantdatabeheer (lokaal tarief) of mail naar brbs@gddiergezondheid.nl.

methoden om contact tussen wilde vogels en pluimvee te bepalen

14 Monitoring NCD bij vleeskuikens 18 Uit het lab: wat gebeurt er als u 18

pluimvee aanbiedt voor sectie?

20 Interview met Kees Oomen, voorzitter Begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid: “Monitoring is een uniek instrument”

23 De boer op 24 Diergezondheid volgens eendenhouder 20

Maikel Everink

Pluimvee, juli 2017 - 3

002_PL65_inhoud.indd 3

11-07-17 16:16


Nieuwe VMP

IBV-Variant 2 in aantocht?

VMP is een samenwerkingsverband tussen GD en practici voor de uitwisseling van kennis en ervaringen, met als doel het verbeteren van de gezondheidsstatus van de Nederlandse pluimveestapel. VMP wordt vanuit de beroepsgroep pluimveedierenartsen aangestuurd door het VMPplatform, bestaande uit drie pluimveedierenartsen en GD. Elk kwartaal organiseert VMP een bijeenkomst voor de deelnemende dierenartsen. Daar bespreken de aanwezigen actuele zaken. Als pluimveesector zijn we druk bezig om VMP uit te breiden. We willen meer data verzamelen en de contacten met de pluimveedierenartsen verder versterken, zodat we een nog beter beeld kunnen krijgen van diergezondheid in de sector. Dit gebeurt, in samenwerking met de aangesloten practici, mede door klein schalige pilotonderzoeken naar actuele onderwerpen. De deelnemende praktijken dragen de onderwerpen van de pilots zelf aan. Zo kunnen we dierenartsen en de sector beter informeren over actuele zaken en problemen. MEER OVER VMP WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/VMP

In West-Europa hebben we te maken met een aantal IBV-varianten. Stammen als Massachusetts, D274, D1466 zijn oude bekenden. De meest voorkomende stammen zijn die van het type D388 (QX) en 793B-4/91. Het Xindadi-type wordt nog geregeld aangetroffen, en incidenteel ook andere stammen. Elk jaar vinden we wel een paar onbekende stammen, bijvoorbeeld uit een ander deel van de wereld, die daarna zelden of niet meer worden aangetroffen. Een voorbeeld is het Q1-type, dat in Nederland sinds 2013 enkele malen is aangetoond, maar zich niet heeft weten te vestigen. Nieuw IB-type Een voor Nederland nieuw type IB-virus is Variant 2. Dit IB-type is al jaren dominant in het Midden-Oosten en dook een paar jaar geleden op in de Baltische staten. Inmiddels heeft Variant 2 zich binnen Polen flink verspreid en zijn er enkele Nederlandse koppels elders positief getest op deze stam. Of Variant 2 zich in Nederland weet te vestigen is niet te voorspellen.

Digitaal inschrijven, een update Met digitaal inschrijven werkt u aan een efficiënte en complete inschrijving. Niet alleen papierloos, maar ook minder foutgevoelig. U koppelt het materiaal en de onderzoeken namelijk online aan elkaar. Dit gebeurt aan de hand van de barcode op een individueel of groepsmonster. Sinds een paar maanden loopt er een pilot voor het digitaal inschrijven van pluimveemonsters via VeeOnline. Inmiddels zijn vier pluimveedierenartsen hiermee gestart. Aangestuurd onderzoek Na de zomer komt ook het aangestuurde onderzoek beschikbaar voor digitaal inschrijven. Het inschrijfgemak neemt daarmee nog verder toe. Het geeft zowel dierenartsen als veehouders beter en sneller inzicht in de resultaten van de onderzoeken in VeeOnline. Digitaal inschrijven komt in de toekomst ook beschikbaar voor pluimveehouders. Pluimveedierenartsen Bent u pluimveedierenarts? U kunt zich aanmelden voor Digitaal Inschrijven via pluimveeplanning@gddiergezondheid.nl, t.a.v. Floris Ruiterkamp. Een vrijblijvende demo bij u in de praktijk behoort tot de mogelijkheden. Goed overzicht met VeeOnline In VeeOnline heeft u een goed overzicht van diergezondheid. Op www.veeonline.nl vindt u de informatie van GD digitaal zoals uw labuitslagen. De informatie is actueel, altijd en overal beschikbaar en draagt bij aan een efficiënte bedrijfsvoering. Ga naar www.veeonline.nl en log in met uw Z login. Heeft u nog geen Z login, op www.veeonline.nl kunt u deze gemakkelijk aanvragen via de knop ‘login aanvragen’. MEER OVER DIGITAAL INSCHRIJVEN IN VEEONLINE WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/DIGITAAL-INSCHRIJVEN

4 - Pluimvee, juli 2017

004_PL65_actueel.indd 4

11-07-17 16:22


actueel

Pootproblemen bij leghennen

Digitaal factureren

De legsector wordt sinds begin 2017 geconfronteerd met hennen met afwijkingen van de poten. De afwijkingen worden als volgt gedefinieerd: de poten zijn droog en schilferig en het oppervlak van de schubben is onregelmatig. In de meeste gevallen zijn defecten aan de schubben te zien. De beschadigingen zitten op de middenvoet of op de bovenkant van de tenen (zie foto’s). De ernst van de aandoening kan variëren, in sommige koppels treedt verwonding op en is de uitval verhoogd.

Wilt u de GD-facturen digitaal ontvangen? GD maakt gebruik van Z factuur, een veilig en betrouwbaar digitaal portaal, dat onafhankelijk is van accountants en banken. Ook de overheid en diverse leveranciers maken gebruik van deze dienst.

Pilot Om een mogelijke oorzaak van het probleem te vinden en inzicht te krijgen in de omvang van het probleem is een werkgroep samengesteld, met daarin vertegenwoordigers van de veevoersector, dierenartsen en opfokorganisaties. Onder leiding van GD zal deze werkgroep relevante informatie verzamelen en verspreiden. Daarnaast is een pilotonderzoek gestart. Voor de pilot kunnen pluimveehouders van getroffen bedrijven via de eigen dierenarts gratis dieren inzenden voor sectie. Ook gaat de werkgroep een aantal koppels waarin deze pootproblemen voorkomen volgen. Voor vragen of meer informatie over deze pootproblemen kunt u contact opnemen met GD of uw eigen dierenarts.

De digitale factuur biedt tal van voordelen: • het is eenvoudig en snel; • alle facturen blijven zeven jaar online bewaard; • u raakt nooit meer facturen kwijt; • koppeling met uw boekhoudpakket is mogelijk (op aanvraag); • u beschikt bovendien over een online archief dat door de belastingdienst is goedgekeurd. U hoeft dus niet langer een papieren archief bij te houden. Wilt u overstappen op Z factuur en heeft u daarbij hulp nodig, neem dan contact op met onze klantenservice. Onze medewerkers helpen u graag verder. Telefoon 0900 1770 of stuur een e-mail naar info@gddiergezondheid.nl

Droog en onregelmatig oppervlak van de

MEER OVER DIGITAAL FACTUREREN OP

schubben en klein defect op de middenvoet (zie pijl)

WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/

Defect op de middenvoet

DIGITAAL-FACTUREREN

GD één van de hoofdsprekers op WVPA Edinburgh GD laat zich steeds vaker internationaal zien en is trots te vermelden dat GD-pluimveedierenarts Anneke Feberwee één van de hoofdsprekers is op het twintigste World Veterinary Poultry Association Congress (WVPA). Anneke Feberwee spreekt op dit congres over het ‘verleden, heden en de toekomst van aviaire mycoplasma’s’. Daarnaast zullen Wil Landman, Jeanine Wiegel, Sjaak de Wit, Remco Dijkman en Ruth Bouwstra ook enkele lezingen verzorgen. Het WVPA is een wereldwijde professionele vereniging voor pluimveedierenartsen en andere professionals op het gebied van aviaire gezondheid. Het WVPA houdt om de twee jaar een wereldcongres: in 2017 is dat in september, in Edinburgh (UK). GD heeft ook een stand tijdens het WVPA en hoopt daar veel experts van over de hele wereld te ontmoeten om kennis en ervaring te delen.

Pluimvee, juli 2017 - 5

004_PL65_actueel.indd 5

11-07-17 16:22


ONDERZOEKER DIK MEVIUS OVER ANTIBIOTICAREDUCTIE

“Een lokale aanpak werkt altijd” Medicijnen moeten werken. Dat geldt voor dieren, maar vooral ook voor mensen. Als het gaat om antibioticaresistentie, dan staan die twee niet los van elkaar. Bij het tegengaan en voorkomen van resistentie is dan ook een belangrijke rol weggelegd voor dierhouders, vertelt onderzoeker Dik Mevius. “Gezondheidscontrole is de toekomst.” Dat de verkoop van antibiotica in de Nederlandse veehouderij sinds 2011 met maar liefst 64 procent is gedaald, is iets om trots op te zijn, vindt Dik Mevius, één van de sprekers van de Workshop Antibiotica Pluimvee voor dierenartsen tijdens het Pluimvee Symposium op 18 mei in Eersel. Als onderzoeker op het gebied van antibioticaresistentie bij Wageningen Bioveterinary Research (WBVR) en hoogleraar aan de Faculteit Diergeneeskunde in Utrecht, is hij dagelijks bezig met antibioticareductie in de veehouderij. “Die daling zegt iets over het bewustzijn dat is ontstaan de afgelopen jaren.” Hoe het zover kwam? “Grenzen stellen en maatregelen doorvoeren.” Praktisch hield dat in dat er regelgeving moest komen. Resultaatverplichtingen en reductiedoelstellingen. Dat begon zo rond 2008, toen de eerste geluiden kwamen om met antibioticaresistentie aan de slag te gaan. “Onder maatschappelijke druk, en vooral ook door de vele aandacht van de media.” Dat zorgde er wel voor dat ook vanuit de sector zelf draagvlak kwam om met antibiotica aan de slag te gaan, zegt de onderzoeker. “De maatregelen werden bottum-up uitgevoerd.” ESBL-problematiek Dit heeft ervoor gezorgd dat er nu al een enorme ontwikkeling is op het gebied van antibioticareductie. En dat heeft dan weer invloed op de hoeveelheid resistente bacteriën die bij kippen gevonden worden. Zo is het percentage kipfilet waar ESBL’s (Extended Spectrum Beta-Lactamase) worden gevonden sinds 2011 gedaald van 100 procent naar 25 procent. Een mooi resultaat, al moeten we het belang van de overdracht van ESBL’s van kippen naar mensen niet overschatten, zegt Mevius. “Na jaren-

lang onderzoek kunnen we voorzichtig zeggen dat de kip niet de belangrijkste bron is van de ESBL-problematiek bij de mens. Dat is de mens zelf. Zelfs als alle kippen vrij van ESBL’s zouden zijn, zou het probleem niet zijn opgelost. Maar dat is uiteraard geen reden om te stoppen met de antibioticareductie.” Dat antibioticareductie in Nederland niet altijd als urgent wordt ervaren, begrijpt Mevius wel. “In Nederland zijn er weinig resistentieproblemen bij mensen. We zorgen er heel goed voor dat resistente bacteriën buiten onze ziekenhuizen blijven, zodat mensen er niet mee in aanraking komen. En bij de mens worden antibiotica terughoudend gebruikt. Toch is dit juist de reden dat er bij ons meer druk zit op een mogelijke bijdrage van niethumane bronnen zoals de veehouderij, dan in landen waar ook in ziekenhuizen de controle van resistentie veel minder goed is.” Verantwoordelijkheid We zijn dus goed bezig. En pluimveehouders hebben een belangrijke taak in die landelijke reductie. Hun rol is veranderd: waar zij vroeger nog zelf antibiotica aan de dieren konden

Rondzendoefeningen WBVR en GD organiseren samen rondzendoefeningen (Profiency testing schemes, PTS), bedoeld voor veterinaire laboratoria (en dierenartsenpraktijken die bacteriologisch onderzoek uitvoeren). Doel van deze samenwerking is harmonisatie en verbetering van de methode en kwaliteit van resultaten van bacteriekweken en antibioticumgevoeligheidstesten in de praktijk. Jaarlijks wordt een bijeenkomst georganiseerd voor de deelnemers waarbij de resultaten van de rondzendoefeningen en actualiteiten besproken worden. Naast deze samenwerking, vindt er regelmatig overleg plaats tussen onderzoekers van GD en WBVR over ontwikkelingen op het gebied van resistenties en antibioticumgevoeligheidstesten.

6 - Pluimvee, juli 2017

006_PL65_onderzoek_2p.indd 6

11-07-17 16:25


Yoni Pasman, freelance redacteur

interview

toedienen, ligt die verantwoordelijkheid nu bij de dierenarts. “Voor de pluimveehouder is het veel belangrijker controle te houden op de juiste voedsel- en drinkwatervoorziening en andere managementaspecten.” Hij vergelijkt het met de verzorging van kinderen. “Zorg ervoor dat de dieren gezond zijn en ga niet pas met ze naar de dokter als ze een snotneus hebben. Deze gezondheidscontrole is de toekomst.” En doordat de rol van de pluimveehouder verandert, is de rol van de dierenarts nóg belangrijker geworden, legt Mevius uit. “De controle van infectieziekten, het doen van diagnostiek en het bewustzijn van eventuele negatieve effecten van antibiotica ligt bij de dierenarts. Die fungeert daarin als poortwachter.” “We zien dat er grotere problemen zijn in landen die zuidelijker liggen. Bijvoorbeeld in België al. En hoe noordelijker, hoe beter het gaat met de antibioticaresistentie. Zo gaat het in Scandinavië heel goed. Wij horen bij die noordelijke landen.” Volgens Mevius valt dat verschil met de zuidelijkere landen onder andere te wijten aan een cultuurverschil. “Want de bacteriën hier verschillen niet veel van die van de zuidelijkere landen.” Maar er zijn ook andere oorzaken, zegt de onderzoeker. “Er wordt over het algemeen meer antibiotica gebruikt omdat de centrale regie er minder aanwezig is. Dat doen we in Nederland heel goed. Wij zitten dichter op de veiligheid en gezondheidscontrole.” Mindset Dat Scandinavische landen het nóg beter doen bij de antibiotica-aanpak, ligt ook aan de mindset, zegt de onderzoeker. “Ze accepteren daar meer uitval van jonge kuikens.” Sowieso ligt de oplossing voor een groot deel in anders leren denken. “Waar we voor moeten zorgen is dat het antibioticumgebruik helemaal transparant gemaakt wordt, zodat we ook kritisch kunnen zijn over of dat wel goed is. Laat anderen eens met je meekijken.” Vooral bewustzijn is belangrijk, zegt Mevius. En volhouden. “We gaan gewoon door. Het is belangrijk niet terug te vallen, want

het is makkelijk om weer goedkope antibiotica te gebruiken. De aandacht moet gaan naar preventieve gezondheidszorg en betere vaccins. De oplossing zit niet in een potje, maar in een algehele aanpak. Niet een ander additief, dat geeft alleen maar schijnzekerheid.” Er zijn geen excuses om níet minder antibiotica te gebruiken. “Als er in het buitenland slecht met antibiotica wordt omgegaan klinken er hier weleens geluiden dat het toch niet uitmaakt wat wij als klein landje doen. Maar als er iets duidelijk is geworden de laatste jaren, dan is het wel dat een lokale aanpak altijd werkt. Wat andere landen doen is dus geen argument. We hebben allemaal een belangrijke verantwoordelijkheid om het gebruik van antibiotica terug te dringen.”

Pluimvee, juli 2017 - 7

006_PL65_onderzoek_2p.indd 7

11-07-17 16:25


MA5 QX 4-91

IB vaccins nu samen toe te passen! MA5+QX of MA5+4-91 Infectieuze Bronchitis (IB) is een aandoening die bij kippen verschillende varianten kent. IB heeft verschillende ziektebeelden tot gevolg; van luchtwegaandoeningen en eiafwijkingen tot natte mest. Goede en betrouwbare bescherming tegen IB is daarom noodzakelijk! Vaccineer uw kippen vanaf dag één met IB MA5 in combinatie met QX, of MA5 in combinatie met 4-91. Beide combinaties geven een bescherming tegen Massachusetts en daarnaast kunt u kiezen voor een bescherming tegen QX of 4-91. Aan u de keus! Nobilis IB Ma5, bevat per dosis levend aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts, stam Ma5: ≥ 103.0 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen tegen respiratoire aandoeningen veroorzaakt door aviaire infectieuze bronchitis virus, serotype Massachusetts. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Een geringe en voorbijgaande vaccinatiereactie kan voorkomen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de leeftijd van 1 dag via respiratoire, oculo-nasale, oculair/intranasale of intranasale vaccinatie of vanaf de leeftijd van 4 weken via orale vaccinatie. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Maternale antistoffen kunnen het resultaat van de vaccinatie ongunstig beïnvloeden. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin in combinatie met enig ander vaccin, behalve Nobilis IB 4-91 of Nobilis IB Primo QX voor spray of intranasale/oculaire toediening vanaf 1 dag oud. Gelijktijdig gebruik van twee vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en het ontstaan van nieuwe varianten. Lees voor gebruik de productinformatie van Nobilis IB 4-91 of Nobilis IB Primo QX. REG NL 8106 UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB Primo QX, bevat per dosis levend geattenueerd aviair infectieus bronchitis virus, stam D388: 104.0 - 105.5 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen ter vermindering van respiratoire verschijnselen van aviaire infectieuze bronchitis veroorzaakt door QX-verwante varianten van het infectieuze bronchitis virus. Contra-indicaties: Niet gebruiken tijdens de leg of in de 4 weken voorafgaand aan de legperiode. Bijwerkingen: In zeer zeldzame gevallen kunnen na vaccinatie milde voorbijgaande respiratoire reacties (inclusief neusuitvloeiing) optreden gedurende minimaal 10 dagen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of oculo-nasale toediening. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Het vaccinvirus kan zich tenminste 20 dagen na vaccinatie verspreiden tussen vogels die in aanraking komen met elkaar. Het is belangrijk om introductie van het IB D388 vaccinvirus te vermijden in bedrijven waar de wild-type stam niet aanwezig is. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin bij gebruik in combinatie met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gemengd gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op recombinatie van de virussen en mogelijk het ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 113557 (EU/2/14/174/001–004) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter. Nobilis IB 4-91, bevat per dosis levend geattenueerd aviaire infectieuze bronchitis virus (IBV), variant stam 4-91: ≥ 3,6 log10 EID50. Doeldier: Kip. Indicatie: Actieve immunisatie van kippen om de respiratoire verschijnselen van infectieuze bronchitis veroorzaakt door de variant stam IB 4-91 te verminderen. Contra-indicaties: Geen. Bijwerkingen: Vaccinatie met Nobilis IB 4-91 kan milde respiratoire ziekteverschijnselen veroorzaken die gedurende enkele dagen aan kunnen houden, afhankelijk van de gezondheid en conditie van de kippen. Toediening en dosering: 1 dosis per dier vanaf de eerste dag via spray of intranasale/oculaire toediening, via drinkwater vanaf zeven dagen leeftijd. Wachttermijn: Nul dagen. Waarschuwingen: Nobilis IB 4-91 is bedoeld om kippen te beschermen tegen respiratoire ziekteverschijnselen die veroorzaakt worden door IBV variant stam 4-91 en dient niet gebruikt te worden als vervanging voor andere IBV vaccins. Het product dient alleen gebruikt te worden nadat vastgesteld is dat IBV-variant stam 4-91 in een gebied epidemiologisch relevant is als ziekteverwekker. Er is geen informatie beschikbaar over de veiligheid en werkzaamheid van dit vaccin met enig ander diergeneesmiddel, behalve Nobilis IB Ma5. Gelijktijdig gebruik van beide vaccins verhoogt het risico op virusrecombinatie en het mogelijk ontstaan van nieuwe varianten. REG NL 9801 (EU/2/98/006/001-010) UDA. Voor overige informatie, zie bijsluiter.

MSD Animal Health | 0485-587654 | info@msd-animal-health.nl | www.msd-animal-health.nl

008_PL65_wetenschap_1p.indd 8

11-07-17 16:25


onderzoek

Drs. Janneke Schreuder, Promovendus faculteit Diergeneeskunde, Universiteit Utrecht

FIGHT FLUPROJECT De uitbraken van het vogelgriepvirus H5N8 in Europa laten zien dat wilde vogels een belangrijke rol spelen in het verspreiden en overdragen van vogelgriep. Het Fight Fluproject richt zich daarom op het onderzoeken van nieuwe methoden om de mate van contact tussen wilde vogels en pluimvee te identificeren en kwantificeren. Het is bekend dat pluimveebedrijven mét uitloop een hogere kans hebben besmet te raken met vogelgriep dan pluimveebedrijven zonder uitloop. Om contact tussen de wilde vogels en pluimvee te voorkomen, werd in november in Nederland de ophokplicht ingevoerd. We weten echter nog altijd niet hoe de overdracht van het vogelgriepvirus van wilde vogels naar pluimvee precies verloopt. Mate van contact Met het Fight Flu-project willen we uiteindelijk ook inzicht krijgen in welke preventieve maatregelen effectief zijn in het voorkomen van insleep van het vogelgriepvirus op pluimveebedrijven. Het lijkt misschien dat vogelgriep vaak voorkomt, maar een ziekte die ‘maar’ een paar keer per jaar opsteekt is lastig te onderzoeken omdat er te weinig gevallen zijn. In het Fight Fluproject onderzoeken we daarom de mate van overdracht van E. coli-bacteriën en andere microbiota (het geheel aan bacteriën in de darm) van wilde vogels naar pluimvee. Overdracht darmbacteriën Het grote voordeel van E.coli en andere darmbacteriën: elke wilde vogel en elke kip heeft ze in hun darmen zitten. De verwachting is, wanneer er (in)direct contact is tussen wilde vogels en pluimvee, dat een deel van die darmbacteriën wordt overgedragen. Omdat vogelgriep waarschijnlijk op dezelfde manier wordt overgedragen, kan de overdracht van darm-

Wilde vogels in de uitloop, Bron: Wageningen Bioveterinary Research, Lelystad.

bacteriën mogelijk worden gezien als voorspeller voor vogelgriepoverdracht. Om erachter te komen of dit een bruikbare methode is, verzamelen we mestmonsters van kippen en analyseren we die met moleculaire technieken. De verwachting is dat als er veel contact is tussen wilde vogels en pluimvee, we specifieke patronen in de samenstelling van darmbacteriën kunnen herkennen in zowel de mest van wilde vogels als die van pluimvee. Deze specifieke patronen kunnen een soort indicator zijn voor het contact dat kippen hebben met ‘buiten’ en wilde vogels. Meerdere fasen Het project bestaat uit een aantal fasen. In de eerste fase kijken we of er een verschil is in de samenstelling van darmbacteriën van kippen van pluimveebedrijven met en zonder uitloop. We zijn daarom, na opheffing van de ophokplicht, begonnen met het volgen van vier pluimveebedrijven: twee mét uitloop en twee zonder. De kippen op de bedrijven met uitloop waren tot dan toe nog nooit naar buiten geweest. Daardoor kunnen we tegelijkertijd bekijken welk effect het naar buiten gaan heeft op de samenstelling van de bacteriën in de mest. In een volgend stadium willen we ook kijken naar welke wilde vogels zich rondom uitloopbedrijven bevinden en hoe de mest van deze wilde vogels is samengesteld. Het geheel aan informatie gebruiken we dan voor het bouwen van een contact- en transmissienetwerk tussen wilde vogels en pluimvee, waarmee we inzicht krijgen in de risico’s van insleep van vogelgriep op een bedrijf. Uiteindelijk zal deze methode niet alleen inzicht geven in de risico’s op insleep van vogelgriep, maar kan het ook dienen als maat voor het biosecurity-niveau op een bedrijf. Zo hoeven we niet te wachten op een nieuwe vogelgriepuitbraak, maar kunnen we gerichter op zoek naar preventieve maatregelen.

Pluimvee, juli 2017 - 9

008_PL65_wetenschap_1p.indd 9

11-07-17 16:25


“Toen de behandeling aansloeg werd de uitval snel minder�

10 - Pluimvee, juli 2017

010_PL65_reportage_4p.indd 10

11-07-17 16:27


reportage

DE LEGHENNEN VAN PIET BORGMAN KREGEN CORYZA

“Dat wil je echt niet meemaken” Het is 30 graden buiten en de zon schijnt volop. De leghennen van pluimveehouderij Borgman die zich buiten wagen zoeken een plekje in de schaduw. Pluimveehouder Piet Borgman en dierenarts Frank Westerbeek kijken naar de dieren. Ze lopen er prima bij, concluderen ze. Dat is weleens anders geweest: nog niet zo lang geleden werd het koppel van Piet getroffen door een uitbraak van Coryza. Samen met zijn vrouw Janet startte Piet Borgman in het Drentse Witteveen zo’n negentien jaar geleden een pluimveehouderij met 7600 scharrelkippen. Het werk met de leghennen beviel goed en paste prima als neventaak bij het akkerbouwbedrijf dat ze toen hadden. Deze nevenactiviteit groeide al snel uit tot hoofdtaak van het bedrijf en vandaag de dag telt het bedrijf twee volièrestallen en zo’n veertigduizend scharrelhennen in de vrije uitloop. Maar in april van dit jaar ging het mis. Op een ochtend kwam Piet ’s morgens in de stal en zag symptomen bij de kippen die hij nog nooit eerder had gezien: algehele malaise, gesnotter, dikke koppen en veel slijm. “Als het maar niet AI is”, dacht hij, en hij belde meteen pluimveedierenarts Frank Westerbeek. Doodzieke kippen Op basis van de verschijnselen dacht Frank meteen aan Coryza. “Maar niet alle hennen hadden dezelfde verschijnselen, het merendeel was gewoon doodziek.” Op dat moment had een bedrijf op nog geen dertig kilometer van Witteveen te maken met vogelgriep. “Ik kon AI daarom niet uitsluiten”, vertelt de dierenarts. Hij besloot geen tijd te verspillen en leverde diezelfde dag nog keelswabs in bij GD voor onderzoek. Ook nam hij contact op

Pluimvee, juli 2017 - 11

010_PL65_reportage_4p.indd 11

11-07-17 16:27


met de NVWA. “Als dierenarts is het mijn taak om met de NVWA te overleggen.” Het bedrijf van Piet was nu AI-verdacht, en uit voorzorg besloot de NVWA het bedrijf op slot te doen. “Normaal duurt het een dag of vier voor je de uitslag van swabs krijgt, maar vanwege de kans op AI handelde iedereen heel snel en wisten we een dag later al dat het gelukkig geen AI was.” Sectie bij GD wees uit dat het inderdaad om Coryza ging. “Maar dan zit je alsnog met de handen in het haar”, aldus de dierenarts. Veel uitval en productieverlies In de dagen daarna liep de uitval op. “Op het hoogtepunt hadden we meer dan tweehonderd dode kippen per dag”, zegt Piet. “En je ziet gewoon dat de rest van de hennen zich ontzettend ziek voelt. Ik dacht ‘dat wordt nooit weer wat’. Het leek of er geen gezonde kip meer tussen zat.” Naast de uitval, die steeds verder opliep, liep ook de productie terug. Op een bepaald moment zat deze op 70 procent, weet Piet nog goed. “En dat terwijl ze toen op 96 procent hadden kunnen zitten.” Piet vertelt dat hij zich destijds geregeld afvroeg hoe het kon dat zijn hennen überhaupt nog eieren legden. “Ze zagen er echt heel ziek uit. En als je ze nu ziet, denk je dat er niks aan de hand is geweest.” Uiteindelijk werden alle kippen in stal 2 ziek. Dat was een heel vervelende periode, vond Piet: “Ik ging in die tijd niet met plezier naar de stal. Dan doe je ’s morgens de deur open en dan zie je de eerste vijftig hennen alweer dood op de grond liggen. Dat wil je echt niet meemaken.” De beste behandeling Piet nam in overleg met zijn dierenarts extra hygiënemaatregelen om te voorkomen dat de Coryza zou overslaan naar de andere stal.

“Het leek of er geen gezonde kip meer tussen zat”

Zo werd het drinkwater in stal 1 gedesinfecteerd. Ook sprayde Piet een week lang elke nacht de stal met een desinfectiemiddel. Hij maakte extra vaak schoon en wisselde nog vaker dan anders van overall en laarzen. Het nemen van extra beperkende maatregelen, zoals ophokken, was niet nodig, want die waren op dat moment vanwege de vogelgriep toch al van kracht. Ze hadden al het nodige gedaan. “En toch”, zegt Piet, “toen na twee weken stal 2 begon op te knappen, begon het ook in stal 1.” Inmiddels had GD door middel van sectie de Coryza-bacterie geïsoleerd en opgekweekt voor een gevoeligheidstest. Met het antibioticum waar de bacterie het meest gevoelig voor was, kon de dierenarts de hennen vervolgens behandelen. Na een week werd duidelijk dat de behandeling aansloeg, want de uitval werd snel minder. “Dat was echt een opluchting”, weet Piet nog goed. “Dan heb je op een dag, in plaats van tweehonderd, ineens ‘maar’ zeventig dode dieren. Dan denk je: ‘dat valt toch weer mee, het gaat de goede kant op’. Dat klinkt misschien raar, maar je moet toch proberen positief te blijven.” Uiteindelijk kwamen de hennen die het overleefden er doorheen. Extra hygiënemaatregelen “Al met al ben ik er wel een maand mee zoet geweest”, aldus Piet. Toch kunnen hij en de dierenarts niet zeggen dat het nu helemaal voorbij is. Frank: “De hennen zijn er nu wel doorheen en hebben wat immuniteit opgebouwd, maar zijn ze ook weer ouder geworden. Als het koppel weer wat meer onder druk komt te staan kan de Coryza zo weer opleven.” Daarom nemen ze op het bedrijf nog steeds extra hygiënemaatregelen. Frank: “Ik bezoek het bedrijf van Piet nog steeds altijd aan het einde van de dag, zodat ik niet meer op andere bedrijven hoef te komen.” “Dat is waar”, beaamt Piet. “Ook onze voerleverancier en eierhandelaar komen als laatste hier en maken daarna

12 - Pluimvee, juli 2017

010_PL65_reportage_4p.indd 12

11-07-17 16:27


Margreet Pasman, redacteur

hun vrachtwagen schoon”. Frank: “En dat moet ook. Want ook al heb je geen zichtbare problemen meer, als het eenmaal in het koppel zit, dan zit het erin. Je komt er niet van af.” Hoe de leghennen Coryza hebben gekregen kan de dierenarts niet verklaren. Ook Piet tast hier in het duister. “Het is echt een raadsel”, zegt hij. “Het was een koppel mooie hennen, ze kwamen hier goed aan uit de opfok en alles verliep vrij normaal.” Alleen de uitval was iets aan de hoge kant. “Ik weet dat aan het feit dat het winter was en we niet optimaal konden ventileren. In die periode gold de ophokplicht vanwege de vogelgriep. Je zou denken dat de kans groter is dat de kippen iets oplopen als ze buiten lopen, maar onze hennen waren nog nooit buiten geweest.” Een grote kostenpost In totaal verloor de pluimveehouder zo’n 2500 kippen, een grote schadepost. Gelukkig doen alle kippen die overgebleven zijn het volgens hem nu weer goed. “Ze zijn nu 52 weken en zitten boven de 90 procent, dus ze zijn goed teruggekomen. In de tussentijd zijn we helaas wel veel eieren misgelopen. Ik heb weleens gehoord dat de kippen bij een ander op 80 procent zijn blijven hangen. Dan is de ramp nog veel groter, want dat kan financieel echt niet uit.” Als pluimveehouder draag je namelijk zelf de lasten bij een uitbraak van een niet-aangifteplichtige ziekte als Coryza. “Er is

reportage

“De oorzaak is mij een raadsel; het koppel zag er goed uit” geen potje om je te compenseren als het echt mis gaat. Maar je bent ook zelf verantwoordelijk voor de communicatie naar je omgeving”, aldus de dierenarts. “Dat maakt het lastig. Eerder was de aanpak bij een uitbraak in de calamiteitenverordening geregeld. Deze regeling bestaat niet meer.” Piet is het met hem eens: “Ik ben goed begeleid hoor, maar heb alleen aanbevelingen gekregen. Het is een besmettelijke ziekte, maar we het was niet verplicht iets te doen. Ik heb ervoor gekozen dat wel te doen.” Een nieuw begin Nu de kippen het weer goed doen, zijn de zorgen van Piet weer wat naar de achtergrond verdwenen. “Wat geweest is, is geweest”, zegt hij als een echte nuchtere veehouder. ”We gaan gewoon weer verder en we hopen dat we zoiets nooit meer meemaken.” Gelukkig zijn de hennen op het hele bedrijf van dezelfde leeftijd. “Dat betekent dat straks alles in een keer weg gaat en we helemaal opnieuw kunnen beginnen. We zien de toekomst positief in.”

Pluimvee, juli 2017 - 13

010_PL65_reportage_4p.indd 13

11-07-17 16:27


MONITORING 2014-2016

NCD VLEESKUIKENS NCD is een zeer besmettelijke virusziekte die voorkomt bij kippen, kalkoenen en andere hoenderachtigen. NCD komt wereldwijd geregeld voor, soms ook nog in Europa. In Nederland geldt een vaccinatieplicht, waarvan de naleving wordt gecontroleerd via bloedonderzoek. Welke maatregelen kun je nemen om te voldoen aan de titereis voor NCD? NCD gaat gepaard met ademhalingsproblemen, zenuwverschijnselen, symptomen van nervositeit en sterfte bij kippen, kalkoenen en andere hoenderachtigen. Het is geen fictieve dreiging; de aandoening komt nog bijna dagelijks voor in een groot aantal landen wereldwijd. In de afgelopen tien jaar kwam ook in Europa uit meerdere landen een melding dat het virus daar was geïsoleerd. Door de verhoogde mobiliteit van de mens neemt het risico dat het virus wordt meegenomen uit een land waar NCD geregeld voorkomt toe. Maar een NCD-uitbraak is, net als een uitbraak van vogelgriep, wel het laatste waar de pluimveehouderij in Nederland op zit te wachten. Verplichte vaccinatie Nederland moet zich voor de bestrijding van NCD houden aan internationale bepalingen. Deze bepalingen verplichten ons om besmettingshaarden te ruimen en verspreiding van het virus tegen te gaan. Nederland koos voor een vaccinatiestrategie,

20%

15%

10%

5%

0%

2004

2008

2012

2016

Grafiek 1: Percentage vleeskuikenkoppels dat niet voldoet aan de geldende regelgeving in de periode 2004 – 2016.

met als doel onze dieren dusdanig te beschermen tegen NCD dat een onverhoeds binnenkomen van een kwaadaardig veldvirus niet zal leiden tot een ‘major outbreak’. De geldende verplichtingen zijn vastgelegd in de ‘Regeling preventie, bestrijding en monitoring van besmettelijke dierziekten en zoönosen en TSE’s’. Hierin staat dat al het commerciële pluimvee moet worden gevaccineerd. Om te kunnen spreken van aanwijsbare bescherming door vaccinatie, geldt voor al het pluimvee dat de individuele NCD-HARtiter 3 of hoger moet zijn. Dit betekent niet dat dieren met een lagere titer niet beschermd zijn. Wanneer dieren recent in contact zijn geweest met een vaccinatievirus kunnen ze namelijk beschermd zijn door de aanwezigheid van lokale immuniteit. Dit is met een routinetest alleen niet aan te tonen.

Al sinds 2002 houdt de Gezondheidsdienst voor Dieren (GD) zich intensief bezig met de uitvoering van de diergezondheidsmonitoring in Nederland. Hiervoor werken wij nauw samen met onder andere de diersectoren, de zuivel, het ministerie van EZ, dierenartsen en veehouders. Deze rubriek verhaalt over bijzondere gevallen, speciaal onderzoek en opvallende resultaten die het werk van de monitoring oplevert. Samen werken we aan diergezondheid in het belang van dier, dierhouder en samenleving.

Bemonstering vóór het slachten Voor vleeskuikens geldt een verplichting dat ze vóór het slachten moeten worden bemonsterd. In de Regeling is vastgelegd dat bij koppels jonger dan zeventig dagen minimaal één van de dertig onderzochte bloedmonsters in de HAR-test een titerwaarde van 3 of hoger moet hebben (lage titereis). Ook is minimaal één vaccinatie verplicht. In de landen waar NCD algemeen voorkomt, worden koppels vleeskuikens wel twee tot drie keer gevaccineerd tegen NCD.

14 - Pluimvee, juli 2017

014_PL65_wetenschap_2p.indd 14

11-07-17 16:28


monitoring

Teun Fabri, hoofd pluimveegezondheidszorg

Voor dieren ouder dan zeventig dagen geldt dat 83 procent van de dieren titer 3 of hoger dient te hebben (hoge titereis). Dit geldt ook voor (biologische) vleeskuikens. Als echter aangetoond kan worden dat de dieren regelmatig (met een tussenpose van zes weken), gevaccineerd worden, geldt de lage titereis. In deze gevallen is er bescherming door lokale immuniteit. Nadat in 2005 de controle werd verscherpt, is bij vleeskuikens het percentage koppels dat de titereis niet haalt stabiel (zie grafiek 1). Relatie leeftijd en gemiddelde titer Er is wel een duidelijke relatie tussen de gemiddelde NCD-HARtiter en de leeftijd van het vleeskuiken waarop het bemonsterd is. Een langere tijdsduur tussen vaccinatie en monstername leidt tot gemiddeld hogere titers en een lager risico dat niet aan de verplichte titereis van de regeling wordt voldaan (zie tabel 1).

Maatregelen Plan van aanpak

% bedrijven dat koos voor een maatregel

De effectiviteit van deze maatregel

Latere vaccinatieleeftijd

43%

69%

Latere tapdatum

31%

70%

Optimalisatie kwaliteit water

28%

85%

Meer water per kuiken

21%

81%

Ander vaccin

19%

64%

Aandacht apparatuur, kwaliteit en reiniging & ontsmetting

16%

77%

Optimalisatie staltemperatuur

16%

88%

Fysieke controle na vaccinatie

12%

93%

Lichtintensiteit tussen 8 en 15 lux

12%

81%

Monstername- Gemiddelde titer % niet voldaan aan titereis leeftijd 2014 2015 2016 2014 2015 2016 (in dagen)

Tabel 2: Plan van aanpak: gekozen maatregelen (2014-2016), met een

28-34

1,8

1,8

1,8

8,8%

9,9%

10,3%

de regelgeving.

35-41

1,9

1,8

1,9

8,5%

8,6%

8,5%

42-48

2,0

2,0

2,3

6,9%

7,3%

5,3%

49-70

2,4

2,1

2,5

8,0%

5,7%

3,4%

Tabel 1: Gemiddelde titers van vleeskuikens en het percentage koppels dat niet voldoet aan de regelgeving in de jaren 2014-2016, ingedeeld op basis van leeftijd tijdens de monstername van het bloed.

Plan van aanpak Bedrijven waarvan het laatste koppel niet voldaan heeft aan de titereis moeten, samen met de dierenarts, een plan van aanpak maken. Dit plan moet ertoe leiden dat de volgende koppels wel aan de titereis voldoen. Maar zijn de meest gehanteerde aanpassingen ook het meest effectief?

evaluatie van de effectiviteit, uitgedrukt in het percentage dat na het nemen van de maatregel bij het volgende koppel voldeed aan de eis van

Uit een analyse blijkt dat het aanpassen van de vaccinatieleeftijd en het op latere leeftijd bemonsteren de meest gehanteerde aanpassingen zijn. Een analyse van monitoringsdata in 2010 toonde al aan dat een sprayvaccinatie na de negende levensdag, een drinkwatervaccinatie vanaf de elfde levensdag en een monstername vanaf negentien dagen na de vaccinatie, significant hogere gemiddelde titers opleverde dan vaccinatie en monstername op een eerder moment. Een evaluatie van het effect van de verschillende acties binnen de bestaande plannen van aanpak toont aan dat het optimaliseren van het vaccinatiemanagement met een fysieke controle direct na de vaccinatie het meest effectief is. De volgende maatregelen zorgen voor deze optimalisatie: gebruik van demiwater, verlagen van de staltemperatuur tijdens de vaccinatie en vaccineren bij een lichtintensiteit tussen 8 en 15 lux.

Pluimvee, juli 2017 - 15

014_PL65_wetenschap_2p.indd 15

11-07-17 16:28


014_PL65_wetenschap_2p.indd 16

11-07-17 16:28


“Tot 100 weken sorteerbare eieren kan alleen met Dekalb Wit kippen� - Patrick van Houtum -

Vepymo en Hendrix Genetics feliciteren Patrick van Houtum met het behalen van 512 eerste klas eieren met Dekalb wit!

Nieuwstraat 21, 2382 Poppel T +32 14 65 41 40 vepymo.com

014_PL65_wetenschap_2p.indd 17

Spoorstraat 69, 5831 CK Boxmeer T +31 485 319 111 hendrix-genetics.com

11-07-17 16:28


Sectie op pluimvee GD ontvangt veel dieren voor sectie. Het aantal inzendingen van runderen, varkens, pluimvee en kleine herkauwers samen is ongeveer 7.000 per jaar. Ruim één vijfde daarvan is pluimvee. Maar wat wordt er van u verwacht als u dieren wilt aanbieden voor een sectie, en wat gebeurt er dan? Eigenlijk is ‘sectie’ geen goede benaming. Sectie betekent ‘snijden’. De pathologen snijden het dode dier inderdaad open, maar dat is maar een klein deel van het totale onderzoek. Daarom hebben pathologen het zelf liever over ‘pathologisch onderzoek’. Heeft u een gezondheidsprobleem bij uw pluimvee, dan moet u volgens de wet uw dierenarts raadplegen. Gezamenlijk kunt u dan beslissen om zieke of recent dode dieren naar GD op te sturen voor pathologisch onderzoek. Het is daarbij heel belangrijk dat u de juiste dieren selecteert, passend bij het probleem dat u onderzocht wilt hebben. Voor microscopisch onderzoek naar de darmgezondheid kijkt GD bijvoorbeeld naar acuut zieke dieren. Selecteert u in zo’n geval alleen maar dieren uit de ziekenboeg, dan krijgt u mogelijk een uitslag die niet representatief is voor het koppel. In het geval van oplopende sterfte is het voor onderzoek naar de doodsoorzaak juist weer belangrijk om recent dode dieren te kiezen. We raden daarom aan om de selectie van dieren voor sectie in samenspraak met uw dierenarts te doen. 1 Inzendformulier Na selectie vult u het inzendformulier in, dat is te vinden op www.gddiergezondheid.nl/formulieren. Het is daarbij heel belangrijk om duidelijk te omschrijven welke klachten het koppel heeft. Immers, sommige klachten geven geen zichtbare afwijkingen bij de (dode) kippen, terwijl u misschien wel wilt dat GD er vervolgonderzoeken voor inzet. Het is ook handig om een telefoonnummer te vermelden waarop we u of de dierenarts kunnen bereiken, mochten er tijdens het verloop van de sectie nog vragen zijn. Ook specifieke verwachtingen rondom het onderzoek kunt u op het formulier vermelden. Eventuele extra informatie of foto’s kunt u mailen naar sectiezaalpluimvee@

gddiergezondheid.nl. Uiteraard kunt u ook altijd bellen naar GD om met één van de dienstdoende dierenartsen te overleggen. 2 Ophaaldienst Voor transport van de dieren naar GD kunt u zelf uw dieren naar Deventer brengen, of u kunt gebruikmaken van een ophaaldienst of de ophaaldienst van GD. In het laatste geval kunt u telefonisch, of via de website (www.gddiergezondheid.nl/ ophalensectiemateriaal) doorgeven waar de dieren opgehaald moeten worden. De volgende ochtend staat onze ophaaldienst dan bij u voor de deur, waarna de dieren diezelfde middag al in de sectiezaal van GD liggen. Ongeacht de manier van transport willen we benadrukken dat het belangrijk is dat levende dieren niet met te veel tegelijk in een doos geplaatst worden en dat er altijd voldoende gaten in de doos gemaakt worden voor beluchting. 3 Sectie Na aankomst bij GD onderzoekt één van onze pluimveepathologen de dieren dezelfde dag nog. Tijdens de sectie noteren zij alle afwijkingen die met het blote oog te zien zijn. Ook controleren de dierenartsen met een microscoop afschraapsels van de darm op aanwezigheid van wormeitjes of coccidiën. Aan het einde van de dag wordt de uitslag hiervan verstuurd. Als u heeft aangegeven dat u de uitslag per e-mail wilt ontvangen, krijgt u de uitslag direct in uw mailbox. Op basis van de bevindingen tijdens de sectie, in combinatie met de klachten of vragen die u op het inzendformulier heeft geschreven, beslist de sectiezaaldierenarts of en welke vervolgonderzoeken eventueel nodig zijn. 4 Vervolgonderzoek Materiaal dat tijdens de sectie is verzameld, gaat direct door naar de afdeling binnen het laboratorium van GD die de juiste vervolgonderzoeken kan uitvoeren. De meest gebruikte technieken bij pluimveesecties zijn:

18 - Pluimvee, juli 2017

018_PL65_uithetlab_2p.indd 18

11-07-17 16:29


uit het lab

Robert-Jan Molenaar, pluimveepatholoog

1

2

4

3

bacteriologische kweken (foto 4), voor het aantonen van bacteriën en het testen van hun gevoeligheid voor verschillende soorten antibiotica; histologisch onderzoek, waarbij kleine stukjes weefsel na een speciale behandeling en kleuring onderzocht worden onder de microscoop; PCR-testen, die zeer gevoelig zijn en specifiek de aanwezigheid van een bepaalde ziekteverwekker onderzoeken.

Omdat bij GD verschillende specialisaties onder één dak zitten, kunnen deze onderzoeken meestal direct worden ingezet. En dat is voor veel ziektekiemen erg belangrijk. De veroorzaker van Coryza (Avibacterium paragallinarum) en mycoplasma’s, zoals M.g. en M.s. gaan bijvoorbeeld snel dood als deze buiten de kip zijn, en kunnen dan niet meer met een kweek worden aangetoond. Het is in zo’n geval dus essentieel dat de monsters snel na het verzamelen worden verwerkt door een analist met extra kennis van pluimveekiemen. GD kan een scala aan aanvullende pluimveewerkzaamheden verrichten, zoals onderzoek, ontwikkeling van diagnostische testen en onderwijs. Daardoor zijn voor veel van

5

de bekende pluimveeziekten en -testen ervaren deskundigen aanwezig die de vervolgonderzoeken kunnen uitvoeren en interpreteren. Ook heeft de sectiezaaldierenarts daardoor veel verschillende testen beschikbaar waarmee hij naar de oorzaak van uw problemen kan zoeken. Na afronding van een vervolgonderzoek kijkt de sectiezaaldierenarts of dit de diagnose bij de sectie verandert. Daarna wordt er een nieuwe deeluitslag naar u verstuurd. 5 Einduitslag Als alle resultaten bekend zijn ontvangt u van GD een definitieve einduitslag. Heeft u vragen over deeluitslagen of de einduitslag? U kunt altijd contact opnemen met uw dierenarts of met GD en vragen naar de dienstdoende dierenarts, die u graag een toelichting geeft. We verzoeken u om daarbij altijd het unieke inzendnummer van uw sectie bij de hand te houden. Uw labuitslagen staan ook op www.veeonline.nl. Log in met uw Z-login en ga daarna naar het menu “Lab”. Daar kunt u al uw labuitslagen van GD terugvinden, ook de einduitslagen van de secties. MEER OVER DE GD OPHAALDIENST SECTIEMATERIAAL: WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/OPHALENSECTIEMATERIAAL

Pluimvee, juli 2017 - 19

018_PL65_uithetlab_2p.indd 19

11-07-17 16:29


KEES OOMEN, VOORZITTER BEGELEIDINGSCOMMISSIE MONITORING DIERGEZONDHEID:

“Monitoring is een uniek instrument” In de 35 jaar dat hij voor het ministerie van Landbouw werkte was hij betrokken bij de crises van varkenspest, mond- en klauwzeer én de vogelgriep. Nu is Kees Oomen voorzitter van de begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid. We vroegen hem naar de toegevoegde waarde van monitoring. Kees Oomen groeide op een gemengd bedrijf in Teteringen (dat nu onder Breda valt) op. Op het bedrijf hadden ze van alles: melkvee, akkerbouw, fruit en ook wat kippen. Na zijn opleiding in Wageningen werkte Kees enkele jaren in het onderwijs. Daarna werkte hij zo’n 35 jaar voor het ministerie van Landbouw, onder andere als directeur Landbouw. Vanuit die functie had hij ook contact met de pluimveesector. Dat werd helaas heel intens tijdens de vogelgriepuitbraak in 2003. Vanuit het Regionaal Crisis Centrum (RCC) in Stroe was hij toen nauw betrokken bij de bestrijding van die uitbraak. Enkele jaren geleden stopte hij met zijn werk bij het ministerie. Op dit moment is hij bestuurslid bij de Autoriteit Diergeneesmiddelen (SDa), het Centraal Orgaan voor Kwaliteitsaangelegenheden in de Zuivel (COKZ) en de Nederlandse Controle Autoriteit Eieren (NCAE). Daarnaast is hij voorzitter van de begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid.

Waarom bent u in de begeleidingscommissie Monitoring Diergezondheid gegaan? “Daarop is het antwoord heel simpel. Ik ben ervoor gevraagd, door zowel de verschillende diersectoren als het ministerie van EZ. Ik kende de monitoring, vind het uniek en zie de grote waarde ervan. Als je het dan ook nog eens leuk vindt om vergaderingen voor te zitten, is het antwoord snel gegeven.” Wat is volgens u het belang van de monitoring van diergezondheid en waarom? “We kennen natuurlijk al langer het belang van het tijdig herkennen van dierziekten. Ik ben zowel bij de crises van varkenspest, mond- en klauwzeer als de vogelgriep betrokken geweest. Als je het al niet wist, dan ervaar je in zo’n situatie wel de enorme impact die zulke uitbraken kunnen hebben. Natuurlijk op de eerste plaats voor de direct betrokken ondernemers. Zowel emotioneel als financieel. Als dan ook nog eens blijkt dat mensen ziek kunnen worden, hoef je niet meer overtuigd te worden van het belang om zo vroeg mogelijk dierziekten op het spoor te komen.” Wat is volgens u het belang van monitoring vanuit het perspectief van de pluimveehouders? “Een zeer belangrijke reden, de vogelgriep, hebben we net aan de orde gehad. Maar er is meer. Ook ziekten die een minder

20 - Pluimvee, juli 2017

020_PL65_monitoring_2p.indd 20

11-07-17 16:30


Redactie

interview

grote impact hebben dan vogelgriep moeten tijdig in beeld komen. Ook niet meldings- en bestrijdingsplichtige ziekten kunnen op bedrijfsniveau grote impact hebben. En wat weten we nog niet? Welke ziekten kunnen als gevolg van de klimaatverandering van invloed worden? Het is daarom van groot belang dat pluimveehouders en dierenartsen het blijven melden als er iets bijzonders aan de hand lijkt. Terugkoppeling van de resultaten naar de overheid en de pluimveesector en het geven van adviezen kunnen bijdragen aan het voorkomen of beperken van ziekte-uitbraken. Daar wordt gelukkig op diverse manieren veel aan gedaan.” Kunt u een praktijkvoorbeeld geven uit de pluimveesector, waarbij monitoring een belangrijke rol heeft gespeeld? “Het meest tot de verbeelding sprekende voorbeeld is natuurlijk vogelgriep. Zowel in 2014 als in 2016 heeft de monitoringssystematiek bij uitstek laten zien wat haar toegevoegde waarde is. Binnen de monitoring werken alle betrokken partijen nauw samen. Bij twijfel of klinische problemen in het veld veroorzaakt worden door vogelgriep zijn de lijntjes kort en wordt er snel gehandeld. Maar naast de bestrijdingsplichtige ziekten heeft de monitoring ook toegevoegde waarde voor andere ziekten. Een paar voorbeelden van ziekten die het afgelopen jaar via de monitoring aan het licht zijn gekomen zijn de ziekte van Marek bij vleeskuikens en Coryza bij leg- en reproductiedieren en bij hobbypluimvee. En bijvoorbeeld pokkendifterie bij commercieel pluimvee en hobbypluimvee.” Wat zou er volgens u kunnen gebeuren als de monitoring van diergezondheid zou ophouden te bestaan? “Nederland heeft met het monitoringssysteem echt een uniek instrument in handen. Informatie uit verschillende bronnen zoals pluimveehouders, dierenartsen, uitgevoerde secties, monitoringsprogramma’s en extra bedrijfsbezoeken wordt bij elkaar gebracht en geanalyseerd. Daarmee wordt het mogelijk om verbanden te zien die anders wellicht over het hoofd gezien zouden worden. Het is daarom van het grootste belang dat het systeem blijft bestaan. Daarbij moet je natuurlijk kritisch blijven kijken naar wat echt nodig is en naar wat simpeler of beperkter kan. Het bewaken van het kostenniveau moet ook blijvend aandacht hebben. En tenslotte: het systeem staat of valt met de blijvende bereidheid van alle betrokkenen om informatie te delen.”

Pluimvee, juli 2017 - 21

020_PL65_monitoring_2p.indd 21

11-07-17 16:30


Tel. +31(0)342-786952 info@multiheat.eu • www.multiheat.eu

• Hoog rendement door Crossow warmtewisselaar • Besparing van 65% op energiekosten • Zeer effecĂŻente (lage weerstand) ďŹ lters, zelfreinigend! • Volledig gecoate panelen • Krachtige centrifugaal ventilator • Goedgekeurd voor ďŹ jnstofreductie

LEVERBAAR MET RVS WISSELAAR ROBUUSTE, GOED TE REINIGEN INDIRECT GESTOOKTE HEATER

+L LPLYSPM[ RVZ[ ^LPUPN LU ZWHHY[ \^ Y\N ‹ Z[HWLS[ Z[HWLSZ [LNLSPQR ‹ UPL[ TLLY [PSSLU ‹ LLU]V\KPN LU NVLKRVVW ‹ NLLU WHSSL[SPM[ UVKPN ‹ TPUPTHSL WSHMVUKOVVN[L T ‹ ^LYR[ VVR TL[ W\SW [YH` Z ‹ OVNL JHWHJP[LP[ TPU WHSSL[ ‹ VVR SHNLU Z[HWLSLU TVNLSPQR

LED’s do it! Schone lucht

Gezonde dieren

Medicijnvrije omgeving

Top rendement

-YHUZ :TVSLUHLYZ )VLRL[ 79 5LKLY^LLY[ TVI

055 - 30 20 022

^^^ ZTVSLUHLYZLPLYSPM[LU US

Zie ďŹ lmpje op WWW.SMOLENAERSEIERLIFTEN.NL

freshlightagri.com

5PL\^ JVTIPY\PM ;LNLSPQRLY[PQK THHNRPLaLS LU S\aLYUL ]VLYLU VW WSLR ¸2PQR VW VUaL ZP[Lš

A

ÂŽ

Luchtzuiverende agrarische verlichting

Samen werken aan diergezondheid

Duurzame oplossingen, doeltreffende installaties

Inzicht in coccidiose op uw bedrijf

( Ventilatiesystemen ( Koeling, Verwarming ( Warmtewisselaars ( Voersystemen

Agro

( Dierweging

Het coccidiose-monitoringsprogramma van GD geeft inzicht in de coccidiosestatus van uw koppel. De coccidiose-uitscheiding van de zeven belangrijkste Eimeria-soorten en de ernst van de infecties wordt in beeld gebracht. Als u meerdere koppels achter elkaar monitort, kunt u bovendien het effect van managementaanpassingen evalueren. Zo houdt u een vinger aan de pols. Meer weten? Ga naar www.gddiergezondheid.nl/coccidiose-monitoring

Bekijk voor al onze oplossingen en installaties onze website:

( Verlichting (LED, TL)

www.etbvandebeek.nl

( Farmmanager software

( Noodstroomvoorziening

ADVERTEREN IN DIT MAGAZINE? Neem contact op met: Marcel Koot T 0314-35 58 52 E marcel.koot@pshmediasales.nl I www.pshmediasales.nl

GD, Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-63 41 04 www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl

022_PL65_deboerop.indd 22

11-07-17 16:30


de boer op

90 WEKEN …IS DE GEMIDDELDE LEEFTIJD DIE LEGHENNEN BEREIKEN

GEEF UW MENING VIA TWITTER In de vorige Pluimvee legden we u een stelling voor waar u via Twitter op kon reageren. De stelling luidde: ‘‘Coccidiose in de laatste week bepaalt het resultaat en in de volgende ronde de infectiedruk, en moet daarom worden gemonitord.” Van de stemmers was 86 procent het met de stelling eens. Ook deze keer mag u uw mening geven. De stelling luidt: “Naast een gedreven pluimveehouder is goede (veterinaire) begeleiding een must om leghennen de hele periode optimaal te laten produceren.”

U kunt uw antwoord tussen 21 juli en 14 augustus doorgeven via ons twitteraccount: @GD_Deventer. Uiteraard bent u van harte uitgenodigd uw antwoord toe te lichten in een reactie.

vraag & antwoord

VRAAG: “IK HOOR DAT DE ZIEKTE VAN MAREK VOORKOMT BIJ TRAAGGROEIENDE VLEESKUIKENS, MOET IK DEZE DIEREN GAAN VACCINEREN?” ANTWOORD VAN: CHRISTIAAN TER VEEN

Pluimveedierenarts Christiaan geeft drie redenen om tegen Marekse ziekte te vaccineren: 1. Dieren worden ouder dan zes weken en strikte hygiëne om ze Marekvirusvrij te mesten kan niet worden gegarandeerd. 2. In voorgaande koppels is Marekse ziekte vastgesteld. 3. Vleeskuikens worden in een meerleeftijdensysteem gehouden.

MEER OVER DE ZIEKTE VAN MAREK WWW.GDDIERGEZONDHEID.NL/DIERGEZONDHEID/DIERZIEKTEN/ZIEKTE-VAN-MAREK

Pluimvee, juli 2017 - 23

022_PL65_deboerop.indd 23

11-07-17 16:31


diergezondheid volgens Maikel Everink Om je dieren gezond te houden moet de basis gewoon goed zijn, vindt eendenhouder Maikel Everink uit Groenlo. “Dieren op een bedrijf moeten het doen met wat jij als veehouder ze aanbiedt en dat moet dus goed zijn”, aldus Maikel. “Vooral de waterkwaliteit wordt vaak onderschat.” Samen met zijn vrouw Ester runt Maikel in het Gelderse Groenlo een broederij waar jaarlijks drie miljoen eendenkuikens worden uitgebroed. Zo’n 25 kilometer zuidelijker, in De Heurne, houden ze daarnaast nog eens 23.000 vleeseenden. Het rantsoen van de vleeseenden bestaat voor twee derde uit water en één derde uit voer. “Als er met één van de twee iets mis is, dan gaat je technisch resultaat achteruit, of de eenden worden ziek.” Brandschoon De eendenhouder maakt gebruik van een eigen waterbron. Na elke ronde spoelt hij alle leidingen door. “Toch vond ik de kwaliteit van het water niet super.” Met een camera inspecteerde hij de binnenkant van de leidingen en zag dat deze, zelfs na het spoelen, nog steeds vuil waren. Hij besloot een zuivere chloordioxide-oplossing te gaan gebruiken. “Na een paar weken waren de leidingen brandschoon. Nu doseer ik het continu in een lage dosis en dat werkt goed.” Geen schimmels Ook de voerkwaliteit moet goed zijn. “Elke keer als er een nieuwe lading voer binnenkomt controleer ik of de kwaliteit goed is.” Dat geldt ook voor het stro. “Er mogen geen schimmels in zitten. Daar kunnen eenden slecht tegen, dan vallen ze binnen een paar dagen om.” Om te veel nattigheid in de stal te voorkomen -eenden verbruiken veel water, ook om mee te spelen- lopen de eenden op stro, dat dagelijks wordt aangevuld met een fris nieuw laagje. Op de knieën Volgens Maikel is tot slot een goede ventilatie ook belangrijk om je dieren gezond te houden. Ondanks het automatische programma van de installatie stelt hij de ventilatie geregeld handmatig bij. “Als boer moet je je bewust zijn van wat je dieren ervaren”, vindt Maikel. “Vaak is de ventilatie in de stal op jouw hoogte wel goed, maar ga maar eens op je knieën zitten, op de hoogte van eenden. Pas dan ruik je het als er voor hen te veel ammoniak in de lucht blijft hangen. Dan ervaar je het zoals de eenden het ervaren.”

Postbus 9, 7400 AA Deventer, T. 0900-1770, F. 0570-634104, www.gddiergezondheid.nl, info@gddiergezondheid.nl

024_PL65_diergezondhheid.indd 24

11-07-17 16:32


Turn static files into dynamic content formats.

Create a flipbook
Issuu converts static files into: digital portfolios, online yearbooks, online catalogs, digital photo albums and more. Sign up and create your flipbook.